---
Brieven aan de Kamer
---
Nota Defensie en nationale veiligheid
22-4-2005 16:34:00
* 2005-04-22 Kamerbrief Nationale Veiligheid
Aan De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Afschrift aan de Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 22
2511 AA Den Haag
Datum 22 april 2005
Ons kenmerk D2005001501
Onderwerp Defensie en nationale veiligheid
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Pagina 1/26
1. INLEIDING
Van oudsher verleent de krijgsmacht de civiele autoriteiten militaire bijstand en steun.
Militaire middelen worden dan onder civiel gezag ingezet. Tevens vervult Defensie enkele
wettelijke taken onder civiel gezag. Zo is de Koninklijke Marechaussee in het kader van de
Politiewet 1993 belast met diverse civiele politietaken. Tot voor kort had Defensie vooral
een 'vangnetfunctie' voor de bestuurlijke autoriteiten voor het geval de capaciteiten van
hulpverleningsdiensten (dreigen) tekort (te) schieten. Dit betekent dat de krijgsmacht waar
mogelijk bijstand verleent.
Het belang van de derde hoofdtaak van Defensie - de ondersteuning van civiele
autoriteiten - is door de terroristische dreiging verder toegenomen. De ervaringen bij de
aanslagen in New York en Madrid laten zien hoe belangrijk het is duidelijke afspraken te
maken over beschikbaar te stellen capaciteiten en de aansturing daarvan. De samenleving
verwacht dat de krijgsmacht er ook in Nederland staat wanneer dat nodig is. Bij een
incident of ramp moeten civiele en militaire autoriteiten elkaar blindelings kunnen vinden en
weten wat ze aan elkaar hebben. Dit vereist duidelijke afspraken vooraf over beschikbaar te
stellen capaciteiten, een goede afstemming van de te hanteren procedures, gezamenlijke
draaiboeken en oefeningen. Het gaat daarbij niet langer alleen om de vangnetfunctie van
Ministerie van Defensie
Pagina 2/26
Defensie in geval van dreigende tekorten aan civiele capaciteiten, maar om een structurele
rol als veiligheidspartner.
Ook de reducties in de defensiecapaciteiten als gevolg van de recente herstructurering van
Defensie en de veelvuldige inzet van militaire eenheden in het buitenland, noodzaken tot
structurele afspraken. Defensie investeert in hoogwaardig opgeleid personeel en materieel
en heeft die hard nodig voor de veeleisende inzet in het buitenland. Omdat hun
specialisaties schaars zijn, vereist hun inzet voor algemene ondersteuning in eigen land
een gedegen afweging met andere taken. Anderzijds is gebleken dat de krijgsmacht ook
door haar inzet in het buitenland over unieke kennis, vaardigheden en middelen beschikt
die van wezenlijk belang kunnen zijn bij de bestrijding van terrorisme en rampen in
Nederland. Verder blijken moderne defensiecapaciteiten ook in andere westerse landen op
steeds meer gebieden te kunnen bijdragen aan de nationale veiligheid.
Bij de behandeling van de Defensiebegroting 2005 heeft Defensie de Kamer een
beleidsnota over de derde hoofdtaak toegezegd. Met deze brief doen wij die toezegging
gestand. Hierin tonen wij hoe Defensie vanuit al haar hoofdtaken (bescherming
grondgebied, internationale crisisbeheersing, ondersteuning civiele autoriteiten) bijdraagt
aan de nationale veiligheid. De brief geeft een overzicht van de vele vormen van steun en
bijstand die Defensie nu al biedt en beschrijft een reeks maatregelen waarmee Defensie
deze samenwerking op een meer structurele wijze vorm geeft. Tot slot biedt de brief
concrete mogelijkheden voor toekomstige intensiveringen van de samenwerking.
De borging van nationale veiligheid omvat uiteraard een breder palet aan activiteiten
dan de inzet van de krijgsmacht ten tijde van nationale crises. Daarom is op voorhand
overleg gevoerd met het ministeries van Justitie (coördinerend ministerie voor
terrorismebestrijding) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK, coördinerend
ministerie voor crisisbeheersing). De verbetering van de samenwerking tussen Defensie
en Justitie op het vlak van de terrorismebestrijding heeft reeds vorm gekregen in een
pakket aan maatregelen zoals gepresenteerd in de terrorismebrief van 24 januari
jongstleden. In aanvulling hierop voert Defensie dit jaar in overleg met Justitie een
evaluatie uit van de nota 'Defensie en terrorisme' (Kamerstuk 27925 nr 40, d.d. 18
januari 2002), waaruit aanvullende maatregelen kunnen voortvloeien. Ook BZK heeft
zich sterk voorstander getoond van een nauwere samenwerking met Defensie op het
Ministerie van Defensie
Pagina 3/26
terrein van de nationale veiligheid. Afgesproken is dat BZK en Defensie de rol van
Defensie als structurele veiligheidspartner in Nederland verder gaan uitwerken in een
gezamenlijke vervolgnota aan de Tweede Kamer dit najaar. Hierin worden in ieder geval
de volgende onderwerpen nader uitgewerkt: (1) een gezamenlijk concept voor
crisisbesluitvorming en -aansturing en de ondersteuning daarvan door Defensie; (2)
concretisering van de behoefte aan ondersteuning met defensiecapaciteiten; (3)
onderzoeksinspanningen en -ontwikkeling van een gezamenlijke kennisbasis, (4) een
gezamenlijk oefenbeleid op centraal en decentraal niveau, en (5) mogelijkheden voor
verdere samenwerking tussen instellingen als de Hogere Defensie Opleidingen (HDO),
NIBRA en Politieacademie.
2. ONTWIKKELINGEN IN DE NATIONALE VEILIGHEID
Directe conventionele bedreigingen van het Nederlands grondgebied hebben plaats
gemaakt voor een scala aan risico's voor onze nationale veiligheid. Ook Nederland kan
doelwit zijn van terroristische organisaties. Binnenlandse en buitenlandse veiligheid zijn
steeds moeilijker van elkaar te scheiden. De wereld kent falende staten,
grensoverschrijdende, georganiseerde misdaad en grove schendingen van de
mensenrechten. Radicale anti-westerse elementen in de Nederlandse samenleving en de
opkomst van het transnationale terrorisme zorgen voor een toegenomen dreiging binnen
Nederland. Door gebruik te maken van het concept van de asymmetrische oorlogvoering
richten terroristen zich niet op de vaak superieure militaire capaciteit van een tegenstander,
maar juist op de meest kwetsbare plekken in de civiele samenleving. De hieruit
voortvloeiende ontwrichtende effecten geven deze vormen van terrorisme een meer
strategisch karakter.
Ook natuurverschijnselen en technisch of menselijk falen kunnen leiden tot incidenten of
rampen met een maatschappij ontwrichtend karakter. De vuurwerkramp in Enschede en de
(dreigende) watersnoodrampen toonden de mogelijke effecten van catastrofes in een
dichtbevolkt land als Nederland. Die kwetsbaarheid van de samenleving wordt versterkt
door de toenemende afhankelijkheid van vitale infrastructuur. Het 'Beleidsplan
Crisisbeheersing 2004-2007' verdeelt de vitale infrastructuur onder in twaalf sectoren met
een groeiende onderlinge afhankelijkheid en steeds meer gebruik makend van dezelfde
Ministerie van Defensie
Pagina 4/26
ICT-middelen. Daarmee is de vitale infrastructuur in toenemende mate gevoelig voor
wereldwijde verstoringen en leiden verstoringen in één sector al snel tot verstoringen in
andere sectoren.
De geschetste risico's voor onze samenleving zijn in meerdere opzichten
grensoverschrijdend van aard. Niet alleen ligt de bron vaak buiten onze landsgrenzen, ook
vereist een effectieve aanpak samenwerking tussen verschillende landen, departementen,
diensten en civiele instanties. Bovendien kunnen de effecten van incidenten zoals
terreuraanslagen de capaciteiten van de lokale hulpdiensten te boven gaan. De
bescherming tegen dreigende verstoringen vraagt daarom om een multidisciplinaire,
integrale visie en aanpak.
Het kabinet heeft eerder al onderkend dat het huidige stelsel van terrorismebestrijding en
crisisbeheersing onvoldoende is toegesneden en voorbereid op de hedendaagse
dreigingen. De bestrijding is nog te klassiek ingericht en de sturing nog te vrijblijvend en
onduidelijk. De terrorismebrief van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van 10 september 2004 markeerde de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen beide departementen. In een tweede brief van 24 januari 2005 kondigden de beide
bewindslieden een pakket van maatregelen aan ter bestrijding van het terrorisme. Verder
beschrijft het beleidsplan 'Crisisbeheersing 2004 - 2007' de inrichting van een nieuw
crisisbeheersingsstelsel en voert de Commissie Brinkman een verkenning uit naar de
gewenste toekomstige veiligheidsstructuur.
Defensie is nauw betrokken bij deze maatregelen, die onder andere hebben geleid tot een
nauwere samenwerking tussen de inlichtingendiensten en een capaciteitsuitbreiding van
zowel de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst als de Koninklijke Marechaussee.
Andere relevante ontwikkelingen zijn: het project Civiel-Militaire Bestuursafspraken
(CMBA), de regiegroep Nucleair, Biologisch, Chemisch (NBC), de Adviescommissie
Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR), de oprichting van het Landelijk Operationeel
Coördinatiecentrum (LOCC) en de ontwikkeling van een nationaal alerteringssysteem. De
(tussentijdse) resultaten en consequenties voor Defensie worden verderop in deze brief
nader belicht.
Ministerie van Defensie
Pagina 5/26
3. NATIONALE VEILIGHEID EN DE ROL VAN DE KRIJGSMACHT
De mogelijke ontwrichtende effecten van crises of terroristische aanslagen op de
samenleving zijn voor de regering aanleiding alle mogelijkheden te bezien ter voorkoming
en beteugeling daarvan, ook die van de krijgsmacht. De nieuwe rol van de krijgsmacht in de
nationale veiligheid behelst meer dan het fungeren als vangnet en de incidentele
ondersteuning met menskracht en materieel. De rol heeft een structureel karakter en loopt
van relatief eenvoudige beveiligingstaken tot zeer complex optreden van gespecialiseerde
eenheden. Met zowel de expeditionaire inzet in het buitenland als de inzet in Nederland
draagt de krijgsmacht op vele manieren bij aan de nationale veiligheid.
Hernieuwde structurele samenwerking
Tijdens de Koude Oorlog waren in het kader van de verdedigingsvoorbereiding tal van
departementen betrokken bij de territoriale bescherming en het kunnen functioneren van de
maatschappij onder moeilijke of oorlogsomstandigheden. De krijgsmacht vervulde al een
belangrijke rol bij de bestrijding van rampen en kon de civiele autoriteiten ondersteunen met
grote aantallen personeel en materieel. Ook was de civiel-militaire samenwerking
gedetailleerd uitgewerkt in gezamenlijke procedures en verankerd in lokale en landelijke
crisisbestrijdingsstructuren.
Doordat de directe bedreiging van het grondgebied wegviel, schoven deze nationale taken
grotendeels naar de achtergrond. De krijgsmacht werd ingrijpend verkleind en toegesneden
op taken tot ver buiten de landsgrenzen. In dit kader werd de dienstplicht opgeschort,
werden de mobilisabele eenheden opgeheven en verdwenen capaciteiten en voorraden
voor de territoriale verdediging. De huidige krijgsmacht beschikt hierdoor niet meer over
grote reserves aan personeel en materieel om de civiele autoriteiten bij te staan. Voor
enkele specifieke nationale taken van Defensie zijn overigens aparte regelingen en
capaciteiten blijven bestaan. Voorbeelden hiervan zijn: explosievenopruiming, 'Search and
Rescue' en bijzondere bijstand.
Inmiddels werken civiele en militaire autoriteiten nieuwe arrangementen uit. Zo is een
veelheid aan vormen van civiel-militaire samenwerking ontstaan die steeds minder
vrijblijvend is. De ervaringen bij de gecombineerde inzet van hulpverleningsdiensten voor
rampenbestrijding laten zien hoe belangrijk het is duidelijke afspraken te maken over
Ministerie van Defensie
Pagina 6/26
beschikbaar te stellen capaciteiten en de aansturing daarvan. Dit vereist duidelijke
afspraken over ter beschikking te stellen capaciteiten, een goede afstemming van de te
hanteren procedures en regelmatig terugkerende gezamenlijke oefeningen op alle niveaus.
Als inzet nodig is, moeten alle partijen weten waar ze aan toe zijn en elkaar blindelings
kunnen vinden. Ook de beperkte beschikbaarheid van defensiecapaciteiten en de
veelvuldige inzet daarvan in het buitenland dwingen tot meer structurele afspraken. Recent
is in het kader van het project civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA) gekeken naar de
kwantitatieve behoefte aan militaire ondersteuning aan de hand van diverse
rampenscenario's. Dit heeft zowel aan civiele als aan militaire zijde geleid tot een
hernieuwd stelsel van civiel-militaire afspraken die in punt vier van deze brief nader worden
toegelicht.
Van kwantiteit naar kwaliteit
De ondersteuning van de civiele autoriteiten door Defensie heeft duidelijk een nieuwe
invulling gekregen. Alhoewel alle militairen op incidentele basis uiteraard inzetbaar zijn als
de nationale veiligheid dat vereist, is Defensie niet meer de schijnbaar onuitputtelijke bron
met personele steun van vroeger. De toegevoegde waarde van Defensie ligt in
toenemende mate in de ondersteuning met hoogwaardige en unieke capaciteiten. Veel van
de geschetste asymmetrische bedreigingen van de nationale veiligheid zijn vergelijkbaar
met de dreigingen waarmee Defensie in de inzetgebieden wordt geconfronteerd. De
krijgsmacht beschikt vanuit haar inzet in het buitenland over specifieke kennis, vaardigheid
en middelen die van wezenlijk belang kunnen zijn bij de bestrijding van terrorisme en
rampen in Nederland. Zo is Defensie gewend snel te worden ingezet in uiteenlopende
crisissituaties in samenwerking met een veelheid aan nationale overheden, private partijen,
niet-gouvernementele organisaties, internationale militaire eenheden en internationale
organisaties. Ook beschikt Defensie over mobiele en crisisbestendige commandovoeringsen
verbindingssystemen die een flexibele inzet onder chaotische omstandigheden
ondersteunen. In combinatie met het scala aan waarnemingsmiddelen en specialistische
capaciteiten, geven die Defensie een toegevoegde waarde in zowel preventieve als, zo
nodig, repressieve zin.
Bestrijding bij de bron
De rol van de krijgsmacht in de nationale veiligheid beperkt zich niet tot het grondgebied
van het Koninkrijk. De oorzaken van nationale onveiligheid liggen soms buiten onze
Ministerie van Defensie
Pagina 7/26
landsgrenzen en vergen een aanpak in internationaal en interdepartementaal verband. In
dat kader moet Nederland de veiligheid van zijn samenleving zowel dichtbij huis als ver
weg van de landsgrenzen kunnen afdwingen; de krijgsmacht moet naar de problemen toe
kunnen gaan voordat deze naar ons komen. Deelname van de krijgsmacht aan een
crisisbeheersingsoperatie in het kader van de tweede hoofdtaak is daarmee in sommige
gevallen tevens te beschouwen als een bijdrage aan onze nationale veiligheid.
Wettelijke kaders
De nationale taken van Defensie worden uitgevoerd onder civiel gezag van de Ministers
van Justitie en/ of Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De ondersteuning van de
civiele autoriteiten door de krijgsmacht kent diverse categorieën. Allereerst vervult de
krijgsmacht eigen wettelijke taken. Zo is de taakuitoefening van de Koninklijke
marechaussee wettelijk geregeld in artikel 6 van de Politiewet 1993 en de
Vreemdelingenwet. Voorts geschiedt de inzet van defensiemiddelen in het kader van de
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba op grond van een Algemene Maatregel van
Rijksbestuur, die overigens binnenkort zal worden vervangen door een Rijkswet.
Naast deze wettelijke taken kan de krijgsmacht twee vormen van militaire bijstand verlenen
op verzoek van de bestuurlijke of justitiële autoriteiten. Beide vormen zijn op een wet
gebaseerd en geschieden onder gezag van een civiele autoriteit. Zo kan de krijgsmacht, op
grond van de Politiewet 1993, worden ingezet voor politietaken. Hierbij gaat het om de
bijstand ter handhaving van de openbare orde of strafrechtelijke handhaving van de
rechtsorde (bijvoorbeeld de inzet van bijzondere bijstandseenheden). Daarnaast is bijstand
mogelijk op grond van de Wet Rampen en Zware Ongevallen (Wrzo). Dit betreft de
hulpverlening van de krijgsmacht in het geval van een ramp of zwaar ongeval of bij de
ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.
Tot slot bestaat de categorie militaire steunverlening in het openbaar belang, oftewel de
steun door onderdelen van de krijgsmacht - niet zijnde (bijzondere) militaire bijstand - in
situaties waarbij openbare of economische belangen in het geding zijn. Het betreft
goederen of diensten die dringend benodigd zijn en waar de civiele autoriteiten niet
eenvoudig of niet direct in kunnen voorzien. Deze ondersteuning is niet op een specifieke
wet gebaseerd.
Ministerie van Defensie
Pagina 8/26
4. DE EIGEN TAKEN VAN DE KRIJGSMACHT IN NEDERLAND
Dat de nieuwe rol van Defensie in Nederland meer behelst dan die van een vangnet, blijkt
wel uit de eigen, doorgaans wettelijk verankerde, taken die Defensie vervult op het gebied
van de nationale veiligheid. Dit betreffen zowel structurele taken die Defensie permanent
uitvoert, als de incidentele inzet van hoogwaardige niche-capaciteiten. De taakuitoefening
van de Koninklijke Marechaussee en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
zijn voorbeelden van nationale taken die Defensie structureel uitvoert. Deze geschieden
onder civiel gezag en onder eigen operationele leiding. Niche-capaciteiten zijn
specialistische capaciteiten, zoals de explosievenopruimingsdienst en de bijzondere
bijstandseenheden, die op meer incidentele basis de civiele autoriteiten kunnen
ondersteunen bij de bestrijding van specifieke dan wel meer gewelddadige dreigingen (bv.
bommeldingen of extreem terrorisme). Een dergelijke inzet geschiedt op grond van de
wettelijke regelingen voor militaire bijstand. De inzet van niche-capaciteiten staat hier
echter als "eigen" taak van de krijgsmacht genoemd omdat zij uitsluitend bij Defensie
beschikbaar zijn en dus niet, zoals bij militaire steun en bijstand gebruikelijk is, slechts
beschikbaar zijn in aanvulling op eventueel tekortschietende civiele capaciteiten. Hieronder
volgt een overzicht van de belangrijkste eigen taken die de krijgsmacht vervult en de
(interdepartementale) maatregelen die zijn genomen om de taakuitoefening te verbeteren.
Voor de taakafbakening, financiële verrekening en de samenwerkingsprocedures gelden
interdepartementale bestuurlijke regelingen.
Koninklijke marechaussee
Als zelfstandig onderdeel van Defensie verricht de Koninklijke Marechaussee onder civiel
gezag zowel nationale als internationale taken. Internationaal voert zij eigenstandig (civiele)
politiemissies uit en ondersteunt zij de inzet van andere krijgsmachtonderdelen met
politiediensten. De internationale behoefte aan een dergelijke 'third role' inzet groeit,
hetgeen onder andere blijkt uit de recente samenwerking in de 'European Gendarmerie
Force' (EGF).
Nationaal is de marechaussee belast met een in de Politiewet 1993 verankerd takenpakket.
Dit pakket is ingedeeld in vijf taakvelden, namelijk: 1) Beveiliging (Koninklijk Huis, speciale
beveiligingsopdrachten, burgerluchtvaart en waardetransporten voor De Nederlandse
Bank); 2) Handhaving vreemdelingenwet (grensbewaking, mobiel toezicht vreemdelingen,
Ministerie van Defensie
Pagina 9/26
ondersteuning asielprocedures); 3) Politietaken Defensie (handhaving openbare orde op
militaire terreinen, strafrechtelijke handhaving rechtsorde en de noodhulpfunctie); 4)
Politietaken burgerluchtvaartterreinen (handhaving openbare orde, strafrechtelijke
handhaving rechtsorde, en hulpverlening); 5) Assistentieverlening, samenwerking en
bijstand (diverse vormen van bijstand en assistentie).
De Koninklijke Marechaussee heeft een belangrijke verantwoordelijkheid in de bestrijding
van criminaliteit en terrorisme. Naast de uitvoering van de wettelijke taken vervult zij, vooral
voor situaties met een hogere geweldsintensiteit, een essentiële aanvulling op het niveau
waarop de politie opereert. Daarmee vormt zij ook een logische opstap naar de inzet van
andere defensiecapaciteiten mocht de situatie dit vereisen. De brede taakstelling toont de
bijzondere positie van de Koninklijke Marechaussee als zowel een militaire als een politiële
organisatie. De gecombineerde kennis en ervaring van beide vakgebieden versterken
elkaar. Zo maken de militaire opleiding, training en vorming, maar ook de militaire
rechtspositie van het personeel, het mogelijk langdurig op te treden in binnen- en
buitenland. Het grootste deel van het marechausseepersoneel is opgeleid als generalist,
waardoor zonder kwalitatieve concessies, snel zwaartepunten kunnen worden gelegd niet
alleen binnen, maar ook tussen de verschillende taken. Daarnaast fungeert de Koninklijke
Marechaussee als een soort strategische reserve van de centrale overheid, die nationaal
kan worden ingezet èn aangestuurd bij calamiteiten in Nederland. De centrale aansturing
en de daarmee samenhangende korte en duidelijke bevelslijnen maken een snelle en
flexibele inzet mogelijk.
Met Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een aantal maatregelen
overeengekomen om de inzetbaarheid van de Koninklijke Marechaussee te vergroten en
de samenwerking met de civiele diensten en autoriteiten te verbeteren:
* Zoals aangekondigd in de brief van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties van 24 januari jongstleden, wordt de capaciteit van de Koninklijke
Marechaussee uitgebreid met 113 functies voor de handhaving van de vreemdelingenwetgeving
en 35 functies voor de versterking van de persoonsbeveiliging.
* De militaire aspecten van de opleiding, training en vorming van het personeel van de
marechaussee krijgen meer nadruk om de brede inzetbaarheid te kunnen borgen.
* De samenwerking met onder andere de politie wordt geïntensiveerd op de
deelgebieden "onderwijs, leiderschap en kennismanagement", "recherche", "Europese
Ministerie van Defensie
Pagina 10/26
samenwerking", en "operationele informatievoorziening". Ook wordt de nieuwe initiële
opleiding van wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee gecertificeerd als een deel
van de politieopleiding.
* Met de Nationale Recherche van het KLPD worden de mogelijkheden bezien tot de
oprichting van expertisecentra, waarbij de marechaussee 'leidend' is op de gebieden
documenten- en identiteitsfraude.
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
De kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (NAA) vormt een goed voorbeeld van
structurele en effectieve samenwerking tussen Defensie en civiele autoriteiten. Ook toont
deze samenwerking hoe een krachtdadig veiligheidsbeleid mogelijk is met de
betrokkenheid van zeventien ministeries uit drie landen. De Kustwacht, een
samenwerkingsverband van de drie landen van het Koninkrijk, is een civiele organisatie in
beheer bij de minister van Defensie. De Commandant Zeemacht Caribisch Gebied is
tevens Commandant Kustwacht. Onder zijn eenhoofdige leiding en binnen de
beleidskaders van de betrokken departementen, voert de Kustwacht taken uit op het gebied
van opsporing, toezicht en dienstverlening. Onder opsporing en toezicht vallen taken als
drugsbestrijding, grensbewaking, douanetoezicht op zee, milieu- en visserijtoezicht en
toezicht op de veilige scheepvaart. Onder dienstverlening valt de continue bemensing van
het Reddings- en Coördinatiecentrum (RCC), de afhandeling van maritieme nood-, spoeden
veiligheidsradiocommunicatie, de opsporing en redding van mensen op zee (Searchand-
Rescue) en de ondersteuning van maritieme rampenplannen.
Diverse maatregelen zijn genomen om de slagvaardigheid van de Kustwacht NAA te
verbeteren. Zo heeft de Rijksministerraad in 2003 en 2004 ingestemd met de aanschaf van
nieuwe patrouillevaartuigen voor de Kustwacht, de uitbreiding van de personeelsformatie
voor een 24-uurs bezetting van de steunpunten en met de aanschaf van een permanent
walradarsysteem voor de Benedenwindse eilanden van de Antillen en Aruba. De Kustwacht
kan hierover uiterlijk in 2006 beschikken. In de tussentijd gebruikt de Kustwacht een mobiel
interim systeem. Daarnaast krijgt de Kustwacht naar verwachting vanaf 2007 de
beschikking over eigen civiele luchtverkenningcapaciteit. Tot dan stelt Defensie twee
gemodificeerde Fokker 60 vliegtuigen voor deze taak ter beschikking aan de Kustwacht.
Ministerie van Defensie
Pagina 11/26
Kustwacht Nederland
Het kustwachtmodel in de Nederlandse Antillen en Aruba kan als voorbeeld dienen voor
verbetering van de kustwachtorganisatie in Nederland. De Nederlandse Kustwacht is een
samenwerkingsverband tussen zes ministeries met een Kustwachtcentrum in Den Helder.
De diensten van de betrokken ministeries stellen middelen beschikbaar voor de uitvoering
van de dertien dienstverlenings- en handhavingstaken op de Noordzee. Defensie is belast
met de coördinatie van de uitvoering en levert een deel van de capaciteiten. Verkeer en
Waterstaat (V&W) coördineert interdepartementaal de beleidsmatige aspecten.
Er zijn diverse knelpunten geconstateerd die zowel de doeltreffendheid als de
doelmatigheid van de Kustwacht aantasten. Zo zijn de aanschaf en het beheer van de
middelen versnipperd belegd bij de betrokken departementen die alle over eigen "rederijen"
beschikken. Dit heeft een zekere vrijblijvendheid tot gevolg bij de feitelijke
beschikbaarstelling van middelen. Ook sluiten de bevoegdheden en de rechtsposities niet
goed op elkaar aan en ontbreekt een integraal kosteninzicht. Het toegenomen belang van
adequate bewaking van de Nederlandse kustwateren en het continentaal plat tegen
smokkel, milieuovertredingen en mogelijke indringers versterken de noodzaak tot een
herijking van de Nederlandse Kustwacht. In dit kader onderzoeken de departementen van
Verkeer & Waterstaat en Defensie momenteel verdergaande samenwerkingsvormen met
een eenduidige scheiding van beleid en uitvoering, en een concentratie van middelen onder
het kustwachtcentrum. Nader overleg met de andere beleidsdepartementen is daartoe
begonnen.
Explosievenopruiming
Ook op het gebied van de opruiming van explosieven vervult Defensie een structurele en
belangrijke maatschappelijke taak. Deze taak bestaat uit het ruimen van munitierestanten
uit de Tweede Wereldoorlog, alsmede het ruimen van geïmproviseerde explosieven. Zo
heeft Defensie bijvoorbeeld, door het opsporen en ruimen van explosieven, een bijdrage
geleverd aan de ontwikkeling van grote infrastructurele projecten zoals de uitbreiding van
Schiphol, de aanleg van de Betuwelijn en de VINEX-locatie Ypenburg.
Met de opkomst van het terrorisme en de nieuwe asymmetrische dreigingvormen neemt het
nationale belang van een dergelijke capaciteit verder toe. Zo zijn de explosievenopruimingsdiensten
(EOD) in 2004 diverse malen ingezet om verdachte locaties te
Ministerie van Defensie
Pagina 12/26
onderzoeken op de aanwezigheid van explosieven. Ook werden regelmatige preventieve
controles uitgevoerd.
De EOD voorziet in capaciteit voor de opsporing, identificatie en ruiming van conventionele
en geïmproviseerde explosieven, zowel op het land als in het water. Het takenpakket van
de EOD omvat tevens de bescherming van uitgezonden eenheden. Vanwege de
toegenomen uitzenddruk en het gestegen aantal meldingen van verdachte bompakketten is
al eerder besloten de EOD-capaciteit van Defensie te vergroten. Hoewel de vulling nog
achterblijft, is inmiddels de personele capaciteit uitgebreid. Ook is de uitrusting verbeterd,
onder meer door verwerving van NBC-beschermende kleding en scan-apparatuur. Voor de
verwerving van robots is geld gereserveerd. Verder wordt de EOD-capaciteit van de diverse
krijgsmachtdelen uiterlijk 2008 gebundeld binnen een krijgsmachtbrede Explosieven
Opruimingsdienst Defensie (EODD). Daarmee benut Defensie de schaarse EOD-capaciteit
optimaal. Tot slot heeft Binnenlandse Zaken en Koninkrijkstaken een Protocol Verdachte
Objecten ontwikkeld ter vervanging van het verouderde NBC-protocol hulpverleners.
Bijzondere Bijstand
Op grond van artikel 60 van de Politiewet 1993 levert Defensie bijstandseenheden voor de
uitvoering van bijzondere onderdelen van de politietaak, onder andere in het kader van
terrorismebestrijding. Daartoe beschikt zij in eerste instantie over speciale eenheden als de
bijzondere bijstandseenheid van het Korps Mariniers en de Bijzondere Bijstandseenheid
Krijgsmacht (BBE-K). Deze capaciteit is naar aanleiding van het "Actieplan
Terrorismebestrijding en Veiligheid" uitgebreid met een derde peloton BBE. Voorts
participeert Defensie in een tijdelijk operationeel werkverband, de BBE-Snelle Interventie
Eenheid (BBE-SIE), bestaande uit personeel van de politie en de krijgsmacht.
Ook andere dan de hiervoor genoemde bijzondere bijstandseenheden kunnen in
voorkomend geval een bijdrage leveren aan de bestrijding van het terrorisme. Zo kondigde
het "Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid" een betere samenwerking aan tussen de
diverse soorten speciale eenheden. Hiertoe behoren het Korps Commandotroepen (KCT)
van de Koninklijke landmacht, het amfibisch verkenningspeloton en het 'mountain leader'-
verkenningspeloton van het Korps Mariniers. Op grond van het actieplan en van de
Prinsjesdagbrief 2003 is het amfibische verkenningspeloton uitgebreid naar drie grotere
maritieme teams en wordt de capaciteit van het Korps Commandotroepen vergroot met 80
Ministerie van Defensie
Pagina 13/26
militairen. Ook de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke
marechaussee levert een bijdrage aan terrorismebestrijding.
Luchtruimbewaking
Na "11 september" is het gebruik door terroristen van vliegtuigen als wapen of explosief niet
langer denkbeeldig. Ook aanslagen met chemische of biologische strijdmiddelen vanuit
(sproei)vliegtuigen kunnen niet worden uitgesloten. Voor de bewaking van het nationale
luchtruim maakt Nederland gebruik van de commandovoeringsstructuur van de Navo,
waarvan het 'Air Operations Control Station' Nieuw Milligen deel uitmaakt. Hiervan is het
'Control & Reporting Center' belast met het bewaken van de integriteit van het Nederlandse
luchtruim. Dat gebeurt door de permanente opbouw, instandhouding en uitwisseling van
een volledig en geïdentificeerd luchtbeeld boven Nederland en het aangrenzende
Noordzeegebied. In voorkomend geval kunnen 'Quick Reaction Alert' (QRA)-
jachtvliegtuigen binnen zeer korte reactietijden optreden onder gezag van de minister van
Justitie.
Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (MIVD)
De versnippering van inlichtingendiensten zoals die in veel andere landen bestaat, is in
Nederland voor een groot deel ondervangen. Zo zijn de inlichtingendiensten van de
krijgsmachtdelen al samengevoegd tot één militaire inlichtingendienst. De dienst is ingebed
in diverse internationale militaire inlichtingenketens en is onlosmakelijk verbonden met het
militaire optreden van de krijgsmacht in het buitenland. Met het veranderde dreigingbeeld
en de omslag naar een meer expeditionaire krijgsmacht is het belang van operationele
inlichtingen op strategisch, operationeel en tactisch niveau toegenomen. De ervaringen met
de aanslagen op Nederlandse militairen in Irak onderstrepen dit. De daaraan gerelateerde
verwevenheid tussen interne en externe veiligheid noodzaakt tot een nauwere
samenwerking tussen MIVD en AIVD.
Om de samenwerking met de AIVD te structureren en de synergie tussen beide diensten te
verbeteren zijn binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten
(WiV 2002) verder de volgende maatregelen voorzien:
* De diensten richten een gemeenschappelijke "Nationale Signaal Interceptie
Organisatie" (NSO) op.
Ministerie van Defensie
Pagina 14/26
* Er komt een nieuw convenant tussen Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
Defensie over de samenwerking tussen beide diensten. Mede op grond van de
uitkomsten van de commissie Havermans bevat dit convenant verdergaande afspraken
over de verdeling van verantwoordelijkheden, de samenwerking op deelterreinen, de
ontsluiting van informatie en de afbakening van activiteiten.
* Diverse wetwijzigingsvoorstellen zijn geïnitieerd ten aanzien van de Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (WIV 2002) en de Wet
Veiligheidsonderzoeken. Zij omvatten onder meer deelmaatregelen zoals betere
mogelijkheden voor data-analyse, een betere toegankelijkheid van politiebestanden en
de mogelijkheid om vooral overheidsdiensten te verplichten de noodzakelijke informatie
te verschaffen.
* Zoals aangekondigd in de terrorismebrief van de ministers van Justitie en Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 januari jongstleden (29754 nr. 5), wordt de
capaciteit van de inlichtingendiensten gericht uitgebreid. Dit betreft een versterking van
de analysecapaciteit gericht op de voor deze organisaties specifieke onderwerpen
binnen het terrein van terrorismebestrijding.
* De MIVD neemt deel aan de zogenoemde ContraTerrorisme-infobox. Hierin bundelen
de AIVD, de politie, het Openbaar Ministerie en de Immigratie en Naturalisatiedienst
(IND) informatie over een groep personen, die mogelijk een gevaar vormt voor de
nationale veiligheid c.q. zich mogelijk bezighoudt met terroristische activiteiten. Ook met
informatie vanuit haar buitenlandtaak draagt de MIVD hier inhoudelijk aan bij. De
informatiebundeling kan, naast de start van opsporingsonderzoeken, ook leiden tot de
inzet van het beschikbare vreemdelingrechtelijke instrumentarium, zoals het intrekken
van verblijfsvergunningen en draagt in algemene zin bij aan de afstemming tussen de
verschillende betrokken diensten.
* Vanwege de naar elkaar toegroeiende betekenis van de zorg voor de externe en de interne
veiligheid, levert de MIVD vanuit haar buitenlandtaak een inhoudelijke bijdrage aan de rijksbrede
coördinatie van de 'Inlichtingen en Veiligheid'. Tevens draagt de MIVD zowel inhoudelijk als met
personele ondersteuning bij aan de organisatie van de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding (NCTB). In het kader van de instellingsbeschikking van de NCTB zal
worden bezien hoe de inlichtingenbehoefte van de NCTB kan worden afgestemd op de
inlichtingenvoorziening vanuit onder andere de MIVD.
Ministerie van Defensie
Pagina 15/26
Calamiteitenhospitaal
Het Calamiteitenhospitaal in Utrecht fungeerde oorspronkelijk als militair noodhospitaal.
Deze functie is in de loop van de jaren verbreed tot dat van een calamiteitenhospitaal
waarop bij rampen of ongevallen een beroep gedaan kan worden voor kortdurende
noodzakelijke medische zorg. In 2004 is deze samenwerking tussen de departementen van
Defensie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verder uitgebreid vanwege het
toegenomen gevaar van (bio)terrorisme (SARS dreiging) en besmettelijke ziekten
(pokkenvirus). Afgesproken is het hospitaal geschikt te maken voor de eventuele opvang
van slachtoffers en patiënten met besmettingen. Hiervoor is een financiële verrekening
overeengekomen. Ook garandeert VWS de beschikbaarheid van vergelijkbare
geneeskundige capaciteit in andere ziekenhuizen om zo nodig militaire patiënten op te
vangen in geval van een gelijktijdig militair en civiel beroep op de faciliteiten van het
calamiteitenhospitaal.
5. MILITAIRE STEUN EN BIJSTAND
Naast de in voorgaand hoofdstuk genoemde eigen taken kan de krijgsmacht de civiele
autoriteiten ondersteunen met andere vormen van militaire steun en bijstand. Dit betreft de
militaire bijstand en steunverlening voor het geval de capaciteiten van civiele
hulpverleningsdiensten (dreigen) tekort (te) schieten. De bijstand en steun door Defensie is
verankerd in rijksbrede wet- en regelgeving en geschiedt onder civiel gezag. Evenals bij de
eigen taken geschiedt de ondersteuning op basis van vergoeding van de additionele kosten
(d.w.z. de kosten die zonder inzet niet zouden zijn gemaakt). Dit voorkomt dat de inzet van
defensiecapaciteiten ten laste gaat van middelen voor onderhoud, modernisering en
gereedheid. De volgende paragrafen tonen de belangrijkste samenwerkingsvormen zoals
die in de loop van de tijd in interdepartementaal verband tot stand zijn gekomen. Ook
beschrijven zij de vele geïnitieerde en nieuwe maatregelen om die samenwerking met de
civiele autoriteiten verder te structureren.
Civiel Militaire Bestuursafspraken (CMBA)
In het CMBA-project onderzochten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en
Defensie de mogelijkheden om de civiel-militaire samenwerking te verbeteren en een
structureler karakter te geven. In samenwerking met de civiele hulpverleningsdiensten -
Ministerie van Defensie
Pagina 16/26
politie, brandweer en de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR) - zijn
scenarioanalyses uitgevoerd om een goed beeld te krijgen van de behoefte aan
ondersteuning vanuit de krijgsmacht. Deze behoeftestelling is intern Defensie afgezet tegen
de mogelijkheden en resulteerde in een op 3 maart 2005 getekend convenant tussen
Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met de volgende
afspraken:
- Personele capaciteit. Defensie garandeert de beschikbaarheid van 3000 militairen voor
de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rampen en incidenten. Hiervoor gelden de
volgende tijden tussen alarmering en inzetgereedheid vanaf de kazerne: 200 militairen
binnen 8 uur, 300 militairen binnen 12 uur, 1000 militairen binnen 24 uur en 1500
militairen meer dan 24 uur.
- Materiële/logistieke ondersteuning. Defensie wijst per provincie een defensiecomplex
aan met voldoende capaciteit voor de tijdelijke opvang van grote aantallen personen.
Op ad hoc basis kunnen ook andere defensiecomplexen hiervoor worden aangewezen.
Daarnaast beschikt het Defensie Operatie Centrum over inzicht in de actuele
beschikbaarheid van transportsteun in de vorm van aantallen voertuigen, vliegtuigen,
helikopters en vaartuigen.
- Rampengeneeskunde. Gebleken is dat de krijgsmacht slechts beperkt kan voorzien in
de civiele behoefte. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door de beperkte omvang van
de militaire capaciteit en de veelvuldige inzet daarvan in het buitenland. Een tweede
oorzaak ligt in de afwijkende geneeskundige competenties voor militair en civiel
geneeskundig personeel. Bij rampenbestrijding zijn de civiele competenties
maatgevend.
- Overige afspraken. Het convenant omvatte een scala aan maatregelen om de
procedures voor de aanvraag van militaire steun en bijstand te vereenvoudigen en te
versnellen. Zo is een voorwaarschuwingstraject ontwikkeld om de reactietijd te
bekorten. Ook is een regeling opgesteld voor de verlening van militaire steun in het
openbaar belang en zijn modelregelingen ontworpen voor de te verlenen militaire
bijstand en steun bij de bewaking van civiele objecten. Voorts omvat het convenant
afspraken over de verrekening van kosten.
Voorbereiding
Een effectieve bestrijding van calamiteiten en dreigingen staat en valt met een goede
voorbereiding. Ook in de voorbereidende fase is winst te behalen. Door te investeren in
Ministerie van Defensie
Pagina 17/26
nauwe contacten tussen civiele overheden, rampenbestrijdingsorganisaties en Defensie,
kan een gecoördineerde en effectieve gezamenlijke inzet worden geborgd. Bij de inzet van
defensiecapaciteiten en -systemen in complexe scenario´s, veelal onder tijdsdruk, is het
essentieel Defensiespecialisten vroeg in de civiele planning, besluitvorming en
bevelvoering te betrekken. Regelmatige multidisciplinaire oefeningen vormen daarbij een
essentiële randvoorwaarde voor een goede samenwerking onder crisisomstandigheden.
In het verleden vervulde het Nationaal Commando de brugfunctie tussen Defensie en de
civiele overheden. Inmiddels is dit commando opgeheven en zijn de nationale taken en de
Regionale Militaire Commando's (RMC) ondergebracht bij het Operationele Commando
van de landmacht (in de toekomst het Commando Landstrijdkrachten, CLAS). Met haar
geografische spreiding en regionale indeling vormen deze RMC's een belangrijk
aanspreekpunt voor lokale en regionale autoriteiten tijdens de fase van preparatie en
eventualiteitenplanning van inzetopties. In dit kader zijn onderstaande maatregelen
voorzien:
* Het Defensie Operatiecentrum onder de Chef Defensiestaf fungeert als centraal
aanspreekpunt voor verzoeken tot militaire steun of bijstand. Er komen onderling
afgestemde draaiboeken en operatieplannen die een tijdige inzet van de toegezegde
capaciteiten garanderen en die aansluiten op de landelijke alerteringsregelingen.
Tevens ontwikkelt Defensie een regeling die erin voorziet binnen 2 uur liaison- en
advieselementen te kunnen uitbrengen vanuit de Regionale Militaire Commando's
(RMC's) naar de betreffende civiele autoriteiten. Defensie en BZK onderzoeken de
mogelijkheden om het Defensie Operatie Centrum (DOC) in gevallen van nationale
crises te benutten als uitwijklocatie en omgekeerd.
* De Regionale Militaire Commando's worden gevuld met personeel uit alle
krijgsmachtdelen en worden conform de Koninklijke Marechaussee georganiseerd in
drie gelijke regio's die volledig aansluiten op de civiele indeling van veiligheidsregio's.
De regionale commando's ondersteunen de lokale en regionale civiele autoriteiten met
specialistische kennis en advies voor de ontwikkeling en beoefening van
rampenplannen. Reservisten die goed bekend zijn met het lokale bestuur kunnen deze
liaison- en adviesfunctie vervullen en zo een intermediair vormen tussen Defensie en
lokale autoriteiten.
Ministerie van Defensie
Pagina 18/26
* Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelen een gezamenlijk
opleidings- en trainingsbeleid en een periodiek oefenplan voor het bij de
rampenbestrijding betrokken militaire en civiele personeel op centraal en decentraal
niveau.
* Met de 'Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen' wordt onderzocht hoe de
ondersteuning met medische capaciteit kan worden vergroot met inachtneming van de
uitgangspunten van wet- en regelgeving voor incidenten en rampen. Beperkingen op de
inzet en het gebruik van aantoonbare geneeskundige vaardigheid bij incidenten en
rampen worden hierbij geïnventariseerd en zonodig aangepast
Defensie toetst de verwerving van nieuw materieel aan de inzetbaarheid in het kader van
nationale veiligheid.
Bescherming tegen NBC-wapens
In de strijd tegen terrorisme vormt de bescherming tegen NBC-wapens een belangrijk
aandachtsgebied. Om uitgezonden eenheden te kunnen beschermen tegen dit soort
wapens is de NBC-verdedigingscompagnie paraat gesteld. Deze eenheid is voorzien van
nieuwe ontsmettingssystemen en wordt in de eerste helft van 2005 uitgerust met
verkenningsvoertuigen van het type Fuchs. Tevens is het krijgsmachtbrede NBCkenniscentrum
en -school opgericht, waarin de schaarse kennis over NBC-strijdmiddelen is
gebundeld. Dit kenniscentrum en de school vormen een herkenbaar aanspreekpunt voor
militaire en civiele instanties. Verder kan gerichte chemisch-toxicologische expertise van
Defensie in het Beleidsondersteunend Team Milieu-incidenten (BOTMI) bijdragen aan een
betere voorbereiding.
Militairen in uitzendgebieden moeten steeds meer rekening houden met aanslagen op
chemische of nucleaire installaties in de gebieden waar zij optreden. De dreiging is
daarmee verbreed van chemische en biologische strijdmiddelen naar alle denkbare
chemische, biologische en radiologische middelen. De hiervoor benodigde kennis en
middelen zijn ook in Nederland bruikbaar. Ook de civiele hulpverleningsdiensten zijn bezig
met de aanschaf van materiaal en het vergaren van kennis op het gebied van NBC. Een
nauwe dialoog en complementariteit van middelen zijn daarom gewenst. Dit moet
resulteren in concrete afspraken over de nationale inzet van NBC-middelen van Defensie
bij aanslagen, rampen en ongevallen.
Ministerie van Defensie
Pagina 19/26
Non-Proliferatie
Het afgelopen decennium heeft de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en
hun overbrengingsmiddelen alsmede de daarvoor bestemde materialen en technologieën,
een belangrijke transformatie ondergaan. Een groeiend aantal landen blijkt de beschikking
te krijgen over kennis en technologie van MVW, waardoor zij ook in staat zijn deze zelf te
vervaardigen. Naast inzet van de expertise van NBC-verdedigingscompagnie en het
kenniscentrum verleent Defensie ondersteuning bij andere initiatieven op het gebied van
non-proliferatie zoals het Proliferation Security Initiative (PSI). Het PSI is een (nieuw)
initiatief in de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens (MVW) en tegen
terrorisme met mogelijke inzet van MVW. Het PSI heeft ten doel actief op te treden tegen
illegaal transport van massavernietigingswapens, waarbij in voorkomend geval door
Defensie varende of vliegende middelen kunnen worden ingezet. Het initiatief richt zich op
een betere benutting van bestaande internationale en nationale instrumenten (verdragen,
wetgeving, exportcontrole) en een verbetering van internationale samenwerking bij
opsporing.
ICT-ondersteuning
In het kader van het Programma Andere Overheid krijgt een rijksbrede bundeling van ICT
(netwerk)infrastructuren gestalte. Op veiligheidsgebied tekent zich hier een clustering af bij
de politie, Justitie en Defensie voor netwerkvoorzieningen, rekencentrumfaciliteiten en de
beveiliging daarvan. De samenwerking staat nog in de beginfase, maar levert al een aantal
concrete projecten op. Zo is een breder gebruik mogelijk gemaakt van het vaste
Defensienetwerk NAFIN en levert de Defensie Telematica Organisatie (DTO) zowel de
vaste verbindingen voor het landelijk netwerk C2000 als de 'backbone' van het
politiedatacommunicatienetwerk. Ook verzorgt de DTO het beheer en de exploitatie van de
ICT-infrastructuur voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Verder is de DTO belast
met de uitvoering en het beheer van de zogenaamde 'Haagse Ring'. Dat netwerk moet nog
in 2005 operationeel zijn en voorziet in een onderlinge koppeling tussen alle departementen
en enkele hoge colleges van staat voor de uitwisseling van informatie.
Inzet reservisten
Gelijktijdig met deze brief heeft Defensie het Parlement een reservistennota aangeboden.
Defensie onderscheidt twee soorten taken voor reservisten. Allereerst vervult de reservist
militaire taken op nationaal grondgebied in het kader van de steunverlening en militaire
Ministerie van Defensie
Pagina 20/26
bijstand alsmede ceremoniële taken. Deze taken vereisen een algemene militaire
basisopleiding. Deze reservist wordt aangeduid als Reservist Militaire Taken (RMT).
Daarnaast vervullen reservisten specialistische taken bij internationale
crisisbeheersingsoperaties en soms bij de ondersteuning van de civiele en militaire
autoriteiten in Nederland, waarbij een beroep wordt gedaan op de specifieke deskundigheid
en ervaring van deze reservist. Deze reservist wordt aangeduid als Reservist Specifieke
Deskundigheid (RSD). Ofschoon rechtspositioneel slechts sprake is van één categorie
reservisten, is er een wezenlijk verschil tussen de vereiste opleiding en de beschikbaarheid
van de Reservist Militaire Taken en de Reservist Specifieke Deskundigheid.
Reservisten krijgen geen aanstelling meer bij een krijgsmachtdeel, maar vormen een
defensiebrede capaciteit. Voor de rol van Defensie in de nationale veiligheid onderscheidt
de reservistennota de volgende maatregelen:
* Reservisten Militaire Taken maken nadrukkelijk deel uit van de 3000 militairen die
Defensie beschikbaar stelt in het kader van de recente CMBA-afspraken.
* Reservisten Specifieke Deskundigheid kunnen ook nationaal worden ingezet in
aanvulling op de capaciteit van de parate eenheden.
* Ongeveer 900 reservisten van de Koninklijke marechaussee vormen een
buffercapaciteit voor de ondersteuning bij de uitvoering van politietaken bij calamiteiten
of verhoogde dreiging.
* Al eerder is de persoonlijke uitrusting (inclusief het wapen) van reservisten die
bewakings- en beveiligingstaken uitvoeren gelijk getrokken met die van de
beroepsmilitair. Daarnaast is de mobiliteit verder verbeterd door de invoering van lichte
terreinwagens en vrachtwagens. De materieelbehoefte van reservisten zal voortaan
worden meegewogen in de vervangingstrajecten voor defensiematerieel.
6. EEN VERKENNING VAN TOEKOMSTIGE MOGELIJKHEDEN
Voor Defensie gelden de hiervoor geschetste samenwerkingsvormen als een tussenstand
in een groeiproces. Oogmerk is om in nauwe samenwerking met de betrokken ministeries,
onder coördinatie van BZK, te komen tot een meer integrale benadering van nationale
Ministerie van Defensie
Pagina 21/26
veiligheid. Het Interne-Externe Veiligheidsonderzoek (IEVO) dat RAND Europe in opdracht
van vier departementen (Justitie, BZ, Defensie en BZK) uitvoert, biedt inzicht in de wijze
waarop vijf geselecteerde landen (Verenigde Staten, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk,
Frankrijk en Spanje) hun beleid voor nationale veiligheid vormgeven. RAND constateert
een nadruk op ad hoc maatregelen en bepleit meer aandacht voor de horizontale
verbanden tussen de betrokken departementen. Ook constateert RAND een grotere
binnenlandse rol van de krijgsmachten, waarbij in toenemende mate militaire expeditionaire
middelen worden ingezet voor civiele doeleinden op het eigen grondgebied.
Defensie en BZK onderschrijven de noodzaak van een horizontale bundeling van krachten.
Een uitgebreid intern defensieonderzoek resulteerde in diverse kansrijke gebieden voor
toekomstige samenwerking. Hierbij kan de ondersteuning variëren van de incidentele inzet
van één bepaalde deelcapaciteit (bijvoorbeeld een fotoverkenning door een F16), tot de
structurele en samenhangende inzet van diverse capaciteiten waarbij Defensie onder civiel
gezag bepaalde deeltaken zelfstandig uitvoert ter ondersteuning van de civiele autoriteiten
(bijvoorbeeld bescherming luchtruim). De komende maanden onderzoeken Defensie en
BZK de concrete toepassingsmogelijkheden en de consequenties daarvan. Uiteraard mag
dit niet ten koste gaan van de expeditionaire inzetbaarheid van de krijgsmacht.
Verdergaande samenwerking kan derhalve noodzaken tot capaciteitsuitbreidingen. De
volgende paragrafen bieden een concrete doorkijk naar vijf 'kansrijke'
samenwerkingsgebieden die gezamenlijk worden onderzocht met behulp van scenarioanalyses.
Inzet van waarnemingsmiddelen
Zowel bij de bestrijding van het terrorisme, als bij civiele crisisbeheersing is een goede
operationele informatievoorziening van groot belang. Om snel te kunnen reageren en de
juiste maatregelen te kunnen treffen, moeten de civiele autoriteiten beschikken over een
actueel inzicht in de situatie. Dit vereist de mogelijkheid om gericht bemande en
onbemande sensoren te kunnen inzetten voor de verzameling van inlichtingen. De
ervaringen van Defensie in het buitenland (bijvoorbeeld bij de aanslagen in Irak en bij de
bestrijding van asymmetrisch optredende groeperingen) tonen het belang van deze
capaciteiten.
Ministerie van Defensie
Pagina 22/26
Gebruik makend van verschillende soorten sensoren (optische, akoestische, elektronische
en warmtebeeldapparatuur) zijn diverse soorten ondersteuning mogelijk. Te denken valt
aan de inzet van F16´s, helikopters en onbemande vliegtuigen voor luchtwaarneming,
inlichtingen-, verkennings- en infanterie-eenheden voor grondwaarneming, maritieme
eenheden voor de controle van haven- en zeegebieden en aan de inzet van capaciteiten
voor de interceptie dan wel de storing van communicatiemiddelen. Al deze capaciteiten
kunnen, al dan niet in onderlinge samenhang, een belangrijke aanvulling vormen op de
civiele middelen voor inlichtingenvergaring.
Ondersteuning aansturing
Nauw gerelateerd aan de inzet van sensoren en middelen voor de vergaring van
inlichtingen, is de verwerking en integratie daarvan. Crises kenmerken zich door een
chaotisch karakter en een overaanbod van, soms tegenstrijdige, informatie. Dit leidt bij de
diverse lokale en regionale betrokken partijen al snel tot verschillende percepties over de
feitelijke situatie en de uit te voeren maatregelen, met alle mogelijke consequenties van
dien.
Vanuit haar dagelijkse ervaring met het optreden onder chaotische en snel wijzigende
omstandigheden beschikt Defensie over specifieke capaciteiten, procedures en ICTondersteuning
voor de analyse en verwerking van inlichtingenstromen. Nieuwe
technologische ontwikkelingen maken een netwerkbenadering mogelijk voor de aansturing
van sensoren en voor de verwerking en verspreiding van de daaruit voortvloeiende
informatie. Onafhankelijke communicatiemiddelen garanderen een continue uitwisseling
van informatie in de vorm van beeld, data en spraak. Verder beschikt Defensie over
geografische informatiesystemen zoals ISIS om de informatie te visualiseren en alle
betrokken partijen een 'on-line' en identiek beeld te geven van de feitelijke situatie. Met
landen als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk behoort de Nederlandse
krijgsmacht tot de koplopers op dit gebied. Alhoewel deze schaarse capaciteiten essentieel
zijn voor de inzet in het buitenland, bieden zij veel aanknopingspunten voor de
ondersteuning van civiele crisisbeheersingsoperaties onder gezag van civiele autoriteiten.
Bescherming havens
De havens vervullen een belangrijke functie in de nationale economie. Zo behoort de
mainport Rotterdam tot de vitale infrastructuur van Nederland. Bij een oplopende dreiging
Ministerie van Defensie
Pagina 23/26
kan de krijgsmacht op diverse wijzen bijdragen aan de bescherming van havengebieden. In
dit kader kan Defensie de burgemeesters van gemeenten met zeehavens ondersteunen bij
de controle van onderwaterlocaties in de omgeving van objecten met een verhoogd
veiligheidsrisico. Dit kunnen bijvoorbeeld LPG-terminals, tunnels, schepen, afmeer- of
ankerposities van scheepvaart en aanlooproutes naar een haven zijn. Ook kan assistentie
worden verleend aan politie, douane en havenautoriteiten bij het monitoren, routeren en
controleren van scheepvaart in de haven en in de aanloopgebieden op zee.
Diverse defensiemiddelen zijn hiervoor inzetbaar. Naast de eerdergenoemde sensoren
voor de observatie van deze gebieden, kunnen autonoom opererende
onderwatervaartuigen, kleine vaartuigen voorzien van speciale sonars en duikteams
worden ingezet voor de controle van onderwaterlocaties. Boven water kunnen
boardingteams of speciale eenheden vanaf fregatten of vanaf land verdachte vaartuigen
controleren. Afhankelijk van de dreiging kan de ondersteuning worden uitgebreid met
capaciteiten voor de bewaking van vitale terreinen en objecten aan de landzijde en voor de
bescherming van het luchtruim boven de havens.
Bescherming luchtruim
De beveiliging van het nationale luchtruim is en blijft een belangrijk aandachtsgebied. Niet
alleen voor renegade passagierstoestellen, maar ook voor de bewaking en bescherming
van lagere, nu ongecontroleerde, delen van het luchtruim. Dat is het gebied waar
bijvoorbeeld sproeivliegtuigjes kunnen optreden met chemische strijdmiddelen. Gekoppeld
aan het nationale alerteringssysteem kan Defensie de bescherming van (delen van) het
luchtruim voor haar rekening nemen. Ook kan Defensie zorg dragen voor de handhaving
van (tijdelijk) gesloten luchtgebieden ('no-fly zones').
De bescherming van het luchtruim is zowel in nationaal als in internationaal verband
mogelijk. Diverse radarsystemen zoals de radar van het Patriot luchtverdedigingssysteem
kunnen het luchtruim stelselmatig afzoeken. Zij kunnen vervolgens andere capaciteiten
activeren om verdachte toestellen te onderscheppen met jachtvliegtuigen of
luchtverdedigingssystemen, ook tegen ballistische raketten.
Ministerie van Defensie
Pagina 24/26
Beveiliging objecten en gebieden
De beveiliging van objecten en gebieden is een taak die Defensie ook internationaal
regulier uitvoert. Dit kan in vele gradaties, afhankelijk van de dreiging en de operationele
noodzaak. Zo kunnen eenheden van Defensie gebieden bewaken, bijvoorbeeld met
waarnemingsmiddelen en controleposten. Zij hebben dan een signaalfunctie om te kunnen
controleren wie een gebied betreedt. Daarnaast kunnen eenheden ook gebieden actief
beveiligen tegen bijvoorbeeld asymmetrisch optredende groeperingen. De eerder
genoemde sensoren vervullen hierbij een belangrijke rol. Met de menskracht en de
voertuigen beschikt Defensie over de capaciteit om snel en gedoseerd te reageren op
onderkende dreigingen.
Afhankelijk van de dreiging kan Defensie opschalen van licht bewapende militairen,
waarvoor bijvoorbeeld de Natres bij uitstek geschikt is, naar de gecoördineerde inzet van
lichte infanterie tot gemechaniseerde eenheden. De genie kan daarbij ondersteunen door
de inrichting van controlepunten, sluizen en versperringen. Zo zijn verkennings- en
infanterie-eenheden van het Britse leger tijdens de laatste Golfoorlog ingezet om de
toegangswegen rondom het vliegveld Heathrow in London met pantserwagens te
beveiligen. Indien er ook nog sprake is van luchtdreiging kan de capaciteit verder worden
uitgebreid met luchtverdedigingsmiddelen.
7. Ten slotte
In de Prinsjesdagbrief 2003 presenteerde Defensie een nieuw evenwicht tussen taken
en middelen. Niet meer de kwantiteit, maar de kwaliteit is maatgevend. De ingrijpende
reorganisatie van Defensie is momenteel in volle gang. Daarmee ontstaat een
expeditionaire krijgsmacht die in staat is nieuwe dreigingen bij de bron te bestrijden en
zodoende bijdraagt aan een stabiele internationale omgeving van ons land, hetgeen ook
de veiligheid binnen onze landsgrenzen ten goede komt.
Met deze brief hebben wij laten zien dat de capaciteiten en -procedures waarover
Defensie beschikt voor het expeditionaire optreden in crisisbeheersingsoperaties in
toenemende mate van belang kunnen zijn voor de bestrijding van dreigingen op het
nationaal grondgebied. Uiteraard zijn alle militairen inzetbaar voor hand- en
spandiensten als de nationale veiligheid dat vereist. De grote meerwaarde ligt echter
Ministerie van Defensie
Pagina 25/26
vooral in de ondersteuning met de specialistische capaciteiten waarover Defensie
beschikt. De brief schetst de vele ontwikkelingen die vorm geven aan een structurele en
hoogwaardige ondersteuning van de civiele autoriteiten. Voorts presenteren wij, binnen
de budgettaire kaders, een breed pakket aan maatregelen om die ondersteuning te
verbeteren en blijvend te kunnen garanderen. De krijgsmacht is bij uitstek een
instrument om de verwevenheid tussen interne en externe veiligheid het hoofd te bieden
en ontwikkelt zich ook nationaal tot een eigentijdse veiligheidspartner.
De komende maanden gaan Defensie en BZK de samenwerking op de genoemde vijf
kansrijke gebieden verder uitwerken. Scenarioanalyses moeten leiden tot concrete
afspraken over de inzet van hoogwaardige Defensiecapaciteiten. Ook worden de
mogelijkheden onderzocht voor een gemeenschappelijk concept voor besluitvorming en
aansturing onder crisisomstandigheden, daarbij gebruik makend van ervaringen en
concepten op het terrein van informatiestromen en commandovoering. Mede op grond
van de ACIR-bevindingen onderzoeken Defensie en BZK een meer netwerkachtige
benadering van de informatievoorziening. Zo moet een zogenaamde 'proeftuin' bij het
LOCC in Driebergen, uitwijzen of het ISIS-commandovoeringssysteem van Defensie de
besluitvorming en aansturing van nationale crises op de diverse niveaus kan
ondersteunen. Verder hebben wij afgesproken de samenwerkingsmogelijkheden tussen
de opleidingsinstituten (HDO, NIBRA, politie-academie) te onderzoeken en de
onderzoeksinspanningen op de diverse samenwerkingsgebieden op elkaar af te
stemmen teneinde een gemeenschappelijke kennisbasis te ontwikkelen. Tot slot zullen
wij de mogelijkheden bezien voor samenwerking bij de strategische en technische
aspecten van de versterking van de nationale veiligheid. De resultaten van deze
onderzoeken presenteren wij najaar 2005 in een gezamenlijke vervolgbrief van BZK en
Defensie.
Ministerie van Defensie
Pagina 26/26
Kijkend naar de toekomst bepleiten wij een meer integrale benadering van de nationale
veiligheid. De ontwikkeling van het veiligheidsbeleid in andere landen toont een
verschuiving van de focus op verticale structuren naar horizontale verbanden tussen de
betrokken departementen. Ook toont zij een grotere binnenlandse rol van de krijgsmachten.
In dit kader hebben wij ons in deze brief niet willen beperken tot verbeteringen in de huidige
samenwerking met de civiele autoriteiten, maar ook een doorkijk geboden naar mogelijke
toekomstige vormen van samenwerking. Defensie kan nu en in de toekomst een
belangrijke bijdrage leveren aan de maatregelen die het kabinet neemt om de gewijzigde
veiligheidssituatie het hoofd te bieden.
DE MINISTER VAN DEFENSIE
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Ministerie van Defensie