De Nederlandse Bank
Speech president Wellink over 'Pensioen in beweging: Nederland in internationaal perspectief'
Speech
Datum 25/04/2005
Tijdstip 11.00 uur
Locatie ABP/PGGM-Congres 'Pension Plan Design for the Future
Spreker Dr. A.H.E.M. Wellink
Tijdens zijn speech is Wellink ingegaan op op het thema Pensioen in beweging: Nederland in internationaal perspectief. In zijn speech besteed hij voorts aandacht aan zaken als pensioenhervormingen, transparantie en keuzevrijheid.
Speech Dr. A.H.E.M. Wellink voor het ABP/PGGM-Congres ŽPension Plan Design for the FutureÂŽ
op 25 april 2005
Pensioen in beweging: Nederland in international perspectief
Pensioen in beweging:
Nederland in internationaal perspectief
Nout Wellink
President De Nederlandsche Bank
ÂŽHet Nederlandse pensioenstelsel behoort tot de beste van de wereld. Maar heeft het ook de
toekomst?' Dat is de openingsvraag op de uitnodiging van deze tweedaagse conferentie. Een
uitdagende vraag, waarbij een antwoord veel emoties losmaakt. Want wie het over pensioen en de
toekomst heeft, komt al snel uit op hervormingen. En met voorstellen voor pensioenhervormingen
maken politici zich niet populair. Integendeel, stakingen en massa demonstraties vallen hen ten deel en
vormen het beeld in Europa. Zelfs in Nederland.
Toch lijken veel mensen, en dan vooral jongeren, wel overtuigd van de noodzaak tot
pensioenhervormingen. De belangrijkste oorzaak, de vergrijzing, leidt tot een toenemende budgettaire
druk in de meeste westerse landen. Zonder ingrijpen dreigen grote budgettaire tekorten of enorme
premiestijgingen. In mijn betoog sta ik daarom eerst stil bij de situatie in een aantal Europese landen.
Is er al vooruitgang geboekt? En hoe staat Nederland ervoor? Vervolgens wil ik bij twee andere
themaÂŽs langer stilstaan. Transparantie en keuzevrijheid.
Opzet
· Pensioenhervormingen
· Transparantie
· Keuzevrijheid
Transparantie is voor pensioenfondsen in Nederland een zeer actueel thema. Voor een
toekomstbestendig stelsel is een grotere transparantie noodzakelijk. Transparantie in de financiële
positie, de risicoŽs en de risicoverdeling. De traditionele actuariële en boekhoudkundige technieken
bieden namelijk geen consistent inzicht in de financiële positie van pensioenfondsen. Tekorten worden
niet tijdig gesignaleerd en vervolgens is niet altijd duidelijk wie die tekorten opvangt. Dit moet beter.
Het Financiële Toetsingskader biedt daarvoor uitkomst. Dat is de eerste boodschap die ik u wil
meegeven.
De tweede boodschap die ik u wil meegeven hangt samen met keuzevrijheid. Doordat arbeidspatronen
van werknemers steeds meer van elkaar verschillen, ontstaat er een grotere behoefte aan maatwerk.
Nederlanders blijken echter zeer te hechten aan pensioenzekerheid. Het verruimen van keuzevrijheid
mag daarom zeker niet ten koste gaan van pensioenzekerheid. Sterker nog, de gedwongen
winkelnering die wij in ons stelsel kennen vereist een grote mate van zekerheid. Mensen moeten zeker
zijn van een bepaald minimumpensioen. Daarboven zouden ze meer keuzevrijheid kunnen krijgen in
de risicoÂŽs die zij lopen. Hoe Nederlandse pensioenfondsen dat kunnen bereiken zal ik u in het vervolg
van mijn betoog duidelijk maken.
Europa
Europa
Pensioenfondsvermogen als percentage van het BBP (2003)
120
%
100
80
60
40
20
0
EU Italië
inland België
Zweden Ierland F Spanje
Frankrijk
Nederland Duitsland
Denemarken Griekenland
Ver. Koninkrijk
Bron:CEPS 2003
Allereerst de situatie in Europa. Overal in Europa leven mensen langer en krijgen ze minder kinderen.
Vooral in landen die zwaar leunen op het omslagstelsel zorgt deze toenemende grijze druk voor steeds
hogere pensioenpremies. Deze situatie geldt voor de meeste Europese landen. Uitzonderingen vormen
het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Ierland en ons eigen land, waar in de tweede pijler
wel voor pensioen wordt gespaard. In een aantal landen, zoals Duitsland, wordt geprobeerd een
kapitaalgedekte private pijler te ontwikkelen, maar daarvoor is een lange adem nodig met een periode
van dubbele lasten.
In landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is men al langer doordrongen van de
noodzaak tot aanpassingen en zijn pensioenhervormingen eerder ingezet. In de VS is al in 1983
besloten om tussen 2003 en 2022 de pensioenleeftijd in stappen te verhogen van 65 naar 67.
Het Verenigd Koninkrijk kent eveneens een lange traditie van pensioenhervormingen. Al in de jaren
zeventig onderkende men dat er iets moest gebeuren om de particuliere pensioenbesparingen te
verhogen en het aandeel van het staatspensioen te verlagen. In eerste instantie zijn bedrijven daarbij
gestimuleerd om collectieve pensioenregelingen op te zetten. Onder Thather is het echter misgegaan.
Haar regering moedigde burgers aan om hun oudedagspensioen individueel op te bouwen. Duizenden
die de overstap waagden zijn voor grote bedragen het schip in gegaan, doordat dubieuze
tussenpersonen hen verkeerd adviseerden. De versoberingen in het staatspensioen zijn daardoor niet
gecompenseerd door verbeteringen in de private regelingen.
De continentaal Europese landen onderkennen inmiddels ook de problemen, maar oplossingen blijken
politiek lastig. In de meeste landen worden nu de eerste voorzichtige stappen gezet. Zo wordt in een
groot aantal landen gesleuteld aan de prepensioen- of de pensioenleeftijd of het aantal benodigde
dienstjaren. In Italië bijvoorbeeld wordt vanaf 2008 tot 2014 de prepensioenleeftijd voor mannen
opgetrokken van 57 jaar naar 62 jaar, terwijl in Frankrijk niet de pensioenleeftijd wordt verhoogd,
maar het aantal dienstjaren in 2008 naar 40 wordt opgetrokken.
Pensioenhervormingen in EU-lidstaten
Pensioenleeftijd Flexibele Koppeling
en/of pensioenleeftijd levensverwachting
aan hoogte
Deelnemersjaren pensioenuitkering
België Denemarken Italië
Duitsland Finland Finland
Denemarken Italië Zweden
Frankrijk Oostenrijk
Finland Zweden
Griekenland
Italië
Ierland
Nederland
Oostenrijk
Zweden
Verenigd Koninkrijk
Bron: Samengesteld op basis van: Europese Commissie, OECD en SSCG.
In een aantal landen gaan de versoberingsmaatregelen gepaard met de invoering van een flexibele
pensioenleeftijd. Zo wordt het in Finland mogelijk om tussen je 63-ste en 68-ste met pensioen te gaan.
Elk jaar uitstel levert een hoger pensioen op. Italië en Zweden vormen interessante voorbeelden als het
gaat om het risico van de levensverwachting. Zij hebben hun stelsel omgevormd tot een Notional
Defined Contribution (NDC) systeem, waarin de band tussen betaalde premies en uitbetaald pensioen
is versterkt en bovendien de levensverwachting op het moment van pensionering de hoogte van het
pensioen beïnvloedt. De kosten van een gestegen levensverwachting worden daardoor niet zonder
meer doorgeschoven naar de volgende generatie, maar slaan neer in een lager pensioen.
De Nederlandse situatie
De stijgende levensverwachting vormt immers één van de belangrijkste oorzaken van de toenemende
lasten. De gestegen levensverwachting zorgt ervoor dat veel meer mensen de 65-jarige leeftijd
bereiken. Toen in Nederland in 1957 de AOW voor mensen vanaf 65 jaar werd ingevoerd lag de
gemiddelde leeftijd bij overlijden nog op ongeveer 61 jaar. Pas in het midden van de jaren zestig steeg
de gemiddelde leeftijd bij overlijden van mannen tot boven de 65 jaar. Het was bepaald geen regel dat
je in die tijd de 65 haalde. Tegen de tijd dat je 65 werd, was je eenvoudigweg niet meer in staat om te
werken. Als je deze redenering doortrekt, zou je bij de huidige gemiddelde leeftijd van overlijden van
75 jaar, de pensioengerechtigde leeftijd moeten optrekken naar 79 jaar. Dat is een absurde
vergelijking, maar het geeft wel aan hoeveel beter en daarmee duurder onze pensioenvoorziening is
geworden. Veel meer mensen genieten nu van hun oude dag, doordat de AOW-leeftijd al die tijd
ongewijzigd is gebleven. Om de noodzaak van een abrupte aanpassing van de AOW-leeftijd te
voorkomen, is het daarom goed de discussie te starten over een geleidelijke verhoging van de
gemiddelde AOW-leeftijd, waarbij een flexibele AOW-leeftijd mogelijk is, zodat je de hoogte van je
AOW-pensioen zelf kunt beïnvloeden.
Gelukkig heeft Nederland in tegenstelling tot de meeste andere Europese landen een grote
pensioenspaarpot opgebouwd. Vergrijzing heeft daardoor minder greep op onze totale
pensioenuitkering. Toch zijn ook onze pensioenen in de tweede pijler gevoelig voor vergrijzing. Deze
gevoeligheid komt onder meer tot uiting in de effectiviteit van het premie-instrument: tegenvallers
kunnen met premie-aanpassingen steeds moeilijker worden opgevangen. In de afgelopen jaren zijn
veel regelingen omgebouwd van eindloon naar middelloon, waarbij de indexatie van de
pensioenopbouw en Âuitkering conditioneel is vormgegeven. Daardoor kan het indexatie-instrument
breder worden ingezet en is een andere risicospreiding over de belanghebbenden ontstaan. Ons stelsel
lijkt daarmee te verschuiven in de richting van ÂŽdefined contributionÂŽ. Bij tegenvallende
beleggingsresultaten en kortingen op indexaties resulteert een slechter pensioen, maar van een zuiver
DC-stelsel is nog zeker geen sprake. In een zuiver DC-stelsel worden de risicoÂŽs bij de individuele
werknemer neergelegd, terwijl in een stelsel van middelloonregelingen de risicoÂŽs gezamenlijk worden
gedragen en sprake is van intergenerationele solidariteit. Bij tegenvallende rendementen kan tijdelijk
een beroep worden gedaan op de actieve en toetredende generatie om de uitkeringen van de post-
actieven te waarborgen. Het gebruik van indexering als sturingsinstrument vergroot echter het risico
dat de waarde van ons pensioen in de toekomst wordt uitgehold. Dit hangt direct samen met de
indexatie-ambitie en de daaraan gekoppelde premiekortingsgrens die fondsen straks onder het
Financiële Toetsingskader moeten formuleren.
Het staat sociale partners natuurlijk vrij om zelf de indexatie-ambitie te bepalen, maar iedereen moet
zich goed realiseren, dat de waarde van het pensioen fors wordt uitgehold als tijdens de opbouwfase de
indexatie onvolledig is. Uitgaande van 2%- indexatie is het totale kapitaal op 65-jarige leeftijd voor
ongeveer éénderde opgebouwd uit deze indexatietoeslagen. Voor zover welvaartsvast een te hoog
streven blijkt te zijn, is waardevast toch zeker te ambiëren. Dan kan worden aangesloten bij de ECB-
inflatiedoelstelling van 2%. Daar zou een pensioenfonds zich minstens op moeten richten.
Transparantie
De aanpassingen in het toezichtskader en de overstap naar middelloon zijn sterk gerelateerd aan de
financiële malaise waarin pensioenfondsen verkeerden. Daarmee kom ik uit op mijn thema
transparantie. Door de traditionele actuariële en boekhoudkundige technieken was de werkelijke
financiële positie van pensioenfondsen onvoldoende transparant. Pensioenfondsen moesten hun
beleggingen waarderen tegen actuele koersen, terwijl de verplichtingen tegen een vaste rekenrente van
4% werden gewaardeerd. Dit leidde tot een situatie waarin verborgen overschotten en tekorten niet
tijdig werden gesignaleerd. Door dit gebrek aan transparantie werden de hogere rendementen, als
gevolg van de aandelenhausse, te snel teruggeven in de vorm van premiekortingen en
pensioenverruimingen. Hoe tegenvallende rendementen moesten worden opgevangen was op
voorhand onvoldoende duidelijk. Voor veel Nederlandse pensioengerechtigden was het een volslagen
verassing dat ÂŽtegenvallende beleggingsresultatenÂŽ tot geen of een lagere indexatie konden leiden.
Kennelijk hadden zij of de bijsluiter niet goed gelezen of stond het allemaal in de kleine lettertjes.
Bijna alle pensioenreglementen bevatten standaard een ontsnappingsclausule, die regelt dat indexatie
alleen plaatsvindt als de aanwezige middelen dat toelaten. Dan moet er echter wel voldoende zicht zijn
op de werkelijke waarde van die middelen. Transparantie is van groot belang. En daar heeft het aan
ontbroken. Ik zal u dat laat zien aan de hand van de volgende twee figuren.
Transparantie
Gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen
250
200
150
4%-rekenrente
marktrente
100
50
0
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Bron: DNB
De eerste figuur geeft twee verschillende dekkingsgraden weer. De blauwe curve toont de traditionele
dekkingsgraad, de rode curve die op basis van de marktrente. De figuur laat zien dat de dekkingsgraad
gebaseerd op vaste rekenrente in de tweede helft van de jaren negentig een stijging laat zien en pas na
1999 een daling vertoont, die samenhangt met de sluipende beurskrach. De dekkingsgraad op
marktwaarde vertoont al vanaf 1990 een trendmatige daling, die samenhangt met de daling in de
marktrente. Als je alleen naar de verplichtingen kant kijkt, wordt dat nog veel duidelijker.
Transparantie
Verplichtingen van Nederlandse pensioenfondsen (1990 = 100)
700
600
500
400 4%-rekenrente
marktrente
300
200
100
0
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Bron: DNB
De blauwe curve geeft wederom de verplichtingen tegen de vaste rekenrente weer. De rode curve die
tegen de marktrente. De conclusie van deze grafiek is, dat de ruimte voor indexatie niet pas vanaf 2000
is afgenomen, maar vanwege de dalende trend in de kapitaalmarktrente al veel eerder begin jaren
negentig. In feite heeft het gebruik van een vaste rekenrente de werkelijke stijging van de
pensioenverplichtingen voor de helft gemaskeerd.
Door de financiële problemen in de afgelopen jaren, zijn alle belanghebbenden zich steeds meer
bewust geworden van de risicoŽs die pensioenfondsen lopen. Invoering van het Financiële
Toetsingskader moet leiden tot meer transparantie en consistentie tussen de waardering van
beleggingen en verplichtingen, zodat verborgen reserves voortaan zichtbaar zijn.
Transparantie
in samenwerking met:
Vergelijk dit met de Tower of Winds van de bekende Japanse architect Toyo Ito. Zijn Tower of
Winds, een ventilatietoren voor de ondergrondse ruimte van het station van Yokohama, reageert door
een ingenieus technologisch systeem op klimatologische omstandigheden. Een computer stuurt zo'n
tweeduizend lampen aan, afhankelijk van de wind, het lawaai en de temperatuur. Overdag wordt het
licht weerkaatst door aluminium panelen en wordt de cilindervorm geaccentueerd. 's Nachts wordt de
structuur doorschijnend door de lampen. Ons pensioenstelsel moet op die Tower gaan lijken. Niet
alleen ziet het er dan overdag prachtig uit, maar ÂŽs avonds kun je ook de interne structuur en de stevige
onderbouwing goed zien.
Naast het zichtbaar worden van reserves, komen er in het FTK strakkere voorschriften ten aanzien van
het concept van de kostendekkende premie, zodat over de marktconforme prijs van het toegezegde
pensioen meer helderheid ontstaat. Fondsen moeten bovendien inzicht bieden in de manier waarop zij
de risicoÂŽs hebben verdeeld over belanghebbenden. Zij moeten de indexatieambitie kraakhelder
communiceren richting deelnemer. Hier ligt in de toekomst een grote uitdaging. Er moet helder
worden gemaakt welke risicoÂŽs iedereen loopt, maar ook wat de gevolgen van deze risicoÂŽs kunnen
zijn. RisicoÂŽs lopen betekent namelijk af en toe pijn leiden en op de blaren zitten. Belanghebbenden
zouden kunnen concluderen dat er verkeerde beslissingen zijn genomen. Leg dan maar eens uit dat
bewust risico is gelopen en op basis daarvan goede beslissingen zijn genomen, maar dat er altijd een
kans bestond dat het mis zou gaan. In een onzekere wereld kunnen ex ante ÂŽgoedeÂŽ beslissingen
immers, ex post ÂŽfoutÂŽ lijken als het risico negatief uitpakt. Het nemen van risicoÂŽs vergt dan ook het
afleggen van verantwoording, zodat het vertrouwen in het stelsel blijft behouden. Dat past ook bij de
huidige eisen die de samenleving aan instellingen vraagt. Kortom, voor een toekomstbestendig stelsel
is het noodzakelijk dat alle belanghebbenden weten welke risicoÂŽs zij lopen en wat dat voor hen
betekent. Transparantie in de financiële positie van fondsen is daarbij een basisvereiste.
Keuzevrijheid
Daarmee kom ik uit op mijn tweede thema, keuzevrijheid. Niet alleen is het noodzakelijk dat
deelnemers weten wat voor risicoÂŽs zij lopen, voor pensioenfondsen is het evenzeer van belang om te
weten welke risicoÂŽs hun deelnemers willen lopen. Nederlanders blijken als het gaat om hun
pensioenvoorziening sterk risico-avers te zijn en vinden zichzelf financieel ondeskundig. Dit blijkt uit
recent onderzoek van De Nederlandsche Bank. De conclusie van dit onderzoek is dat de overgrote
meerderheid van de Nederlandse werknemers niet geïnteresseerd is in een overgang naar een DC-
systeem. Een meerderheid hecht aan zekerheid en is bereid daarvoor te betalen. Het verruimen van
keuzevrijheid mag dan ook niet ten koste gaan van pensioenzekerheid. Sterker nog, de gedwongen
winkelnering die wij in ons huidige stelsel kennen, vereist een grote mate van zekerheid. Mensen
moeten zeker zijn van een bepaald minimumpensioen. Daarboven zouden ze zelf meer keuzevrijheid
kunnen krijgen in de risicoÂŽs die zij lopen.
Keuzevrijheid
Keuze tussen
verschillende
oplopend Profiel 3 risicoprofielen
risico
Profiel 2
Profiel 1
Basispensioen
Hoe kunnen pensioenfondsen hierop inspelen? Pensioenfondsen zouden meer recht kunnen doen aan
de preferenties van deelnemers en de diversiteit van risicoprofielen door een lager, maar wel een
gegarandeerd geïndexeerd pensioen aan te bieden en daarbovenop een individuele pensioenopbouw
met een risicoprofiel naar keuze. Daarbij moeten deelnemers niet worden overladen met duizend en
één verschillende mogelijkheden. In zijn boek ŽDe paradox van vrije keuzes  hoe teveel een probleem
kan zijnÂŽ legt Barry Schwartz uit dat teveel keuzevrijheid niet altijd beter is. Er bestaat een grens
waarbij meer keuzevrijheid leidt tot een afnemende meeropbrengst. Mensen worden ongelukkiger als
zij teveel keuzevrijheid hebben. Goede keuzes willen maken leidt tot tijdgebrek en stress en niet
zelden tot teleurstellingen. Ook de ervaringen in Zweden, waar mensen voor hun publieke DC-
opbouw kunnen kiezen uit 650 verschillende beleggingsfondsen, leren dat te veel, te moeilijk is.
Biedt daarom een beperkt aantal risicoprofielen aan. Deelnemers kunnen vervolgens het risicoprofiel
kiezen dat het beste bij hen past. Deelnemers die geen risico willen lopen kiezen voor een risicovrije
variant. Deelnemers die veel risico willen lopen, kiezen voor een risicovol profiel. En deelnemers die
daar tussen in liggen, kiezen voor de beperkte risico variant. De zekerheid van het basispensioen biedt
deelnemers in ieder geval een minimaal gegarandeerd pensioen, waar zij op terug kunnen vallen.
Voor het gegarandeerde basispensioen kan gestreefd worden naar een zo klein mogelijk
mismatchrisico. Dit sluit aan bij het FTK. Het FTK maakt namelijk helder dat beide zijde van de
balans worden beïnvloed door veranderingen in de marktrente, waardoor het renterisico zichtbaar
wordt. Dit renterisico is afhankelijk van het verschil in looptijd tussen de beleggingen en die van de
verplichtingen. Aangezien op dit moment de gemiddelde looptijd van de vastrentende assets van
pensioenfondsen tussen de 5 en 7 jaar ligt, terwijl de verplichtingen een gemiddelde looptijd van 15
jaar hebben, is sprake van een duidelijk mismatch, ook wel ÂŽduration-gatÂŽgenoemd. Dit gat maakt
pensioenfondsen kwetsbaar voor rentedalingen. De verwachting is dat pensioenfondsen de focus meer
zullen leggen op het totale risicoprofiel en dit gat willen dichten. Dat kan door obligaties met een
langere looptijd te kopen of door off-balance sheet producten zoals swaps, futures en swaptions aan te
schaffen. En om het inflatierisico af te dekken, kunnen indexleningen of indexswapprodukten worden
opgenomen in de beleggingsmix.
De Europese overheden spelen inmiddels in op de grotere vraag van zowel Europese als Amerikaanse
pensioenfondsen naar langlopende leningen. Onlangs kwam de Franse overheid met een 50-jarige
lening. Ook Griekenland, Duitsland en Italië hebben recent langlopend papier verkocht. De
Nederlandse overheid gaat in april een dertigjarige lening uitbrengen. De markt voor indexleningen is
nog beperkt, maar daarin komt eveneens beweging. Naast Frankrijk gaat Italië beginnen met het
uitgeven van indexobligaties en Duitsland heeft een uitgifte aangekondigd. Nederland blijft
vooralsnog achter en de aarzelingen zijn begrijpelijk, maar als de vraag toeneemt zullen indexleningen
vanzelf een aantrekkelijk financieringsinstrument van de overheid worden. Overheden zijn in staat de
huidige financiële markten met de uitgifte van indexleningen compleet te maken. Zij hebben een
unieke positie om dit te doen omdat belastinginkomsten positief gecorreleerd zijn met de
loonontwikkeling.
In een continu veranderende wereld, past het om steeds nieuwe ontwikkelingen te beoordelen en
beleid daar op aan te passen. Of zoals John Kenneth Galbraith in his History of Economics aangeeft:
ÂŽIn fact, economic ideas are always a product of their own time and place, they cannot be seen apart
form the world they interpret. And that world changes  is, indeed, in a constant process of
transformation  so economic ideas, if they are to retain relevance, must also change.Ž
Dit congres is daarom een prachtig initiatief. U krijgt de komende twee dagen veel te horen over
innovaties op de financiële markten en de nieuwe mogelijkheden om collectiviteit en risicodeling te
combineren met meer vrije keuze en individueel maatwerk. Waardevastheid, transparantie en
keuzevrijheid vormen de belangrijkste uitdagingen en vragen om een antwoord voor een
toekomstbestendig stelsel. Voor de houdbaarheid van ons stelsel is het noodzakelijk dat iedereen de
risicoÂŽs en de mogelijke gevolgen daarvan kent. Het FTK biedt daarvoor een oplossing. Deelnemers
moeten bovendien meer keuzevrijheid krijgen in de risicoÂŽs die zij lopen. Dat kan worden
vormgegeven door een bepaald gegarandeerd minimumpensioen aan te bieden met daar bovenop een
individuele pensioenopbouw met een risicoprofiel naar keuze.
Ik wens u de komende dagen veel inspiratie toe, wijsheid voor de toekomst en laat de emoties niet te
hoog oplopen. Het Nederlandse pensioenstelsel behoort tot de beste in de wereld en dat willen wij
graag zo houden.
Een toekomst bestendig stelsel?
---- --