De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: DL. 2005/898
datum: 15-04-2005
onderwerp: Kamervragen van het lid Vos (GroenLinks) over het dumpen
van mest als gevolg van het afschaffen van MINAS
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op vragen gesteld door het lid
Vos (GroenLinks) over het dumpen van mest als gevolg van het
afschaffen van MINAS.
1
Kent u de berichten 1 over het op grote schaal dumpen van mest als
gevolg van opgebouwde stikstof- en fosfaatsaldi, die per 2006 niet
meer bruikbaar zijn?
Ja.
2
Is het waar dat dit oneigenlijke gebruik van de saldi te voorzien was
en dat met extra maatregelen het onnodig dumpen van mest voorkomen had
kunnen worden? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Het is voorzien dat de beëindiging van MINAS per 1 januari 2006 voor
bedrijven een prikkel zou kunnen zijn om hun MINAS-saldi daadwerkelijk
te benutten. In hoeverre dit tot onaanvaardbare situaties leidt is
moeilijk in te schatten en zeer sterk afhankelijk van individuele
omstandigheden en beweegredenen van ondernemers.
Het is echter niet de verwachting dat de prikkel bij veehouders om hun
saldi te benutten zo groot is, dat dit daadwerkelijk zal leiden tot
grootschalige mestdumping. In de eerste plaats is de afgelopen jaren
het besef in de agrarische sector toegenomen dat men op een
verantwoorde manier met mest dient om te gaan. Ik verwijs op dit punt
ook naar de diverse reacties die de publicatie in de Boerderij heeft
opgeroepen 2. Een belangrijk deel van de sector beseft dat
grootschalig gebruik van saldi op de korte termijn wellicht een
voordeel geeft, maar dat dit op lange termijn tot het verliezen van de
derogatie zou kunnen leiden en daarmee tot een aanzienlijke krimp van
de veehouderij als gevolg van extreme mestafzetkosten.
Verder is het zo dat veel gewassen geen hoge mestgiften verdragen. Het
dumpen van mest leidt bij veel gewassen tot opbrengst- of
kwaliteitsverlies. Wat betreft de mogelijkheid om extra maatregelen te
treffen, is het van belang om te beseffen dat deze bedrijven zouden
treffen die de afgelopen jaren - hetzij door een grotere
mineralenefficiëntie dan gemiddeld, hetzij door extra mestafvoer - een
onderschrijding van de verliesnormen hebben gerealiseerd. Vaak hebben
deze bedrijven extra kosten gemaakt. Bij de afwegingen daaromtrent
zullen zij mede hebben betrokken dat het aldus opgebouwde saldo
gebruikt zou kunnen worden ter compensatie van een overschrijding van
de verliesnormen in een later jaar. Het achteraf doorvoeren van
beperkingen ten aanzien van het saldogebruik zal door de betrokken
bedrijven als onredelijk worden beschouwd. Ook kan niet worden
uitgesloten dat dergelijke beperkingen tot indiening van vele
schadeclaims leiden, omdat bedrijven menen door een onvoorziene
beleidswijziging onevenredig nadeel te hebben geleden ten opzichte van
agrariërs die geen saldo hebben opgebouwd. Wat uiteindelijk de
juridische haalbaarheid van dergelijke claims is, staat te bezien.
Duidelijk is dat dergelijke discussies lang duren, veel energie van
alle betrokken partijen vragen en niet bevorderlijk zijn voor een
goede start van het nieuwe stelsel van gebruiksnormen. Ook de opkoop
van saldi is geen reële optie, zoals wordt aangegeven in het antwoord
op vraag 7.
Tot slot is het niet zo is dat er geen enkele beperking geldt: ik wijs
op de zorgplichtbepaling van artikel 13 van de Wet bodembescherming,
de uitrijregels van het Besluit gebruik meststoffen en de beperkingen
van het Lozingenbesluit open teelten en veehouderij. Alles afwegende
heb ik afgezien van het treffen van aanvullende maatregelen.
3
Heeft u, gezien de cijfers in de eerder genoemde berichten, de
problematiek van het mestdumpen onderschat?
Nee.
4
Is het waar dat het nutteloos worden van de saldi in het nieuwe
mestbeleid tot een financiële prikkel voor boeren leidt om de saldi
alsnog te gebruiken? Zo nee, waarom niet?
Ja.
5
Is het waar dat het huidige dumpen van mest de derogatie na 2008 in
gevaar brengt?
Zo nee, waarom niet?
Op het moment dat er grootschalig mest gedumpt zou worden, is dat
inderdaad een bedreiging voor de derogatie voor de jaren na 2009. In
2009 zal onderhandeld moeten worden over de derogatie voor 2010 en de
jaren daarna. Daarbij zullen de meetresultaten van het grond- en
oppervlaktewater uit de jaren 2005 tot en met 2008 een zeer prominente
rol spelen.
Als men in 2005 op grote schaal mest dumpt, dan zal dit na verwachting
terug te zien zijn in hogere nitraatgehalten in het grondwater in de
periode 2006 tot en met 2008. Dit zal de kansen op het voorzetten van
de derogatie in 2010 aanzienlijk verkleinen.
6
Deelt u de mening dat het toch benutten van de opgebouwde saldi tot
een onnodige en onwenselijke extra belasting van het milieu en de
waterkwaliteit leidt? Zo nee, waarom niet?
Het systeem van verrekenen is erop gebaseerd dat bedrijven het recht
hebben om saldi te benutten. Alleen in het geval dat het benutten van
saldi gepaard gaat met mestdumpen kan gesproken worden van een
onnodige en onwenselijke extra belasting van het milieu en de
waterkwaliteit. Of dit gebeurt is geheel afhankelijk van de mate
waarin en de wijze waarop individuele boeren deze saldi gaan benutten.
Daarbij dient voorts te worden bedacht dat de saldi zijn opgebouwd
door een onderschrijding van de verliesnormen - en dus veelal een
verminderde milieubelasting - in het verleden.
7
Bent u bereid noodmaatregelen te nemen om het dumpen van mest door het
opgebruiken van de saldi te voorkomen, bijvoorbeeld door het uit de
markt nemen van die saldi?
Nee. Het opkopen van saldi heeft alleen zin als vrijwel alle
fosfaatsaldi opgekocht worden. Het opkopen van slechts een deel van de
saldi zal namelijk maar een beperkt effect hebben omdat naar
verwachting slechts een deel van de saldi daadwerkelijk benut zal gaan
worden. Zou ingeval van opkoop het huidige heffingstarief uitgangspunt
zijn, dan zou het uit de markt nemen van 45 miljoen kg fosfaat ruim
400 miljoen euro kosten.
Deze middelen zijn niet beschikbaar. Verder verwijs ik naar mijn
antwoord op vraag 2.
8
Is dit dumpen van mest in alle gevallen legaal of is er tevens sprake
van strafbare feiten? Indien er sprake is strafbare feiten, hoe gaat u
deze aanpakken?
Er is sprake van strafbare feiten ingeval in strijd wordt gehandeld
met de zorgplichtbepaling van artikel 13 van de Wet bodembescherming,
met de uitrijregels van het Besluit gebruik meststoffen of met de
beperkingen van het Lozingenbesluit open teelten en veehouderij. De
zorgplichtbepaling kan uitsluitend bij excessen uitkomst bieden.
Het beleid inzake de opsporing en vervolging van deze strafbare feiten
is primair aan het Openbaar Ministerie en is vastgelegd in de
richtlijn voor strafvordering regelgeving ministerie van LNV.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Boerderij, 15 maart jl.
2 Boerderij, 22 maart jl.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit