Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
11 april 2005
Ons kenmerk
DIZ/2005/212
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)
3 (relevante com. doc .apart verzonden)
Uw kenmerk

-
Onderwerp
geannoteerde agenda voor de Transport, Telecommunicatie en Energieraad op 21 april 2005; onderdeel transport

Geachte voorzitter,

Hierbij stuur ik u mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, ten behoeve van het Algemeen Overleg op woensdag 21 april 2005:

Het verslag van het onderdeel transport van de Transport, Telecommunicatie en Energieraad van 9 en 10 december 2004;
de geannoteerde agenda van het onderdeel transport van de Transport, Telecommunicatie en Energieraad op 21 april 2005;
een brief waarin ik uw Kamer informeer over de voor Verkeer en Waterstaat relevante onderdelen van het programma van de Europese Commissie voor 2005 en 2006. De relevante Commissie documenten zijn bijgevoegd.

Aan het verzoek van de vaste commissie voor Verkeer en waterstaat om kort op
de hoogte gebracht te worden van de stand van zaken met betrekking tot het Derde Spoorpakket wordt voldaan in bovengenoemde brief over het programma van de Europese Commissie. Meer gedetailleerd komen daarnaast onderdelen van
dit pakket aan de orde in het verslag van de Transportraad van 9 en 10 december 2004 en in de geannoteerde agenda van de Transportraad van 21 april aanstaande.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

Contactpersoon

-
Datum
11 april 2005
Ons kenmerk
DIZ/2005/213
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk

-
Onderwerp
Programma Europese Commissie 2005/2006

Geachte voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg van 7 oktober 2004 heb ik de wens te kennen gegeven het overleg met de Tweede Kamer niet alleen op de komende Transportraad te willen richten maar ook op de Europese langere termijn strategie. In de eerste plaats kan daarvoor gebruik worden gemaakt van de BNC-fiches die de Kamer worden toegezonden over nieuwe Commissievoorstellen. Daarnaast heb ik geopperd met u van gedachten te wisselen over het programma van de nieuwe Transportcommissaris. Van de kant van de Kamer werd hierop positief gereageerd.

Inmiddels is echter duidelijk geworden dat commissaris Barrot geen eigen strategiedocument zal presenteren alvorens de mid-term review van het Witboek Transport ("Het Europese vervoersbeleid tot 2010: tijd om te kiezen") is afgerond. Een mededeling over deze mid-term review is aangekondigd voor november 2005. Wel beschikbaar zijn het strategische programma 2005-2009, het werkprogramma voor 2005 en de beleidsstrategie voor 2006 (het werkprogramma 2006 zal in de herfst van dit jaar worden uitgebracht) van de Commissie Barroso. Deze documenten stuur ik u hierbij toe.

In deze brief vindt u een overzicht en een eerste appreciatie van de belangrijkste voorstellen en beleidsdocumenten die door de Europese Commissie zullen worden uitgebracht. Ik heb er voor gekozen om in de brief zowel in te gaan op de transportonderwerpen als de wateronderwerpen omdat beide onderwerpen onder de verantwoordelijkheid van mijn ministerie vallen. Ik zal iets langer stil staan bij de evaluatie van het Witboek Transport omdat dit een belangrijk ijkpunt zal zijn voor de langere termijn strategie op het gebied van transport. Vervolgens zal ik aangeven welke dossiers op het gebied van marktordening van de transportsector, transport en de burger en op het gebied van water verwacht kunnen worden.

Om tot een definitief Nederlands standpunt te komen, zullen alle voorstellen, zodra uitgebracht door de Europese Commissie, uiteraard nog voorliggen in de Ministerraad (in de vorm van de BNC-fiches). Verder is dit geen uitputtende lijst en er bestaat natuurlijk altijd de mogelijkheid dat de Europese Commissie niet of later met voorstellen komt. Daarnaast heb ik van veel van deze voorstellen nog geen definitieve tekst gezien, het is dus mogelijk dat een en ander inhoudelijk wijzigt. Dat betekent dat ik op veel onderwerpen nog niet met een uitgewerkt standpunt kan komen en een slag om de arm moet houden. Ik reken op uw begrip hiervoor.

Algemene inzet

In de komende jaren zullen in de Europese Unie belangrijke beslissingen genomen worden over de ontwikkeling en de financiering van de infrastructuur en over de ordening van de vervoermarkten. De steeds verdergaande liberalisering van de Europese vervoersmarkten, de uitbouw van Europese infrastructuur (ook in de richting van de nieuwe lidstaten en verder) en het opheffen van logistieke knelpunten binnen Europa zal bijdragen aan de welvaart en concurrentiekracht van Europa en Nederland, als transport -en handelsland. Maar Europa is er uiteraard ook voor de burgers. In 2005 en 2006 zal de Europese samenwerking op het gebied van verkeersveiligheid en passagiersrechten verder worden vormgegeven. Dit zal ervoor zorgen dat er makkelijker en veiliger gereisd kan worden door Europa. Op het gebied van water zal verdere Europese samenwerking bijdragen aan schonere rivieren en zeeën en veiligheid tegen overstromingen.

Bij het bepalen van standpunten over voorstellen van de Europese Commissie zal Nederland zich laten leiden door het kabinetsstandpunt inzake de Lissabon-strategie en de vraag of het voorstel bijdraagt aan de duurzame versterking van de concurrentiekracht van Europa. Daarnaast zal bij nieuwe Europese voorstellen steeds gekeken worden naar de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorgestelde regelgeving, de administratieve lasten en blijft, uiteraard, de zorg voor veiligheid en leefbaarheid een belangrijk aandachtspunt.

Tenslotte zal ook de feitelijke werking van de interne markt de nodige aandacht moeten krijgen. Een goede en daadwerkelijke uitvoering van Europese wetgeving door alle lidstaten zorgt voor een level playing field voor bedrijven èn voor geloofwaardigheid en draagvlak bij de Europese burgers. Dit legt ook aan Nederland de verantwoordelijkheid op om zorg te dragen voor tijdige en volledige implementatie van Europese wetgeving. Gelukkig heeft Verkeer en Waterstaat op dit terrein, met de hulp van de Staten-Generaal, veel vooruitgang geboekt.

Witboek Transport

Zoals hierboven vermeld, zal de Europese Commissie eind 2005 een evaluatie van het Witboek Transport ("Het Europese vervoersbeleid tot 2010: tijd om te kiezen") uitbrengen. Het Witboek Transport is een beleidsnotitie van de Europese Commissie over haar beleidsdoelen en maatregelen tot 2010. In de evaluatie van het Witboek zal de Europese Commissie ingaan op de vraag of de doelstellingen van het Witboek gehaald zijn en of er nieuwe maatregelen noodzakelijk zijn. Belangrijke thema's in deze evaluatie betreffen de modal shift doelstellingen, de ondersteuning bij de regionale verkeersproblematiek en de doelstellingen op het gebied van prijsbeleid.

Nederland staat positief tegenover het EU-beleid dat erop gericht is de kustvaart, de binnenvaart en het spoorvervoer te bevorderen door het versterken van de concurrentiekracht van deze sectoren en door gerichte ondersteuning van pilot projecten voor intermodaal vervoer. De "modal shift" die hiervan het resultaat is, is een belangrijke tussenstap naar een economisch en ecologisch efficiënt vervoerssysteem. Modal shift kan echter geen doel op zich zijn. Een te exclusieve focus op modal shift heeft in het Witboek geleid tot de irreële en irrelevante doelstelling terug te keren naar de marktaandelen per modaliteit van 1998. Irreëel omdat de groei van het wegvervoer niet in deze mate kan worden teruggebogen zonder onaanvaardbare economische en sociale consequenties. Irrelevant omdat steeds meer duidelijk wordt dat nieuwe (milieu)technologie oplossingen biedt voor veel van de problemen die het wegverkeer veroorzaakt èn omdat spoor en watervervoer niet per definitie schoner zijn dan wegvervoer. Het EU-beleid moet erop gericht zijn de milieuprestaties van álle modaliteiten te verbeteren door een "technology shift"te stimuleren, vooral via nieuwe voertuig- en brandstoftechnologie.

Een ander belangrijk aandachtspunt in de evaluatie van het Witboek betreft de regionale verkeersproblematiek en de leefbaarheid in met name stedelijke regio's. Een gegeven is dat vrijwel alle Europese stedelijke regio's met congestie en luchtkwaliteitsproblemen kampen. Bezien moet worden hoe ondersteunend EU-beleid hiervoor haalbare en efficiënte oplossingen kan bieden waarbij uiteraard wel rekening dient te worden gehouden met het subsidiariteitsprincipe. In internationaal verband zal Nederland zich in ieder geval blijvend moeten inzetten op een versnelde transitie naar duurzaam vervoer om doelstellingen op bijvoorbeeld het gebied van luchtkwaliteit te kunnen halen zonder dat er onaanvaardbare hoge economische en maatschappelijke kosten aan verbonden zijn. In het kader van de Thematische Strategie Luchtkwaliteit, welke midden 2005 door de Commissie zal worden uitgebracht, zal Nederland in Europees verband inzetten op voldoende ruimte voor het plegen van de noodzakelijke infrastructurele investeringen.

Op het gebied van prijsbeleid zal, naar ik hoop, op de Transportraad van april een akkoord bereikt kunnen worden op het dossier "Eurovignet". Dit zal een belangrijke eerste stap zijn naar een harmonisatie van het Europees prijsbeleid. Daarnaast zal de Europese Commissie ook een mededeling uitbrengen over een gemeenschappelijk kader voor tarifering van de infrastructuur. Dit zal vooral een strategisch document zijn waarin ingegaan wordt op het internaliseren van de maatschappelijke kosten van infrastructuur om de eerlijke concurrentie tussen modaliteiten te bevorderen. Mogelijkerwijs zal de Europese Commissie ook komen met een mededeling of voorstellen over de financiering van het gebruik van luchthavens en havens (inclusief prijsbeleid, subsidiering en openbare dienstverplichting). Uiteraard zullen Europese voorstellen getoetst worden aan het nationale standpunt op het gebied van prijsbeleid en zal Nederland ook hierbij waken voor buitenproportionele administratieve lasten voor bedrijven en overheden.

Een faire balans bij de beprijzing van het vervoer tussen de belangen van vervoerders en verladers enerzijds en van de overheden van transito-landen anderzijds is van essentieel belang voor op economisch en ecologisch efficiënte wijze accommoderen van het vervoer en handel èn voor het mobiliseren van de financiële middelen die nodig zijn voor de uitbouw en de modernisering van de Europese verbindingen, met name de trans-Europese netwerken. Deze netwerken zijn van essentieel belang voor de Europese concurrentiekracht en dus voor het realiseren van de Lissabon- doelstellingen.

Verdere voorstellen op het gebied van marktordening

De Commissie heeft aangekondigd medio 2005 te komen met de verordening over openbare dienstverplichting. Deze regelgeving, welke al een aantal jaren wordt besproken in de Europese Unie, zal de verplichting opleggen om contracten voor openbaar vervoer en spoor Europees aan te besteden. Nederland heeft per 1 januari 2001 al een voorschot genomen op deze verordening met de Wet Personenvervoer 2000. Het nieuwe EU voorstel zal daarop beoordeeld worden, met inachtneming van de beleidswijzigingen voor het aanbestedingsbeleid van stad - en streekvervoer en het gemeentelijk vervoerbedrijf zoals nadien geformuleerd. Aandachtspunten zullen met name de busmarkt, de gemeentelijke vervoerbedrijven en de NS concessie zijn. Nederland is in beginsel en gezien de ervaringen tot nu toe er voorstander van dat alle Europese landen hun openbare vervoersdiensten Europees moeten gaan aanbesteden en dat dit wederkerig moet zijn.

Het dossier markttoegang havendiensten is al opgepakt door het Luxemburgse voorzitterschap. Met betrekking tot dit dossier heeft Nederland, samen met een groot aantal andere landen, veel kritische kanttekeningen. Zo dient te worden voorkomen dat bestaande concessies opengebroken moeten worden en dienen de procedures voor het verlenen van een vergunning helder te zijn.

In de afgelopen jaren is grote voortgang geboekt op het gebied van de liberalisering van spoorgoederenvervoer. Nu is het zaak ervoor zorg te dragen dat de liberalisering ook daadwerkelijk vrucht gaat dragen. De evaluatie van het eerste spoorpakket (in 2005) biedt hiertoe een gelegenheid. Ook het voornemen van de Europese Commissie om in 2006 te komen met een voorstel tot introductie van ERTMS (European Rail Traffic Management System), wat de interoperabiliteit van het spoor zal vergroten, kan hieraan bijdragen. Daarnaast zal de certificatie van het treinpersoneel ertoe leiden dat de liberalisering echt gaat werken in de praktijk, doordat het niet meer nodig is bij de grens van machinist te wisselen. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap is hierover in de Raad een besluit genomen. Hopelijk zal het Europees Parlement hieraan spoedig ook zijn goedkeuring hechten. Een complicatie hierbij is dat het voorstel deel uitmaakt van het Derde Spoorpakket en dat in het Europees Parlement gehecht wordt aan het bijeen houden van dit pakket. Het ziet er echter niet naar uit dat alle onderdelen van het pakket bij de Raad genade zullen vinden. Op twee andere onderdelen van dit pakket- rechten en plichten internationale passagiers en aansprakelijkheid en compensatie spoorgoederenvervoer -is men nog niet tot overeenstemming gekomen dan wel zijn de onderhandelingen nog amper begonnen. Het voorstel voor een richtlijn betreffende de liberalisering van in het internationale reizigersvervoer in de Europese Unie is nog niet in behandeling genomen door de Raad.

Ook op het gebied van de luchtvaart moeten de mogelijkheden die de liberalisatie van het luchtverkeer biedt worden gerealiseerd met ondersteunende maatregelen. Daarnaast wordt verder gewerkt aan het geleidelijk opbouwen van een mondiale open luchtvaartmarkt. In 2005 en 2006 worden een aantal Commissie-voorstellen verwacht. Allereerst zal de Commissie komen met een voorstel voor de operationele uitwerking van de Single European Sky wetgeving, het SESAME programma, dat bij moet gaan dragen aan betere luchtverkeersbegeleiding, luchtvaartveiligheid en een impuls moet geven aan de sector. Het voorstel beoogt de noodzakelijke structuren op te zetten om het programma te financieren en te besturen. Daarnaast heeft de Europese Commissie recent een mededeling uitgebracht over het externe luchtvaartbeleid waarin onderhandelingsmandaten voor de Europese Commissie met betrekking tot onder meer China en Rusland worden voorgesteld. De Nederlandse positie met betrekking tot deze mandaten is afhankelijk van de voortgang in het EU-VS dossier. Tenslotte zal de Europese Commissie medio 2005 komen met een mededeling waarin de economische instrumenten om de broeikasgasemissies van de luchtvaart te verminderen op een rijtje worden gezet. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven deze mededeling tijdens haar voorzitterschap te willen behandelen.

Europa en de burger

Een belangrijk dossier de komende jaren betreft de rechten van passagiers. De Europese Commissie heeft hierover recent al een mededeling uitgebracht waarin verschillende acties worden aangekondigd, onder meer op het gebied van de luchtvaart, spoor en busvervoer. Tegelijk met deze voorstellen zijn onlangs twee concrete voorstellen uitgebracht op het gebied van luchtvaart: een verordening op het gebied van de rechten van minder mobiele mensen reizend per vliegtuig en een verordening over het recht van passagiers om te weten met welke vliegtuigmaatschappij wordt gevlogen en over communicatie van veiligheidsinformatie door lidstaten. Nederland staat in algemene zin positief tegenover het versterken van de rechten van passagiers in het internationale vervoer. Belangrijk daarbij is het vinden van een balans tussen belangen van de verschillende transportmodaliteiten en de consumentenbelangen. Tevens dient zorgvuldig gekeken te worden op welke manier het verstreken van passagiersrechten georganiseerd wordt in een geliberaliseerde markt. Het is mogelijk dit via wetgeving te regelen, eveneens is het mogelijk de versterking van passagiersrechten vanuit concurrentieoogpunt (zelfregulering) en vrijwillige afspraken te organiseren. Op het gebied van de rechten van passagiers reizende per spoor is reeds in 2004 een voorstel voor een verordening uitgebracht onder het derde spoorpakket. Een oriënterend debat hierover staat op de agenda van de Transportraad van 21 april.

Verkeersveiligheid blijft een belangrijk thema in Europa en voor Nederland. Commissaris Barrot heeft aangegeven te streven naar meer samenwerking van politie en gerechtelijke autoriteiten tussen lidstaten bij verkeersovertredingen begaan door buitenlanders. De aangekondigde mid-term review van de Europese verkeersveiligheidstrategie kan aangegrepen worden om deze lijn te verankeren. Tevens zal voor de derde keer op een rij binnen de EU op ministerieel niveau worden gesproken over verkeersveiligheid (Verona III). Overigens geeft het dossier verkeersveiligheid aan dat niet altijd wetgeving noodzakelijk is om tot vergaande Europese samenwerking te komen. Uitwisseling van nationale ervaringen en best practices leveren vaak veel meer op.

Ook op het gebied van transportveiligheid en security zal de Europese Commissie een aantal voorstellen uitbrengen. Met name voor zeescheepvaart zal de Europese Commissie een omvangrijk maritiem veiligheidspakket introduceren (Erika III). Dit pakket zal bestaan uit acht verschillende voorstellen, onder meer op het terrein van aansprakelijkheid bij vervuiling, hervorming van de classificatiebureaus en de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap Maritieme Veiligheid. Het aankomende Britse voorzitterschap zal naar verwachting onderdelen van dit pakket behandelen tijdens haar voorzitterschap.
Verder zal de Europese Commissie nog twee mededelingen uitbrengen op het gebied van transportveiligheid en security. Een van de mededelingen zal ingaan op de vraag hoe de verschillende transportmodaliteiten tegen terroristische aanvallen beschermd kunnen worden. Daarnaast komt er een mededeling over transportveiligheid en de beveiliging van de trans-Europese netwerken door middel van intermodale en internationale samenwerking tussen politie, inspectie en juridische instanties. Naar verwachting komt de Commissie in 2005 ook met een verordening over de beveiliging van de intermodale keten.

Tenslotte een onderwerp dat verder strekt dan transport alleen, namelijk het Europese satellietnavigatiesysteem Galileo. Hierover dienen besluiten te worden genomen met betrekking tot de stationering, operationele fase en verdragen met derde landen. Nederland zal blijven inzetten op kostenbeheersing en het optimaliseren van de voordelen van de eindgebruikers.

Voorstellen op het gebied van water

Aan hoogwater heeft het Nederlandse voorzitterschap veel aandacht besteed. Tijdens de informele Milieuraad in juni 2004 hebben de ministers over dit onderwerp gesproken en heeft de Europese Commissie de toezegging gedaan medio 2005 te komen met een Europees Actieprogramma voor Hoogwater. Nederland is een groot voorstander van een dergelijk Actieprogramma omdat hiermee nauwere samenwerking binnen een stroomgebied mogelijk wordt gemaakt en afwenteling naar benedenstroomse gebieden beperkt kan worden. Medio 2005 komt de Commissie met haar voorstel, waar naar verwachting een voorstel voor een richtlijn onderdeel van uitmaakt.

De Europese Commissie zal tevens een voorstel voor een richtlijn prioritaire stoffen uitbrengen. Deze richtlijn, een dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water, zal tenminste milieudoelstellingen in oppervlaktewater vaststellen voor een aantal stoffen.

Medio 2005 zal de Europese Commissie de Thematische Strategie voor het Mariene Milieu (EMS) publiceren. Deze strategie voor de bescherming, behoud en het duurzaam gebruik van het Europese zeemilieu vloeit voort uit het 6e Milieu Actie Programma. Tijdens haar voorzitterschap heeft Nederland actief input geleverd aan deze strategie door het organiseren van een stakeholders- bijeenkomst (november 2004). Naast de publicatie van de strategie zal de Europese Commissie naar alle waarschijnlijkheid ook een aanvullend juridisch kader opstellen voor het mariene milieu. Daarbij heeft zij nu reeds haar voorkeur uitgesproken voor een Kaderrichtlijn maar andere opties zijn ook nog mogelijk. Nederland zal zich in deze laatste fase inspannen voor een niet al te rigide juridisch instrument maar inzetten op een instrument dat aanvullend kan werken op bestaande internationale afspraken. De mariene strategie is voor Nederland belangrijk aangezien deze strategie een balans wil aanbrengen tussen duurzame bescherming, beheer en gebruik, voor Nederland de Noordzee.

Tenslotte: in 2006 zal de Europese Commissie een Groenboek uitbrengen over het toekomstige maritieme beleid. Dit zal een integraal beleidsdocument zijn waarin alle facetten van het maritieme beleid betrokken zullen worden (transport, milieu, visserij, industrie, wetenschap) en dus bij uitstek een onderwerp dat het Verkeer en Waterstaat zal raken zowel op het terrein van transport als water! Hoe dit Groenboek samenhangt met de Thematische Strategie voor het Mariene Milieu is nog niet geheel duidelijk. Wel heeft de Europese Commissie in een eerste communicatie over het Groenboek aangegeven dat de EMS een waardevolle bijdrage kan leveren. Nederland is groot voorstander van het onderbrengen van de EMS in het Groenboek omdat hier mee de integraliteit van het onderwerp bewaakt wordt.

Mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

VERSLAG VAN DE TRANSPORTRAAD TRANSPORTRAAD 9-10 DECEMBER 2004 OP BASIS VAN DE GEANNOTEERDE AGENDA d.d. 2 december 2004

Zeevaart

Verordening inzake de implementatie van de Internationale Veiligheidsmanagementcode (ISM-code) in de Gemeenschap) politiek akkoord

Doel van het voorstel
Doel van dit voorstel is verordening EG nr 3051/95 te vervangen en uit te breiden en daarmee het veiligheidsmanagement, de veilige exploitatie en de verontreinigingspreventie aan boord van schepen te verbeteren.

Door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is de International Safety Management Code opgesteld en via het SOLAS Verdrag verplicht gesteld voor schepen die internationale reizen maken. Sinds 1 juli 1998 voor tankers, passagiersschepen en bulkcarriers, sinds 1 juli 2002 voor alle andere schepen vanaf 500 GT. Verordening (EG) nr. 3051/95 maakte de ISM Code 2 jaar eerder (1 juli 1996) verplicht voor Ro-ro passagiersveerboten die geregelde diensten onderhielden tussen havens in de lidstaten in de Gemeenschap, ongeacht of ze een nationale of internationale reis maakten.

Het voorliggende Commissievoorstel heeft tot doel de SOLAS verplichtingen vast te leggen in EU wetgeving en de toepassing van de ISM Code verder uit te breiden tot:

- zeegaande vrachtschepen (>=500 GT), ongeacht hun vlag, welke binnenlandse reizen maken of regelmatige diensten onderhouden tussen EU havens;
- passagiersschepen, ongeacht hun vlag, die binnenlandse zeereizen maken van 5 mijl uit de kust of verder;

- mobiele offshore boorinstallaties (>=500GT) die werken onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat.

Stand van zaken
Het Europees Parlement heeft in maart 2004 in eerste lezing het Commissie voorstel zonder enig amendement goedgekeurd. De meeste punten zijn opgelost in Coreper. Het dossier is klaar voor besluitvorming tijdens de Transportraad.

Inzet Nederland
Het Voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord tijdens de Raad. De voor Nederland belangrijkste punten zijn in het voorstel meegenomen.

Gevolgen voor Nederland
Voor Nederlanders die gebruik maken van passagiersschepen in de Gemeenschap kan dit voorstel een verbetering van de veiligheid betekenen en het milieu in EU wateren kan beter worden beschermd. Voor het bedrijfsleven zullen de directe kosten en de administratieve lasten toenemen met tenminste E1,- miljoen initieel en vervolgens structureel met E 0,5 miljoen jaarlijks. Voor de overheid betekent de invoering van dit voorstel dat uitbreiding van de inspectiecapaciteit nodig is.

Verslag
Hoewel de Commissie betreurde dat het besluit niet voorzag in een harmonisering van de geldigheidsduur van de zeemanspapieren, hief zij haar laatste bezwaar op. Nadat alle delegaties akkoord gingen met een invoeringstermijn van 2 jaar, was het besluit een feit.

Richtlijn betreffende de erkenning van door de lidstaten afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden en tot wijziging van richtlijn 2001/25/EG

algemene oriëntatie

Doel van voorstel

Doel van de voorgestelde richtlijn is het vereenvoudigen van de erkenning door alle lidstaten van binnen de EU afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden. Daarnaast heeft het voorstel tot doel het waarborgen van de naleving van de huidige EU eisen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst die overeenkomstig het internationale STCW verdrag zijn ingevoerd.

Het huidige communautaire regime van erkenning van vaarbevoegdheden is ongunstiger voor zeevarenden afkomstig uit EU-lidstaten dan voor zeevarenden uit derde landen, voor wie de equivalente procedure van het STCW-Verdrag geldt of de onlangs geïntroduceerde communautaire procedure voor de erkenning van diploma's die door derde landen zijn afgegeven. Het voorliggende voorstel moet deze scheve situatie rechttrekken. Om deze redenen worden in dit voorstel specifieke regels voor erkenning van bevoegdheden van zeevarenden die door de lidstaten worden afgegeven vastgelegd. De voorgestelde maatregel is bedoeld om eventuele obstakels voor het vrije verkeer van in de lidstaten gekwalificeerde zeevarenden, weg te nemen, hetgeen de mobiliteit van zeevarenden verhoogt en de werkgelegenheid binnen de EU bevordert. Verder worden maatregelen voorgesteld voor een striktere naleving van bestaande eisen inzake opleiding en diplomering, met als doel het toenemende aantal gevallen van diplomafraude te bestrijden en aldus bij te dragen aan meer veiligheid op zee.

Stand van zaken

Een eerste lezing van het Europees Parlement heeft nog niet plaatsgevonden. In Coreper zijn de meeste openstaande punten opgelost. Het dossier is klaar voor besluitvorming tijdens de Raad.

Nederlandse inzet

Nederland kan akkoord gaan met het voorliggende voorstel. Een algemene oriëntatie in de Raad lijkt haalbaar voor het Voorzitterschap.

Gevolgen voor Nederland

Het voorstel legt geen financiële verplichtingen op aan de overheid en zal de administratieve afhandeling van de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen afgegeven door andere lidstaten sterk vereenvoudigen. Voor het bedrijfsleven betekent het voorstel een vermindering van administratieve lasten. Aangezien reeds een aanzienlijk aantal EU zeevarenden thans werkzaam is op de Nederlandse vloot en reeds is voorzien van de benodigde documenten, zal de reductie van administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven beperkt zijn.

Verslag
Commissaris Barrot betreurde dat voldoende kennis van de Engelse taal niet als dwingende eis was opgenomen, maar legde zich daarbij neer. Overige voetnoten werden zonder slag of stoot opgeheven. Daarmee was de beoogde algemene oriëntatie gerealiseerd.

Richtlijn inzake toegang tot de markt voor havendiensten presentatie voorstel door Commissie

Doel van het voorstel
Doel van het voorstel is de markt voor havendiensten te liberaliseren, de financiële transparantie in de havens te vergroten en te komen tot een level playing field tussen de havens. Het voorstel is een aangepaste versie van een document dat in november 2003 door het Europese Parlement is verworpen. Het voorliggende voorstel stelt havendiensten (slepen, aanmeren, sjorren, laden/lossen, op-/overslag, intra-terminal transport, passagiersdiensten) vergunningplichtig, met als mogelijk gevolg dat bestaande vergunningen en contracten opengebroken moeten worden. Voor loodsdiensten geldt een apart regiem. Daarnaast stelt de richtlijn eisen aan de toelating tot havendiensten, en staat afhandeling van lading door eigen personeel van een rederij (zelfafhandeling) onder bepaalde voorwaarden toe. Ook worden onder meer eisen gesteld aan de boekhouding (principe van gescheiden boekhouding) van de dienstverleners en havenbeheerders, daarnaast wordt een periodieke rapportage ingesteld omtrent de financiële relaties tussen overheden, havenbeheerders en verleners van havendiensten, en tot slot worden richtsnoeren voor staatssteun in de havens toegezegd.

Stand van zaken
Het nieuwe voorstel van de Commissie is in de Raadswerkgroep besproken. Er kwam stevige oppositie van een aantal lidstaten. Het Nederlands Voorzitterschap zal in komende Transportraad ruimte bieden voor de presentatie door de Commissie van het in oktober jl. verschenen herziene voorstel inzake markttoegang voor havendiensten. Een discussieronde tijdens deze Transportraad over het voorstel wordt niet nagestreefd.

Nederlandse inzet
Nederland is positief over een richtlijn met als doelstelling de markt voor havendiensten verder te liberaliseren binnen de maatschappelijke randvoorwaarden die het voorstel noemt, de financiële transparantie te vergroten en te komen tot gelijke voorwaarden voor concurrentie tussen de havens (level playing field). Tegelijkertijd is het uitgangspunt dat het voorstel effectief en werkbaar moet zijn en niet mag leiden tot onnodige administratieve lastendruk. Het huidige voorstel staat haaks op deze laatste criteria. Tijdens de Raad nodigt het Voorzitterschap de Commissie uit om het voorstel te presenteren. Het Luxemburgs Voorzitterschap zal met het voorliggende voorstel verder gaan.

Gevolgen voor Nederland
Het voorstel in huidige vorm veroorzaakt een sterke toename van administratieve lasten voor havenbeheerders, dienstverleners en rechtelijke macht, door het openbreken van bestaande concessies, het bepalen van compensatiebedragen en de te verwachten juridische processen. Kwantificering hiervan is vooralsnog onmogelijk omdat door de niet heldere bepalingen onduidelijk is hoeveel bestaande concessies zullen moeten worden opengebroken en hoeveel gerechtelijke procedures verwacht kunnen worden.

Verslag
Commissaris Barrot presenteerde het nieuwe voorstel. Doel hiervan is de interne markt van havendiensten beter te laten functioneren, o.a. door het voorschrijven van een verplichte vergunning, door tendering en door beperkte zelfafhandeling. In korte reacties gaven enkele Lidstaten aan zeer kritisch ten opzichte van het voorstel te staan. De gronden die daarbij vooral werden genoemd: het ontbreken van een goede analyse van de gevolgen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk), het ontbreken van voldoende consultatie (Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Zweden, België, Frankrijk), te weinig aandacht voor staatssteun (Duitsland), de sociale gevoeligheid van zelfafhandeling (Frankrijk), de administratieve lastendruk (Nederland), de onduidelijke regelgeving (Nederland) en korte maximale vergunningperiodes (Frankrijk).
Commissaris Barrot kondigde aan met grote bescheidenheid dit dossier op te pakken en gaf aan dat hij van plan is om goed naar de Raad en het EP te luisteren

Herziening IOPC/CLC verdragen (Olieschadefonds/ aansprakelijkheid)
- (mogelijk) Conclusies

Doel
Agendapunt is door Frankrijk opgebracht. Frankrijk tracht door agendering een eensgezinde en positieve opstelling van de EU-lidstaten te bewerkstelligen in de lopende internationale besprekingen over de gezamenlijke herziening van het internationale verdrag inzake het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie en het internationale aansprakelijkheidsverdrag voor schade door verontreiniging door olie. Met name na de incidenten voor de Europese kust met de olietankers Erika en Prestige wordt momenteel onderzocht hoe het bestaande internationale schadevergoedingssysteem voor olieverontreiniging op basis van beide verdragen kan worden verbeterd om ook in de toekomst te kunnen blijven voldoen aan snelle en afdoende schadevergoeding.

Stand van zaken

De lopende internationale besprekingen over de herziening van bovenvermelde verdragen verlopen tot nu toe moeizaam, mede omdat een aantal EU-lidstaten met grote redersbelangen vreest dat een eventuele herziening zal leiden tot financiële verhoging van de redersaansprakelijkheid en daarmee tot extra lasten voor de eigen reders. Een groot aantal andere EU lidstaten waaronder Nederland vindt juist dat de in potentie veel grotere bijdragen juist van de kant van de ontvangers van ruwe olie door de inwerkingtreding op korte termijn van het Aanvullend Protocol bij het IOPC Fund in de discussie dienen te worden betrokken . Daarnaast zou tevens dienen te worden gekeken naar mogelijkheden voor incentives in het internationale aansprakelijkheidssysteem om incidenten met olietankschepen te helpen voorkomen (onder meer conlusies ER Kopenhagen 2002).Ter voorbereiding van dit agendapunt zal de Commissie nog een werkdocument opstellen dat voorafgaand aan de Transportraad eerst nog op ambtelijk niveau wordt besproken.

Nederlandse inzet
Het Nederlandse Voorzitterschap zal trachten, wellicht in de vorm van conclusies, te komen tot afspraken over een meer eensgezinde EU-opstelling in de besprekingen over de herziening van de verdragen, ook omdat het doel van deze herziening door Nederland wordt onderschreven.

Verslag
Het Voorzitterschap legde de ontwerpconclusies van de Raad voor. De Commissie onderschreef deze met een pleidooi het élan weer terug te vinden waarmee enkele jaren geleden olievervuiling door de Raad werd aangepakt. Griekenland onderschreef het belang van aanpak en voorkoming van olievervuiling; de herziening van de IOPCF ging echter niet in de goede richting. Daarom moest voorzichtig worden geopereerd. Griekenland deed met steun van Cyprus en Malta daarom voorstellen om de conclusies te wijzigen: het onderstrepen van de noodzaak om verdragen te wijzigen zou moeten worden vervangen door het onderstrepen van de noodzaak om verdragsherziening te analyseren. Deze voorstellen van Griekenland, Cyprus en Malta kregen verder geen steun.

Wel veel steun kreeg een voorstel van het Verenigd Koninkrijk om punt 2 van de voorgestelde conclusies te wijzigen. Met die wijziging kregen de conclusies de steun van Portugal, Finland, Estland, Zweden, België, Denemarken, Frankrijk, Italië, Duitsland, Ierland en Nederland. Het Voorzitterschap deed daarop dringend maar vergeefs beroep op Griekenland, Malta en Cyprus om zich bij de Raadsconclusies aan te sluiten. Daarop trok het Voorzitterschap eigen conclusies conform het werkdocument, maar met de volgende tekst voor punt 2 "STRESSES, in the interest of victims, the need to ensure appropriate compensation for damage caused by oil pollution from ships by actively working to ensure that effective financial responsibility is exercised on the part of those involved in transportation of oil by sea, and the need for appropriate revision of the relevant provisions of the 1992 CLC and 1992 IOPCF Conventions' en voor punt 5 'URGES Member States to seek a common EU approach ahead of the forthcoming intersessional IOPCF Working Group meeting in February 2005.'

Tijdens het debat kondigden Portugal en België ratificatie aan begin 2005 van het Verdrag, waarna het bedrag van de maximale schadevergoeding zal zijn opgetrokken.

LANDVERVOER

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over de certificering van treinpersoneel belast met de besturing van locomotieven en treinen op het spoorwegnet van de Gemeenschap (Derde spoorpakket)
- algemene oriëntatie

Doel van het voorstel
Het voorstel regelt de certificering van treinpersoneel, met als eerste stap de diploma's van machinisten in grensoverschrijdend vervoer. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen basisrijbewijzen en geharmoniseerde aanvullende certificaten voor specifieke locomotieven en treinen en infrastructuur. De voorgestelde richtlijn zal een kostenverlagend effect op zowel het grensoverschrijdend als het binnenlands vervoer per spoor hebben. Immers aan de huidige praktijk dat tenminste bij iedere landsgrens een machinistenwissel moet plaats vinden, komt met deze richtlijn een einde.

Dit voorstel voor een richtlijn voor diploma´s voor treinmachinisten is een onderdeel van het derde spoorpakket . Dit derde spoorpakket ondersteunt het in gang gezette hervormingsproces met voorstellen voor het goederenvervoer en internationaal personenvervoer ter stimulering van het spoorvervoer en ter verbetering van de kwaliteit van het spoorvervoer. Het derde spoorpakket bestaat, naast dit richtlijnvoorstel uit de volgende drie voorstellen:


- een voorstel voor een verordening over de kwaliteit van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor


- een voorstel over de rechten van reizigers in het internationale treinverkeer en


- een voorstel over de openstelling van de markt voor personenvervoersdiensten.

Stand van zaken

Het Nederlands voorzitterschap heeft dit voorstel in de Raadswerkgroep intensief behandeld. Na het oplossen van veel technische punten concentreert de discussie zich nu op de reikwijdte van de richtlijn. Een meerderheid van lidstaten wil de richtlijn voorlopig alleen toepassen op machinisten in het grensoverschrijdend verkeer. Vervolgens zou de richtlijn vijf jaar na inwerkingtreding toepasbaar kunnen worden op het nationale verkeer. Een andere vraag is of ook ander treinpersoneel dan machinisten onder deze richtlijn kan vallen. Een meerderheid van lidstaten is van mening dat de eisen aan ander treinpersoneel dermate verschillend zijn van deze van machinisten, dat aparte wetgeving meer voor de hand ligt. De Commissie wil bezien of deze groep niet toch, eventueel in een later stadium, onder deze richtlijn kan vallen. Alle partijen lijken het er wel over eens te zijn dat harmonisatie momenteel het meest urgent is voor machinisten van internationale treinen, omdat de liberalisering van het vervoer per spoor per 1-1-2007 een feit zal zijn.

Voor wat betreft de andere onderdelen van het spoorpakket kan opgemerkt worden dat bij bespreking in de Raadswerkgroep gebleken is dat het voorstel over de kwaliteit van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor op veel kritiek stuit bij een meerderheid van de lidstaten. Ten aanzien van maatregelen ter waarborging van de rechten van reizigers worden ook los van het richtlijnvoorstel van de Commissie reeds initiatieven ontplooid door de internationale vereniging van spoorwegmaatschappijen.

Nederlandse inzet

Het Nederlandse Voorzitterschap streeft in de Raad van december naar een 'algemene oriëntatie' voor de richtlijn certificering van treinpersoneel. Daarbij zal getracht worden de wens om snel tot harmonisatie te komen voor de meest urgente categorie van machinisten van internationale treinen te verenigen met de wens om een koppeling te behouden met harmonisatie voor de andere groepen, zoals machinisten op nationale treinen en ander treinpersoneel.

Nederland zelf hecht grote waarde aan een snelle totstandkoming van de richtlijn certificering van treinpersoneel, ook los van de overige onderdelen van het spoorpakket.

Gevolgen voor Nederland

Nederland acht geharmoniseerde regelgeving voor de diploma´s van machinisten belangrijk voor de ontwikkeling van zowel het goederenvervoer als het personenvervoer per spoor. In het kader van de spoorwegcorridors, zoals in de corridor Rotterdam/Milaan, is door de vervoerders het belang van een Europese aanpak van diploma´s van treinmachinisten onderschreven. De ruimere mogelijkheden van grensoverschrijdende inzet van machinisten hebben een positief effect op de doelmatigheid van het goederenvervoer per spoor. Ook het internationale personenvervoer bijvoorbeeld op de HSL kan zijn voordeel doen met de Europese diploma´s van machinisten. Een ander gevolg van dit voorstel is dat het Europese gedeelte van het rijbewijs door een publieke instantie zal moeten worden afgegeven en niet meer door de vervoerders zoals nu het geval is (exameninstituten moeten wel worden erkend door Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)). Dit betekent mogelijk een nieuwe taak voor de IVW of een verzelfstandigde toezichthouder.

Verslag
Op grond van uitvoerige bilaterale kontakten voorafgaand aan de Raad legde het Voorzitterschap bij het begin van het debat een nieuwe compromistekst voor met het enige nog openstaande punt, namelijk de eisen voor binnenlands rijdende machinisten.

Nadat aan een bezwaar van Zweden was tegemoetgekomen constateerde het Voorzitterschap vervolgens de unanimiteit van de Raad op dit voorstel; waarmee de gemeenschappelijke benadering was aangenomen.

Commissaris Barrot begroette vervolgens het verrichte werk, dat hij wellicht ook had kunnen aanvaarden, indien over het volledige 3de spoorpakket een besluit had kunnen worden genomen. Nu dit niet zo was, behield de Commissie haar bezwaren tegen het voorgelegde besluit. Van enige irritatie over het unanieme Raadsbesluit was evenwel geen sprake.

Follow-up van de ministeriële conferentie over verkeersveiligheid in Verona 25-26 oktober 2004
raadsconclusies

Doel van de Raadsconclusies

Op 25 en 26 oktober 2004 vond op initiatief van de Italiaanse regering en het Nederlandse EU voorzitterschap een ministeriële conferentie over verkeersveiligheid plaats. Verkeersveiligheid staat niet alleen hoog op de nationale politieke agenda's, ook de Europese Unie heeft grote ambities op het terrein van verkeersveiligheid: een halvering van het aantal verkeersslachtoffers in 2010 (nu zo'n 60.000).

De conferentie is een vervolg op de ministeriële bijeenkomst over dit onderwerp in 2003. De bijeenkomst vorig jaar heeft geleid tot de Verklaring van Verona met richtsnoeren over hoe het doel van een halvering van het aantal verkeersdoden in Europa in 2010 kan worden gerealiseerd. Tijdens de conferentie eind oktober zijn de ministers overeengekomen om de gemeenschappelijke uitgangspunten op het gebied van verkeersveiligheid verder uit te werken. Belangrijke aandachtsgebieden daarbij zijn: de rol van handhaving en voertuigveiligheid, een veilige infrastructuur en financiering van verkeersveiligheid.

De Europese transportministers hebben afgesproken om de mogelijkheden te onderzoeken voor een Europees uitwisselingssysteem van gegevens van verkeersovertredingen. Doel van het uitwisselingssysteem is verbetering van de handhaving van verkeersovertredingen. Nu is het nog zo dat er geen sluitend systeem is om boetes te innen, die buitenlandse verkeersdeelnemers na een overtreding krijgen. Op korte termijn zou een eerste stap tot invoering van zo'n registratiesysteem kunnen worden gezet door het maken van afspraken tussen landen onderling. Dit zal een stimulerend effect hebben op adequate voertuigregistratie. Ook het pleidooi tijdens de conferentie voor verdere stimulering van nieuwe voertuigtechnologie, bijvoorbeeld op het gebied van snelheidsbegrenzers, het alcoholslot en slimme gordelsystemen kreeg de steun van de aanwezige ministers. Verder is aan de orde geweest dat verkeersveiligheid een integraal aandachtspunt moet zijn bij de aanleg en het beheer van de infrastructuur.

Stand van zaken

Het initiatief om de conclusies van de ministeriële conferentie over verkeersveiligheid in Verona op 25 en 26 oktober jl. vast te stellen in een formele zitting van de Raad moet worden gezien als een signaal waarmee de lidstaten duidelijk maken dat verkeersveiligheid hoog op de politieke agenda staat en dat zij de wil hebben om samen te werken en ervaringen uit te wisselen.

Nederlandse inzet

Nederland stuurt als Voorzitter aan op overeenstemming en aanneming van deze conclusies in de Transportraad. Nederland stemt in met de conclusies.

Gevolgen voor Nederland
Deze conclusies zijn in lijn met het Nederlands verkeersveiligheidsbeleid. De conclusies hebben geen directe juridische gevolgen voor de lidstaten, maar verwoorden vooral intenties die voortkomen uit het Europese derde Actieprogramma Verkeersveiligheid van de Europese Commissie.

Verslag
Commissaris Barrot zal van dit thema ook een prioriteit maken. Hij verwelkomde de voorgestelde conclusies, maar hij waarschuwde er wel voor geen valse hoop te wekken. Hij kondigde een verklaring van de Commissie aan, die het recht van initiatief van de Commissie moet veiligstellen. Italië deed alvast een uitnodiging voor 'Verona III' in het najaar van 2005. Dit werd evenwel in twijfel getrokken door Oostenrijk, die ook het thema voor het voetlicht wil halen tijdens het Voorzitterschap van de eerste helft van 2006; de conferenties zouden elkaar niet te snel moeten opvolgen.
Frankrijk vond een belangrijk element in de conclusies de sancties die aan buitenlanders kunnen worden opgelegd; in Frankrijk nemen buitenlanders 10% van de kilometers voor hun rekening, maar 28% van de geconstateerde overtredingen.
De voorgestelde conclusies werden daarop aanvaard.

Richtlijn tot wijziging van richtlijn 82/714/EEG tot vaststelling van technische voorschriften voor binnenvaartschepen
raadsconclusies

Doel van het voorstel

Voorstel voor wijziging van Richtlijn 82/714 betreft de harmonisatie van verschillende technische

voorschriften voor binnenschepen. Doel is i)een vergaande harmonisatie van de communautaire
regelgeving met de huidige regels die gelden voor het vervoer over de Rijn (vastgesteld
door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in het Reglement Onderzoek Schepen
op de Rijn (ROSR)); ii) wederzijdse erkenning van CCR certificaten en communautaire certificaten voor binnenschepen en iii) het actualiseren van de richtlijn inclusief de technische bijlagen. Belangrijkste wijziging is dat de vernieuwde EU richtlijn de ontwikkelingen in het ROSR zou volgen en vervolgens dus op alle EU binnenwateren inclusief de Rijn van toepassing zou zijn. Met name het laatste leverde een competentiestrijd op tussen de CCR en de Gemeenschap waardoor de afronding inmiddels vijf jaar is vertraagd. Begin 2003 is een samenwerkingsakkoord tussen de Commissie en de CCR gesloten dat afronding van het voorstel mogelijk maakt.

Stand van zaken
De eerste lezing van het Europees Parlement van het oorspronkelijke Commissie voorstel dateert van 1998. In 2000 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel ingediend waarin een aantal voorstellen van het Europees Parlement zijn overgenomen. In Coreper zijn de meeste openstaande punten opgelost. Echter vanwege het niet in alle talen beschikbaar zijn van de tekst van de omvangrijke bijlage wordt in de aankomende Raad ingezet op een Raadsconclusie in plaats van een politiek akkoord.

Nederlandse inzet
In Raadsconclusie vastleggen dat over tekst richtlijn een akkoord bestaat.

Gevolgen voor Nederland
Harmonisatie van verschillende technische voorschriften voor binnenschepen is van belang voor Nederlands als grootste binnenvaartvlootland van Europa. Het achterstallige onderhoud van de wetgeving wordt ingelopen. Met Europese certificaten mag straks ook op de Rijn worden gevaren.

Verslag
De Commissie kon de wachtreserve opheffen waarop de Voorzitter constateerde dat de Raad een gedeeltelijk politiek akkoord had bereikt en verzocht Coreper om z.s.m. ook de technische Annexen voor besluitvorming gereed te maken.

Horizontale issues

Galileo

Raadsconclusies naar aanleiding van een mededeling van de Commissie Raadsconclusies ( geclausuleerde besluiten over de definitieve diensten, de financiële middelen voor de vervolgfase en de overgang naar de vervolgfase zelf)

Verordening voor de tenuitvoerlegging van de stationerings- en exploitatiefase
voortgangsrapportage

Separaat ontvangt u deze week een Kamerbrief inzake de voortgang van het Europese satelliet-navigatieprogramma Galileo.

Doel van het voorstel

De ontwerp-raadsconclusies betreffen een besluit van de Raad om, onder voorwaarden van aanvaardbare totale kosten voor de implementatie van het programma en een goede risicospreiding (publiek privaat), over te gaan tot de bouw van het systeem en de operationele fase van het satelliet- navigatieprogramma Galileo. Door de conclusies worden tevens de definitieve diensten van Galileo vastgelegd. De diensten die Galileo moet gaan leveren zijn een open service (gratis signaal door iedereen te gebruiken), commerciële service (tegen vergoeding te gebruiken signaal dat extra informatie bevat), Safety of Life service (vitaal signaal voor veiligheidskritische toepassingen), Search and Rescue service (speciaal bedoeld voor personen in nood) and de Public Regulated Service (PRS, een robuust en afgeschermd signaal voor gebruik door overheden). PRS is in het bijzonder bedoeld voor politie, brandweer en ambulance alsook voor BZK (handhaven openbare orde, misdaadbestrijding en bijzondere politietaken).In de conclusies wordt ook gerefereerd aan het beschikbaar stellen van de nodige financiële middelen voor de genoemde fasen, behoudens goedkeuring van de Financiële Perspectieven 2007-2013.

Een duidelijk besluit van de Transportraad is van groot belang om de laatste onderhandelingen af te ronden met de twee overgebleven consortia die offertes voor Galileo hebben uitgebracht. De voor de ontwikkelingsfase van Galileo ingestelde Gemeenschappelijke Onderneming (GO) voert deze onderhandelingen namens de EU(lidstaten). Deze heeft in een eerste rapport geconstateerd dat beide offertes voldoen aan de eerder door de Raad geformuleerde voorwaarden (met name twee/derde deel private financiering).Men wilde echter nog verder onderhandelen over de risicoverdeling. Met een duidelijk besluit van de Raad kan de GO van de consortia gunstige voorwaarden eisen ten aanzien van deze risicoverdeling (publiek/privaat) en de totale kosten. Beide aspecten worden daarna door de lidstaten beoordeeld.

In Verordening 2004/0156 wordt voorgesteld om een separate budgetlijn van E
1mrd voor Galileo op te nemen in de begroting 2007-2013. Dit bedrag valt uiteen in een bijdrage van E 500 mln. als bijdrage aan de stationeringsfase uit de EU-begroting en E 500 mln als bijdrage in de aanloopverliezen van de operationele fase van Galileo. De bijdrage in de stationeringfase betreft één derde van de begrote kosten; twee/derde deel zal door private partijen worden ingebracht. Vanwege de gunstige exploitatieprognoses (de markt voor plaatsbepalings- en gerelateerde diensten groeit sterk), bestaat een aanzienlijke kans dat de bijdrage in de aanloopverliezen, volgens een te maken afspraak met de toekomstige concessiehouder, in mindering wordt gebracht op de winst en terugvloeit naar de EU-begroting. Indien hiervan geen sprake is zullen deze kosten zeer waarschijnlijk definitief drukken op de EU-begroting.

Stand van zaken

Raadconclusies
Over het grootste deel van de ontwerpconclusies is reeds overeenstemming bereikt. Verschil van inzicht bestaat nog over de mate waarin de Transportraad aangeeft dat verplichtingen aangegaan worden die betrekking hebben op de EU-begroting 2007-2013.

Verordening
De Transportraad zal geen besluit nemen over de Verordening, omdat hiermee vooruit gelopen zou worden op besluiten over de financiële perspectieven 2007-2013. Er bestaat consensus over de tekst, de bedragen zullen in een later stadium worden ingevuld, waarna besluitvorming zal plaatsvinden.

Inzet Nederland

Het Voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord tijdens de Raad over de Conclusies. Nederland kan zich goed vinden in de tekst die aan Coreper voorligt en zal het uiterste doen om afzwakking te voorkomen.

Gevolgen voor Nederland

Met het besluit om, onder voorwaarden, over te gaan tot het daadwerkelijk bouwen en exploiteren van Galileo, komt voor verschillende sectoren vanaf 2008 een verbetering van plaats- en tijdbepaling tot stand. Het publieke aandeel in deze fase komt volledig uit de begroting van de EU.

Verslag
Commissaris Barrot zette uiteen welke belangrijke voorwaarden al waren vervuld voor een positief besluit: de toezichtstructuur was bepaald, er was overeenstemming over interoperabiliteit met de Verenigde Staten bereikt, de verschillende diensten waren bepaald en de consortia hadden een gunstig financieel bod uitgebracht. Dit zou echt een 'Lissabon-project' worden met een omzet van E 250 miljoen tot 2010 en het scheppen van 150.000 arbeidsplaatsen. De resterende investeringen voor de EU waren zeer beperkt: max. E 1miljard, oftewel 150 km autosnelweg in stedelijk gebied. Voor de beveiliging van het PRS-signaal zou CIE eind 2005 met een voorstel komen. Daarop werden de resterende reserves opgeheven; het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk legden de volgende verklaring af: 'Recognising that the Galileo project will involve some sharing of the commercial risks between the preferred Concessionaire and the Community, and to support the successful conclusion of the negotiations for the concession contract, Austria and the UK stress the importance of Council having the opportunity to give its considered opinion on the results of those negotiations, particularly in respect of the acceptability of the proposed risk and cost allocations; and anticipate that the Council's opinion will be fully reflected in any final contract.'
Duitsland bleef niet achter met volgende verklaring: 'Duitsland stemt in met conclusie 5 met dien verstande dat deze conclusie geen negatieve gevolgen mag hebben voor de realisatie van het Galileo-project als PPP.'. En Frankrijk, Spanje en Italie lieten nog aantekenen:'Taking into consideration that every single Resolution or conclusion of the Council has paid attention to the integration of EGNOS, ES, FR and IT want to stress the importance of Council having the opportunity of assessing the EGNOS has been fully integrated in the final solution that is presented by the preferred bidder and this is reflected in any final contract.' Het Voorzitterschap constateerde dat de conclusies van de Raad hiermee waren aangenomen.
De Raad nam kennis van de voortgangsrapportage over de financiële Verordening; Luxemburg kondigde aan dit onderwerp in de eerste Transportraad van 2005 te willen afronden.

LUCHTVAART

Harmonisatie van de opleiding en mobiliteit van luchtverkeersleiders

algemene oriëntatie

Doel voorstel
De huidige fragmentatie van het Europese luchtruim vormt een grote belemmering voor een efficiënter gebruik van beschikbare capaciteit. Ondanks internationale regelgeving van ICAO en EUROCONTROL hebben diverse studies aangetoond dat deze fragmentatie zich ook uitstrekt over de door lidstaten gehanteerde opleidingseisen en wijze van vergunningverlening aan luchtverkeersleiders. Vanuit het perspectief van de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees luchtruim en ter bevordering van een zo hoog mogelijk niveau van veiligheid dient gekomen te worden tot harmonisatie van de vergunning voor luchtverkeersleiders. Het voorstel levert een belangrijke aanvulling op het eerder dit jaar in werking getreden wetgevend kader voor de Single European Sky.

Het voorstel stelt de voorwaarden vast voor toegang tot en uitoefening van het beroep van luchtverkeersleider en is van toepassing op kandidaten voor een vergunning van leerling-luchtverkeersleider en op luchtverkeersleiders die werken bij een verlener van luchtverkeersdiensten die hoofdzakelijk aan burgerluchtverkeer verkeersdiensten verleent.

Stand van zaken

Het Commissievoorstel is uitgebracht in juli 2004 en bij eerste bespreking in de Raad bleek al snel dat de doelstellingen van het voorstel kunnen rekenen op brede steun. Een voortvarende aanpak in de Raadwerkgroep onder Nederlands Voorzitterschap heeft ertoe geleid dat er inmiddels een compromistekst voorligt waarin voor alle punten van discussie een passende oplossing is gevonden. De voorliggende compromistekst stelt voor alle luchtverkeersleiders minimumeisen inzake de noodzakelijke kennis van het Engels als gemeenschappelijke voertaal in de luchtvaart. Tevens worden beperkingen gesteld aan de toepassing van nationale taalvereisten die niet op veiligheidsgronden berusten. Teneinde de grensoverschrijdende mobiliteit van luchtverkeersleiders te bevorderen worden duidelijke procedures voorgeschreven voor samenwerking en onderlinge taakverdeling tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten. Voor de huidige generatie luchtverkeersleiders wordt wat betreft de toelatingseisen enige flexibiliteit geboden voor leeftijd en opleidingsvoorschriften.

Nederlandse inzet

Het Nederlands Voorzitterschap streeft naar overeenstemming in de Raad (algemene oriëntatie).
Nederland zelf is voorstander van een geharmoniseerd regime voor luchtverkeersleiders en kan zich vinden in de voorliggende compromistekst.

Gevolgen voor Nederland

Deze richtlijn draagt bij aan de veiligheid in het luchtverkeer, ook in Nederland, en vergroot de kansen op de Europese arbeidsmarkt voor Nederlandse luchtverkeersleiders.

Verslag

Op voorstel van het Voorzitterschap werd de termijn in art. 7, lid 3 bepaald op 4 jaar.
Frankrijk maakte bezwaar tegen de zin in artikel 6 bis, lid 2 waarmee werd bepaald dat voor de eisen die aan lokale kennis gesteld worden moet worden aangetoond dat deze objectief gerechtvaardigd, niet-discriminatoir, proportioneel en transparant dienen te zijn. Op voorstel van de Commissie wordt deze zin geschrapt en een considerans toegevoegd die stelt: 'Considérant qu'il convient d'assurer que les principes de non discrimination, transparence et proportionalité sont respectés dans le cadre des exigences linguistiques, afin de favoriser la libre circulation tout en garantissant la sécurité.'.
Daarna kon het Voorzitterschap constateren dat ook op dit punt een algemene oriëntatie was bereikt.

Harmonisatie van technische eisen en administratieve procedures in de burgerluchtvaart (EU OPS)
politiek akkoord

Doel van het voorstel

Dit voorstel betreft een uitbreiding van de regelgeving onder de kaderverordening 3922/91, waarmee voorschriften voor de luchtvaartveiligheid van de JAA (Joint Aviation Authorities), de voorloper van de EASA (agentschap voor luchtvaartveiligheid), in EU-regelgeving zijn verwerkt. Het voorstel, dat vanaf 2002 bij de Raad in behandeling is, bevat gemeenschappelijke operationele eisen voor de vluchtuitvoering (EU-OPS). De meeste van die eisen zijn technisch van aard en zijn zonder veel discussies geaccepteerd door de lidstaten. Daarnaast bevat het voorstel drie onderdelen die wel tot veel discussie hebben geleid:

de afwijkingsmogelijkheden van de verordening en de daarbij behorende procedures;
veiligheidsvoorschriften over cabine personeel (onderdeel "cabin crew requirements");
de werk- en en rusttijden voor zowel de cockpitbemanning als het cabine personeel (FTL - "flight and duty time limitations and rest requirements").

Afgesproken is dat deze drie sleutelonderdelen als één pakket aan de komende Transportraad worden voorgelegd voor akkoord. Daarna zullen in de loop van 2005 de technische voorschriften in de overige onderdelen ("subparts") de technische voorschriften worden aangepast aan de nieuwste JAA normen. Na afronding van dit proces zal het totale pakket aan de Transportraad worden voorgelegd voor verdere besluitvorming.

Stand van zaken

Onder Nederlands Voorzitterschap is goede vooruitgang geboekt in de behandeling van het EU-OPS voorstel. Tijdens die behandeling is duidelijk gebleken dat het beoogde niveau van harmonisatie op dit terrein alleen door middel van een stapsgewijze aanpak kan worden gerealiseerd. Daarom zullen op een aantal onderdelen de nationale luchtvaartautoriteiten de bevoegdheid houden nadere regels te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de genoemde afwijkingsmogelijkheden. De volgende stap in dit proces is wijziging van de EASA verordening om ook het onderdeel vluchtuitvoering onder de koepel van EASA te brengen.

Op het gebied van voorschriften voor het cabine personeel is een goede afbakening gemaakt van de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappij, overheid en opleidingsinstituut voor de veiligheidsopleiding van het cabine personeel.

Ten aanzien van de verschillen in de wijze waarop de lidstaten momenteel invulling geven aan standby diensten, lijkt zich een consensus af te tekenen over een regeling op hoofdlijnen, waarbij de invulling in de eerstkomende jaren aan de nationale autoriteiten wordt overgelaten. Voor het onderdeel FTL is in het huidige voorstel vastgelegd dat binnen drie jaar na inwerkingtreding van de verordening EASA een wetenschappelijke evaluatie van de regeling zal uitbrengen. Op basis van die evaluatie zal de Europese Commissie, met medewerking van EASA, de regeling waar nodig verder aanvullen of bijstellen.

Nederlandse inzet

Het Nederlands voorzitterschap streeft op de komende Transportraad naar een akkoord op de drie genoemde sleutelonderdelen. Hoewel de mate van harmonisatie achter blijft bij de Nederlandse inzet, staat Nederland zelf positief tegenover het voorstel. Doordat op een aantal onderdelen de nationale luchtvaartautoriteiten meer bevoegdheden behouden, is de regeling flexibeler waardoor de veranderingen ten opzichte van de huidige regeling makkelijker overbrugd kunnen worden. EU-OPS wordt gezien als een belangrijke bijdrage aan het einddoel van het Nederlandse luchtvaartbeleid: een sterk Europees veiligheidsbeleid, waarin de uitvoering plaatsvindt onder de koepel van het Europees Agentschap voor de luchtvaartveiligheid, EASA.

Gevolgen voor Nederland
De inwerkingtreding van EU-OPS heeft op de eerste plaats gevolgen voor de regelgevende bevoegdheid van de nationale luchtvaartautoriteit, die zal beperkter worden nu deze grotendeels wordt overgedragen aan de EU. Zolang de EASA nog geen formele bevoegdheden heeft met betrekking tot de uitvoering en het toezicht, zullen die bevoegdheden op nationaal niveau echter ongewijzigd blijven. Voor het cabine personeel komt er een regeling voor de veiligheidsopleiding, inclusief een uniform getuigschrift ("attest") met betrekking tot de gevolgde opleiding. De FTL-regeling gaat uit van minder lange werktijden en komt wat dat betreft tegemoet aan het luchtvaartpersoneel. Tegelijkertijd laat de regeling ruimte om op onderdelen rekening te houden met de specifieke aspecten van de Nederlandse luchtvaartoperaties.

Verslag

Het Voorzitterschap liep door de resterende voetnoten, nadat de Commissie haar tevredenheid had uitgesproken over het voorliggende werk. Frankrijk, gesteund door Griekenland, betreurde de magere harmonisatie van de diploma's van cabin crew en het ontbreken van automatische wederzijdse erkenning; daarop zou Frankrijk in tweede lezing kunnen terugkomen maar nu legden deze delegaties zich bij het resultaat neer. Frankrijk legde verder nog een verklaring af overeenkomstig voetnoot 22. Zweden wilde liever wachten op een nieuw voorstel van EASA en onthield zich van stemming. Overige delegaties hieven hun reserves op.
Daarmee was dit punt met een gedeeltelijk politiek akkoord afgesloten. Coreper werd gevraagd z.s.m. besluitvorming over de resterende hoofdstukken van EU-OPS voor te bereiden.

Gemeenschappelijk luchtvaartbeleid ten aanzien van buurlanden van de EU aanname Raadsbesluiten voor mandaten Marokko en West-Balkan landen

Doel van de voorstellen

De Open Skies uitspraak van het Europese Hof van Justititie van 5 november 2002 heeft geleid tot een versnelling van de communautarisering van het luchtvaartbeleid. De Europese Commissie wil dit proces verder versnellen door mandaten te vragen voor onderhandelingen met de Europese en Mediterrane buurlanden en nieuwe verzoeken aan te kondigen voor onderhandelingen met Aziatische landen. In haar Mededeling "Een luchtvaartbeleid van de Gemeenschap ten aanzien van haar buren" stelde de Commissie voor om, in verband met de grote verscheidenheid van de buurlanden, de onderhandelingen met deze landen niet allemaal tegelijk te starten, maar wel 'gebundeld'.

Stand van zaken

Op de Transportraad van oktober 2004 heeft het Nederlands Voorzitterschap in zijn conclusies het uitgangspunt van de Commissie om te streven naar een gestructureerde benadering en bijvoorbeeld te werken met 'templates' onderschreven. De Raad heeft nog geen mandaten toegekend aan de Commissie voor de onderhandelingen met Marokko en toetreding van de westelijke Balkan landen tot de ECAA (European Common Aviation Area). Deze staan nu weer geagendeerd voor de december-Raad. Voor Marokko wordt een mandaat voorgesteld met beperkte reikwijdte. In de Raadswerkgroep is hierover technisch akkoord verkregen. Tegen de mandaten zijn geen inhoudelijke bezwaren, maar wel leven er enkele politieke gevoeligheden. Bovendien zouden de bredere afwegingen van sommige lidstaten met betrekking tot het externe luchtvaartbeleid in het algemeen, nog in de weg kunnen staan van een politiek akkoord.

Nederlandse inzet

Het Nederlands Voorzitterschap streeft naar aanneming van zowel het mandaat voor Marokko als voor de West Balkan. Nederland zelf steunt aanneming van beide mandaten. Is het echter alleen mogelijk slechts het ECAA mandaat aan te nemen, dan kan Nederland dat accepteren. Overigens is Nederland van mening dat prioriteit moet worden gegeven aan afronding van de onderhandelingen tussen de EU en de VS.

Gevolgen voor Nederland

Meer in het algemeen kan een Europese aanpak van de relaties met derde landen voor de rechtszekerheid en het economisch functioneren van de Nederlandse luchtvaartsector positief maar ook negatief uitpakken, zeker in het geval van verdeling van schaarse rechten. Voor wat betreft de westelijke Balkan is er geen probleem, aangezien het hier gewoon gaat om het algemeen politiek aanvaarde proces van de uitbreiding van de Europese Unie zelf. Marokko ligt hier moeilijker, maar aangezien het in het geval van Marokko om een open markt gaat die wordt nagestreefd en er geen sprake is van verdeling van schaarse rechten, kan Nederland dit steunen. Temeer daar de afspraak is dat hier gaat om een test case, waarbij gekeken wordt hoe dit ingevuld wordt en het dus een onderdeel vormt van het verdere bepalingsproces EU extern luchtvaartbeleid in het algemeen.

Verslag
Op verzoek van het Voorzitterschap legde de Commissie om Hongarije, Griekenland en Oostenrijk enigszins gerust te stellen een verklaring af, dat zij met verstrekken van Balkan-mandaat niet onmiddellijk al hun rechten op bilaterale onderhandelingen verspelen: 'In accordance with Community law the Cion intends to apply art. 1(4) of Reg. 847/2004 taking into consideration the need of MSt to negotiate additional traffic rights.' Griekenland sprak zijn hoop uit dat Commissie daarmee een goede basis voor samenwerking had gelegd.
Het Voorzitterschap constateerde daarop dat de Raad had besloten de voorgelegde mandaten te verstrekken.

Diversen

Verslag:
Na afloop van de Transportraad heeft Commissaris Barrot de onderwerpen gepresenteerd waarop hij zich de komende jaren zal richten: eerlijke concurrentie in de luchtvaartsector
een EU-VS luchtvaartakkoord dat beter is dan de som der bilaterale akkoorden
binnenvaart; o.a. vereenvoudiging van regelgeving
innovatie in transport; schoner, efficiënter
TEN's; benoeming Europese coördinatoren en opzetten uitvoerend agentschap Wider Europe; deelname van alle Lidstaten (in subgroepen) safety en security
toegang gehandicapten tot alle vervoermodaliteiten openbare dienstverplichtingen openbaar vervoer
milieuvervuiling en congestie
Barrot benadrukte dat hij zijn beleid niet wil vormgeven door middel van veel nieuwe regelgeving.

Stand van zaken ratificatie door lidstaten van internationale maritieme verdragen

(agendapunt opgebracht door Commissie)

Stand van zaken:
De Commissie zal dit onderwerp als extra agendapunt opbrengen waarbij de Commissie naar verwachting met name aandacht zal vragen voor de stand van zaken van ratificatie door lidstaten van i) het aanvullend protocol bij het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (dit aanvullende protocol is overeengekomen na ongeval olietanker Prestige en verhoogt de beschikbare limieten) en ii) het internationale verdrag inzake het verbod van gebruik van schadelijke anti-fouling verfstoffen op schepen.

Commissaris Barrot drong aan op snelle ratificatie; mooie woorden waren niet voldoende om verbeteringen tot stand te brengen. Als voorbeeld gaf hij FEPOL bis, dat - weliswaar met een jaar vertraging - nu in werking zal treden, maar alleen in die landen die geratificeerd hebben (en dat is de minderheid van de EU). De Commissie kondigde aan in de komende Raad met een scoreboard te komen.

Budget van het luchtvaartagentschap EASA
(agendapunt opgebracht door Commissie)
Stand van zaken
De Commissie wil de mogelijke consequenties aan de orde stellen van amendementen van het EP voor het budget van het luchtvaartagentschap EASA. De Commissie vreest dat schrappen in dit budget de taken van EASA in gevaar kan brengen.

Duurzaam transport
voorzitterschapconclusies over Duurzaam wegtransport zoals besproken op de Milieuraad van 14 oktober 2004
voorzitterschapconclusies van de EU conferentie Energy in Motion van 19 en 20 oktober 2004

Stand van zaken

Op de Milieuraad van 14 oktober jl. heeft een openbaar debat plaatsgevonden over concrete maatregelen en acties op de korte termijn om het wegverkeer in de Europese Unie schoner, stiller en zuiniger te maken. Doel van het debat was om initiatieven van de Europese Commissie op dit terrein te ondersteunen en richting te geven. Het voorzitterschap heeft op basis van dit debat conclusies getrokken die nu ook ter kennisneming aan de Transportraad worden aangeboden.
Voorts heeft op 19 en 20 oktober te Amsterdam op initiatief van het Nederlands voorzitterschap een conferentie plaatsgevonden met de naam 'Energy in motion, EU journey towards a clean and climate neutral road transport system'. Op deze conferentie discussieerden hoge ambtelijke vertegenwoordigers van de 25 EU lidstaten samen met vertegenwoordigers van de industrie, NGO's en de onderzoekswereld over de vraag "hoe kan Europa (op de langere termijn) een schoon en klimaatneutraal wegvervoerssysteem tot stand brengen, op zodanige wijze dat onze toekomstige energievoorziening verzekerd is en de innovatieve capaciteit van onze economie gestimuleerd wordt ? " Ook op basis van dit debat heeft het voorzitterschap conclusies opgesteld die nu aan de Transportraad aangeboden worden.

Verslag

Voorzitterschap informeerde de Raad over in titel genoemde onderwerpen. Er volgden geen andere bijdragen.

GEANNOTEERDE AGENDA VOOR TRANSPORTRAAD 21 APRIL 2005

Landvervoer

Voorstel voor herziening van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware voertuigen (herziening Eurovignetrichtlijn)
- politiek akkoord

Doel van het voorstel
Dit voorstel betreft een wijziging van richtlijn 1999/62/EG, de zogenaamde Eurovignetrichtlijn. Het voorstel richt zich op een communautair kader voor gebruiksheffingen (zowel tol als gebruiksrechten) voor het goederenvervoer over de weg.

Uit het oogpunt van eerlijke concurrentie en het vrije verkeer van goederen is het ongewenst als zich in de Gemeenschap een veelvoud van nationale, geïsoleerde initiatieven van tolsystemen en gebruiksheffingen ontwikkelt. Om die reden stelt de Commissie een kader voor waarbinnen de lidstaten een gebruiksheffing kunnen invoeren, die een betere afspiegeling is van de kosten die het goederenvervoer over de weg met zich meebrengt. Het voorstel biedt de mogelijkheid om de heffingen te differentiëren naar type motorvoertuig (o.a. milieuklasse) alsmede tijd en plaats. Hierdoor zullen de kosten van de verschillende soorten gebruikers beter in de prijs van het transport tot uitdrukking komen. De richtlijn stelt niet de invoering van een heffing verplicht, maar stelt wel regels vast waaraan moet worden voldaan als een lidstaat een heffing voor vrachtwagens invoert. In dat geval mogen de daadwerkelijke uitgaven voor infrastructuur, bodemsanering en geluidwerende maatregelen in de heffingsgrondslag (tarief) worden opgenomen.

Stand van zaken
Tijdens de Transportraad van oktober 2004 is het wederom, na eerdere pogingen onder Italiaans en Iers voorzitterschap, niet gelukt om tot een politiek akkoord komen. De voornaamste knelpunten zijn:
1. Het al dan niet verplicht oormerken van de opbrengst van de tolheffing voor infrastructuur.

2. De toegestane hoogte van extra heffing ('mark up') voor bijzondere trajecten (zoals bergpassages).

3. De regels voor uitwerking en wijziging van de berekeningsmethode.
4. De korting voor frequente gebruikers.

5. De controle van de Europese Commissie, met name in het geval van nieuwe concessies.

6. Het verdisconteren van Europees geld (TEN-subsidies) in de tolheffing.

Nederlandse inzet

Nederland heeft belang bij een richtlijn die de spelregels voor tolheffing voor een langere periode vastlegt. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie was een compromis tussen lidstaten die maximale flexibiliteit willen en lidstaten die minimale flexibiliteit willen voor systemen van tol/gebruiksrechten. Nederland kon zich in dit oorspronkelijke voorstel van de Commissie redelijk goed vinden, in tegenstelling tot veel andere lidstaten.

Nederland streeft naar een zo duidelijk mogelijke tekst over het oormerken van de tolheffing voor infrastructuur. Nederland is voor beperking van de mark-up (heffing) voor bijzondere trajecten. Nederland is wel bereid om voor de Brenner en een aantal andere bergachtige gebieden een uitzondering te maken. Voorts moet er voldoende zekerheid zijn over de te gebruiken methodologie. Nederland is evenals de Commissie tegen een speciale korting voor frequente gebruikers.
Een andere belangrijke punt voor Nederland betreft de controle van nieuwe tolheffingsystemen (waaronder nieuwe concessies) door de Europese Commissie. Van belang is dat de Europese Commissie op eigen initiatief of op verzoek van een Lidstaat snel een eerste oordeel kan geven over de beoogde tolheffingsystemen en tarieven. Deze toetsing vooraf niet mag afdoen aan bevoegdheden van de Europese Commissie in een later stadium. Tenslotte heeft Nederland ingebracht dat Europees (subsidie)geld niet mag worden meegeteld bij de bepaling van de hoogte van de toltarieven.

Gevolgen voor Nederland
Noch de tekst van het huidige voorstel, noch de tekst van de bestaande Richtlijn 99/62 vormt een belemmering voor de eventuele invoering van een kilometerheffing voor vrachtwagens in Nederland. Voor de internationaal opererende Nederlandse transportsector biedt het voorstel een eerste aanzet voor de ontwikkeling van een communautaire methode voor de berekening van toltarieven. Hiermee wordt duidelijk waarvoor de transporteurs betalen. Deze zogenoemde methodologie voorkomt dat de tarieven voor de transportsector onbeperkt kunnen worden verhoogd.

Voorstel van het Europees Parlement en de Raad voor een verordening over compensatie bij niet-naleving van contractuele kwaliteitseisen voor diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor Goederenvervoer (derde spoorpakket)
Stand van zaken

Doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van het Derde Spoorpakket. De Europese Commissie beoogt met dit voorstel de kwaliteit en betrouwbaarheid van spoorgoederenvervoersdiensten te verbeteren. Door de nog geringe concurrentie tussen spoorgoederenvervoerders hebben deze in veel gevallen een dominante marktpositie ten opzichte van de verladers. Verladers zijn daardoor niet altijd in staat om gewenste afspraken te maken over compensatie en gevolgschade in geval van te late aflevering van de goederen. De nu voorgestelde verordening moet een prikkel zijn voor de spoorgoederenvervoerders om hogere kwaliteit te leveren.

In het voorstel worden spoorgoederenvervoerders en hun klanten verplicht om afspraken te maken over de kwaliteit van de dienstverlening en moeten spoorgoederenvervoerders hun klanten compensatie betalen indien deze kwaliteitsafspraken (bijvoorbeeld bij verlies of beschadiging van de goederen of door vertraging) niet worden nagekomen. Ook gevolgschade door het niet tijdig afleveren van goederen moet worden vergoed. Het voorstel legt bepaalde compensatiebedragen vast maar de spoorgoederenvervoerder en de klant kunnen met elkaar afspreken om de compensatiebedragen te verhogen, bijvoorbeeld in het geval dat de waarde van de goederen hoger is dan de maximumvergoeding.
Andere verplichtingen die uit het voorstel voortvloeien zijn de compensatie bij gebrekkige informatie over vertragingen en bij annulering van treinen door de spoorwegonderneming dan wel de klant en de verplichte monitoring van de kwaliteit van dienstverlening.
Indien de infrastructuur-beheerder verantwoordelijk is voor de omstandigheden die ertoe hebben geleid, dat de spoorgoederenvervoerder op grond van deze verordening verplicht is compensatie te betalen aan de klant, dan kan de spoorgoederenvervoerder dit bedrag verhalen op de infrastructuurbeheerder.

Stand van zaken

Tijdens de behandeling van dit voorstel in de Raadswerkgroepen is naar voren gekomen dat een groot aantal lidstaten negatief ten opzichte van het voorstel staat. In algemene zin is men van mening dat kwaliteitsverbetering bereikt moet worden door marktwerking en niet door afgedwongen compensatieregelingen. De afgelopen tijd is geen voortgang geboekt op het dossier en het is dan ook nog niet rijp voor een politiek akkoord en staat geagendeerd als 'stand van zaken'.
Alle Nederlandse spoorgoederenvervoerders en hun Europese koepelorganisaties staan sterk negatief tegenover het voorstel. De opinie bij de Nederlandse verladers is wisselend. De UIRR (International Union of combined Road-Rail transport companies) is wel positief. In het Europees Parlement lijkt een meerderheid te bestaan voor een beperkte duur van de verordening: na drie jaar zou de verordening moeten worden ingetrokken dan wel de noodzaak ervan opnieuw moeten worden bezien. Commissaris Barrot heeft bovendien aangegeven in navolging van het Europees Parlement te hechten aan besluitvorming over het derde spoorpakket als geheel.

Nederlandse inzet

Nederland is geen voorstander van de verordening in haar huidige vorm omdat de voorgestelde compensaties vooral zullen leiden tot meer bureaucratie en niet tot kwaliteitsverbetering. Kwaliteitsverbetering moet worden bereikt door betere marktwerking en niet door afgedwongen compensaties. Het standpunt van het Europees Parlement kan worden afgewacht waarna bezien kan worden of eventueel alternatieve benaderingen nodig zijn zoals akkoorden tussen commerciële partijen op vrijwillige basis. De discussie over dit onderwerp mag niet leiden tot vertraging in de uitwerking van het politiek akkoord over het rijbewijs machinisten.

Gevolgen voor Nederland

Het voorstel kan aanzienlijke administratieve lasten voor internationale spoorgoederenvervoerders met zich meebrengen. Het voorstel heeft raakpunten met het nationale aansprakelijkheidsrecht, het nationale vervoersrecht en de internationale bepalingen in COTIF. Gezien het internationale karakter van het Nederlandse spoorgoederenvervoer heeft Nederland vooral belang bij internationale uniformiteit. Die uniformiteit wordt geboden door COTIF die een groter gebied bestrijkt dan de EU. Het is belangrijk dat een uniforme internationale aanpak wordt gewaarborgd.
Het voorstel kan eveneens financiële gevolgen hebben voor Prorail omdat spoorgoederenvervoerders kunnen proberen om claims van verladers vanwege vertragingen bij Prorail neer te leggen.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale treinverkeer.
Oriënterend debat

Doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van het Derde Spoorpakket. De Europese Commissie constateert een afname in de internationale treindiensten in Europa, met name vanwege de concurrentie door goedkope luchtvaartmaatschappijen en acht het daarom noodzakelijk de kwaliteit van deze diensten te verbeteren door middel van de voorliggende ontwerpverordening die een pakket regels voor het versterken en verbeteren van de rechten en verplichtingen van reizigers in het internationale spoorvervoer voorstelt.
Het voorstel bevat onder meer regels over de toegang tot informatie, het sluiten van de vervoerovereenkomst, de aansprakelijkheid van spoorwegondernemingen, schadevergoeding aan de reiziger, vergoeding in geval van vertraging, het vervoer van personen met verminderde mobiliteit, de kwaliteit van de vervoerdienst en de afhandeling van klachten.

Stand van Zaken

Uit de onderhandelingen in de Raadswerkgroep is gebleken dat dit dossier nog niet rijp is voor een politiek akkoord in de komende Raad. In plaats daarvan zal aan de hand van een aantal van tevoren vastgestelde vragen een oriënterend debat plaatsvinden.
Deze vragen zullen betrekking hebben op:
De inhoud van dit instrument in relatie tot COTIF/CIV (Convention relative aux transports internationaux ferroviaires/ Règles uniformes concernant le contrat de transport international ferroviaire des voyageurs et des bagages).
De al dan niet onbeperkte aansprakelijkheid in relatie tot bijvoorbeeld terroristische aanslagen.
De reikwijdte van de verordening Dit gaat over de vraag of de verordening betrekking heeft op lange afstand sneltreinen en HST vervoer alleen, met inbegrip van de grote stations die door deze verbinden worden aangedaan, of ook op regionaal (grensoverschrijdend) vervoer, met inbegrip van de haltes die door deze treinen worden bediend.

Inzet Nederland

Het voorstel beoogt een aantal onderwerpen te regelen, dat ook in de CIV wordt geregeld. Nederland zet zich ervoor in om te voorkomen dat voor een bepaalde situatie de CIV en de beoogde verordening op hetzelfde moment een verschillend effect hebben. Rechtsonzekerheid dient te worden voorkomen. Daar waar het toepassingsbereik van de CIV en de beoogde verordening gelijk zijn acht Nederland het wenselijk om in de beoogde verordening niet af te wijken van de CIV of in de beoogde verordening te verwijzen naar de toepasselijkheid van de CIV. Het voorstel biedt wel de mogelijkheid aanvullende bepalingen te stellen die niet in de CIV worden geregeld. Nederland is tegen onbeperkte aansprakelijkheid voor de vervoerders, ook voor schade die het gevolg is van terroristische aanslagen. Bovendien is Nederland ook tegen een onbeperkte aansprakelijkheid van de vervoerder voor indirecte (gevolg-) schade.
Ten aanzien van de reikwijdte zet Nederland zich ervoor in dat het voorstel zich richt op lange afstand (grensoverschrijdend) vervoer.

Gevolgen voor Nederland

Het voorstel brengt aanzienlijke administratieve lasten voor internationale spoorvervoerders met zich mee. Het heeft raakpunten met het nationale aansprakelijkheidsrecht, het nationale vervoersrecht en het bestaande systeem van klachtenafhandeling in de Wet Personenvervoer.

In internationaal verband heeft Nederland de COTIF geratificeerd. Bovendien zijn veel van de onderwerpen al geregeld door de sector zelf, al dan niet door middel van gezamenlijke afspraken tussen vervoerders uit verschillende landen. Daarnaast zijn in de concessie met HSA afspraken vastgelegd over diverse onderwerpen uit de verordening.
Volgens het voorstel dient er een nationale instantie te worden aangewezen die onafhankelijk toezicht houdt op de uitvoering van de verordening.

Intermodaal vervoer

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren ("Marco Polo II")
- Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Doel van het voorstel
De voornaamste doelstellingen van het stimuleringsprogramma Marco Polo II zijn het verminderen van congestie op de wegen, het verbeteren van de milieuprestaties van het gehele vervoersysteem en het bevorderen van intermodaal vervoer om zodoende bij te dragen aan een efficiënt en duurzaam transsportsysteem.
Marco Polo II kent vijf soorten acties:
modal shiftacties: ondersteuning aan het starten van nieuwe vrachtvervoersdiensten buiten het wegtransport die op de middellange termijn levensvatbaar moeten zijn;
katalysatoracties: ondersteuning aan het starten van vrachtvervoersdiensten of -faciliteiten van strategisch Europees belang;
gemeenschappelijke leeracties: stimulering van samenwerking op de vrachtlogistiekmarkt;
"Motorways of the Sea": ondersteuning aan acties die specifiek gericht zijn op (een modal shift naar) short sea shipping (kustvaart); transportbesparingsacties: ondersteuning aan acties die productielogistiek integreren in de transportlogistiek.

Stand van Zaken

Het voorzitterschap streeft naar een gedeeltelijk akkoord over het voorstel, dat wil zeggen een akkoord over de tekst maar - in afwachting van een akkoord over de Financiële Perspectieven - niet over de hoogte van het budget. (Commissie vraagt E 740M).

Inzet Nederland
In het algemeen steunt Nederland initiatieven op het terrein van intermodaal vervoer die een duurzaam vervoerbeleid bevorderen, zoals Marco Polo. De nieuwe acties op het gebied van zeesnelwegen en transportbesparing passen goed binnen het Nederlandse beleid: short sea shipping is een prioriteit en binnen Nederland loopt sinds enkele jaren het programma Transportbesparing.
Akkoord met de voorliggende tekst, echter Nederland en zes andere lidstaten hebben een voorbehoud gemaakt bij het vastleggen van een kwantitatieve doelstelling voor modal shift. Acceptatie van dit artikel nu zou druk leggen op de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven en bij een uiteindelijk lager budget dan voorgesteld zou die doelstelling vervolgens ook moeilijk of niet meer haalbaar zijn.

Gevolgen voor Nederland
Nederland profiteert in hoge mate van het huidige Marco Polo programma en verwacht dat in het meer uitgebreide Marco Polo II programma ook te zullen doen.

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van de stationeringfase en de exploitatiefase van het Europees programma voor radionavigatie per satelliet.


- Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Doel van het voorstel
Het onderhavige voorstel betreft het begroten van de financiële middelen voor de stationering van de satellieten (E 500 mln) en een - in de jaren afnemende - bijdrage in de te verwachten exploitatietekorten (totaal E 500 mln voor de jaren 2008 - 2011). Op basis van deze bedragen wordt onderhandeld (in 2005) met de toekomstige concessiehouder over het uiteindelijke concessiecontract.
Hoewel de rechtsbasis (art. 156 EG) voor het programma gelijk is gebleven, is gekozen voor een separate budgetlijn vanwege de mate van ontwikkeling van het programma, de noodzakelijke transparantie voor een goed beheer en de duidelijkheid voor de toekomstige concessiehouder. Galileo wordt hiermee dus uit het TEN programma gehaald.

Stand van zaken
Na het besluit over de tenuitvoerlegging van de stationerings- en operationele fase dat de Transportraad in december 2004 heeft genomen ligt nu aan de Transportraad het bijbehorende financiële voorstel voor. Het voorzitterschap streeft naar een gedeeltelijk akkoord over het voorstel, dat wil zeggen een akkoord over de tekst maar - in afwachting van een akkoord over de Financiële Perspectieven - niet over de hoogte van het budget.
De Raad kan zich derhalve alleen uitspreken over het voorstel Galileo in een aparte budgetlijn onder te brengen.

Inzet Nederland
Nederland is voorstander van een separate budgetlijn voor Galileo op basis van dezelfde grondslag als de TENs, waarbij de transparantie en beheersbaarheid wordt vergroot.

Gevolgen voor Nederland
Aan vrijwel alle randvoorwaarden van Nederland voor verdere ontwikkeling en uitvoering van het Galileo-project is voldaan. Nederland handhaaft daarom de kritisch positieve houding ten aanzien van het project. Nederland blijft alert op mogelijke inrichting van het systeem voor militaire toepassingen met bijbehorende kostenverhogingen. Nederland blijft eveneens alert op een perspectiefvolle participatie van het Nederlandse bedrijfsleven in de bouw en het gebruik van Galileo.

Luchtvaart

Externe luchtvaart relaties

a) Onderhandelingen EU-VS over een luchtvaartakkoord


- Informatie van de Commissie

Stand van zaken

De Europese Commissie wil zo snel mogelijk een akkoord bereiken met de VS over een Open Aviation Area (OAA), nadat dit in juni 2004 is mislukt. Commissaris Barrot zal terugmelden van zijn bezoek aan Washington op 21 en 22 maart waar hij de mogelijkheden om te komen tot hervatting van de onderhandelingen met de VS heeft besproken.

Nu ook de VS voorzichtig positief staan tegenover nieuwe besprekingen lijkt een gefaseerd akkoord voor het einde van dit jaar tot de mogelijkheden te behoren, echter op voorwaarde dat de lidstaten het pakket ditmaal dragen.

Inzet Nederland
Nederland steunt de Commissie en heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap getracht een akkoord dichterbij te brengen. Er bleek echter onvoldoende steun bij de lidstaten en de luchtvaartsector. Het economische belang bij een akkoord voor de sector is echter groot en lidstaten én sector beginnen zich dit te realiseren.
Nederland kan zich vinden in de twee fasen benadering die de Commissie voorstaat als daarmee het doel bereikt kan worden en is van mening dat een constructieve en pragmatische opstelling nodig is om tot een door beide partijen aanvaardbaar resultaat te komen.

Gevolgen voor Nederland
Een OAA schept nieuwe mogelijkheden voor de KLM-Air France (niet in de laatste plaats ten aanzien van financiering en schaalvergroting). Concreet betekent een OAA dat KLM-Air France geen luchtvaartpolitieke belemmeringen zal ondervinden.

Het achterwege blijven van een resultaat kan op termijn negatieve gevolgen hebben voor het open skies verdrag tussen Nederland en de VS. De Commissie heeft namelijk onlangs een inbreukprocedure tegen Nederland opgestart met als inzet het opzeggen van de open skies. De procedure is een drukmiddel van de Commissie om een meer coöperatieve opstelling te krijgen.

b) Mededeling van de Commissie: Ontwikkelen van een agenda voor een extern luchtvaartbeleid van de Gemeenschap.

c) Mededeling van de Commissie: Een gemeenschappelijk burgerluchtvaartbeleid met de Volksrepubliek China: versterken van samenwerking en openen van markten.

d) Mededeling van de Commissie: Een kader voor de ontwikkeling van relaties met de Russische Federatie op het terrein van luchtvaart.


- Presentatie van de Commissie

Doel van de voorstellen

Met de mededeling heeft de Commissie een strategische benadering gepresenteerd voor de ontwikkeling van het externe aspect van de interne luchtvaartmarkt. De Commissie wil in 2010 een gemeenschappelijk luchtruim met de buurlanden gecreëerd hebben, te beginnen met de Mediterrane landen en de landen langs de Oostgrens van de Unie.
Vervolgens wil de Commissie op korte termijn onderhandelingen starten met als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's. Hiertoe vraagt de Commissie in twee voorstellen om een mandaat voor het starten van onderhandelingen met respectievelijk de Volksrepubliek China en de Russische Federatie.

Stand van zaken
De Commissie zal de recent gepubliceerde voorstellen inzake China en Rusland presenteren aan de Raad.

Inzet Nederland

Nederland zal deze discussie voeren mede in het licht van de wijze waarop de Commissie omgaat met het dossier EU-VS, dat de allergrootste prioriteit heeft. Naast de communautaire onderhandelingen met de VS is het van groot belang dat de Commissie voortgaat met de zogenaamde horizontale onderhandelingen, teneinde bestaande bilaterale verdragen te amenderen met EU clausules. De Commissie heeft laten zien hier goede resultaten te kunnen boeken. Alvorens de pijlen op weer nieuwe doelen te richten verdient het aanbeveling dat Commissie en Lidstaten de huidige trajecten tot een goed einde brengen, inclusief de onderhandelingen met de buurlanden van de EU, zoals Marokko en de Balkan landen, waarvoor de Commissie mandaten heeft ontvangen. In de Communicatie over de externe betrekkingen dient de wijze van samenwerking tussen Commissie en Lidstaten nader te worden uitgewerkt, teneinde gezamenlijk vast te kunnen stellen wat de gemeenschappelijke belangen zijn, hoe die het beste kunnen worden behartigd en hoe de inzet van de vooralsnog onmisbare bilaterale instrumenten met de communautaire instrumenten kan worden gecombineerd.

Gevolgen voor Nederland

Op langere termijn wordt van een communautaire aanpak richting derde landen meerwaarde verwacht voor zowel de Gemeenschap als de individuele lidstaten. Zolang als tal van landen nog vasthouden aan het bilaterale stelsel en markttoegang niet vanzelfsprekend is kleven er echter ook risico's aan een communautaire aanpak. Bijvoorbeeld wanneer communautaire onderhandelingen lang duren en Nederland in de tussentijd niet voor de eigen belangen kan opkomen, of wanneer communautaire onderhandelingen leiden tot beperkte rechten die vervolgens tussen verschillende EU carriers moeten worden verdeeld. Het Nederlandse belang vereist in de transitiefase naar een geliberaliseerde en genormaliseerde luchtvaartsector daarom een zorgvuldige en pragmatische aanpak, waarin gebruik van communautaire en bilaterale instrumenten hand in hand kunnen gaan.

Voorstel van het Europees Parlement en de Raad voor een verordening over informatie aan luchtvaartpassagiers over de operating carrier en over communicatie van veiligheidsinformatie door lidstaten. Algemene oriëntatie

Doel van het voorstel

De Europese Commissie is met dit voorstel gekomen naar aanleiding van het luchtvaartongeluk met de Egyptische luchtvaartmaatschappij Flash Air in 2004. Het voorstel heeft twee doelstellingen. Allereerst voorziet het voorstel in een informatieplicht van touroperators aan reizigers over de luchtvaartmaatschappij die de vlucht gaat uitvoeren. Deze informatie dient verschaft te worden bij de reservering van een vlucht. Indien er wijzigingen optreden dan dient dat terstond aan de reizigers te worden vermeld. Ten tweede is in het voorstel opgenomen dat lidstaten informatie over de veiligheid van luchtvaartmaatschappijen aan elkaar en aan de Europese Commissie dienen door te geven. De Europese Commissie stelt op grond hiervan een geconsolideerde lijst samen van luchtvaartmaatschappijen (niet-EU carriers) die op basis van technische veiligheidscriteria zijn geweerd van luchthavens.

Stand van zaken

Het voorstel staat geagendeerd voor een algemene oriëntatie.

Nederlandse inzet

Nederland ondersteunt in algemene zin het versterken van de passagiersrechten. Nederland is echter wel van mening dat eerst onderzocht moet worden of de doelstellingen van het voorstel gerealiseerd kunnen worden door marktmechanismen of dat extra regelgeving noodzakelijk is. Zo bestaat er voor de informatieplicht om passagiers te informeren over de luchtvaartmaatschappij reeds een systeem van vrijwillige commitments. Nederland staat positief tegenover informatie - uitwisseling van veiligheidsaspecten tussen lidstaten en de Commissie maar is afhoudend tegenover de publicatie van deze informatie. De Europese Commissie krijgt namelijk niet het recht om Europees brede maatregelen te nemen tegen luchtvaartmaatschappijen die op de, door de Europese Commissie gepubliceerde, lijst staan. Dit kan in de praktijk betekenen dat luchtvaartmaatschappijen, ondanks dat ze op deze lijst staan, toch in Europa kunnen vliegen.

Gevolgen voor Nederland

De informatieplicht over de operating carrier richting passagiers wordt tot nu toe vervuld door middel van vrijwillige commitments. Het overdragen van de informatie vindt plaats op de contactmomenten tussen de passagier en uitvoerende operator voordat de vlucht aanvangt (reservering, check-in, boarding). De nieuwe verordening verplicht de operator echter om bij wijzigingen de passagier direct te informeren, op ieder moment. Het feit dat naast de bovengenoemde momenten er geen contact is met de passagier, betekent dat operators extra administratieve kosten maken om de passagier te kunnen traceren en op de hoogte te brengen. Wat betreft de informatieplicht over veiligheidsaspecten aan andere lidstaten en de Europese Commissie, verwerft de Commissie niet het recht om Europees brede maatregelen te nemen tegen luchtvaartmaatschappijen die op de door haar gepubliceerde lijst staan.

Voorstel van het Europees Parlement en de Raad over de rechten van minder mobiele reizigers reizende per vliegtuig
Presentatie van de Commissie

Doel van het voorstel

Het voorstel geeft passagiers met een beperkte mobiliteit het recht op een bepaald niveau van diensten op alle luchthavens van de Gemeenschap, ongeacht met welke maatschappij er gevlogen wordt. Deze diensten (in het algemeen te omschrijven als het vervoer en begeleiding op de luchthaven zelf en alles wat daarmee samenhangt) moeten gratis worden geleverd. In het voorstel wordt de luchthaven verantwoordelijk voor het organiseren en betalen van de diensten. Deze kosten kan de luchthaven weer doorberekenen aan de luchtvaartmaatschappijen. Het voorstel geldt voor alle vluchten vanaf alle EU- luchthavens en vluchten vanaf non-EU luchthavens naar EU bestemmingen met EU carriers.

Stand van zaken
De Commissie zal het voorstel presenteren.

Nederlandse inzet

Nederland staat in algemene zin positief tegenover het opnemen van de rechten van personen met beperkte mobiliteit in het gemeenschapsrecht en het vaststellen van een verantwoordelijke instantie voor deze diensten. In de huidige Nederlandse situatie betalen zowel de luchthaven alsmede de maatschappij waarmee gevlogen wordt beiden een gedeelte van de kosten. Volgens het voorstel van de Commissie kunnen alle kosten worden doorberekend aan de luchtvaartmaatschappijen die gebruik maken van de luchthaven, proportioneel aan het aantal passagiers dat vervoerd wordt op de betreffende luchthaven door die maatschappijen. Hiermee waarborgt de Europese Commissie dat alle maatschappijen een deel van de kosten betalen, ongeacht het aantal personen met beperkte mobiliteit dat door hen vervoerd wordt (en wordt het non-discriminatieprincipe gewaarborgd). Nederland kan zich in deze gedachte vinden maar zou wel graag zien dat andere marktpartijen, zoals bijvoorbeeld de luchthaven zelf, betrokken worden in de verdeling van de kosten, aangezien het niet opportuun is alleen de luchtvaartmaatschappijen voor de gemaakte kosten verantwoordelijk te stellen.
Verder is de uiteindelijke invulling niet geheel duidelijk aangezien luchthavens de uitvoering aan derden (en ook de luchtvaartmaatschappijen) over kunnen laten. Wat dit in de praktijk zal betekenen is nog onduidelijk.

Gevolgen voor Nederland

Nederlandse luchthavens en luchtvaartmaatschappijen voldoen in principe al aan de geldende aanbevelingen en de 'code of good conduct' van de Europese burgerluchtvaartorganisatie (ECAC) welke met dit voorstel geformaliseerd wordt. De grootste verandering is het aanwijzen van de luchthaven als eerste verantwoordelijke voor de dienst. Hiervoor zal wellicht voor de regionale luchthavens een langer implementatietraject nodig zijn dan voor Schiphol.


-----------------------
Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee) IMO-verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst.