Ministerie van Buitenlandse Zaken

Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |21 april 2005                       |Behand|Astrid J.M. Zonneveld|
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DVB/CV-129/05                       |Telefo|070-3485230          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/2                                 |Fax   |070-3485684          |
|Bijlag|                                    |astrid.zonneveld@minbuza.nl  |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Toezegging informatie  inzake lucht |                             |
|t     |surveillance ten behoeve van MONUC  |                             |
Zoals toegezegd tijdens het AO RAZEB van 10 maart jl. informeer ik u, mede namens de Minister van Defensie, over de stand van zaken met betrekking tot de inzet van luchtsurveillance ten behoeve van MONUC in Oost-Congo.

Zoals aangegeven in het antwoord op de kamervragen van de heer Koenders van 3 maart 2005, (TK vergaderjaar 2004-2005, nr. 1153) zou de beschikbaarstelling door Nederland van materieel en personeel ten behoeve van luchtsurveillance voor MONUC niet voldoen aan het Toetsingskader.

Er bestaat op dit moment onvoldoende zicht op de structuur waaronder Nederlands personeel zou moeten opereren. De plaats en modaliteiten van een mogelijke inzet zijn onduidelijk en derhalve bestaat twijfel aan de uitvoerbaarheid van een eventuele missie. Het gebied waarin geopereerd moet worden is enorm, de afstanden zijn groot en het terrein is moeilijk begaanbaar. De fysieke omstandigheden kunnen een rol spelen bij logistieke voorbereidingen voor een eventuele versnelde terugtrekking in geval van escalatie van het conflict. In de Afrika-notitie wordt daarnaast met betrekking tot de inzet van militairen in Afrika in de fase dat nog sprake is van een gewapend conflict - zoals in de DRC - specifiek aandacht geschonken aan de spreiding van verantwoordelijkheden, risico's en lasten. Ook de aard en omvang van de bijdragen van relevante landen, waarbij met name wordt gedacht aan deelname van de VS, het VK, Frankrijk of Duitsland, spelen hierbij een rol. Deze landen leveren aan MONUC geen substantiële personele bijdrage. Genoemde overwegingen en feiten brengen de regering tot de conclusie dat het sturen van Nederlandse militairen naar MONUC niet in de rede ligt.

Wel kan ik u meedelen dat Nederland met één persoon samen met de VS, VK, Frankrijk en België deelneemt aan een kortdurende expertmissie die de behoefte aan informatiecapaciteit bij MONUC in kaart zal brengen. Indien deze missie aanknopingspunten biedt om MONUC op dit punt bijvoorbeeld financieel te ondersteunen, dan staat de Regering hier in beginsel welwillend tegenover. Daarnaast zijn een aantal activiteiten op het gebied van Security Sector Reform in de DRC in voorbereiding, onder andere in EU-kader. Nederland onderzoekt actief de mogelijkheden hieraan een concrete bijdrage te leveren.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --