De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VISS. 2005/1637
datum: 18-04-2005
onderwerp: Feitelijke vragen eindrapport Stuurgroep Nijpels (TK.
29675, nr. 8)
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van bovenvermelde brief doe ik u hierbij toekomen de
antwoorden op de vragen gesteld naar aanleiding van mijn schrijven van
25 februari jl. inzake het eindrapport Stuurgroep Nijpels.
1
Wanneer worden de resultaten verwacht van de werkgroep die de
mogelijkheden heeft verkend om verboden meettechnieken tegen te gaan?
Is er een einddatum waarop deze resultaten geboekt moeten zijn?
Er bestaat geen werkgroep die de mogelijkheden van verboden
meettechnieken heeft verkend. Naar ik aanneem wordt hier gedoeld op de
werkgroep netvoorzieningen. Zie daarvoor antwoord op vraag 9.
Overigens speelt de problematiek van de standaardisatie van de methode
voor het meten van maaswijdten een rol in de discussie over de
controle en inspectie van netvoorzieningen. Naar verwachting zullen in
de loop van dit jaar resultaten bekend worden van een communautair
project dat gericht is op de ontwikkeling van een objectieve
maaswijdte-meter, welke onafhankelijk van menskracht
maaswijdte-metingen aan het net doet.
2
Hoe gaat u stimuleren dat de ingeslagen weg naar een maatschappelijk
gerichte en duurzame kottervisserij wordt voortgezet? Hoe zal de
benodigde sanering van de kottervisserij plaatsvinden?
In antwoord op deze vraag moge ik verwijzen naar de met de
visserijsector overeengekomen intentieverklaring. Daarin is door
overheid en visserijsector een aantal activiteiten, gericht op
bevordering van een duurzame visserijsector, overeengekomen.
De uitwerking van deze intentieverklaring maakt deel uit van het
frequente overleg tussen overheid en visserijsector. Ten aanzien van
de benodigde sanering verwijs ik naar de antwoorden op vragen 5 en 13.
3
Hoe staat het met de oprichting van het Agentschap voor
Visserijcontrole in Europa?
De Landbouw- en Visserijraad heeft op 14 maart jl. overeenstemming
bereikt over de oprichting van het Agentschap voor de
Visserijcontrole. Naar verwachting zal dit Agentschap in de loop van
2006 met de werkzaamheden beginnen.
4
Wanneer start de uitvoering van de plannen voor de reductie van het
motorvermogen? Hoe zorgt u ervoor dat vissers die zich al wel aan de
richtlijnen houden, de zogenaamde voorlopers, niet benadeeld worden
door de achterblijvers?
Omtrent de problematiek van het motorvermogen zult u in een
afzonderlijke brief worden geïnformeerd.
5
Welke vergaande maatregelen worden door de stuurgroep bedoeld, waar
zij concludeert dat de situatie in de kottersector daarom vraagt?
Denkt u aan sanering?
De maatregelen waaraan de Stuurgroep denkt zijn opgenomen in de
aanbevelingen, zoals verwoord in hoofdstuk 8 van het eindrapport. De
stuurgroep acht een aanzienlijke sanering van de kottervloot
onontkoombaar. Ik onderschrijf deze conclusie. Een duurzaam
perspectief voor de visserijsector vereist met de huidige
vangstmogelijkheden een kleinere omvang van de vloot.
6
Wanneer zal de aparte brief over de uitwerking van de problematiek van
het motorvermogen de Kamer bereiken?
Deze brief zal u binnen afzienbare tijd bereiken.
7
Was het invoeren van TACs en Quota erop gericht om de visstand
duurzaam te laten herstellen? Heeft het ingezette herstelplan gefaald?
Op welke gegevens baseert de stuurgroep zich wanneer zij meent dat een
groei van de TACs niet verwacht mag worden?
Het toepassen van toegestane vangsthoeveelheden (zgn. TACs= Total
Allowable Catch) en quote in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is
erop gericht de visbestanden duurzaam te beheren. Door een combinatie
van een aantal factoren is de situatie met betrekking tot een aantal
visbestanden het afgelopen decennium evenwel verslechterd. Daarom zijn
er nu voor een aantal visbestanden herstel- of beheersplannen
noodzakelijk. In deze plannen zijn duidelijke doelstellingen met
betrekking tot de gewenste ontwikkelingen van het visbestand
opgenomen. Naast het beheer op basis van TACs maakt het instrument van
visserij-inspanning deel uit van de maatregelen en gelden er ook
specifieke inspectie- en controlebepalingen. Het is nog te vroeg om
conclusies te trekken over de effectiviteit van de herstel- of
beheersplannen.
De analyses, die de internationale biologen in het kader van ICES
(International Council on the Exploration of the Sea) jaarlijks maken
op basis van onder meer aanlandingsgegevens en internationale surveys,
leiden tot de conclusie dat in de komende jaren groei van TACs voor
een aantal - ook voor de Nederlandse visserij relevante - bestanden
onwaarschijnlijk zal zijn.
8
Wanneer wordt het overleg tussen het ministerie van LNV en de sector
over de verlaging van de legeskosten afgerond?
Met het bedrijfsleven is in het verleden uitvoerig van gedachten
gewisseld over de problematiek van de legeskosten. Een van de acties
die daaruit is voortgevloeid is de monitoring van de feitelijke kosten
van de legesverstrekking. Dit heeft geleid tot de conclusie dat een
algemene verlaging van de tarieven mogelijk is. De aanpassing van het
legesbesluit is in voorbereiding en zal naar verwachting dit jaar van
kracht worden.
9
Wat wordt bedoeld met korte termijn, betreffende het uitwerken van de
aanbeveling inzake het tegengaan van het gebruik van verboden
netvoorzieningen?
De stuurgroep heeft aanbevolen de plannen voor co-management bij het
tegengaan van het gebruik van verboden netten en netvoorzieningen uit
te werken. Zoals in mijn brief aan de Kamer opgemerkt ben ik van
mening dat hier op korte termijn uitwerking aan gegeven moet worden.
Dit zal - in overeenstemming met de aanbeveling - gezamenlijk door
overheid en sector moeten geschieden. Na benoeming - naar ik verwacht
nog deze maand - van een Voorzitter, die leiding moet geven aan een
gezamelijke werkgroep, zal direct met de werkzaamheden worden gestart.
Naar mijn mening moeten nog dit jaar concrete co-management afspraken
met de visserijsector gemaakt worden.
10
Op welke termijn kan de Kamer het maken van afspraken tussen alle
betrokkenen over het visvervoer van aanlandingsplaats naar afslag
tegemoet zien?
Naar mijn opvatting zullen alle betrokken partijen bij het visvervoer
binnen de visserijsector binnenkort in overleg moeten treden voor het
maken van nadere afspraken. Deze zullen - zoals wordt aanbevolen - in
een convenant moeten worden neergelegd. Ik heb de Voorzitter van het
Productschap Vis verzocht op korte termijn het initiatief voor dit
overleg te nemen.
11
Hoe denkt u stabiliteit in de vangstmogelijkheden te bereiken?
Voor stabiliteit en continuïteit is in algemene zin een evenwicht
tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden noodzakelijk. Enerzijds
zal het communautair vlootbeleid zich richten op beheersing van de
capaciteit, anderzijds zal verdergaande sanering noodzakelijk zijn.
Ten aanzien van de vangstmogelijkheden is mijn inzet - rekeninghoudend
met de biologische adviezen - gericht op een meerjarenaanpak bij de
vaststelling van TACs en quota. Daarnaast zullen herstelplannen, die
zich uitstrekken over meerdere jaren, moeten leiden tot stabiele
vangstmogelijkheden.
12
Op welke wijze kunt u er zeker van zijn dat de overdracht van taken
aan het Productschap Vis geen problemen zal opleveren? Is de sector
daar voldoende voor uitgerust? Is er wel genoeg duidelijkheid omtrent
de invulling van de taken van het Productschap? Worden de problemen
niet te eenzijdig bij het Productschap neergelegd?
Ten aanzien van de overdracht van taken aan het Productschap wijs ik
erop dat in algemene zin de financiële consequenties van een
dergelijke overdracht moeten worden bezien. Het is uiteraard niet de
intentie problemen eenzijdig bij het Productschap te leggen.
Taakoverdracht moet - zoals ook aanbevolen door de Stuurgroep -
gebaseerd zijn op rationele overwegingen van efficiency en passen
binnen de kaders van het PBO-stelsel. In het kader van de discussie
over de toekomst van de PBO is ook het Productschap Vis verzocht om
dit jaar een realistische toekomstverkenning te verrichten, waarbij de
activiteiten worden getoetst op nut, noodzaak en draagvlak.
Ik acht overigens, zoals reeds voorzien bij de oorspronkelijke opzet
van het Biesheuvelsysteem begin jaren negentig, binnen de huidige
structuur een duidelijke rol weggelegd voor het Productschap Vis om in
coördinerende en sturende zin de werkzaamheden van de
Biesheuvelgroepen te begeleiden.
13
Waarom geeft u niet nu al inzicht in de budgettaire kaders? Zou dit
het tot stand komen van een saneringsplan niet vergemakkelijken? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Ik acht het noodzakelijk dat de sector eerst een plan opstelt dat de
basis legt voor een meerjarig perspectief voor de kottersector. Het is
weinig zinvol om zonder concreet plan al budgettaire prioriteiten te
stellen. Ik ga ervan uit dat dit plan naast sanering ook de aanpassing
in de keten omvat en dat daarvoor een breed draagvlak binnen alle
geledingen bestaat. Tevens is de inspanning, die de sector bereid is
zelf te leveren, van belang bij het maken van de afweging welke rol de
overheid kan en - mede in het licht van de communautaire
randvoorwaarden - mag spelen.
14
Bent u bereid de analyse van adviesbureau Rost en Co, met berekeningen
over een noodzakelijke reductie van de kottervloot, alsmede de kosten
van de noodzakelijke sanering, naar de Kamer te zenden?
Ja. Het rapport 'Ketenproject Nederlandse Platvis. Concept eindrapport
met betrekking tot voorgestelde maatregelen voor gezondmaking van de
Nederlandse Platvissector' zal door het Productschap Vis, als
opdrachtgever van het rapport, naar de Kamer gestuurd worden.
De voorstellen uit het rapport vormen thans onderwerp van gesprek
binnen de platvisketen. De sector onderschrijft de noodzaak van een
reductie van de huidige vlootomvang en concentratie van
Noordzeeafslagen maar trekt de haalbaarheid van de
financieringsvoorstellen van Rost & Co in twijfel. De sector kiest er
dan ook voor om onder leiding van het Productschap Vis de gedachten
van het rapport in een apart traject verder uit te werken.
Zodra de sector een nieuw voorstel gereed heeft ben ik bereid om
opnieuw het gesprek aan te gaan om te bezien in hoeverre een
gemeenschappelijke aanpak van sector en overheid aan de orde is.
15
Kunt u een overzicht geven van de door de AID ondernomen acties bij
geconstateerde gevallen van verhandelen van door sportvissers gevangen
vis?
De Regeling Vangstbeperking is met ingang van 1 januari dit jaar
gewijzigd. Het nieuwe artikel 4 bepaalt:'Het is verboden vis van de
soorten die zijn aangewezen krachtens artikel 1, tweede lid, onderdeel
a, van de Visserijwet 1963 te verhandelen indien de vis niet is
gevangen met een vissersvaartuig'. Onder een 'vissersvaartuig' wordt
in de Visserijwetgeving slechts een officieel geregistreerd
vissersvaartuig verstaan. Het verbod betreft alle in Nederland
voorkomende zee- en zoetwatervissoorten.
Na invoering van de nieuwe regels met betrekking tot de aanvoer van
vis, welke niet is gevangen door een vissersvaartuig, heeft de AID
diverse administratieve onderzoeken uitgevoerd bij bedrijven die in
het verleden vis, aangeleverd door sportvissers, hebben verhandeld.
Deze onderzoeken hebben tot op heden geen strafbare zaken opgeleverd.
Ook tijdens controle acties op zee zijn geen overtredingen
vastgesteld.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit