Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Plan van Aanpak

Evaluatie Wet werk en bijstand 2004-2007
Nader uitgewerkt

APRIL 2005

INHOUDSOPGAVE


1. INLEIDING 1


2. CENTRALE PROBLEEMSTELLING EN EN AFBAKENING EVALUATIE 3
2.1 Centrale probleemstelling 3
2.2 Afbakening 4


3. TE ONDERZOEKEN ELEMENTEN 5 3.1 Doelen WWB 5 3.2 Instrumenten gemeenten 5 3.3 Instrumenten Rijk 7


4. WERKWIJZE 9 4.1 Algemeen 9 4.2 Kwantitatieve analyses 9 4.3 Kwalitatief onderzoek gemeenten 10 4.4 Kwalitatief onderzoek en sessies cliënten 11 4.5 Analyse verordeningen 11 4.6 Eindrapportage 12


5 OVERZICHT TE VERWACHTEN PUBLICATIES 13

BIJLAGE 1: Toezeggingen aan Eerste en Tweede Kamer inzake de evaluatie van de WWB 15 BIJLAGE 2: Planning onderzoeken/analyses 19


1. INLEIDING

In het Algemeen Overleg van 28 oktober 2004 over de Wet werk en bijstand (WWB) is het Plan van Aanpak Evaluatie WWB besproken, dat op 28 juni 2004 aan de Tweede Kamer is aangeboden. In het AO is door de Staatssecretaris de toezegging gedaan dat in april 2005 aan de Tweede Kamer een uitwerking van dit plan wordt toegezonden en dat de Landelijke Cliëntenraad (LCR) bij de uitwerking van de evaluatie wordt betrokken.

Het overleg met de Tweede Kamer heeft de gedachtevorming over de evaluatie gestimuleerd. Dit is neergeslagen in de voorliggende uitwerking van het Plan van Aanpak. De uitwerking is geïntegreerd in het Plan van Aanpak uit 2004. Daarbij is rekening gehouden met de hoofdpunten waarvoor de Tweede Kamer in het AO aandacht vroeg.

In hoofdstuk 2 staan de centrale probleemstelling en de afbakening van de evaluatie centraal. In hoofdstuk 3 worden de te onderzoeken elementen beschreven: de doelen van de WWB en de instrumenten van gemeenten en Rijk om die doelen te bereiken. In hoofdstuk 4 is het plan nader uitgewerkt in deelprojecten, waarbij tevens ingegaan wordt op de eindrapportage. In hoofdstuk 5 zijn de te verwachten publicaties weergegeven. In bijlage 1 staat aangegeven hoe aan de toezeggingen aan het Parlement inzake de evaluatie WWB wordt tegemoetgekomen. In bijlage 2 is een gedetailleerde planning van de evaluatie toegevoegd.

Deze nadere uitwerking van het Plan van Aanpak is besproken met vertegenwoordigers van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Divosa en de Landelijke Cliëntenraad (LCR), conform de toezegging van de Staatssecretaris in het AO. Deze organisaties nemen tevens deel aan klankbordgroepen voor de verschillende onderzoeken en de eindrapportage. Daarnaast nemen individuele gemeenten deel aan klankbordgroepen en worden voor de cliëntensessies en ­ onderzoek naast de LCR meer cliëntenorganisaties uitgenodigd deel te nemen.


---


---


2. CENTRALE PROBLEEMSTELLING EN AFBAKENING EVALUATIE

2.1 Centrale probleemstelling

In artikel 84 van de WWB is bepaald dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de WWB een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van deze wet aan de Staten-Generaal zendt. Doeltreffendheid van de wet evalueren betekent dat nagegaan moet worden of het geheel aan instrumenten, dat wil zeggen het systeem van de WWB, heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelen. Indien de doelen naderbij worden gebracht mede als gevolg van de instrumenten, kan men stellen dat het systeem van de WWB werkt.

Het hoofddoel van de WWB is: Werk boven inkomen. Het primaire uitgangspunt van dit hoofddoel is dat iedere Nederlander wordt geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien. Als dit niet mogelijk is en er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de overheid de taak hem of haar te helpen met het zoeken naar werk, en, zo lang met werk nog geen zelfstandig bestaan mogelijk is, met inkomensondersteuning. Deze verantwoordelijkheid vormt het sluitstuk van een activerend stelsel van sociale zekerheid.

Om gemeenten zoveel mogelijk in staat te stellen activiteiten te ontplooien om werk boven inkomen te bewerkstelligen, is door het Rijk een systeemwijziging ingezet die zich laat samenvatten in de begrippen decentralisatie, deregulering en derapportage. Daarnaast zijn instrumenten ingezet om gemeenten te ondersteunen bij de implementatie van de WWB (facilitering).
De voornaamste instrumenten waar de gemeenten over beschikken om werk boven inkomen te bewerkstelligen zijn:

· Activering: reïntegratie en bevordering participatie
· Inkomensondersteuning

· Handhaving: preventief en repressief
Ook de afstemming van de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen (art. 18 WWB) is een belangrijk instrument voor gemeenten. Dit maakt onderdeel uit van de drie bovengenoemde instrumenten.

Kernvraag voor de evaluatie van de doeltreffendheid van de WWB is in welke mate deze systeemwijziging bijdraagt aan het hoofddoel `werk boven inkomen'. Dit is in drie doelen vertaald:

· Instroombeperking bijstand

· Behoud van inkomenswaarborgfunctie

· Uitstroomvergroting (inclusief duurbeperking); zowel via reïntegratie naar werk, als ten gevolge van handhavingsinspanningen.

Verwacht mag worden dat als gevolg van de landelijke systeemwijziging bij gemeenten beleidswijzigingen in gang zijn gezet. De doeltreffendheid van de WWB wordt afgemeten aan de mate waarin gemeentelijk beleid met betrekking tot activering, inkomensondersteuning en handhaving op dit hoofddoel is ingezet en in hoeverre hierdoor het bereiken van het hoofddoel naderbij is gebracht. Ten opzichte van de situatie zonder WWB mag een betekenisvolle reductie van de instroom en een verhoging van de uitstroom verwacht worden, met behoud van de inkomenswaarborgfunctie. Voor deze reductie/verhoging en de inzet van middelen is geen normstelling bepaald, aangezien de verantwoordelijkheid hiervoor decentraal belegd is in de WWB, bij gemeenten en de gemeenteraden. Wel is het gehele systeem en met name de financieringssystematiek gericht op het geven van positieve prikkels, die naar verwachting op macroniveau tot betekenisvolle reductie van de instroom en vergroting van de uitstroom zullen leiden.


---

Het voorgaande wordt schematisch als volgt weergeven:

Instrumenten Rijk Decentralisatie Deregulering Derapportage Facilitering (overheveling bevoegdheden (regels op hoofdlijnen) (vermindering (ondersteuning bij beleid en budget) informatielasten) implementatie)

Instrumenten gemeenten
Activering Inkomensondersteuning Handhaving Cliënten-
- reïntegratie -preventie participatie

- - repressie ß participatie

Doel: `Werk boven inkomen' Beperking instroom Inkomenswaarborg Bevordering uitstroom bijstand uit de bijstand

2.2. Afbakening

Om de WWB te evalueren is een integraal oordeel over de WWB-instrumenten, externe omstandigheden, hun relaties en effect op het hoofddoel nodig. Inclusief de beelden die Rijk, gemeenten en cliënten daarbij hebben. Een integraal oordeel vraagt om een focus. De probleemstelling in paragraaf 2.1 richt de evaluatie daarom op het hoofddoel `werk boven inkomen'. Dit laat onverlet dat de onderwerpen waarvoor de Tweede Kamer in het AO van 28 oktober 2004 over de WWB aandacht vroeg, zoals de inkomenswaarborg en het bereik van de verschillende (kwetsbare) groepen aan de orde komen.

Hierbij wordt opgemerkt dat:

· de doeltreffendheid en doelmatigheid van individuele gemeenten in de evaluatie buiten beschouwing blijft.

· de ontwikkeling van de financieringssystematiek op zich (ramingen en verdeelmodellen) via een apart traject loopt.

· het onderzoek in het kader van de evaluatie van de Wet SUWI en de werking van de reïntegratiemarkt via een apart traject loopt. Bij de aanbieding van deze evaluatie aan het Parlement in 2006 zal ook - conform toezegging aan de Eerste Kamer - teruggekomen worden op de kwestie van de termijnen van de langdurigheidstoeslag.
· afstemming plaatsvindt met bovenstaande SUWI-evaluatie alsmede met de onderzoeksactiviteiten van de Inspectie Werk en Inkomen. De hoofdconclusies van de hierboven genoemde separate trajecten zullen wel worden meegenomen in de eindrapportage van de evaluatie (zie paragraaf 4.6).


---

3. TE ONDERZOEKEN ELEMENTEN

Inhoudelijk zijn een aantal hoofdelementen van evaluatie te onderscheiden, grotendeels parallel lopend met het schema in paragraaf 2.1.

Achtereenvolgens worden hier de doelen van de WWB, de instrumenten van gemeenten en de instrumenten van het Rijk behandeld.

3.1 Doelen WWB

Hier moet worden nagegaan in hoeverre het hoofddoel van `werk boven inkomen' wordt gerealiseerd. Bezien moet worden in de evaluatie of dit hoofddoel dichterbij gebracht is door de systeemwijziging gepaard gaande met de invoering van de WWB.

Dit kan op de eerste plaats door na te gaan hoe de door het Rijk gehanteerde bestuurlijke en financiële kaders door gemeenten worden ervaren om het doel 'werk boven inkomen' te kunnen realiseren.
In de tweede plaats kan dit door te trachten het welslagen van het 'werk boven inkomen'- streven af te meten aan het (kwantitatieve) resultaat van het handelen van de gemeenten. Slagen gemeenten met de WWB er beter dan voorheen in om de instroom en de duur te beperken en de uitstroom te bevorderen? In welke mate leiden reïntegratietrajecten (waaronder gesubsidieerde arbeid) naar werk en wordt het SZW-brede streven tot 25% meer uitstroom hieruit naar regulier werk in 2007 bereikt (zie paragraaf 4.2)? Hoe is het gesteld met de inkomenswaarborg voor diegenen waar een zelfstandige bestaansvoorziening (nog) niet mogelijk is? Krijgen personen - op tijdige en juiste wijze - algemene dan wel bijzondere bijstand verstrekt, als zij daar recht op hebben?

Indien het hoofddoel wordt gerealiseerd mag verwacht worden dat de bijstandslasten zullen afnemen (5%-bijstandslastenreductie in 2006 t.o.v. situatie zonder WWB).

De realisatie van genoemd doel en de 5%-bijstandslastenreductie gelden onder ceteris paribus condities, met andere woorden: ze dienen afgezet te worden tegen de situatie zoals die zou zijn geweest zonder de WWB. In de praktijk zullen de ceteris paribus condities zich niet voordoen en is er dus een aparte analyse nodig om hierin inzicht te krijgen (zie paragraaf 4.2).

3.2 Instrumenten gemeenten

Om de doelen te bereiken worden door het Rijk en gemeenten instrumenten ingezet. In de evaluatie wordt op de eerste plaats beschreven hoe deze instrumenten zijn ingezet. Voorts zal in de evaluatie worden getracht de vraag te beantwoorden of de doelen mede door de inzet van de instrumenten zijn bereikt. Dit is een methodologisch lastig te beantwoorden vraag, gezien de invloed van andere factoren zoals economische ontwikkelingen. Op dit probleem wordt in paragraaf 4.2 nader ingegaan.

Activering
Het budget van het werkdeel beoogt maximale mogelijkheden en stimulansen te bieden voor reïntegratie en participatie, ook voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, mede door invoering van de plicht tot aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid. Bezien wordt hoe gemeenten hun reïntegratiebeleid vastleggen in een verordening. De gemeente dient in die verordening een evenwichtige benadering te concretiseren. Dat wil zeggen een evenwichtige benadering van bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet als mede voor de verschillende groepen daarbinnen. Bij de analyse van deze verordening (zie paragraaf 4.5) komt de vraag aan de orde
---

of daarin aandacht is voor evenwichtige benadering. Wat onder evenwichtigheid moet worden verstaan alsmede de beoordeling daarvan behoort tot de bevoegdheden van de gemeente(raad).

Gemeenten kunnen bijvoorbeeld bij activering samenwerken met andere gemeenten bij de uitvoering van de WWB. De ketensamenwerking vormt onderdeel van met name de SUWI- evaluatie. In de WWB-evaluatie zal worden beschreven hoe intergemeentelijk wordt samengewerkt.

Ook wordt aandacht besteed aan de ontheffing van de arbeidsplicht van cliënten. Hoe hebben bijvoorbeeld de maatwerkontheffingen (in plaats van categoriale ontheffingen) vorm gekregen? De evaluatie richt zich niet alleen op groepen, maar ook op voorzieningen, met name op het gebied van scholing. Daarmee wordt invulling gegeven aan de toezegging bij de behandeling van het Wetsvoorstel verruiming scholingsmogelijkheden uitkeringsgerechtigden. Ook wordt het gebruik van het persoonsgebonden reïntegratiebudget (PRB) onderzocht.

Tot slot wordt nagegaan of het begrip "aanspraak op ondersteuning" de gemeenten voldoende beleidsruimte biedt om in het individuele geval vast te leggen welke reïntegratievoorziening het meest passend is.

Inkomensondersteuning
De WWB handhaaft de systematiek van de uitkeringsnormen van de Abw. Daarnaast zijn in de WWB een aantal vernieuwingen geïntroduceerd, die tot de volgende vragen leiden:
· Toeslagen- en verlagingenbeleid: Hoe wordt dit vormgegeven en speelt dit een rol voor het binnen de budgettaire ruimte houden van de uitgaven?
· Bijzondere bijstand: Hebben gemeenten hun beleid aangepast aan de verruimde wettelijke kaders voor draagkrachtvaststelling? Hoe heeft de overschakeling van categoriale bijstand naar individuele bijzondere bijstand plaatsgehad? In welke mate worden de groepen chronisch zieken en gehandicapten en ouderen bereikt?1 Welke ontwikkelingen zijn te constateren en welke verschillen bestaan er tussen gemeenten wat betreft de uitgaven aan bijzondere bijstand? Voor de laatste vraag kan gebruik worden gemaakt van statistiekgegevens. Uit de uitkeringsstatistiek is immers per uitkeringsontvanger bekend wat de gemeente uitgeeft aan welke kostensoorten van de bijzondere bijstand (bv. kosten voor individuele bijzondere bijstand in verband met ziekte of handicap of kosten voor categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten of voor personen ouder dan 65 jaar).

· Langdurigheidstoeslag: In welke mate wordt deze toegepast, welke uitgaven zijn hiermee gemoeid en welke groepen worden bereikt?

· Budgetbeheer en bijstand in natura: hoe passen gemeenten deze wettelijke instrumenten toe? In welke mate komt het voor?

· Hoe wordt invulling gegeven aan de zorgplicht voor dak- en thuislozen?

Naar aanleiding van de behandeling van de WWB in de Eerste Kamer wordt ook ingegaan op de relatie tussen WWB en armoede. De WWB biedt reïntegratie- en inkomensvoorzieningen ter ondersteuning van kwetsbare groepen, die bijvoorbeeld langdurig in de bijstand zitten of een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Aandacht wordt besteed aan de vraag in welke mate kwetsbare groepen profiteren van de voorzieningen van de WWB. De relatie tussen de WWB en het armoedebeleid wordt op deze manier aan de orde gesteld.

Handhaving
Handhaving wordt geacht te leiden tot meer uitstroom en tot meer preventie van instroom. De gemeente is onderdeel van de SUWI-keten. Belangrijke partner in de keten is het CWI, dat als


1 Zie ook het het onderzoek "Terugdringing niet-gebruik bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met zorgbehoefte", dat op 26 november 2004 naar de TK is gezonden.
---

eerste de poortwachterfunctie vervult. De samenwerking CWI-gemeenten vormt onderdeel van met name de SUWI-evaluatie. Voorts spelen andere uitkeringsinstellingen een rol (UWV, SVB) met name bij het leveren van signalen over uitkeringsfraude. Los van de samenwerkingsvormen met derden wordt in tweede instantie aandacht besteed aan de vormgeving van de poortwachterfunctie door gemeenten zelf.

In de WWB is de verplichting tot terugvordering bij fraude omgezet in een bevoegdheid en is het opleggen van een boete of maatregel vervangen door een verlaging van de uitkering. De mogelijkheid de uitkering te verlagen in geval van agressie jegens de gemeenten is ook ingevoerd. De opbrengsten komen ten gunste van de gemeente. De vraag is in hoeverre dit een stimulans is geweest tot een meer effectieve handhaving. Dit kan onder meer worden afgeleid uit een analyse van de verordeningen, uit de fraudestatistiek en bestaand onderzoek naar het nalevingsniveau van bijvoorbeeld de inlichtingenverplichting en de verplichting tot het aanvaarden van arbeid. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt ook ingegaan op de vraag welke vormen van systematische gegevenskoppeling het meeste rendement opleveren voor de fraudebestrijding (zie bijlage 1).

Het sanctieregime is in de WWB wezenlijk gewijzigd ten opzichte van de Abw. In de evaluatie wordt ernaar gestreefd om vast te stellen of de strikt reparatoire aanpak van de sancties onder de WWB in de uitvoering geen juridische knelpunten oplevert.

Cliëntenparticipatie en cliëntbeleving
Artikel 47 van de WWB stelt regels omtrent de verordening met betrekking tot cliëntenparticipatie. Naast de vraag naar de inhoud van die verordening wordt een landelijk beeld geschetst van de vormgeving van de cliëntenparticipatie op lokaal niveau. Tevens wordt belicht hoe de WWB door de cliënt wordt ervaren. Ook is er aandacht voor de positie van de ombudsfunctie. Zie voor verdere uitwerking paragraaf 4.4 en 4.5.

3.3 Instrumenten Rijk

De instrumenten van het Rijk zijn de volgende:

· Decentralisatie is het in vergaande mate overhevelen van bevoegdheden naar gemeenten samen met de verantwoordelijkheid voor beleid en budget. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor beleid is hiervóór aan bod geweest. Wat betreft het budget is in de WWB gekozen voor een financieringswijze met een maximale stimulans voor gemeenten ter bevordering van uitstroom naar arbeid. Gemeenten worden financieel volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Wanneer gemeenten er in slagen mensen snel en duurzaam uit de bijstand te laten stromen naar werk, kan een overschot op het I-deel vrij worden aangewend. In de evaluatie wordt nagegaan of de decentralisatie geëffectueerd is. Wat betreft de gekozen financieringssystematiek wordt tevens nagegaan of het macrobudget voor het I-deel toereikend is. Ter bepaling van de toereikendheid kunnen de bijstandslasten van gemeenten worden afgezet tegen het ter beschikking gestelde budget Inkomensdeel om na te gaan of - geaggregeerd bezien - gemeenten overschotten dan wel tekorten hebben. Voor een indicatie of het budget per gemeente toereikend is kan het aantal (toegewezen) verzoeken dat is binnengekomen bij de toetsingscommissie dienen. Immers, indien een gemeente een tekort heeft van meer dan 10% op het I-deel, kan deze een verzoek bij deze commissie indienen tot een aanvullend budget.

· Deregulering houdt in dat de regels op Rijksniveau voor gemeenten worden beperkt tot de hoofdlijnen, zowel qua beleid als uitvoering. Beschreven zal worden of in de evaluatieperiode de ingezette deregulering is voortgezet en gehandhaafd.
· Derapportage heeft betrekking op de vermindering van informatie-uitvraag door het Rijk om aldus de administratieve lasten voor gemeenten omlaag te brengen. In dit kader is toegezegd dat de minister jaarlijks een beleidsplan opstelt voor de informatieuitvraag
---

richting gemeenten: het Beleidsplan Informatieuitvraag SZW (BIS). Het eerste BIS is tezamen met het Plan van Aanpak evaluatie WWB in juni 2004 aan de Kamer gezonden. Uitgangspunt in het BIS is dat niet meer informatie wordt uitgevraagd dan nodig is voor de informatieverschaffing aan de Kamer (bv. in verband met evaluatie, ramingen). In het BIS is neergelegd dat voor de evaluatie van de WWB zo min mogelijk extra uitvraag mag plaatsvinden (zie ook paragraaf 4.1). Ook staat erin aangekondigd dat er een methodiek zal worden ontwikkeld om bij nieuwe of te wijzigen uitvraag te kunnen aangeven wat dat betekent voor de ontwikkeling van de administratieve lasten voor gemeenten. Op deze wijze kunnen deze lasten worden meegewogen bij de beslissing tot het al of niet vernieuwen of wijzigen van de uitvraag. Bij deze methodiek moet ervoor gewaakt worden dat deze niet ook weer administratieve lasten met zich meebrengt. Over de methodiek wordt de Kamer separaat geïnformeerd via het BIS 2006.
· Facilitering betreft de inzet van instrumenten om gemeenten te ondersteunen bij de implementatie en verbetering van de uitvoering van de WWB. Beschreven wordt hoe gemeenten bij de invoering van de WWB zijn ondersteund door middel van voorlichting door het steunpunt WIS, door handreikingen en door WWB-bijeenkomsten georganiseerd door het Ministerie van SZW. Informatie hierover kan onder meer worden ontleend aan de WWB-implementatiemeter (WIM). In het verlengde daarvan wordt tevens gekeken naar de werking van het Innovatieprogramma Werk en Bijstand (IPW).

Bij bovengenoemde instrumenten past een terugtredend Rijkstoezicht en neemt de rol van de gemeenteraad toe bij het toezicht op de uitvoering door een individuele gemeente. De invoering van de WWB loopt parallel met de invoering van de dualisering. Vraag is in hoeverre de dualisering bij gemeenten -toegespitst op de WWB- verloopt. Om deze vraag te beantwoorden zal onder meer gebruik gemaakt worden van onderzoek van IWI.


---

4. WERKWIJZE

4.1 Algemeen
De evaluatie wordt vormgegeven door middel van een aantal deelprojecten, te weten:
· kwantitatieve analyses

· kwalitatief onderzoek gemeenten

· kwalitatief onderzoek en sessies cliëntenorganisaties
· analyse verordeningen

Bij de evaluatie van de WWB zal getracht worden aan het streven tot derapportage de hand te houden. Dit betekent dat zoveel mogelijk informatie voor de evaluatie zal worden gehaald uit bestaande informatiebronnen (statistieken en Verslag over de uitvoering (VODU)) en slechts in die gevallen waar een aantoonbare noodzaak bestaat aanvullend onderzoek zal worden gedaan. De evaluatie van de WWB zal dus in principe niet tot nieuwe structurele informatieuitvraag leiden.

4.2 Kwantitatieve analyses

Jaarlijkse kwantitatieve analyses

Instrumenten Rijk Jaarlijks zullen op basis van bestaand materiaal (statistieken, VODU, onderzoek) kwantitatieve analyses worden uitgevoerd. Hierbij moet gedacht worden aan tabellen over Instrumenten gemeenten Cliënten- de uitkeringen (instroom, uitstroom, duur, participatie volume etc.) en tabellen over de activerings- en handhavingsinspanningen van gemeenten. Uitsplitsingen zullen worden gemaakt naar Doel: `Werk boven inkomen' tijdsperiode, gemeentegroepen, cliëntengroepen en persoonskenmerken. De uitsplitsingen zijn beperkt tot de mogelijkheden die de statistieken bieden. Wel kan onder meer De figuren in de volgende paragrafen onderscheid worden gemaakt naar verwijzen naar het schema in paragraaf 2.1. allochtoon/autochtoon, leefvorm (alleenstaand, Het vetgedrukte deel geeft aan waarop het alleenstaande ouder, paar), leeftijd en duur hoofdaccent ligt in de betrokken paragraaf. bijstand.

Als nulmeting wordt in eerste instantie uitgegaan van een analyse over de stand ultimo 2003, vóór de invoering van de WWB. Daar waar nodig en mogelijk wordt verder teruggegaan in de tijd om de ontwikkelingen van jaar tot jaar te kunnen volgen. In verband met de beschikbaarheid van de data zullen de analyses in het najaar van jaar x+1 worden verricht over het jaar x. De resultaten zullen ter beschikking worden gesteld aan de Kamer en zullen tevens input vormen voor de eindanalyse in 2007.

Causale analyse
De bovenstaande jaarlijkse analyse is in die zin beperkt, dat op basis daarvan niet kan worden aangegeven waaraan het al dan niet bereiken van de doelen is toe te schrijven. Ligt dat aan de WWB en/of aan andere factoren? Hiervoor is een causale analyse nodig om de effecten van de WWB te kunnen afzonderen van effecten van andere aard (conjunctuur, demografie, ander beleid zoals wijzigingen in de WW en WAO, etc.). Via deze causale analyse kan ook worden nagegaan of de systeemwijziging heeft geleid tot reductie van de bijstandsuitgaven met 5% in 2006 ten opzichte van de situatie zonder de WWB (zie paragraaf 3.1). Op dit moment wordt een
---

econometrische analyse als het meest aangewezen gezien. Het ligt in de bedoeling om een voorstudie naar de haalbaarheid hiervan te laten verrichten en af te stemmen met de hieraan verwante werkzaamheden van het CPB in het kader van de raming van het macrobudget I-deel. In de voorstudie moet de econometrische analyse nader worden bepaald (bijv. moet die plaatsvinden op macro-, meso- of microniveau) en moet aandacht besteed worden aan de beschikbaarheid van de hiervoor noodzakelijke data. Voor zo'n analyse zijn immers data over veel huishoudens en gemeenten (op veel tijdstippen) noodzakelijk. De analyse moet leiden tot uitspraken op landelijk niveau. Dit sluit qua methodiek aan bij onderzoek dat reeds eerder door SZW is verricht en aan de Tweede Kamer is aangeboden2. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan het verzoek van de Tweede Kamer om herhaling van het onderzoek naar de effecten van conjunctuur en beleid op het bijstandsvolume.

Analyse realisatie 25% meer uitstroom naar regulier werk in 2007 (SZW-breed) Zoals in paragraaf 3.1 is aangegeven is in de SZW-begroting het streven neergelegd tot 25% meer uitstroom naar regulier werk in 2007, na deelname aan een reïntegratietraject door uitkeringsgerechtigden en werkzoekende niet-uitkeringsgerechtigden (SZW-breed). Dat wil zeggen dat in 2007 de uitstroom van de gestarte trajecten in 2005 moet hebben geleid tot 25% meer uitstroom naar regulier werk in vergelijking met de uitstroom uit trajecten die zijn gestart in 2002. Er wordt gemeten in hoeverre dit streven wordt bereikt. Het gaat bij deze prestatie- indicator om alle uitstroom naar regulier werk. Voor duurzame uitstroom wordt een kengetal gepresenteerd.

4.3 Kwalitatief onderzoek gemeenten
Ter aanvulling op de kwantitatieve analyses Instrumenten Rijk wordt voorzien in kwalitatief onderzoek. De gemeenten als uitvoerders van de WWB zijn daarbij de belangrijkste objecten van onderzoek. Om ontwikkelingen te kunnen Instrumenten gemeenten Cliënten- traceren zijn er twee metingen voorzien: één participatie aan het begin van de WWB en één aan het einde van de evaluatieperiode. Daarnaast wordt in de eindanalyse een kwalitatieve beschrijving gegeven van de wijze waarop de instrumenten Doel: `Werk boven inkomen' van het Rijk (decentralisatie, deregulering, derapportage en facilitering) zijn ingezet.

Eerste kwalitatief onderzoek: procesevaluatie naar werkwijze en beleid van gemeenten Dit onderzoek is eind 2004 gestart onder een steekproef van circa 25 gemeenten, met als peiljaar 2003/2004.
De kernvraag van dit onderzoek is in welke mate de systeemwijziging van de WWB bijdraagt aan het hoofddoel "Werk boven inkomen". Dit is vertaald in de volgende probleemstelling:
· Hoe worden de wijzigingen (decentralisatie, deregulering, derapportage) die door het Rijk bij de komst van de WWB zijn geïntroduceerd ter realisatie van dit hoofddoel door gemeenten ervaren? In hoeverre worden de effecten van deregulering en derapportage beïnvloed door gemeentelijke regulering en rapportageverplichtingen?
· In hoeverre leiden genoemde wijzigingen tot veranderingen in de beleidsvorming, -realisatie en de uitvoeringsorganisatie van de gemeenten? Dit voor wat betreft de instrumenten (activering, inkomensondersteuning en handhaving) waarover de gemeenten in het kader van de WWB beschikken.

· In hoeverre dragen genoemde veranderingen bij gemeenten tot op heden bij aan het bereiken van het doel Werk boven inkomen (volumedaling door instroombeperking,

2 De invloed van conjunctuur en beleid op de Abw, een analyse op macroniveau, oktober 2002. De effecten van beleid en conjunctuur op het Abw-volume, een analyse op basis van gemeentedata, april 2003.
10

inkomenswaarborg, uitstroombevordering)? En hoe wordt de invloed van andere factoren op dit doel ervaren?
De resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting medio 2005 beschikbaar zijn.

Tweede kwalitatief onderzoek
In 2006/2007 zal een kwalitatief onderzoek worden gehouden over de situatie in het peiljaar 2006. De aanpak van dit onderzoek wordt nader bepaald, mede naar aanleiding van de ervaringen met het eerste kwalitatief onderzoek.

4.4 Kwalitatief onderzoek en sessies cliëntenorganisaties
Dit project behelst het evalueren en volgen van Instrumenten Rijk cliëntenparticipatie en cliëntbeleving. Hierbij worden cliëntenorganisaties betrokken. Cliëntenparticipatie heeft betrekking op artikel 47 WWB. Cliëntbeleving raakt de WWB als Instrumenten gemeenten Cliënten-
participatie geheel.

In 2004-2005 wordt geen onderzoek gedaan. In Doel: `Werk boven inkomen' 2004 is immers een onderzoek naar de cliëntbeleving Abw afgerond: "De bijstand beleefd". Daarin is het cliëntperspectief vanuit de Abw neergezet. Wel worden de resultaten van dit onderzoek teruggelegd door SZW in laagdrempelige sessies met een breed scala van cliëntenorganisaties en ­raden. Doel daarvan is na te gaan hoe cliëntenorganisaties de opzet van de cliëntonderzoeken in het kader van de evaluatie WWB zien en welke lessen daarvoor uit het onderzoek ten tijde van de Abw te trekken zijn.

In 2006-2007 wordt onderzoek gedaan naar cliëntbeleving van de uitvoering van de wet en naar cliëntenparticipatie in gemeenten (conform toezegging aan Tweede Kamer). Cliënten zullen worden bevraagd hoe zij de WWB ervaren: wat is hun mening over bijvoorbeeld het versterkte accent op werk boven inkomen (algemeen geaccepteerde arbeid), de tijdigheid en juistheid van de uitkeringsverstrekking en de grotere mate van beleidsvrijheid voor gemeenten. Aandachtspunt daarbij is het onderscheid tussen het beleid op landelijk en dat op gemeentelijk niveau. Indien inventariseerbaar, wordt daarnaast ingegaan op door cliënten ingediende bezwaren. Waar mogelijk wordt nagegaan of er een ander beeld - op onderdelen - van de WWB bestaat dan van de Abw indertijd.

4.5 Analyse verordeningen
Bij het bereiken van het hoofddoel van de Instrumenten Rijk WWB `werk boven inkomen' speelt gemeentelijk beleid een belangrijke rol. Verordeningen (en de daaraan gerelateerde beleidsdocumenten) vormen de schriftelijke Instrumenten gemeenten Cliënten- neerslag van dat gemeentelijk beleid. Op participatie verzoek van het Parlement zal in het najaar van 2005 een analyse worden toegezonden van de tot stand gekomen gemeentelijke Doel: `Werk boven inkomen' verordeningen, op basis van vrijwillige aanlevering door gemeenten.


---

Dit project dient om hierin te voorzien en betreft:

· Het verzamelen van de vijf verplichte gemeentelijke WWB-verordeningen op het gebied van toeslagen, reïntegratie, afstemming, handhaving en cliëntenparticipatie. Conform de Invoeringswet WWB dient per 1 januari 2005 ook de Boeteverordening WIN (Wet inburgering nieuwkomers) tot stand te zijn gekomen. Deze boeteverordening zal echter buiten beschouwing worden gelaten, omdat deze onder de wettelijke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie valt.

· Het analyseren van deze verordeningen op een algemeen beeld (trends) en verschillen tussen gemeenten. Enerzijds zal daarbij worden gekwantificeerd (bv. x% van de onderzochte gemeenten heeft een beleidsarme reïntegratieverordening, x% van de gemeenten heeft voor de Toeslagenverordening gebruik gemaakt van de modelverordening). Anderzijds zullen kwalitatieve analyses worden gericht op het benoemen en duiden van de verschillen en overeenkomsten tussen gemeenten. Onder andere wordt aandacht besteed aan de positie van de cliënt en aan de vormgeving van de evenwichtige benadering van groepen (paragraaf 3.2).

Bij de verzameling van de verordeningen zal waar mogelijk worden samengewerkt met de VNG en IWI. De (document)analyse zal alleen betrekking hebben op verordeningen en beleidsdocumenten zelf; gemeenten zullen niet worden bevraagd en aldus minimaal worden belast.

4.6 Eindrapportage
Het opstellen van de eindrapportage zal Instrumenten Rijk plaatsvinden in 2007. Naast de hiervoor beschreven onderzoeken zal gebruik worden gemaakt van andere onderzoeken van SZW, alsmede onderzoeken van gemeenten en andere Instrumenten Cliënten- organisaties, die voor de beantwoording van de gemeenten participatie vraagstelling van belang kunnen zijn. Concrete voorbeelden hiervan zijn een onderzoek naar het niet-gebruik van inkomensvoorzieningen (verwachte resultaten eind 2005) en de evaluatie Doel: `Werk boven inkomen' van het systeem van de aanvullende uitkering I- deel WWB (verwachte resultaten tussenmeting eerste kwartaal 2006 en eindmeting derde kwartaal 2007). In de eindanalyse worden de resultaten van de deelonderzoeken met elkaar verbonden en wordt op basis van alle materiaal een analyse gemaakt aan de hand van het in deze nota opgenomen schema van doelen en middelen. De focus zal liggen op de beantwoording van de in paragraaf 2.1 genoemde kernvraag in welke mate de landelijke systeemwijziging bijdraagt aan het hoofddoel `Werk boven inkomen'.


12

5. OVERZICHT TE VERWACHTEN PUBLICATIES

Kwartaal en jaarlijkse rapportages
Jaarlijks wordt de WWB gevolgd aan de hand van de prestatie-indicatoren in de SZW-begroting en -jaarverantwoording. Deze indicatoren zijn met ingang van de begroting 2005 de volgende:
· Mate van sluitendheid (artikel 23)

· Percentage uitstroom naar regulier werk na volgen reïntegratietraject (artikel 23)
· Toereikendheid macro-budget I-deel (artikel 30)
· Nalevingsniveau van opgave inkomsten (artikel 30) Tussentijds wordt ook gerapporteerd in de Kwartaalberichten Arbeidsmarkt over aantallen uitkeringen, de in- en uitstroomaantallen, de inzet van reïntegratievoorzieningen door gemeenten en de preventiequote voor de bijstand van het CWI. Eind 2005 en 2006 zullen ook de resultaten van de jaarlijkse kwantitatieve analyses aan de Kamer worden gezonden.