Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
26 april 2005
Ons kenmerk
DGTL/05-003215
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

1
Uw kenmerk
VW-04-904/VROM-04-1088
Onderwerp
Antwoordbrief aan St. De Noordzee over PCB's in scheepsbrandstoffen

Geachte voorzitter,

Naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om een afschrift te mogen ontvangen van mijn antwoord op het schrijven van Stichting De Noordzee van 29 november 2004, over onderzoek naar PCB's in scheepsbrandstoffen, doe ik u hierbij het gevraagde afschrift toekomen.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

Contactpersoon

-
Datum
26 april 205
Ons kenmerk
DGTL/05-3214
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
382.04/mmb
Onderwerp
PCB's in scheepsbrandstoffen

Geachte heer Groenendijk,

Naar aanleiding van uw brief van 29 november 2004 over de mogelijke aanwezigheid van PCB's en dioxinen in scheepsbrandstoffen en diverse (telefonische) gesprekken op ambtelijk niveau, alsmede naar leiding van ambtelijk overleg met het Havenbedrijf Rotterdam NV en op dit terrein deskundige onderzoeksinstellingen, deel ik u, met excuses voor de late beantwoording, het volgende mee.

In uw brief brengt u verschillende onderwerpen naar voren. Zo geeft u aan dat u signalen heeft ontvangen dat in haring 'zulke grote hoeveelheden PCB's en dioxines worden aangetroffen, dat de nieuwe Europese norm voor toegestane hoeveelheid kanker-verwekkende stoffen waarschijnlijk zal worden overschreden'. Verder geeft u aan te vermoeden dat genoemde stoffen 'deels uit scheepsbrandstoffen afkomstig zijn' en dat gevaarlijke stoffen in bunkers worden bijgemengd.

Tijdens het gesprek op 23 december 2004 is nadere onderbouwing van uw uitspraken echter uitgebleven. Dit maakt het voor mij lastig om nu al te kunnen reageren op uw verzoek om nader onderzoek te laten doen naar milieubelastende stoffen die via scheepsbrandstoffen in zee terecht zouden komen.

Ik ben uiteraard bereid om nader overleg tussen uw stichting, mijn ambtenaren en gespecialiseerde onderzoeksinstituten te laten regelen. Ik denk hierbij aan het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) te IJmuiden en zonodig het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) en het Koninklijk Nederlands Instituut voor onderzoek der Zee (NIOZ). Op deze manier kan meer helderheid worden verkregen op de door u naar voren gebrachte vragen. Voor de organisatie van dit overleg zal mijn ministerie het initiatief nemen.

Verder wijst u in uw brief op de luchtverontreiniging in de dichtbevolkte Rijnmondregio. Deze verontreiniging, waaraan ook zeeschepen een bijdrage leveren, heeft mijn aandacht. Nederland heeft zich in Europees verband ingespannen voor aanscherping van de zogenaamde Zwavelrichtlijn. In deze nieuwe aanscherping, waarover op 28 juni 2004 politiek akkoord is gesloten in de Europese Milieuraad en die op 13 april 2005 is aangenomen door het Europees Parlement, is ook regelgeving opgenomen voor schepen die aan de kade liggen. Met ingang van 1 januari 2010, zo bepaalt de nieuwe richtlijn, geldt voor schepen liggend aan de kade een zwavelgehalte van maximaal 0,1 %. Dit is fors lager dan het zwavelgehalte van de brandstof die zeeschepen nu gebruiken (gemidd. 2,7 %). Een lager zwavelgehalte betekent zowel minder uitstoot van SOx, als minder uitstoot van roetdeeltjes. Dit zal de luchtkwaliteit in de havengebieden, zoals de Rijnmond, te goede komen.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs