Ministerie van Justitie
Persbericht ministerraad
22 april 2005
KABINET WIL GEDRAG VAN PROBLEEMJONGEREN STEVIGER AANPAKKEN
De ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Justitie
ingestemd met een wetsvoorstel dat de mogelijkheden in het jeugdstrafrecht
verruimt om het gedrag van probleemjongeren steviger aan te pakken. Zo kan
de rechter meer maatwerk leveren omdat alle combinaties van jeugdstraffen
mogelijk worden. Dit leidt tot meer keuzemogelijkheden voor de rechter en
tevens tot vereenvoudiging van het jeugdstrafrecht. Nu kan bijvoorbeeld een
onvoorwaardelijke jeugddetentie niet worden gecombineerd met een geldboete.
Dat is binnenkort wel mogelijk. Ook worden beperkingen die gelden voor de
mogelijkheid een jeugddetentie op te leggen samen met een taakstraf
weggenomen.
Er is sprake van een verharding van de jeugdcriminaliteit. Meer jongeren
plegen zwaardere geweldsdelicten en hebben in toenemende mate te kampen met
ernstige gedragsproblemen. Strafrechtelijke aanpak van deze jongeren zal
effectiever zijn als die meer gericht is op (her)opvoeding.
Voor een dergelijke aanpak bestaan echter te weinig mogelijkheden in het
jeugdstrafrecht. Daarom stelt het kabinet een nieuwe sanctie, de
gedragsmaatregel, voor van minimaal zes maanden en maximaal één jaar. De
rechter geeft in zijn uitspraak aan hoe de maatregel er uitziet. De jongere
volgt bijvoorbeeld een programma dat bestaat uit speciale behandeling of
begeleiding, of uit een combinatie daarvan. Zowel bestaande als nieuwe
programma's komen in aanmerking. Dit kan de Individuele Trajectbegeleiding
zijn maar ook de nieuwe zogeheten Multidimensional Treatment Foster Care.
Jongeren met chronisch anti-sociaal of crimineel gedrag, of die lijden aan
ernstige emotionele stoornissen worden bij deze aanpak geplaatst in een
pleeggezin dat vooraf een speciale training heeft gehad. Zij staan onder
streng toezicht met duidelijke regels, zowel thuis als op school.
Of de rechter de gedragsmaatregel oplegt, hangt af van de ernst van het
misdrijf, de veelheid van de gepleegde misdrijven, eerdere veroordelingen
en de aard van de problemen van de jongere. De maatregel biedt uitkomst als
de rechter een voorwaardelijke straf of een taakstraf in een bepaald geval
te licht vindt en een plaatsing in een justitiële jeugdinrichting te zwaar.
De meerwaarde van de maatregel is dat de jongere een heropvoeding ondergaat
buiten de gebruikelijke justitiële jeugdinrichting.
Een snelle reactie op crimineel gedrag is belangrijk. Toch blijkt het niet
altijd mogelijk een zaak snel ter zitting te brengen. Daarom wordt in de
praktijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis
onder voorwaarden te schorsen: instanties die met jongeren werken hebben
daar behoefte aan. Maar zij willen ook ruimere mogelijkheden om bijtijds
met een vorm van behandeling of begeleiding te beginnen nog voor de rechter
vonnis heeft gesproken. De voorwaarden voor schorsing van de voorlopige
hechtenis mogen vanwege de onschuldpresumptie - een ieder is onschuldig
tenzij het tegendeel is bewezen - niet het karakter hebben van een straf of
bij de verdachte de indruk wekken dat hij al is veroordeeld. Dat leidt tot
onduidelijkheid en stuit op juridische bezwaren. Het kabinet meent dat bij
de schorsing van de voorlopige hechtenis een aanpak tot maximaal zes
maanden acceptabel is. Deze aanpak moet bestaan uit voorwaarden die
positief uitwerken op het gedrag van de jongere, zoals het aanleren van
sociale vaardigheden, lichte leerprojecten of een contact- of
locatieverbod.
Bij diefstal kan nu geen beslag worden gelegd op de spullen van een jongere
om de geldboete te verhalen. Dat wordt anders. Steelt een jongere geld uit
de kassa van een winkel dan kan bijvoorbeeld zijn scooter in beslag worden
genomen en worden verkocht als hij de boete niet betaalt. De boete wordt
dan uit de opbrengst voldaan. Betaalt hij wel dan komt de scooter terug.
De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan
de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van
het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de
Tweede Kamer.
RVD, 22.04.2005
Ministerie van Algemene Zaken