Persbericht
Oratie bijzonder hoogleraar Burgerinitiatieven in oorlogssituaties
Srebrenica, vanuit een andere hoek bekeken
Mient Jan Faber, bijzonder hoogleraar Burgerinitiatieven in oorlogssituaties, houdt donderdag 21 april zijn oratie getiteld Srebrenica, vanuit een andere hoek bekeken. Aan de hand van een nieuw concept uit zijn vakgebied, human security, belicht hij de gebeurtenissen in Srebrenica.
In oorlogssituaties zijn burgers uiteraard erg bezorgd over hun veiligheid. Ze ondernemen van alles om hun veiligheidsbehoeften te verzekeren. Ze vluchten bijvoorbeeld naar veiligere plekken of roepen de hulp van anderen (de internationale gemeenschap) in. Human security gaat over de vraag hoe burgers zichzelf beschermen en hoe zij beschermd worden.
Faber hoopt met zijn oratie een bijdrage te leveren aan de publieke discussie rondom de binnenkort te voeren rechtszaken die overlevenden van Srebrenica tegen Nederland hebben aangespannen, omdat zij niet de bescherming kregen die zij nodig hadden.
Toen de safe area Srebrenica in 1995 in handen dreigde te vallen van de Bosnische Serviërs, vluchtten ruim 25.000 mensen, waaronder tweeduizend Moslimmannen, naar de VN-basis in Potocari, vijf kilometer vanaf Srebrenica. Een klein aantal van hen werd toegelaten op de VN-basis, de anderen moesten onderdak zoeken in de buurt. De volgende dag verschenen de Bosnische Serviërs in Potocari en begonnen de vluchtelingen die buiten de VN-basis waren, af te voeren. De Moslimmannen werden gescheiden van de vrouwen en kinderen, waarbij duidelijk werd dat hen vreselijke dingen te wachten stonden. Maar Dutchbat, het Nederlandse bataljon in Srebrenica, assisteerde de Bosnische Serviërs bij het afvoeren van de vluchtelingen.
Het motief van Dutchbat om mee te werken met de Bosnische Serviërs was het redden van de vrouwen en kinderen. Want de humanitaire situatie (voedsel, water, medicijnen) was slecht in het snikhete Potocari, waardoor een humanitaire ramp dreigde als de mensen daar lang zouden moeten blijven. Snelle evacuatie was dus noodzakelijk. Omwille van de vrouwen en kinderen heeft Dutchbat geen actie ondernemen om de mannen te behoeden voor het lot dat hen te wachten stond. Zo is de officiële kijk van de Nederlandse regering en het parlement op de gebeurtenissen in Srebrenica.
Faber ziet het echter anders: "Ik bekijk de situatie niet primair vanuit de humanitaire behoeften, maar net zo goed vanuit de veiligheidsbehoeften van de vluchtelingen. En vanuit de opdracht die Dutchbat van de VN had gekregen: de vluchtelingen in Potocari beschermen." Als Dutchbat die opdracht had uitgevoerd, zegt Faber, was de humanitaire situatie weliswaar nog even nijpend geweest, maar dan had Dutchbat niet hoeven kiezen tussen de mannen en de vrouwen en kinderen. "Bovendien beargumenteer ik in mijn oratie dat die zogenaamde 'keuze' waarvoor Dutchbat geplaatst werd eigenlijk een fictie is."
Vanaf volgende maand worden voor de Haagsche rechtbank voorlopige getuigenverhoren gehouden die het begin zijn van een aantal rechtszaken die overlevenden uit Srebrenica hebben aangespannen tegen de Nederlandse staat. In die rechtszaken gaat het om de vraag: hadden de Moslimmannen recht op bescherming? Zo ja, waarom kregen ze die dan niet? Faber: "Ik hoop met mijn oratie een bijdrage te leveren aan het beantwoorden van die vragen."
Faber bestudeert binnen zijn leerstoel Burgerinitiatieven in oorlogssituaties het handelen van burgers, met name in de postmoderne oorlogen van onze tijd. In het bijzonder gaat het hem om de initiatieven die zij nemen om hun veiligheid te vergroten, de lifeline contacten die zij met burgers buiten het oorlogsgebied hebben en hun relaties met de internationale gemeenschap zoals de VN.
Vrije Universiteit Amsterdam