Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

parlementaire stukken - Antwoorden op kamervragen over overtreding van aanbestedingsregels bij de provincie Gelderland

Antwoorden op kamervragen over overtreding van aanbestedingsregels bij de provincie Gelderland

28 april 2005

Vragen van de leden Externe link Boelhouwer en Externe link Dijsselbloem (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over overtreding van aanbestedingsregels bij de provincie Gelderland.
---


1. Vraag Hebt u kennisgenomen van het artikel `Provincie, Kamminga logen over werkkamer'? 1)


1. Antwoord Ja


2. Vraag Hoe oordeelt u over de handelwijze van het bestuur van de provincie Gelderland in dezen?

6. Vraag
Wat is uw oordeel over het feit dat pas na het vertrek van de Commissaris van de Koningin de provincie Gelderland deze intern reeds lang bekende feiten naar buiten brengt?


2 en 6. Antwoord Het college van gedeputeerde staten van Gelderland heeft mij desgevraagd bericht dat de concrete aanleiding om over deze zaak thans naar buiten te treden de omstandigheid was, dat zij op 1 maart jl. hebben beslist op een door oud-gedeputeerde W.J.G. Scheerder ingediend bezwaarschrift betreffende een eerder door het college afgewezen verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. In dat kader hebben gedeputeerde staten aan de heer Scheerder enkele documenten beschikbaar gesteld betreffende de meubilering van de kamer van de commissaris van de Koningin en de griffier. De documenten betreffen ambtelijke e-mails en gespreksverslagen, waarin de afwijking van de Europese aanbesteding aan de orde komt. Daaruit blijkt dat er in de ambtelijke organisatie bezwaren waren tegen de wijze waarop opdracht tot de inrichting van de kamers van de commissaris van de Koningin en de griffier zou worden verleend. Gedeputeerde staten hebben op 22 februari jl. de fractievoorzitters uit provinciale staten (en later alle leden van provinciale staten) van de gang van zaken en de documenten op de hoogte gesteld. Een goed en integer functionerend openbaar bestuur vereist dat de volksvertegenwoordiging volledig en juist wordt geïnformeerd over zaken die van belang zijn. Ik wil deze aangelegenheid ook plaatsen in het kader van de integriteit van het openbaar bestuur. De overheid als inkoper heeft te maken met doelstellingen die samenhangen met de bijzondere positie van de overheid. Dit betreft onder meer de doelmatige besteding van publieke gelden, een gelijke behandeling van bedrijven bij opdrachtverlening en de bewaking van de integriteit. De vereisten van een zorgvuldig inkooptraject gelden in het bijzonder waar het betreft de aanschaf van diensten en goederen voor bestuurders en ambtsdragers. De daarbij te hanteren werkwijze dient boven iedere twijfel verheven te zijn. Uit de nu verkregen informatie ontstaat het beeld dat dit niet het geval is bij de onderhavige aanschaf van meubilair. Daarbij zij nog aangetekend dat de provinciale staten alsmede de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, naar nu blijkt, niet de juiste informatie hebben gekregen. In het aan mij gerichte ambtsbericht stelt het huidige college van gedeputeerde staten dat met de huidige kennis de destijds gevolgde procedure en de gang van zaken er om heen slechts kan worden betreurd. Ook in het licht van mijn eerdere opmerkingen over de wijze waarop het openbaar bestuur dient te functioneren wil ik mij daarbij aansluiten. Gelet hierop vind ik de handelwijze van het huidige college om alsnog actief provinciale staten te informeren over hun bevindingen en over hun beoordeling daarvan, ook een juiste.


3. Vraag Op basis van welke informatie schreef de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 26 april 2002 2) aan de Tweede Kamer dat de Commissaris van de Koningin zich zorgvuldig heeft verantwoord aan Provinciale Staten?

3. Antwoord
Met de brief van 26 april 2002 heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer geïnformeerd over de verbeteracties die het provinciebestuur van Gelderland had ingezet naar aanleiding van het rapport dat het bureau Deloitte & Touche medio 2001 had opgesteld over haar bevindingen met betrekking tot het evenementenbeleid van de provincie Gelderland. In deze brief is tevens ingegaan op het ambtsbericht dat het college van gedeputeerde staten op 26 november 2001 stuurde over de gang van zaken rond de aanbesteding van de inrichting van het kantoor van de commissaris van de Koningin. Uit het ambtsbericht bleek dat er over het onderwerp van de aanbesteding ook vanuit provinciale staten aan het college van gedeputeerde staten schriftelijke vragen waren gesteld. Die vragen zijn door het college op 6 november 2001 beantwoord. Ook is door het college op 6 november 2001 nog een toelichting op de beantwoording gegeven in een overleg met de fractievoorzitters uit provinciale staten. In dat overleg hebben de fractievoorzitters met de beantwoording van de schriftelijke vragen en de toelichting ingestemd. Dat de commissaris van de Koningin zich zorgvuldig heeft verantwoord aan provinciale staten van Gelderland was gebaseerd op die informatie. Zoals eerder gesteld, is de beoordeling van de aanbesteding in eerste instantie een aangelegenheid voor provinciale staten. De commissaris c.q. het college van gedeputeerde staten dienen zich in zaken als deze te verantwoorden aan provinciale staten. Die verantwoording heeft destijds plaatsgevonden. De kwalificatie van zorgvuldigheid heeft betrekking op deze gang van zaken.


4. Vraag Is de constatering dat deze verantwoording zorgvuldig was nog te handhaven?

4. Antwoord
In hun brief van 22 februari jl. aan de fractievoorzitters uit provinciale staten geven gedeputeerde staten aan dat het Wob-verzoek van oud-gedeputeerde Scheerder voor hen aanleiding is geweest de beantwoording van de vragen van de staten van 16 november 2001 nogmaals te bekijken, met de kennis van nu. Nu blijkt dat de informatie die destijds is verstrekt op enkele punten op een onjuiste interpretatie van regelgeving berust dan wel feitelijk niet (meer) aan te tonen c.q. onjuist was. Ook in zijn recente ambtsbericht stelt het college van gedeputeerde staten vast dat gebleken is dat bij de beantwoording van de vragen niet alle relevante informatie betrokken is. Met de wetenschap van nu stel ik vast dat de verantwoording door het college van gedeputeerde staten feitelijk/inhoudelijk niet zorgvuldig is geweest.


5. Vraag Is het waar dat de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hierover verkeerd is ingelicht door de toenmalige Commissaris van de Koningin? Zo ja, welke consequenties heeft dit?

5. Antwoord
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken is destijds geïnformeerd door het toenmalige college van gedeputeerde staten op basis van dezelfde informatie die aan provinciale staten was verstrekt. Het huidige college moet nu vaststellen dat bij de beantwoording van die vragen niet alle relevante informatie betrokken is. Het college geeft in het aan mij gericht ambtsbericht - samengevat - het volgende aan. Over de inkoop van de meubilering is geen GS-besluit aangetroffen. De gehanteerde argumentatie, dat levering zonder aanbesteding was toegestaan omdat het een specifiek ontwerp betrof waarbij de ontwerper zelf de invulling van het ontwerp mag leveren, berust achteraf op een onjuiste interpretatie. De leverancier heeft de meubels niet in eigen atelier naar eigen ontwerp gemaakt maar van elders betrokken. De commissaris van de Koningin is betrokken geweest bij het ontwerp van de inrichting en de keuze van het meubilair. Op welke wijze de samenwerking met Monumentenzorg heeft plaatsgevonden, waarvan destijds sprake was, valt thans niet meer vast te stellen. Ook is vastgesteld dat er geen formele betrokkenheid is geweest van de afdeling monumenten van de gemeente Arnhem. Eind 2001 heeft het provinciebestuur van Gelderland besloten tot een aantal verbeteracties naar aanleiding van het evenementenbeleid Gelderland. De brief van de toenmalige minister van BZK van 26 april 2002 gaat hier ook over. Ik acht het de verantwoordelijkheid van het provinciebestuur om dit verbetertraject voort te zetten. In de gang van zaken zie ik thans geen aanleiding tot nadere acties van mijn kant.


1) De Gelderlander, 8 maart jl., `Provincie, Kamminga logen over werkkamer' en `We moeten niet roomser zijn dan de paus'
2) Brief van de minister van BZK over verbeteracties n.a.v. bevindingen Deloitte & Touche over evenementenbeleid provincie Gelderland (BZK02-00291, 26 april 2002)