Contactpersoon
Datum
25 april 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/u.05/01006
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
VW-05-198
Onderwerp
Verkeersproblemen na aanleg A4 MD
Geachte voorzitter,
Bij brief van 24 maart 2005 heeft de vaste commissie voor Verkeer en
Waterstaat mij gevraagd haar een antwoord te sturen op de brief van de heer
ir. B.K. Van der Chijs, van 14 maart 2005, over de verkeersproblemen na
aanleg van de A4 MD (VW05-198).
Hieronder treft u mijn reactie aan.
Met het uitbrengen van de Startnotitie A4 Delft-Schiedam is de tracé/m.e.r.-
procedure herstart. Op basis van de Richtlijnen worden nu de verschillende
onderzoeken uitgevoerd. Het gaat onder andere om een verkeerskundige
studie. De onderzoeken die worden uitgevoerd, zijn openbaar en zijn ook ter
beschikking gesteld van de Klankbordgroep IODS, waarvan de heer Van der
Chijs lid is.
Ook voordat de Startnotitie A4 Delft-Schiedam is gepubliceerd, zijn
onderzoeken door Rijkswaterstaat uitgevoerd. Niet alle onderzoeken die
Rijkswaterstaat heeft laten uitvoeren voordat de Startnotitie is
gepubliceerd, worden betrokken bij het opstellen van de Trajectnota/MER A4
Delft-Schiedam. Het door de heer Van der Chijs genoemde onderzoek van DHV
uit 2003 is bijvoorbeeld achterhaald. In 2004 zijn nieuwe modelberekeningen
uitgevoerd. De resultaten daarvan staan in een rapportage uit januari 2005.
Deze rapportage is aan de Klankbordgroep IODS ter beschikking gesteld.
In de tracé/m.e.r.-procedure voor de A4 Delft-Schiedam worden alleen die
alternatieven meegenomen, die in de Richtlijnen zijn vermeld. De
Richtlijnen zijn opgesteld door het Bevoegde Gezag naar aanleiding van het
advies van de Commissie m.e.r.. De Commissie m.e.r. heeft bij het opstellen
van dit advies de inspraakreacties betrokken.
Voor de Trajectnota/MER zijn onderzoeken uitgevoerd, die gebruikt worden om
een keuze tussen de verschillende alternatieven te kunnen maken. Het gaat
om de keuze om òf een A4, òf een A54 (eventueel met Oranjetunnel), òf een
verbrede A13 met A13/16. De effecten van combinaties, zoals in de mail van
de heer Van der Chijs wordt aangegeven, zijn niet onderzocht. De conclusies
die de heer Van der Chijs aan het genoemde onderzoek verbindt, kunnen
derhalve niet gemaakt worden.
Als er een keuze is gemaakt om de A4 Delft-Schiedam verder te onderzoeken,
zal een ontwerp voor het Kethelplein gemaakt worden. Dit zal gebeuren op
basis van de meest recente verkeersgegevens. Het rapport "Kethelplein en
het plan IODS" bevat geen ontwerpen, maar slechts enkele schetsen en kan
gebruikt worden voor de verdere uitwerking van het ontwerp van het
Kethelplein. Het rapport concludeert, dat de acht ombouwvarianten voldoen
qua capaciteit voor de verkeersafwikkeling in 2010.
De heer Van der Chijs noemt het alternatief A14 als alternatief voor de A4
Delft-Schiedam. In de Startnotitie is vermeld, dat de Verbinding N14/A16
niet wordt meegenomen. De argumentatie daarvoor is vermeld in het SVV I en
in de startnotitie A4 Delft-Schiedam. Deze verbinding is dan ook niet
opgenomen in SVV II of de Nota Mobiliteit of de Nota Ruimte. Dit betekent,
dat er geen ruimtelijke reservering voor dit tracé is.
Bij het doorlopen van de tracé/m.e.r.-procedure is er een aantal momenten,
waarop burgers en belangenorganisaties hun mening kunnen laten horen door
middel van een inspraakreactie, of bij het Tracébesluit door beroep aan te
tekenen. Ik ben van mening dat de procedure zeer zorgvuldig wordt
doorlopen. De instelling van een klankbordgroep, waarbij burgers en
belangenorganisaties al tijdens de procedure mee kunnen denken en via de
Adviescommissie IODS invloed kunnen uitoefenen, getuigt daar ook van. Ik
kan mij dan ook niet vinden in de opmerking van de heer Van der Chijs dat
de gevolgde procedure in strijd zou zijn met "de beginselen van behoorlijk
bestuur".
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat