Beter kiesstelsel dan het Nederlandse niet snel voorhanden
Promotie bestuurskundige en filosofe Eliora van der Hout
De uitkomsten van een verkiezing worden niet alleen bepaald door de
voorkeuren van de kiezers, maar ook door het gebruikte kiesstelsel.
Eliora van der Hout concludeert uit een analyse van kiesstelsels dat
er veel positiefs valt te zeggen over het huidige Nederlands systeem
van representatieve vertegenwoordiging. Zij promoveert op 22 april in
Tilburg.
Wie herinnert zich niet de verkiezingen van 2000 in de VS? George W.
Bush won van zijn rivaal Al Gore, hoewel de laatste meer stemmen
kreeg. Waren de verkiezingen gehouden volgens het Nederlandse
representatieve kiessysteem in plaats van het Amerikaanse
districtenstelsel dan had Gore wellicht gewonnen. Het kiesstelsel zelf
beïnvloedt vaak in beslissende mate de verkiezing. Daarom is de vraag
terecht welk systeem 'beter' of 'democratischer' is.
Deze vraag is het onderwerp van het promotieonderzoek van
bestuurskundige en filosofe Eliora van der Hout. Zij modelleerde de
twee meest gehanteerde categorieën van kiesstelsels aan de hand van de
sociale keuzetheorie. Kiesstelsels zijn eerder vergeleken, maar met
name op hun effecten op de uitkomst. Met sociale keuzetheorie zijn
intrinsieke eigenschappen aan een kiesstelsel toe te schrijven zoals
consistentie en neutraliteit, op basis waarvan een keuze kan worden
gemaakt. Van der Hout modelleerde het systeem van proportionele
representatie, zoals in Nederland en vele Europese landen bestaat.
Partijen krijgen hierin een aantal zetels min of meer proportioneel
aan het aantal stemmen (al dan niet met een kiesdrempel). Ook het
districtenstelsel (first past the post systeem) zoals in gebruik in
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten modelleerde zij. Volgens dit
kiesstelsel wordt in elk district één vertegenwoordiger gekozen op
basis van de meeste stemmen.
Het onderzoek heeft zeker praktische kanten. Denk bijvoorbeeld aan de
geopperde veranderingen in het Nederlands kiesstelsel. En de
verkiezing van het Europees parlement verloopt momenteel volgens
verschillende systemen, namelijk volgens het kiessysteem dat in de
afzonderlijke landen geldt. Ook hier speelt het kiessysteem dus een
belangrijke rol in de representatie van de 'wil van het volk'.
Tweede keus
Wat betreft anonimiteit en consistentie scoort het representatieve
stelsel het best. Anonimiteit betekent dat de stem van iedere kiezer
even zwaar telt. Het districtenstelsel scoort slechter op anonimiteit
omdat het uitmaakt welke stemmers waar wonen. Zijn de aanhangers van
een kleine partij over het hele land verdeeld dan vallen hun stemmen
weg. Consistentie betekent dat wanneer twee subgroepen (bijvoorbeeld
kiezers die opkomen en kiezers die thuisblijven) een bepaalde uitkomst
kiezen, en de twee groepen vervolgens worden samengevoegd (de
thuisblijvers komen alsnog stemmen), het stelsel dezelfde uitkomst
heeft.
Voor het districtenstelsel geldt dat de landelijke uitkomst enkel
afhankelijk is van de districtsvoorkeuren. Maar ook een dergelijk
systeem kan verdedigbaar zijn, stelt Van der Hout. Het hangt er immers
van af welke subgroepen een samenleving het meest relevant vindt. Is
vertegenwoordiging van politieke stromingen het belangrijkst dan is
proportionele representatie meer geschikt; is vertegenwoordiging van
de regio's belangrijk dan valt er veel voor een districtenstelsel te
zeggen. De keuze is daarnaast afhankelijk van de vraag of men
gelijkheid van individuen dan wel gelijkheid van (lokale) subgroepen
het belangrijkst vindt.
Beide kiesstelsels hebben overigens ook een nadeel. Ze kennen
toppenbeperking: er wordt alleen gekeken naar de eerste keuze van de
kiezer. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Ierse Single
Transferable Vote systeem en het Australische Alternative Vote
systeem, daar speelt ook de tweede voorkeur mee, waardoor er een
grotere kans is dat de kandidaat die over de hele linie het beste
ligt, zal winnen. Stelsels zonder toppenbeperking kunnen echter weer
gevoelig zijn voor partijfragmentatie, dat wil zeggen dat een partij
meer stemmen kan verwerven door zich op te splitsen in een aantal
kleine partijen.
Van der Hout concludeert dat het representatieve stelsel het best
scoort wanneer gekeken wordt naar substantiële representatie: de
gekozen vertegenwoordiger wordt geacht te doen wat zijn kiezers
willen, dus te handelen naar het verkiezingsprogramma. Wanneer ook
symbolische representatie belangrijk geacht wordt dan valt ook veel te
zeggen voor het districtenstelsel. De vertegenwoordigers zijn immers
te beschouwen als een uitdrukking van eenheid van hun district.
Drs. E. (Eliora) van der Hout (1971) studeerde bestuurskunde aan de
Universiteit Twente. In 1999 startte ze het hierboven beschreven
promotieonderzoek aan de Faculteit Wijsbegeerte van de Universiteit
van Tilburg.
Noot voor de pers
Eliora van der Hout is bereikbaar via tel: 010 425 9133 en e-mail:
e.vanderhout@gawab.com. De promotieplechtigheid vindt plaats op
vrijdag 22 april 2005 om 14.15 uur in de aula van de Universiteit van
Tilburg. Promotores zijn prof.dr. H.C.M. de Swart en prof.dr. G.C.G.J.
van Roermund. Het proefschrift is getiteld Electing representatives. A
comparison of List PR and FPTP systems (ISBN 90-9019299-9).
Journalisten kunnen een recensie-exemplaar opvragen bij de Afdeling
Voorlichting en Externe Betrekkingen van de UvT, tel: 013 466 2000,
e-mail: persberichtuvt@uvt.nl. Andere geïnteresseerden kunnen tegen
betaling een exemplaar opvragen bij Eliora van der Hout.
Persberichten van de UvT staan ook op internet:
www.uvt.nl/persberichten/.
Universiteit van Tilburg