De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk:
datum: 25-04-2005
onderwerp: Regeling voor bezwaarde paardenhouders inzake de
chipverplichting TRCJZ/2005/1309
Bijlagen:
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de vaste kamercommissie
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 januari 2005 over de
transponderverplichting in het kader van de identificatie en
registratie van paarden, informeer ik u als volgt.
In de Verordening identificatie en registratie van paardachtigen 2004
van het Productschap Vee en Vlees (hierna: PVV) is de Europese
regelgeving ter zake geïmplementeerd. Op grond van deze verordening
vindt de identificatie van een paardachtige plaats door middel van een
transponder dat bij de paardachtige is ingebracht en het bij de
paardachtige behorende paspoort waarin het betreffende
transpondernummer is vermeld. In de verordening is ook een regeling
voor gewetensbezwaarden opgenomen die een eindig karakter heeft.
In het bovengenoemde Algemeen Overleg uitte de Tweede Kamer de wens
dat de betreffende gewetensbezwaardenregeling wordt vervangen door een
regeling voor een duurzame alternatieve vorm van identificatie van de
paarden door middel van het DNA-profiel. Ik heb toegezegd te
onderzoeken of het juridisch mogelijk is aan deze wens tegemoet te
komen en aangekondigd hierover met collega's in het kabinet in overleg
te treden. De meerkosten voor de controle van deze vorm van
identificatie zouden mijns inziens in ieder geval voor rekening moeten
komen van de desbetreffende paardenhouder. Lopende het onderzoek en
het overleg heb ik het bestuur van het PVV overigens verzocht de
termijn waarbinnen paardenhouders paarden kunnen aanmelden, teneinde
voor de gewetensbezwaardenregeling in aanmerking te komen, te
verruimen van 1 februari tot 1 juli 2005. Hieraan heeft het bestuur
van het PVV door de wijziging van de bovengenoemde verordening bij
verordening van 9 februari 2005 gevolg gegeven.
Op grond van de huidige Europese regelgeving is er geen belemmering,
om de identificatie door middel van het aanbrengen van het DNA-profiel
van het betreffende paard in het paspoort als alternatief voor de
chipverplichting toe te staan. Mijn inzet is erop gericht dat ook in
de toekomstige Europese regelgeving een dergelijke alternatieve
methode mogelijk blijft.
Het overleg met de Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie
heeft tot overeenstemming geleid. Gelet daarop kan de huidige
PVV-Verordening identificatie en registratie van paardachtigen als
volgt worden gewijzigd:
* De ontheffing van de transponderverplichting, waarbij
identificatie door middel van het DNA-profiel als voorwaarde wordt
voorgeschreven, kan ongeacht de gronden voor de bezwaren tegen de
transponderverplichting worden aangevraagd.
* Aan de ontheffing worden aanvullende voorwaarden verbonden,
waaronder de verplichting mee te werken aan het nemen van
haarmonsters ter verificatie van de identiteit van het paard,
alsmede de verplichting de meerkosten van deze controle te
betalen. De meerkosten voor de controle van de alternatieve
identificatiemethode zijn gelegen in het afnemen van het
haarmonster bij het paard, het versturen van het monster naar het
laboratorium, het DNA-onderzoek en het ontvangen en controleren
van de resultaten.
* De bezwaarde houder dient de aanvraag voor een ontheffing van de
transponderverplichting in te dienen, ruim voordat de paardachtige
de leeftijd van zeven maanden heeft bereikt. Vanaf deze leeftijd
dient een paardachtige een paspoort te hebben.
Overigens blijft op grond van volksgezondheidsoverwegingen de reeds in
de PVV-verordening neergelegde regel, dat slechts paarden die
geïdentificeerd worden door middel van een transponder ter slacht
kunnen worden aangeboden, onverkort van kracht.
Ik heb reeds de nodige stappen ondernomen om een aanpassing van de
PVV-Verordening identificatie en registratie van paardachtigen te
bevorderen. De intentie is dat de betreffende wijziging van de
PVV-verordening per 1 juli 2005 in werking zal treden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit