Kamerbrief inzake rapportage van de OESO/DAC-High level Meeting 2005 en High Level Forum-II over Harmonisatie, Alignment en Resultaten
gn
Den Haag | |Directie Effectiviteit en Kwaliteit
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |21 april 2005 |Auteur |Anja Roelofs | |Kenmerk|DEK/BA - 019/05 |Telefoon |070 - 348.6767 | |Blad |1/5 |Fax |070 - 348.4309 | |Bijlage|2 |anja.roelofs@minbuza.nl | |n | | | |Betreft|Rapportage van de OESO/DAC-High | | | |Level Meeting 2005 en het High | | | |Level Forum-II over Harmonisatie, | | | |Alignment en Resultaten | |Graag informeer ik u over de uitkomsten van de jaarlijkse High Level bijeenkomst van het ontwikkelingscomité van de OESO (HLM) conform uw verzoek met kenmerk 05-BuZa-24. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik u te informeren over de resultaten van het High Level Forum-II over harmonisatie, alignment en resultaten (HLF-II) dat aan de HLM voorafging. Aan beide Ministeriële bijeenkomsten te Parijs nam ik deel. Het High Level Forum over harmonisatie, alignment en resultaten vond plaats van 28 februari tot 2 maart en was opgesplitst in een Implementatie Forum en een Ministerieel deel. Het Ministeriële deel resulteerde in de ondertekening van de Parijs Verklaring door 61 lage en middeninkomenslanden , 30 bilaterale en 26 multilaterale ontwikkelingsorganisaties. Aan het HLF-II namen ook veertien Niet Gouvernementele Organisaties (NGO's) en Civil Society Organisaties (CSO's) deel.
Met dit resultaat is de ook door Nederland beoogde aanscherping van de Rome Verklaring uit 2003 gerealiseerd. Tevens zijn de mogelijkheden voor implementatie van deze verklaring, zowel op hoofdkwartier- als op landenniveau vergroot. Dit resultaat is mede tot stand gekomen door samenwerking in Nordic-plus-verband en door een uiteindelijk zeer eensgezind optredende EU. Hierdoor konden met de VS, Japan en Canada de benodigde compromissen worden gesloten. Een aantal partnerlanden, met name Egypte, Oeganda, Tanzania, Vietnam en Zambia, heeft hierbij een constructieve rol gespeeld. Bovendien heeft de betrokkenheid van de ministers van zowel donoren als partnerlanden in de laatste fase van de onderhandeling over de tekst van de verklaring ertoe bijgedragen dat het commitment op politiek niveau voor deze agenda aan beide zijden is verhoogd.
Ten opzichte van de Rome Verklaring over harmonisatie is duidelijk vooruitgang geboekt op de volgende vier punten: a. concrete commitments van zowel partnerlanden als van donoren. Een evenwichtige verdeling van de commitments heeft gestalte gekregen in deel II van de verklaring: zeven commitments van partnerlanden, 12 van donoren en acht van partnerlanden en donoren gezamenlijk. b. 12 concrete indicatoren, conform de wens van Nederland. Alleen de door Nederland gewenste indicator met betrekking tot complementariteit heeft het niet gehaald. Wel zijn donoren in de verklaring een inspanningsverplichting aangegaan om te voorkomen dat toenemende hulpstromen zullen leiden tot buitensporige fragmentatie van de hulp op landen- en sectorniveau. c. targets voor iedere indicator, conform de wens van Nederland. Voor vijf indicatoren zijn voorlopige targets opgenomen in deel drie van de verklaring. Bovendien is overeengekomen, dat de complete set met targets nog vóór de VN-top in september zal worden afgerond. monitoring op landenniveau, de belangrijkste wens van Nederland, is gerealiseerd. Met betrekking tot de tweede wens om ook op internationaal niveau frequent te monitoren is overeengekomen om minimaal twee rondes (in 2006 en 2007) uit te voeren zodat de eerstvolgende HLF bijeenkomst in 2008 op basis van concrete informatie kan worden gevoerd. Het monitoringproces zal zich in beide gevallen baseren op de afgesproken indicatoren en targets. De specifieke methodiek voor de internationale monitoring is nog niet overeengekomen en zal eind 2005 worden vastgesteld.
Voor de volledige inhoud van de Parijs Verklaring verwijs ik u graag naar bijlage 1.
In aansluiting op het HLF-II vond de jaarlijkse High Level Meeting (HLM) plaats. Eén van de centrale onderwerpen was de wijze waarop het DAC, bestaande uit 22 bilaterale donoren en de Europese Commissie, in de nabije toekomst invulling gaat geven aan de Parijs Verklaring. Bij de implementatie van de verklaring is namelijk aan het DAC een centrale rol toebedeeld. De DAC-leden waren in het algemeen positief gestemd over de bereikte resultaten van het HLF-II, die de leidraad vormen voor de toekomstige agenda voor de effectiviteit van de hulp. De DAC-werkgroep die zich bezighoudt met de effectiviteit van de hulp zal conform de afspraak in de Parijs Verklaring voor eind september targets opstellen voor elk van de overeengekomen indicatoren. Ook zal zij de basis leggen voor de benodigde gegevens ten behoeve van de monitoring. Daarnaast is overeengekomen om de partnerlanden van meet af aan nauw bij de implementatie te betrekken.
Een tweede onderwerp dat de aandacht vroeg was de vraag welke activiteiten op het gebied van vrede en veiligheid als Official Development Assistance (ODA) kunnen worden aangemerkt. Nadat in de vergadering van vorig jaar al overeenstemming werd bereikt over een aantal clusters van activiteiten die aan de ODA-criteria voldoen, is nu opnieuw voortgang geboekt. Ook activiteiten op de volgende terreinen voldoen aan de ODA-criteria: hervorming van de veiligheidssector, civiele vredesopbouw, conflict preventie en oplossing van conflicten, en kleine en lichte wapens. De internationale donorgemeenschap maakt hiermee duidelijk dat vrede en veiligheid onlosmakelijk verbonden zijn met ontwikkeling. Onveilige situaties zijn één van de hoofdoorzaken van het voortbestaan van armoede.
Op verzoek van Nederland zette de DAC-voorzitter tijdens de vergadering uiteen dat het bij de inzet van militairen in post-conflict situaties niet gaat om de kleur van de helm (blauw dan wel groen) die de militairen dragen om te bepalen of de activiteiten aan de ODA-criteria voldoen: bepalend is de aard van de activiteit alsook de verleende goedkeuring door de VN.
Ook is de balans opgemaakt voor de resterende twee thema's: niet-militaire training van militairen en de uitbreiding van activiteiten die onder vredesoperaties vallen. Hier is vanwege de ver uiteen liggende meningen overeengekomen dit onderwerp wederom te agenderen tijdens de Ministeriële vergadering in 2007. De opstelling van de leden met betrekking tot deze onderwerpen wordt dan opnieuw in kaart gebracht en dan zal bezien worden of er een basis is om aanvullend werk op dit punt te verrichten. De voorzitter onderschreef het door Nederland naar voren gebrachte punt dat ook voorafgaand aan de HLM 2007 over dit onderwerp gesproken zou moeten kunnen worden als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Ik verwijs u voorts naar het als bijlage 2 toegevoegde factsheet over vrede en veiligheid.
Een derde onderwerp dat tijdens de HLM 2005 werd behandeld, is de wederzijdse beoordeling van de effectiviteit van de hulp in de context van het New Partnership for Africa's Development (NEPAD). Voor deze gelegenheid was de uitvoerend secretaris van de Economische Commissie voor Afrika van de VN (VN-ECA), de heer Amoako, uitgenodigd. De secretariaten van de VN-ECA en de OESO stellen de beoordeling gezamenlijk op aan de hand van een diverse onderwerpen waarbij het meten van ontwikkeling, de effectiviteit van de hulp waarbij de politieke dialoog en het buitenlandse beleid van OESO-landen (incl. handel) belangrijk zijn . Zowel donoren als hun partners in Afrika moeten beter presteren, niet alleen kwalitatief maar ook kwantitatief, teneinde de ontwikkelingsprocessen en de armoedebestrijding in Afrika meer kans te geven. De centrale taak waar de Afrikaanse landen voor staan is het verbinden van economische groei met het behalen van de Millennium Development Goals (MDG's). Amoako ging in op het fundamentele belang van de NEPAD governance- agenda voor de 'Peer Review' waaraan intussen 24 Afrikaanse landen op vrijwillige basis deelnemen om elkaar's beleid op het gebied van goed bestuur te beoordelen. De uitkomsten hiervan zijn weer een belangrijke input voor de wederzijdse beoordeling van de effectiviteit van de hulp. Voorts benadrukte ik nog de wederzijdse verantwoordelijkheid van donoren en partnerlanden als het gaat om belangrijke zaken als, onder meer, vrouwensmokkel, migratie en veiligheidskwesties. Het spreekt voor zich dat het alleen meten van vooruitgang op zich niet voldoende is. De resultaten dienen de basis te vormen voor een dialoog over vooruitgang in Afrika die niet alleen de wederzijdse accountability (tussen donoren en ontvangers) versterkt, maar vooral een basis legt voor interne verantwoording over het gevoerde armoedebeleid in ontvangende landen.
Tot slot is ook gesproken over het Senior Level Forum in Londen medio januari dat handelde over fragiele staten. De centrale boodschap die uit deze bijeenkomst naar voren kwam, is dat voorkomen moet worden dat zwakke staten falende staten worden of 'hulpwezen', verstoken van enige vorm van hulp. Tijdens deze bijeenkomst is besloten tot het formuleren van een aantal uitgangspunten die een goede internationale betrokkenheid bij zwakke staten moeten garanderen waarbij vooropstaat dat een duurzame oplossing gedragen moet worden door zowel het politieke leiderschap en de eigen bevolking van betrokken landen. Als basis voor het opstellen van dergelijke uitgangpunten is genomen de lessen die getrokken kunnen worden uit de mate waarin de hulp aan deze fragiele staten in het recente verleden effectief is besteed. Over een eerste versie van deze uitgangspunten is tijdens de HLM gediscussieerd. De discussie verliep over het algemeen positief. De Verenigde Staten gaf aan teleurgesteld te zijn in de voorgestelde uitgangspunten omdat zij juist van mening zijn dat de meeste fragiele landen niet rechtstreeks -via hun overheden- gesteund kunnen worden, omdat het bijv. ondemocratische en/of corrupte regimes zijn. In dit type landen moet in de ogen van de Verenigde Staten juist een parallelle structuur opgezet worden. Wel kan de Verenigde Staten zich vinden in het ondersteunen van fragiele landen die net uit een conflict komen en qua bestuur de goede richting opgaan. De ministers besloten aan de slag te gaan met de uitgangspunten door ze in de praktijk te testen. Op een volgende HLM zal er een gezamenlijke bespreking plaatsvinden die gefaciliteerd kan worden door het DAC en mogelijk tot bijstelling van de uitgangspunten kan leiden. Ik zal U daarover op de hoogte houden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Mw. A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven.
-----------------------
Van de 36 partnerlanden hebben 25 de Paris Verklaring aangenomen (De volgende 11 landen namen niet deel: Afghanistan, Armenië, Bosnië, Colombia, Eritrea, Georgië, Kaapverdië, Macedonië, Moldavië, Palestijnse Gebieden en Suriname). Noorwegen, Zweden,Finland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. De onderwerpen die in het rapport worden behandeld, zijn: voortgang MDG's, politiek en economisch bestuur, kwaliteit van de hulp, coherentie van beleid, handelsissues en uitvoering Afrikaans landbouwbeleid en capaciteitsopbouw.
---- --