Veilig zijn, veilig voelen
uitvoering wijkveiligheidsbeleid op koers
19 april 2005
Het College is goed op weg om de doelen te realiseren die het voor
wijkveiligheid voor 2006 heeft gesteld. Tevens wordt het
Vijfjarenprogramma Versterking Veiligheid Rotterdam uit 2001 volgens
plan uitgevoerd. In bijna alle wijken was eind 2003 de veiligheid niet
verslechterd of zelfs verbeterd. Dit concludeert de Rekenkamer
Rotterdam in haar rapport Veilig zijn, veilig voelen het gemeentelijk
beleid wijkveiligheid. In mei 2005 maakt B&W de gegevens over 2004
bekend.
De Rekenkamer heeft onderzocht hoe het gemeentelijke
wijkveiligheidsbeleid wordt uitgevoerd. Zij concludeert dat het
wijkveiligheidsbeleid inhoudelijk sinds 1993 op hoofdlijnen
continuïteit vertoont. De verdienste van B&W is dat grote nadruk wordt
gelegd op de uitvoering van dit beleid. De door B&W ingestelde
Stuurgroep Veilig vergadert hierover wekelijks, ondersteund door een
apart programmabureau. Naast de zogenoemde driehoek (burgemeester,
hoofdofficier van justitie en korpschef) maken ook de wethouders voor
veiligheid en voor wijken en buitenruimte hiervan deel uit.
De deelgemeenten zijn sinds 2002 de regisseur van het
wijkveiligheidsbeleid binnen de deelgemeenten. Voor 62 wijken hebben
zij wijkveiligheidsactieprogrammas (wvaps) geschreven. Deze wvaps
bevatten afspraken met allerlei partijen, zoals politie, gemeentelijke
diensten en woningcorporaties. De afspraken hebben vooral betrekking
op activiteiten, en minder op prestaties en resultaten. Een helder
beeld van de uitvoering van deze afspraken en van de verantwoording
hiervan aan de deelraad heeft de Rekenkamer in haar onderzoek bij 6
deelgemeenten niet kunnen verkrijgen. De veiligheidsindex laat zien
dat met name voor schoon en heel, vandalisme en (in mindere mate)
diefstal vooruitgang is geboekt. De deelgemeente Delfshaven (Spangen)
springt er in positieve zin uit, zeker wanneer de uitgangspositie in
aanmerking wordt genomen. De deelgemeenten Charlois (Tarwewijk) en
Feijenoord (Hillesluis) geven een negatiever beeld te zien.
B&W heeft binnen enkele deelgemeenten stadsmariniers aangesteld om de
regie te voeren over de zogenoemde hot spots, een of meer straten met
een opeenstapeling van problemen. Zij houden zich ook met andere
straten en wijken bezig. De Rekenkamer concludeert dat twee soorten
van regie naast elkaar worden gevoerd. Waar een stadsmarinier actief
is speelt het deelgemeentelijk plan meestal nauwelijks nog een rol.
De veiligheidsindex - waarmee de gemeente jaarlijks in één cijfer
uitdrukt hoe het is gesteld met de veiligheid in de wijken, in de
deelgemeenten en in de stad als geheel - is een nuttig instrument om
bij indicatie vast te stellen of de doelen worden bereikt. De index
geeft geen antwoord op de vraag of de doelen zijn bereikt dankzij het
gevoerde beleid. De Rekenkamer heeft bezwaar tegen het in één cijfer
uitdrukken van objectieve en subjectieve gegevens en tegen het opnemen
van omgevingskenmerken in deze index.
De Rekenkamer vindt het belangrijk dat de bereikte resultaten worden
vastgehouden, verder ontwikkeld én geformaliseerd. Zij beveelt B&W en
deelgemeenten onder meer aan vast te houden aan het ingezette beleid
en te blijven werken met de systematiek van het
wijkveiligheidsactieprogramma. Op deze aanbevelingen is instemmend
gereageerd.
Bij dit onderzoek is samengewerkt met de Algemene Rekenkamer, die
eveneens vandaag publiceert over haar onderzoek naar lokaal
veiligheidsbeleid.
Minervahuis II, Meent 94 Postbus 70012
3000 KP Rotterdam telefoon: 010