Speech van minister-president dr. Jan Peter Balkenende, start van het
nieuwe programma over Europese waarden en burgerschap aan het Europa
College, Brugge, 25 april 2005
Dames en heren,
"We have Europe. Now we need Europeans."
Dat zijn woorden van Bronislaw Geremek.
Ik ben bijzonder verheugd dat juist hij de eerste wisselleerstoel 'Europese
waarden en burgerschap' bekleedt hier aan het Europa College in Brugge.
Mr. Geremek, uw kennis en ervaring zijn zo breed dat het onmogelijk is
daaraan in kort bestek recht te doen.
U bent een historicus met een indrukwekkende staat van dienst.
U was als adviseur van de beweging Solidariteit nauw betrokken bij de
vreedzame omwenteling in Polen, eind jaren tachtig.
U was in uw land minister van Buitenlandse Zaken.
En sinds jaar en dag mengt u zich actief in het debat over de Europese
identiteit.
"We have Europe. Now we need Europeans." Mr. Geremek, u heeft het vandaag
getroffen, want deze zaal zit vol jonge Europeanen. Europeanen met heel
verschillende achtergronden en visies op Europa. Kritische mensen. Vol met
ideeën over hoe het anders moet of kan. Maar met een gedeelde interesse in
de geschiedenis en de toekomst van de Europese gemeenschap van waarden.
Wat is Europa? In de Griekse mythologie is Europa de naam van een prinses
die wordt begeerd door de oppergod Zeus. Zeus verandert zichzelf in een
stier, neemt de prinses op zijn rug, en ontvoert haar naar Kreta.
Een beetje weerloos beeld van Europa. Ik zie Europa graag in een wat
actievere, meer zelfbewuste rol. Niet ons willoos laten meevoeren door een
wilde stier. Take the bull by the horns.
Wie terugkijkt op de geschiedenis van Europa, ziet dat er al die eeuwen een
gewelddadige stier is blijven voortrazen, met Europa op zijn rug. Onze
geschiedenis is een lange rij van oorlogen en conflicten, onderbroken door
korte of langere wapenstilstanden.
Gelukkig is dat niet het hele verhaal. Onze geschiedenis is óók een lang
parelsnoer van uitvindingen, boeken, kunstwerken en denkbeelden. Parels die
niet alleen voor Europa maar voor de hele wereld van onschatbare waarde
zijn.
Die twee kanten bestaan naast elkaar. We zijn het Europa van Montesquieu en
Michelangelo. Maar ook van de guillotine en de gaskamer.
Dit jaar herdenken we door heel Europa dat zestig jaar geleden een einde
kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Een van de gruwelijkste episoden in onze
historie. Vorige maand was ik in Jeruzalem, in Yad Vashem, het museum
gewijd aan de verschrikkingen van de holocaust. Een stuk Europese
geschiedenis. Ons verleden. Daar word je stil van.
Sinds 1945 leven we in het westelijk deel van Europa in vrijheid, vrede en
voorspoed. Zestig jaar is een lange tijd. Zo lang dat we langzamerhand zijn
gaan geloven dat die vrede en die voorspoed vanzelf spreken.
Dat misverstand zien we zelfs ontstaan in landen in Midden- en Oost-Europa,
waar de herinnering aan onvrijheid en het recht van de sterkste veel verser
is dan in het westen.
Het is leerzaam eens te rade te gaan bij de geestelijk vader van de
Europese Unie: Jean Monnet. Monnet was zowel een visionair als een
praktisch denker. Hij zag tijdens en vlak na de oorlog twee dingen scherp
in.
Ten eerste dat vrede iets is waaraan je continu - ook in vredestijd - moet
blijven werken.
Ten tweede dat conflicten en geweld alleen kunnen worden opgelost als
naties boven het nationalisme uitstijgen. Dat duurzame vrede alleen een
kans maakt als je samen iets opbouwt dat over de grenzen heengaat.
Zo ontstond in 1951 de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Voor het
eerst in de Europese geschiedenis stond een aantal landen vrijwillig een
deel van zijn soevereiniteit af aan een supranationale instelling. Later
kwamen daar de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Unie uit
voort.
Nu, aan het begin van de 21ste eeuw, moeten we constateren dat deze aanpak
heeft gewerkt. Zelfs de felste critici van de Europese Unie moeten erkennen
dat de zaden van vrede, vrijheid, voorspoed en stabiliteit over een groot
deel van het Europese continent wortel hebben geschoten. En de zaden waaien
steeds verder naar het oosten. Naar Turkije en de Balkan. Ook in Oekraïne
en Georgië zien we ontwikkelingen ten goede.
25 landen, met 455 miljoen inwoners, beslechten inmiddels hun
meningsverschillen niet meer op het slagveld, maar aan de
onderhandelingstafel. Samen vormen ze een democratische ruimte waarin
mensen zich vrij kunnen bewegen en vrij kunnen ondernemen. Volgens Robert
Cooper is de EU een 'voluntary empire' waarvan de uitbreiding door landen
in de omgeving nooit als een bedreiging is gezien. Historisch gezien een
unieke prestatie.
Maar is dat genoeg?
Ik roep even de woorden van Jean Monnet in herinnering: vrede is iets
waaraan je continu moet blijven werken.
Die woorden gaan nu nog evenzeer op als een halve eeuw geleden. Alleen,
onze grootste uitdaging is nu niet: voorkomen dat landen uit elkaar
drijven. Maar: voorkomen dat mensen uit elkaar drijven.
De Europese Unie is in enkele decennia spectaculair gegroeid, van 6 tot 25
lidstaten. Hoeveel procent van de Nederlanders of de Britten kan Slovenië
op een blinde kaart aanwijzen? En hoeveel procent van de Slowaken weet waar
België ligt?
Niet alleen de diversiteit aan landen binnen de Unie is toegenomen. Ook de
diversiteit binnen de lidstaten is enorm gegroeid. Bijvoorbeeld:
immigranten maken tien procent uit van de Nederlandse bevolking. In de
grote steden is de helft van alle jongeren afkomstig uit een gezin van
nieuwkomers. Die etnische en culturele diversiteit zien we ook in
Frankrijk, België, Duitsland, de Baltische Staten, enzovoorts.
Verschillen zijn mooi en geven een samenleving kleur. Maar ze hebben ook
een keerzijde. Ze leiden tot onzekerheid. Tot wantrouwen. Botsende
opvattingen. En helaas soms ook tot geweld.
Er speelt nog iets anders mee. Mijn generatie - geboren na de oorlog - is
opgegroeid met het beeld van Europa als een economisch
samenwerkingsverband. Een zakelijk partnerschap. De andere kant van de
Europese samenwerking - Europa als een politiek project om
gemeenschappelijke waarden te handhaven en in praktijk te brengen - bleef
onderbelicht.
Een fors expanderende unie, een toenemende diversiteit binnen de Unie en
een beeld van Europa als een gemeenschap van markt en munt. Deze drie
factoren hebben eraan bijgedragen dat mensen zich steeds minder betrokken
zijn gaan voelen bij het Europese project.
Daarmee lopen we het gevaar dat het Europese bouwwerk er van buiten stevig
uitziet, terwijl het van binnenuit verkruimelt en uit elkaar valt.
"We have Europe. Now we need Europeans."
Dit is de reden dat Nederland - als EU-voorzitter in de tweede helft van
vorig jaar - expliciet aandacht heeft gevraagd voor de Europese waarden en
de betekenis daarvan voor onze toekomst. Dit studieprogramma aan het Europa
College is een van de uitvloeisels daarvan.
Waarden liggen ten grondslag aan alles wat we in Europa doen. Van onze
veiligheidsstrategie tot de Lissabonagenda. Als we die waarden niet
expliciet maken, hoe kunnen we dan verwachten dat mensen warm lopen voor
Europa?
Waarden zijn te beschouwen als onze drijfveren. Als we niet praten over
onze gezamenlijke drijfveren, kunnen we de grote vraagstukken van deze tijd
- veiligheid, duurzame economische groei, integratie van nieuwkomers -
samen nooit slagvaardig aanpakken.
Tijdens een reeks internationale conferenties heeft een groot aantal
denkers zich vorig jaar op Nederlands initiatief over dit thema gebogen.
Men was het erover eens dat er in het pluriforme Europa wel degelijk
waarden zijn die ons allemaal verbinden. Vrijheid, respect voor de
mensenrechten en de rechtsstaat, solidariteit en gelijkheid gelden voor
iedereen, altijd. Juist deze waarden maken het mogelijk vreedzaam samen te
leven in een Europa vol verschillen. Niet voor niets staan juist die
waarden centraal in het Grondwettelijk Verdrag. Onze gemeenschappelijke
waarden zijn nu dus voor de Europese burgers duidelijk geëxpliciteerd.
De komende maanden kunnen in een aantal Europese landen - waaronder mijn
eigen land - de burgers zich over dat Verdrag uitspreken.
Er woeden felle debatten. Het is goed het debat met overtuiging aan te
gaan. Zelfbewust.
De Grondwet betekent:
Samen sterker staan bij het werken aan veiligheid en welvaart;
Minder Europese bemoeizucht met zaken die op nationaal terrein liggen;
Europabrede bescherming van burgerrechten;
Meer oor voor wat burgers willen en meer openheid in Europa.
Dat is een krachtig verhaal. De Grondwet is goed voor de democratie, goed
voor de openheid in Europa en goed voor onze daadkracht.
Europa staat voor vrede, voorspoed en veiligheid. Er is geen reden ons in
de verdediging te laten duwen. In mijn ogen zijn het veel eerder de
tegenstanders van de Grondwet die zich dienen te verdedigen. Zij hebben
alleen angst te bieden en geven geen perspectief op een betere toekomst.
Dames en heren, een vrij, democratisch Europa kan niet zonder een actieve
civil society en betrokken burgers die trots zijn op hun vrijheid, hun
kansen op ontplooiing en hun rijkgeschakeerde cultuur. Trots vraagt om
bewustzijn. Daar kunnen het onderwijs, culturele instellingen, de politiek
en denkers en doeners zoals u bij helpen.
Wat ik verder een heel belangrijke uitkomst van de conferenties vond, was
de overtuiging dat we geen hekken kunnen zetten om de Europese identiteit.
Openheid is een wezenskenmerk van de Europese beschaving. Nieuwe ideeën
krijgen hier van oudsher een welwillend onthaal. Adam Zagajewski maakte de
opmerking dat het typerend is voor Europa dat 'it allows and even invites
criticism and self-criticism in science and society'. Dat is de kracht van
Europa.
Als ik kijk naar de geschiedenis van mijn eigen land, dan hebben velen hun
invloed uitgeoefend op onze cultuur en identiteit. De Romeinen, de Franken,
de Bourgondiërs, de Spanjaarden, joodse immigranten uit Portugal, de
Fransen, ingezetenen uit onze voormalige koloniën in oost en west, tot en
met de nieuwkomers uit Turkije en Marrokko in onze tijd. Onze identiteit is
gevormd door de klassieken, de joods-christelijke traditie, het humanisme,
de Verlichting en ook de dialoog met de islamitische en Arabische cultuur.
Juist het contact met anderen maakt ons tot wie we zijn.
Ik denk ook aan de woorden die Jean Monnet schreef aan het begin van de
jaren vijftig:
"De zes Europese landen zijn niet begonnen aan de grote onderneming om de
muren neer te halen die hen scheiden, om vervolgens nog hogere muren op te
richten jegens de buitenwereld."
We moeten ons heil niet zoeken in het ons afzetten tegen anderen, maar in
de dialoog met anderen. Binnen en buiten Europa.
Mensen, kennis, ideeën, kunnen niet genoeg in beweging zijn. Vandaar dat ik
blij ben met dit programma over Europese waarden en burgerschap aan het
Europa College. Een nieuwe mogelijkheid om bruggen te slaan tussen landen
en generaties en tussen de werelden van wetenschap, beleid en cultuur.
De Europese samenwerking heeft vrede, vrijheid en welvaart gebracht aan 455
miljoen mensen. Geen enkele criticaster kan ontkennen dat dat een
historische prestatie is. Het Europese project verdient het dan ook om in
de 21ste eeuw energiek te worden voortgezet. Daarvoor is het nodig dat we
de Unie beschouwen als meer dan een economisch samenwerkingsverband. Meer
dan een markt en een munt. Het zijn ook de immateriële waarden vrijheid,
respect en solidariteit die ons drijven. Dat moet veel sterker tot uiting
komen.
Mr. Geremek, u heeft eens gezegd: "every community needs a feeling of
belonging in order to survive".
Een feeling of belonging creëren we niet met louter quota's, geldstromen en
richtlijnen. Hoe belangrijk die ook zijn! Een feeling of belonging creëren
we als we binnen Europa praten over onze passies en dromen. Onze ambities.
Onze hoop. Onze drijfveren. Onze waarden. En over de vertaling daarvan in
acties.
Ik wens u allen veel nieuwe inzichten en veel inspiratie toe. U bent bij
professor Geremek in uitstekende handen.
Dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken