Senaat: België heeft geen recht op modernisering IJzeren Rijn
woensdag 27 april 2005
België heeft eigenlijk helemaal geen recht meer op een spoorlijn
tussen de Antwerpse haven en het Duitse achterland over Nederlands
grondgebied. Deze opvatting van de Eerste Kamer werd dinsdag 26 april
2005 in een juridisch betoog verwoord door CDA-woordvoerder Hans
Franken namens alle fracties die zijn vertegenwoordigd in de vaste
commissie van Verkeer en Waterstaat van de senaat. Louter vanwege een
toezegging van de toenmalige minister-president Kok in 1998 waardoor
bij de Belgen verwachtingen zijn gewekt wil de Eerste Kamer
reactivering van de zogenoemde IJzeren Rijn niet zonder meer afwijzen.
De IJzeren Rijn kwam in de senaat uitvoerig aan de orde, omdat de
regering toestemming vraagt een meningsverschil met de zuiderburen
over de kosten van met name milieumaatregelen voor te leggen aan het
Hof van Arbitrage in Den Haag. Op 10 mei beslist de Eerste Kamer over
instemming met de arbitrage. CDA en VVD lieten aan het einde van de
vergadering weten akkoord te zullen gaan. De grootste oppositiepartij,
de PvdA, aarzelt nog. GroenLinks en SP en ook de kleine christelijke
fracties van ChristenUnie en Staatkundig-Gereformeerde Partij hadden
veel bezwaren.
Minister Bot (CDA, buitenlandse zaken) haalde het CDA over de streep
met de toezegging dat Nederland nadat het Hof van Arbitrage heeft
gesproken opnieuw met België gaat overleggen over de juridische
complicaties rond de IJzeren Rijn. De VVD werd tevreden gesteld met de
toezegging dat burgers alle rechten behouden op inspraak als het tot
een reactivering van de spoorweg van Antwerpen naar het Duitse
achterland zou komen.
Minister Peijs (CDA, verkeer en waterstaat) zei dat na een uitspraak
van het Hof van Arbitrage de eerder stopgezette
milieu-effectrapportage en de toetsing van het project aan de Vogel-
en Habitatrichtlijn worden hervat.
Aan drie Verdragen uit de 19e eeuw kan België niet meer het recht
ontlenen op het gebruik, het herstel, de aanpassing en de
modernisering van het Nederlandse gedeelte van het historische tracé
van de IJzeren Rijn, betoogde CDA-senator Franken namens vrijwel de
gehele Eerste Kamer in de eerste ronde van het debat. De meeste
fracties stelden zich ook op het standpunt dat natuurgebieden en
steden in Limburg die op het tracé liggen, ontzien dienen te worden.
Het gaat onder meer om het Meinweggebied en de steden Weert en
Roermond.
Van verschillende kant werd gepleit voor een alternatief tracé via de
rijksweg A67 bij Venlo.
België meent recht te hebben op reactivering van de IJzeren Rijn op
grond van het verdrag dat in 1839 werd gesloten toen België zich
afscheidde van Nederland. De Nederlandse regering betwist dit recht
niet, maar meent dat de kosten van het transformeren van het
enkelvoudige spoor tot een volwaardige goederenspoorlijn geheel voor
rekening van de zuiderburen moeten komen. Deze kosten worden op 550
miljoen euro geschat.
Volgens minister Bot is het recht op doortocht door Limburg aan de
Belgen verleend toen bij de scheiding van de Noordelijke en Zuidelijke
Nederlanden een deel van Limburg aan Nederland toeviel. Franken
onderstreepte namens de meeste senaatsfracties dat instemming met het
voeren van een procedure voor het Hof van Arbitrage niet betekent dat
de Eerste Kamer erkent dat de Belgen recht hebben op een aangepaste
IJzeren Rijn via het historische tracé. "Integendeel", zei Franken,
"de Eerste Kamer behoudt zich ten aanzien van de juridische
verplichtingen alle rechten voor". De CDA-senator wees erop dat in
vergelijking met ruim honderd jaar geleden het niet meer gaat om een
zaak van twee nationale staten, maar om twee regio's in Europa.
Nederland en België zouden los van verdragsteksten die zijn belast met
emoties uit de historie opnieuw met elkaar moeten overleggen over het
best denkbare tracé voor een spoorweg die volgens nadere plannen op
den duur ook deel moet gaan uitmaken van de Trans-Europese Netwerken.
Minister Bot, die zich erop beriep dat hij op het volkenrecht is
gepromoveerd, bestreed de opvatting van Franken en het overgrote deel
van de senaat dat Nederland al aan de verplichtingen uit het
scheidingsverdrag van destijds heeft voldaan door een concessie voor
een spoorweg te verlenen aan een particuliere maatschappij in 1873.
Nederland heeft later deze concessie afgekocht. In de jaren negentig
is de IJzeren Rijn op Nederlands grondgebied buiten bedrijf gesteld.
De Belgen eisen reactivering op grond van het verdrag uit 1839. In een
brief aan zijn collega Dehaene van België in juli 1998 heeft de
Nederlandse premier Kok het recht op doortocht via het historische
tracé erkend. Volgens minister Bot heeft Kok niet anders gedaan dan
een bestaand recht bevestigen.
Minister Peijs deelde aan de Eerste Kamer mee dat Nederland zeven
alternatieve routes heeft laten onderzoeken, maar dat uit
milieu-oogpunt het historische tracé het beste is gebleken. De
minister van Verkeer en Waterstaat zei ook dat het transport van
gevaarlijke stoffen (o.a. LPG) sterk beperkt zal worden.
Na senator Franken belichtten woordvoerders van andere fracties
verschillende andere aspecten van het verdrag inzake arbitrage over de
spoorlijn IJzeren Rijn. Van Raak van de SP haakte in op een uitlating
van staatssecretaris Van Geel die in het Eindhovens Dagblad heeft
gezegd dat in 2010 een einde moet komen aan de LPG-transporten per
trein door de grote Brabantse steden. Hij vroeg de regering een
soortgelijke toezegging voor de Limburgse steden die aan de IJzeren
Rijn liggen. Volgens minister Peijs kan Van Geel dit niet zo bedoeld
hebben, want officieel streeft Nederland alleen naar beperking van
deze transporten over het spoor.
SGP-senator Van den Berg die ook sprak namens de ChristenUnie vroeg de
regering of de IJzeren Rijn concurrerend dan wel aanvullend is op de
Betuweroute die per spoor de Rotterdamse haven verbindt met het Duitse
achterland. Hij was bevreesd dat de IJzeren Rijn alleen maar een
concurrent zal worden van de Betuweroute, die in 2007 in gebruik wordt
genomen. Van den Berg vroeg om een samenhangende aanpak. Minister
Peijs betoogde dat voor zo'n aanpak ook België mee moet doen en dat is
vooralsnog niet het geval.
GroenLinks-senator Van der Lans wees erop dat Nederland er op 3 juni
1879 toen de IJzeren Rijn in gebruik werd genomen heel anders uitzag
dan nu. Hij prees de CDA-fractie in de Tweede Kamer die heeft weten te
voorkomen dat de modernisering van de IJzeren Rijn als hamerstuk is
afgedaan. "Het actief verantwoording afleggen aan het parlement, en op
een helder manier het parlement politieke keuzen voorleggen, heeft in
dit dossier totaal ontbroken", betoogde Van der Lans. Minister Bot zei
in dit verband dat ook afspraken in verdragen die nog gelden niet
'eeuwigdurend' zijn. Ook daarom wil hij het overleg met de Belgen
heropenen.
PvdA-senator Eigeman pleitte voor een Europese aanpak. Hij verwees
naar de afspraken tussen Nederland en België over het uitdiepen van de
Westerschelde, waarbij de primaire nationale orientatie is losgelaten
en de kansen van Rotterdam en Antwerpen in samenhang zijn bezien.
Overigens vond Eigeman dat burgers in Brabant en Limburg het recht
moeten houden om modernisering van de spoorweg naar Nederlands recht
te laten toetsen "tot en met de consequentie dat het allemaal niet
doorgaat zoals afgesproken". De ministers Bot en Peijs gaven toe dat
in beginsel een rechter tot een verbod op reactiveren van de IJzeren
Rijn kan komen, maar dat ook een Nederlandse rechter heeft te maken
met een uitspraak van het Hof van Arbitrage en deze in zijn
overwegingen zal betrekken..
Eigeman vond overigens in lijn met wat ex-premier Kok heeft beloofd,
dat de Belgen een recht van doortocht in Nederland hebben, maar hij
zei ook dat in de huidige tijd wel van het historische tracé afgeweken
zou mogen worden.
Ook VVD-senator Hoekzema eiste dat de bezwaar- en beroepsmogelijkheden
van de belanghebbenden in stand blijven. Zo wil de VVD, net als de
overige fracties, dat de milieu-effect-rapportage in haar geheel wordt
doorlopen en ook toetsing zal geschieden aan de Vogel- en
Habitat-richtlijnen.
Senator Walsma van het CDA wees er nog op het Nederlandse beleid om
transport van gevaarlijke stoffen door stedelijke gebieden te
vermijden helaas nog geen Europees beleid is. Daarom zou transport van
LPG over de IJzeren Rijn door stedelijke kernen als Weert, Roermond,
Krefeld en Mönchen Gladbach mogelijk blijven. Hij zei dat de
desbetreffende gemeenten over dit punt erg laat aan de bel hebben
getrokken.
---
link (opent in een nieuw venster) stenogram 26 april 2005 Dit is een
downloadbaar word-bestand van 403 Kilobyte word
Aan de informatie op deze site kunnen geen rechten worden ontleend.
Eerste Kamer der Staten Generaal