Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Koenders (PvdA) over projecten voor de vluchtelingen uit Srebrenica. Deze vragen werden ingezonden op 11 april 2005 met kenmerk 2040512360.
De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Koenders (PvdA) over projecten voor de vluchtelingen uit Srebrenica
Vraag 1
Wat is de stand van zaken met betrekking tot projecten voor de vluchtelingen uit Srebrenica, die de Nederlandse regering heeft toegezegd? 1)
Antwoord
De jaarlijkse uitgaven aan Srebrenica-gerelateerde projecten hebben sinds 2002 minimaal E 5 miljoen bedragen. In 2004 kon door financiële meevallers ruim E 9 miljoen worden besteed aan dit type projecten. Een gedetailleerd overzicht hiervan ging de Kamer op 9 november 2004 toe . Onderdeel hiervan vormt een bijdrage aan het UNDP- programma voor de wederopbouw van Srebrenica en omgeving, dat zich richt op reconstructie (inclusief infrastructuur), economische activiteiten en bevordering van goed lokaal bestuur. Nederland blijft ook bijdragen aan de financiering van reconstructie van huizen ten behoeve van de terugkeer van vluchtelingen.
Vraag 2
Is het waar dat op 30 maart jl. bewoners van Grab Potok per vrachtwagen naar Jezevac zijn vervoerd? Waarom is dit gebeurd, hoe is dit vervoer verlopen en wat zijn de precieze sociale en financiële omstandigheden waarin deze bewoners zijn terechtgekomen?
Antwoord
Rond 30 maart jl. zijn acht families vanuit Grab Potok overgebracht naar Jezevac; het ging in totaal om 23 personen. Dit is in goed overleg met de betrokken families gebeurd, door de voor vluchtelingenterugkeer verantwoordelijke autoriteiten van de gemeente Banovici. Volgens de autoriteiten zijn de opvangmogelijkheden en leefomstandigheden in Jezevac beter dan in de barakken in Grab Potok. De gemeente heeft gezorgd voor vrachtwagens om de persoonlijke eigendommen van betrokkenen te vervoeren. De afstand van Grab Potok naar Jezevac is tussen de 2 en 3 kilometer; mensen uit Grab Potok lopen deze afstand normaal gesproken. Volgens de gemeente is op de vrachtwagens ook een aantal personen meegereden.
Vraag 3
Wanneer was de Nederlandse ambassade van dit vervoer op de hoogte?
Antwoord
De ambassade heeft op 30 maart jl. telefonisch contact gehad met de gemeente Banovici. Tijdens dat gesprek heeft de gemeente aangegeven dat de acht families van Grab Potok naar Jezevac waren overgebracht.
Vraag 4
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de projecten die zijn uitgevoerd op het gebied van inkomensgenererende activiteiten, thuiszorg en andere betere faciliteiten voor de kinderen en voor de bewoners, zoals eerder door de Nederlandse regering is aangeboden? Welke vertragingen zijn bij de uitvoering van deze projecten opgetreden en welke oorzaken lagen hieraan ten grondslag?
Antwoord
De Nederlandse steun aan Grab Potok heeft bestaan uit enerzijds de renovatie van het hoofdgebouw en anderzijds het mogelijk maken van psycho-sociale zorg in het centrum verleend door de NGO Snaga Zene. Daarbij werden activiteiten voor verschillende groepen bewoners georganiseerd, waaronder kinderen. Sinds de beëindiging van de contractuele Nederlandse relatie met Grab Potok is de Nederlandse ambassade met name betrokken bij de monitoring van de situatie in het centrum, waaronder de bezettingsgraad van het hoofdgebouw, waarvoor de Bosnische autoriteiten verantwoordelijk zijn. Hierbij speelt het probleem dat ontheemden die op grond van hun moeilijke sociale omstandigheden een plaats in het hoofdgebouw zouden kunnen krijgen, vaak niet naar Grab Potok willen wegens de geïsoleerde ligging.
Hoewel de ambassade in alle contacten over Grab Potok steeds heeft aangegeven dat Nederland bereid is om aanvullende activiteiten te financieren die de situatie in Grab Potok kunnen verbeteren, heeft dat niet tot nieuwe projectvoorstellen geleid.
1) Handelingen II, nr. 38, pagina 2788-2801, vergaderjaar 2003-2004
-----------------------
Beantwoording vragen over operatie 'Althea' in Bosnië-Herzegovina, DVB/CV-385-04, 9 november 2004
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken