Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA 's-Gravenhage Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
d.d. 12 april 2005 AV/A&Z/2005/27373
kenmerk 2040512530
Onderwerp Datum Contactpersoon
Kamervragen van het lid Koser Kaya 28 april 2005
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Koser Kaya (D66) over de onrust in
Haagse kinderdagverblijven van 2Samen na ontslag van een medewerker wegens seksueel
misbruik, d.d. 11 april 2005.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2040512530
Vragen van het lid Koser Kaya (D66) over de onrust in Haagse kinderdagverblijven van 2Samen
na ontslag van een medewerker wegens seksueel misbruik. (Ingezonden 11 april 2005).
1.
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over de onrust bij ouders die hun kinderen naar
een kinderdagopvang van 2Samen in Den Haag brengen vanwege de arrestatie van een
medewerker die wordt verdacht van seksueel misbruik van meerdere kinderen?1
Ja.
2.
Deelt u de mening dat een meldingsplicht bij vermoeden van seksueel misbruik veel van de
onrust bij de ouders weg had kunnen nemen?
Achteraf is dit moeilijk vast te stellen. Een melding van een vermoeden van seksueel misbruik kan
op zichzelf al aanleiding zijn tot onrust bij ouders. Ook wanneer later blijkt dat het vermoeden niet
op feiten berust.
3.
Deelt u de mening dat een dergelijke meldingsplicht, naast het informeren van de ouders,
een belangrijke rol kan spelen bij het tijdig inschakelen van de hulpdiensten (GGD) voor
begeleiding en ondersteuning van de slachtoffers, de ouders en de instelling?
Op zichzelf kan een meldingsplicht leiden tot het tijdig inschakelen van hulpdiensten. Anderzijds
kan een meldingsplicht, zo leert de ervaring in andere landen, leiden tot een toename van vals-
positieve meldingen, waardoor hulpdiensten onnodig worden belast.
4.
Kan in de nieuwe Wet Kinderopvang een meldingsplicht bij vermoeden van seksueel
misbruik worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid de wet op dit punt aan te passen?
Opname van een meldingsplicht in de Wet kinderopvang is mogelijk. Ik vind dat echter niet de
beste oplossing voor het door u geschetste probleem. De staatssecretaris van VWS heeft Uw
Kamer op 4 maart jl. een brief gezonden (29 815, Nr. 20) over de nadelen van een meldingsplicht
en de voordelen van het (verplichte) gebruik van een meldcode. Ik sluit mij daar graag bij aan.
Vraag 5.
Zijn er, naar uw mening, naast een meldingsplicht andere maatregelen die kunnen
voorkomen dat een soortgelijke situatie zich in de toekomst voordoet en op basis waarvan
instellingen op hun verantwoordelijkheid kunnen worden aangesproken wanneer zij niet
tijdig hebben gemeld? Zo ja, welke maatregelen heeft u dan voor ogen? Zo neen, waarom
niet?
1 www.onrustkinderdagverblijvendenhaag.nl
Bij de keuze voor een bepaalde maatregel dient het handelen in de praktijk richtsnoer te zijn. Het
omgaan met een vermoeden van kindermishandeling vraagt om zorgvuldig handelen. Het gebruik
van een meldcode is daarvan een voorbeeld. Een dergelijke code verplicht de werker in de
kinderopvang een vermoeden van kindermishandeling met collega's te bespreken, daarover met
ouders te spreken en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) te consulteren. Op die
basis volgt de beslissing al dan niet hulp op gang te brengen en het vermoeden te melden bij de
aangewezen instantie(s). Voor de sector kinderopvang is een meldcode al in concept gereed. In
afstemming met de staatssecretaris van VWS en in overleg met de sector wil ik besluiten op welke
wijze het gebruik van een meldcode het beste kan worden bevorderd. Daarbij is het opnemen van
een wettelijke verplichting in de Wet kinderopvang een optie. Een andere mogelijkheid is
zelfregulering. Dat laatste kan door aanvulling van het convenant "Verantwoorde kinderopvang:
verdere stappen naar de toekomst" en opname in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Beide
opties impliceren toezicht door de gemeente op het daadwerkelijke gebruik van een meldcode.
6.
Deelt u de mening dat het feit dat iemand tegen wie in 1998 al een aanklacht wegens
seksueel misbruik liep, maar niet tot vervolging kon worden overgegaan wegens gebrek aan
bewijs, toch kon blijven werken in de kinderopvangbranche, getuigt van een gebrek aan
toezicht in de kinderopvang? Zo ja, bent u bereid de Wet Kinderopvang zodanig aan te
passen dat de kwaliteit van de opvang en de veiligheid van de kinderen ook op dit punt
gegarandeerd kunnen worden? Hoe zou u deze aanpassing vorm willen geven? Zo neen, wat
is volgens u de reden dat deze man in de kinderopvang werkzaam kon blijven?
Zolang iemand (nog) niet door de rechter is veroordeeld heeft hij een schoon strafblad en mag hij
(nog) niet als schuldig aan kindermishandeling worden aangemerkt.
Met ingang van 1-1-2005 geldt de Wet kinderopvang. Daarin is de aanbieder van kinderopvang
nadrukkelijk zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn aanbod en dus ook voor de kwaliteit
van zijn personeel. Ouders kunnen de aanbieder daar op aanspreken en de gemeente / de GGD
ziet daar op toe. Met de Wet kinderopvang is voor het eerst als eis geformuleerd dat personen
werkzaam bij een kindercentrum of gastouderbureau moeten beschikken over een verklaring
omtrent het gedrag. Daarbij geldt de eis dat een nieuwe verklaring omtrent gedrag aan de houder
wordt overlegd, in het geval de houder redelijkerwijs een vermoeden heeft, bijvoorbeeld naar
aanleiding van klachten of tips, dat een bij het kindercentrum werkzaam persoon niet langer
voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag. Naar aanleiding van
een dergelijke actuele verklaring omtrent het gedrag kan de houder beoordelen of voortzetting van
de arbeidsovereenkomst met de betrokkene al dan niet wenselijk is.
Ik vind dat in dat systeem geen sprake is van een gebrek aan toezicht of van een onvolkomenheid
in de Wet kinderopvang; absolute garanties voor de veiligheid van kinderen zijn overigens door de
wetgever niet te geven. Waar het om gaat is dat alert en zorgvuldig handelen van alle betrokkenen
zo veel mogelijk wordt bevorderd.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid