Contactpersoon
Datum
22 april 2005
Ons kenmerk
DGTL/PMR/05.003320/d21376
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
Onderwerp
Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR)
Geachte voorzitter,
In het Algemeen Overleg van 17 november 2004 hebben wij toegezegd u in
april 2005 te informeren over de financiële situatie van het Havenbedrijf
Rotterdam (HbR) en de onderhandelingen over de uitvoering van het Project
Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) binnen de afspraken van het
Bestuursakkoord van 25 juni 2004. Wij moeten thans vaststellen dat de
beoogde resultaten binnen bereik zijn, maar dat deze op dit moment nog
onvoldoende zijn uitgekristalliseerd. Als gevolg van een aantal
ontwikkelingen is deze planning niet haalbaar gebleken. Voorliggende brief
heeft derhalve het karakter van een informatieve tussenstand. Er wordt op
grond hiervan geen besluit van u gevraagd.
De 'RDM-affaire' heeft gevolgen gehad voor de gesprekken met Rotterdam over
de Tweede Maasvlakte en over de condities waaronder het Rijk voornemens is
deel te nemen in het HbR. Het lopende due diligence onderzoek is daardoor
van groter belang geworden. De stand van zaken met betrekking tot dit
onderzoek en de deelneming wordt in deze brief toegelicht.
In het debat met uw Kamer op 3 februari 2005 hebben wij verder aangegeven
dat de door de Raad van State geconstateerde gebreken aan de PKB+
Mainportontwikkeling Rotterdam zorgvuldige reparatie behoeven, met oog voor
de consequenties voor de planning. Tijdens de totstandkoming van het plan
van aanpak hebben wij in samenspraak met de PMR partners (HbR, gemeente
Rotterdam, provincie Zuid-Holland en Stadsregio Rotterdam) alle relevante
invalshoeken op een rij gezet en zorgvuldig afgewogen. Het daartoe
strekkende plan van aanpak herstel PKB+ is thans gereed. De kern daarvan is
in deze brief verwoord.
Voorts is - in het kader van de Kabinetsreactie op de rapportage van de
Tijdelijke Commissie Infrastructuur (TCI) - aan uw Kamer gemeld dat het
risicoprofiel van PMR in de huidige uitwerkingsfase nog eens integraal zal
worden doorgelicht. Dit krijgt de komende twee maanden zijn beslag.
Wij verwachten u deze zomer een compleet beeld ten aanzien van voornoemde
onderwerpen te kunnen presenteren. Wij zullen u op dat moment een
overeenkomst tot deelneming van de Staat in het HbR per 1 januari 2006
voorleggen. U wordt desgewenst in de gelegenheid gesteld in een
vertrouwelijk overleg te worden geïnformeerd over de uitkomsten van het due
diligence onderzoek.
Wij hebben er vertrouwen in dat wij er op deze termijn in zullen slagen om
met HbR, Gemeente Rotterdam, Provincie Zuid-Holland en Stadsregio Rotterdam
tot nadere Uitwerkingsovereenkomsten te komen en die met het
Bestuursakkoord als één samenhangend pakket aan uw Kamer aan te bieden. Er
bestaat inmiddels inhoudelijk overeenstemming tussen het Rijk en de regio
over de uitwerking van de afspraken uit het Bestuursakkoord voor de
deelprojecten 750 hectare natuur- en recreatiegebied en Bestaand Rotterdams
Gebied. Voor het deelproject Landaanwinning (inclusief natuurcompenserende
maatregelen) geldt dat nog niet over alle onderwerpen overeenstemming is
bereikt.
De afspraken tussen de partijen komen vanzelfsprekend tot stand onder
voorbehoud van instemming door de Tweede Kamer, van de resultaten van de op
te starten notificatieprocedure bij de Europese Commissie (Staatssteun) en
van een herstelde PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam.
Herstel PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam
Eind januari 2005 is uw Kamer op de hoogte gesteld van de uitspraak waarmee
de Raad van State de concrete beleidsbeslissingen (CBB's) in de PKB+
Mainportontwikkeling Rotterdam heeft vernietigd. Zoals wij u bij brief van
16 maart 2005 hebben laten weten, heeft deze uitspraak gevolgen voor het
tijdstip waarop de daadwerkelijke uitvoering van PMR kan starten. Wij
houden rekening met een vertraging van ongeveer anderhalf jaar alvorens de
start van de aanleg van de Tweede Maasvlakte ('eerste plons') kan
plaatsvinden.
De PMR-partners hebben besloten om de CBB's in de PKB+ vanaf het
Kabinetsstandpunt (PKB+ Deel 3) in lijn met de uitspraak van de Raad te
herstellen, met inachtneming van een daarop afgestemde inspraakprocedure.
Deze herstelroute past het beste binnen de randvoorwaarden van 'zorgvuldig
en snel', behoudt de samenhang van de verschillende onderdelen van PMR en
kan rekenen op draagvlak van zowel de PMR-partners als van de
geconsulteerde maatschappelijke organisaties in de Rijnmondregio.
Zoals in de brief van 16 maart 2005 is vermeld, heeft een taskforce van
alle PMR-partners een plan van aanpak opgesteld voor het herstel. Ten
grondslag hieraan ligt een grondige analyse van de noodzakelijk te
verrichten herstelactiviteiten. Het hersteltraject bevat vier fasen met elk
hun eigen onzekerheden naar inhoud en tijdpad. Hierna zijn de vier fasen
samengevat:
Het hersteltraject vangt aan met onderzoek voor de verbeterde onderbouwing
van de CBB's uit de PKB+. Belangrijke onderdelen zijn de onderbouwing van
de CBB's voor de realisatie van 750 hectare natuur- en recreatiegebied en
de passende beoordeling van de eventuele effecten op de beschermde waarden
van de Waddenzee als gevolg van gewijzigd slib- en larventransport.
Daarnaast worden eventuele consequenties van nieuwe regelgeving - zoals de
Richtlijn Strategische Milieubeoordeling - onderzocht. Ook met betrekking
tot luchtkwaliteit zal onderzoek plaatsvinden. Uitgangspunt is dat
ingebruikname van de Tweede Maasvlakte aan de wetgeving ter zake moet
voldoen.
De 'onderzoeksfase' is in maart 2005 gestart en duurt naar onze
verwachting tot eind 2005. Hoewel wij vertrouwen hebben in de uitkomsten,
is zekerheid omtrent de resultaten nu niet te geven. Bij tegenvallende
bevindingen zal moeten worden bezien of een andere herstelroute, met een
ruimer tijdpad, noodzakelijk is.
In de tweede fase (november 2005 - juni 2006) wordt de tekst van Deel 3
opgesteld. Met de resultaten van het onderzoek kan Deel 3 van de PKB+ beter
worden onderbouwd. Deze fase vergt naar onze huidige inschatting drie tot
zeven maanden afhankelijk van de wijze waarop inspraak in het
hersteltraject wordt ingepast. De bevindingen van de inhoudelijke en
procedurele onderzoeken zijn daarvoor bepalend. Het is daarom thans nog
niet mogelijk om een meer nauwkeurige schatting te geven.
De derde fase start afhankelijk van het verloop van fase 2 in de periode
maart - juni 2006 en betreft de hernieuwde parlementaire behandeling van
PKB+ Deel 3. Hernieuwd omdat het Parlement de PKB+ al eerder heeft
behandeld. In de planning is rekening gehouden met een doorlooptijd van
maximaal acht maanden, waarna de bekendmaking van PKB+ Deel 4 kan
plaatsvinden.
In de vierde fase, die afhankelijk van het verloop van de derde fase in de
periode januari - april 2007 start, staan de CBB's van de PKB+ opnieuw open
voor beroep bij de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State. De
uitspraak op een eventueel beroep is volgens de planning te verwachten in
het voorjaar van 2008. Indien gewenst kunnen echter op het moment van
publicatie van Deel 4 van de PKB+ al de noodzakelijke vervolgbesluiten,
zoals concessieverlening en ontgrondingsvergunning, worden genomen. De
voorbereiding en procedures van deze vervolgbesluiten zullen daartoe zoveel
mogelijk gelijktijdig met het herstel van de PKB+ plaatsvinden.
Samenvattend staan in het jaar 2005 de noodzakelijke onderzoeken centraal,
wordt in 2006 Deel 3 opgesteld en in behandeling gebracht en is 2007 nodig
om de reguliere beroepsprocedure te doorlopen. Aldus zal het hersteltraject
in 2008 moeten leiden tot een onherroepelijk Deel 4 van de PKB+ en wordt
tevens in 2008 de 'eerste plons' van de landaanwinning voorzien. Wat
betreft 750 hectare natuur- en recreatiegebied en Bestaand Rotterdams
Gebied is de inzet om eerder dan 2008 de start van deze deelprojecten
mogelijk te maken, teneinde het aanwezige bestuurlijke en maatschappelijke
draagvlak niet te verliezen. Inzet is om de startdatum van deze
deelprojecten te verbinden aan het moment waarop uw Kamer het herstelde
PKB+ Deel 3 heeft besproken en goedgekeurd. Dit zal naar verwachting in
2006 kunnen plaatsvinden. Met de regionale partners zullen nadere afspraken
worden gemaakt over de wijze waarop en de condities waaronder in de periode
van 2006 tot 2008 de rijksmiddelen kunnen worden aangewend.
Wij achten het haalbaar om - met inzet van alle betrokkenen - het
zorgvuldige hersteltraject binnen dit tijdschema ten uitvoer te brengen.
Gedurende het gehele hersteltraject zal intensief met de maatschappelijke
partijen worden overlegd.
Aanbesteding
Het Rijk wenst dat het HbR de landaanwinning innovatief aanbesteedt en
hiertoe tijdig de markt inschakelt. Het in een vroeg stadium betrekken van
marktexpertise past ook bij de aanbevelingen van de TCI.
Ook bij de directie van het HbR bestaat de behoefte om tijdig relevante
marktexpertise te betrekken in een proces met private partijen die
kandidaat zijn voor de aanbesteding, mede vanwege de wens om het herstel
van de PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam zoveel als mogelijk parallel te
laten lopen aan de verdere voorbereiding van de uitvoeringsfase (MER- en
vergunningenprocedures).
Voor het Rijk is hierbij van belang dat zij voldoende vertrouwen en inzicht
krijgt in de voorbereiding van de aanbesteding, de keuzen en afwegingen die
aan de aanbesteding ten grondslag liggen, en in de toekomst de aanbesteding
zelf. Het HbR zal, als verantwoordelijke partij voor de aanbesteding,
hiervoor moeten zorgen. Deze vroege start van de procedure is echter alleen
mogelijk onder de conditie dat er geen sprake is van onomkeerbare besluiten
én als richting derden ten alle tijde zal worden aangegeven dat een en
ander plaatsvindt onder het voorbehoud van een herstelde PKB+.
Voornemen tot rijksdeelneming in HbR
In het Bestuursakkoord PMR van juni 2004 is afgesproken dat, afhankelijk
van het eind 2005 voorziene go/no go besluit voor aanleg van de Tweede
Maasvlakte door de Tweede Kamer, de Staat vanaf 1 januari 2006 participeert
in HbR. In dit akkoord zijn aan de Staatsdeelneming de volgende voorwaarden
verbonden:
due diligence onderzoek (boekenonderzoek);
'joint control' van de gemeente en de Staat in de vergadering van
aandeelhouders bij een aantal (strategische) beslissingen.
Het due diligence onderzoek is nog niet afgerond, aangezien ook de
jaarrekening van het HbR in het onderzoek wordt meegenomen. De jaarrekening
over 2004 is momenteel nog niet vastgesteld. Op basis van de tussenstand
van het boekenonderzoek zijn onderhandelingen gestart met de Gemeente
Rotterdam. Deze onderhandelingen zijn momenteel aanzienlijk gevorderd, maar
nog niet afgerond. Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van november
2004 is de inzet van het Rijk om specifieke risico's uit het verleden voor
rekening van de huidige aandeelhouder te laten komen.
Ondanks de vertraging van de aanleg van de Tweede Maasvlakte is het de
intentie om na uw goedkeuring, op basis van de definitieve informatie
beschikbaar in de zomer, de deelneming van de Staat in het HbR per 1
januari 2006 te realiseren. De Staat heeft er vertrouwen in dat de aanleg
van de Tweede Maasvlakte uiteindelijk zal worden gerealiseerd, conform de
opzet van het Bestuursakkoord, waarin het HbR hiervoor verantwoordelijk is.
Het wordt van groot belang geacht de deelneming te realiseren en daarmee
ook per direct de overeengekomen zeggenschap te verkrijgen in het HbR.
Omdat de totale financieringsbehoefte als gevolg van de vertraging in de
aanleg van de Tweede Maasvlakte beperkt is, zal de deelname stapsgewijs
worden gerealiseerd. Hierbij zal de initiële deelname een
zeggenschapsbelang van de Staat van 25% vertegenwoordigen, waarbij de
'joint control' bepalingen ten aanzien van aandeelhoudersbevoegdheden van
toepassing zullen zijn. Op het moment dat het besluit wordt genomen tot
aanleg van de Tweede Maasvlakte zal het belang worden uitgebreid tot het
oorspronkelijk in het Bestuursakkoord beoogde percentage van 33%. Door als
aandeelhouder toe te treden kan de Staat - samen met de andere
aandeelhouder - toezien en sturen op de inzet van het ter beschikking
gestelde vermogen en het zakelijk opereren van het HbR ('good governance').
Deze aansturing zal worden uitgevoerd conform het vigerende
deelnemingenbeleid.
Vanwege de lopende onderhandelingen en de nog niet beschikbare jaarcijfers
over 2004 is het prematuur u nu verslag te doen van de uitkomsten van de
due diligence. Wel bestaat over de belangrijkste onderdelen van de
deelneming in het HbR inmiddels overeenstemming tussen partijen. Wij hebben
er op basis van de huidige stand van de onderhandelingen dan ook vertrouwen
in dat wij u deze zomer een overeenkomst ten aanzien van de deelneming in
het HbR kunnen voorleggen. U kunt vervolgens op basis van deze overeenkomst
desgewenst in een vertrouwelijk overleg nader geïnformeerd worden over de
uitkomsten van de due diligence en de wijze waarop deze uitkomst in de
voorwaarden ten aanzien van de deelneming zijn weerslag heeft gekregen.
Vervolgtraject
Zoals aangegeven zullen wij u naar verwachting deze zomer het volgende
kunnen voorleggen:
Het samenhangende pakket van overeenkomsten tussen de Staat, het HbR, de
gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en de Stadsregio Rotterdam
inzake de uitvoering van PMR. Dit pakket bestaat uit het Bestuursakkoord en
de Uitwerkingsovereenkomsten voor het deelproject Landaanwinning (inclusief
natuurcompenserende maatregelen) voor het deelproject 750 hectare natuur-
en recreatiegebied en voor het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied.
Hierbij zal specifiek worden aangegeven hoe de uitkomsten van het debat met
uw Kamer over de aanbevelingen van de TCI doorwerken in de fasering en
projectbeheersing van PMR (onder andere integraal risicoprofiel);
De definitieve overeenkomst tot deelneming van de Staat in het HbR per 1
januari 2006. Indien hieraan behoefte bestaat kunt u in een vertrouwelijk
overleg geïnformeerd worden over de uitkomsten van het due diligence
onderzoek;
De tussenstand met betrekking tot het herstel van de PKB+
Mainportontwikkeling Rotterdam.
Uiteraard worden de in de overeenkomsten vervatte afspraken gemaakt onder
voorbehoud van:
instemming door de Tweede Kamer;
de resultaten van de op te starten notificatieprocedure bij de Europese
Commissie (Staatssteun);
een herstelde PKB+ Mainportontwikkeling Rotterdam.
Met het oog op de planning achten wij een debat met uw Kamer over
voornoemde onderwerpen dit najaar zeer gewenst.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
DE MINISTER VAN FINANCIEN
G. Zalm
Ministerie van Verkeer en Waterstaat