Contactpersoon
Datum
25 april 2005
Ons kenmerk
DGW 2005/662
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Status van de Waddenzee
Geachte voorzitter,
Tijdens het debat over de KRW-rapportages is een groot aantal onderwerpen
aan de orde geweest. De status van de Waddenzee: 'natuurlijk' of 'sterk
veranderd' kreeg daarbij de nodige aandacht. Tijdens het debat werd door de
heer Geluk een voorstel gedaan. Bij deze wil ik gaarne voldoen aan uw
verzoek om daar nader schriftelijk op in te gaan. Tevens wil ik van deze
brief gebruik maken om nog een drietal toezeggingen die tijdens het debat
uitgebreid aan de orde zijn gekomen te bevestigen.
In de rapportages wordt uitgegaan van de status 'natuurlijk', waar een
aantal randvoorwaarden aan is verbonden. Uit het debat heb ik begrepen dat
ook de Kamer zeer hecht aan deze randvoorwaarden, maar een aantal leden
wenst meer waarborgen. De heer Geluk suggereerde een tussenoplossing door
een deel langs de landkust van de Waddenzee de status 'sterk veranderd' toe
te kennen.
Mijn collega's van LNV, VROM en ik zijn bereid om in die laatste gedachte
mee te gaan en stellen u de volgende uitwerking voor. Daarbij hechten wij
er aan dat voor de Waddenzee het overheersende beeld 'natuurlijk' blijft
met waar nodig nuancering. Op die manier kunnen we ook invulling blijven
geven aan een goede afstemming met de Duitsers en de Denen en wordt
'alleingang' voorkomen en een 'level playing field' gerealiseerd. Overigens
wijs ik erop dat de begrenzing en werking van de VHR en de
natuurbeschermingswet door het onderhavige voorstel niet wordt gewijzigd.
Wij willen u dan ook het volgende voorstellen.
1. De havens en een zone van 500m rond de monding krijgen de status 'sterk
veranderd'
Het gaat hierbij om de havens van Den Helder, Harlingen Den Oever,
Lauwersoog, Oude Schild, West Terschelling (NB Eemshaven en Delfzijl
liggen al in gebied met de status Sterk Veranderd).
Het feit dat de havens zijn vormgegeven door mensenhand en de
havenfunctie centraal staat wordt op herkenbare wijze vormgegeven in de
typering.
Hydromorfologische ingrepen als baggeren om de havens bereikbaar te
houden staan hiermee buiten kijf. Dat geldt overigens ook voor de
resterende kleinere havens. Het daarvoor noodzakelijke baggeren staat het
bereiken van de doelstellingen niet in de weg. Tevens wordt rekening
gehouden dat de hydromorfologische invloed van de havens (bijvoorbeeld op
zandtransport) niet ophoudt bij de havenmond. Bij deze benadering hebben
wij meegewogen dat ook in andere landen een dergelijk aanpak met zones
bij havenmondingen niet ongebruikelijk is.
Overigens willen wij er met nadruk op wijzen dat hiermee geenszins een
uitspraak wordt gedaan over zeewaartse uitbreiding van de zeehavens. De
nieuwe PKB Waddenzee is hiervoor het kader.
1. Samen met de buurlanden en de EU-commissie zal er onderzocht worden of
het nodig is om de vaargeulen aan te wijzen als 'sterk veranderd'.
Vooralsnog blijven wij van mening dat het bevaarbaar houden van de
vaargeulen slechts een mineure invloed heeft op het ecosysteem van de
Wadden. Wij zullen even wel nagaan of deze mening breed gedeeld wordt.
Bij het aanbieden van de rapportage zullen we richting EU-commissie
aangeven dat we de status van de vaargeulen zullen wijzigen in 'sterk
veranderd' indien de buurlanden en de EU-commissie met ons van mening
zijn dat de kwaliteit van het waterlichaam potentieel wél significant
negatief wordt beïnvloed. Wij zijn van mening dat met deze nuancering er
voldoende zekerheid is gecreëerd ten aanzien van het bereikbaar houden
van de havens.
1. De zomerpolders en kwelders tegen de zeedijken, zullen niet langer deel
uitmaken van het waterlichaam Waddenzee, hiervoor wordt de Gemiddeld
Hoogwaterlijn als grens gehanteerd.
De heer Geluk accentueerde met zijn voorstel het belang om binnen het
waddensysteem rekening te houden met de hydromorfologische verschillen.
Sommige delen van de Waddenzee zijn feitelijk ook continue
oppervlaktewater met waardevolle aquatische ecosystemen andere delen zijn
feitelijk land dat af en toe overstroomt.
Bij de keuze voor één waterlichaam was het accent gelegd op de niet te
ontkennen noch in het beheer te negeren samenhang binnen de hele
Waddenzee. Wij zijn even wel bereid om ten behoeve van de rapportage KRW
meer aandacht te schenken aan de verschillen.
Wanneer de zomerpolders en kwelders niet langer deel uit maken van het
grotere waterlichaam achten wij het niet reëel om deze als apart
'waterlichaam' te begrenzen. De natuurwaarden die bij deze gebieden horen
kunnen immers niet worden beschreven in de termen van de KRW. Nu blijkt
dat ook in Duitsland deze systematiek in de rapportage wordt toegepast is
er ook op dit punt geen sprake van 'alleingang'.
Door af te zien van een geforceerde poging om deze als apart waterlichaam
te benoemen wordt verzekerd dat actief kwelder beheer niet wordt
belemmerd door de KRW. De functies die de kwelders vervullen,
bijvoorbeeld bij de kustverdediging, behoeven derhalve niet aan de KRW te
worden getoetst.
De instandhoudingdoelen voor de VHR-gebieden te zijner tijd aan de Kamer
worden aangeboden.
Tevens wijzen we er op dat met deze keuze niets wordt afgedaan met
betrekking tot de nationale (PKB-Waddenzee), trilaterale (Afstemming
tussen Nederland, Duitsland, Denemarken) en internationale (VHR)
(natuur)doelstellingen.
1. Er is geen aparte regeling nodig om afwatering in de toekomst veilig te
stellen.
De verstorende invloed van afwatering is primair lokaal van aard:
veranderingen in stroomsnelheden, waterdieptes en onnatuurlijke variaties
in zoet/zout verhouding. De monitoring ten behoeve van de KRW richt zich
op het verkrijgen van een beeld van het hele waterlichaam. Om die reden
zal worden vermeden om 'toestand en trend' monitoring te laten
plaatsvinden in de nabijheid van afwateringspunten. Gezien de omvang van
de Waddenzee zal tenminste een afstand van 1 km worden aangehouden.
Tenslotte wil ik van deze brief gebruik maken om het drietal toezeggingen
die tijdens het debat uitgebreid aan de orde zijn gekomen te bevestigen:
1. Aan de EU-commissie zal worden medegedeeld dat de wijze waarop Nederland
invulling zal geven aan het principe van 'geen achteruitgang' zal worden
verwoord in het stroomgebiedbeheersplan. Nederland formuleert in de
rapportages geen KRW-beleid en is niet voornemens om dit principe
stringenter toe te passen dan de KRW en andere internationale verdragen
verplicht. De interpretatie in de rapportage heeft slechts ten doel gehad
om een grove inschatting te kunnen maken ten aanzien van het al of niet
'at risk' zijn van waterlichamen.
1. De Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal zullen op verzoek van de Kamer
worden aangewezen als 'Kunstmatig'. Hoewel niet volledig gegraven zijn de
primaire functies scheepvaart en ontwatering immers bepalend geweest
voor het feitelijk ontstaan door mensenhand. Bij het opstellen van de
doelen zal worden aangegeven hoe deze functies worden gecombineerd met de
rol die deze wateren spelen in het gehele waterhuishoudkundige
hoofdsysteem.
1. Het kabinet blijft onverkort inzetten op internationale normering: waar
mogelijk europees. Voor de prioritaire stoffen zijn in de rapportage
reeds de voorlopige normen gebruikt voor de analyse welke wateren 'At
risk' zijn. Voor de overige stoffen waren nog geen internationale normen
voor handen dus moest noodgedwongen worden terug gevallen op nationale
normen (MTR's). Het belang dat het kabinet hecht aan internationale
normen in relatie tot een 'level playing field' zal in de
aanbiedingsbrief voor de EU-commissie worden benadrukt.
De internationale normen zullen de basis zijn voor de doelen en
maatregelen zoals die in het stroomgebiedbeheersplan eind 2009 worden
vastgesteld. Mede op basis van de maatschappelijke kosten en baten kan
dan worden bezien of de internationale normen in Nederland gefaseerd
moeten worden ingevoerd of zelfs verlaagd.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw drs M.H. Schultz van Haegen
Ministerie van Verkeer en Waterstaat