Raad voor Werk en Inkomen
Nieuws/Persbericht
Den Haag, 19 april 2005
Maatregelen om problematiek onderkant arbeidsmarkt aan te pakken
RWI wil bijstandsuitkering inzetten voor loon en scholing
Werkgevers, werknemers en gemeenten zijn het in de Raad voor Werk en
Inkomen (RWI) eens geworden over een aanpak van de problematiek aan de
onderkant van de arbeidsmarkt. In een advies aan staatssecretaris Van
Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid pleit de RWI voor het
invoeren van `participatiebanen'. Deze banen zijn bedoeld voor mensen
die zeer weinig perspectief op regulier werk hebben. De gemeenten
mogen hierbij de bijstandsuitkering inzetten als loon.
Verder wil de RWI met onder andere loonkostensubsidies meer
`leerwerkplekken' creëren, in het bijzonder bestemd voor jonge
werklozen. Op een leerwerkplek doet een werkloze in combinatie met
scholing werkervaring op, waarbij hij serieus zicht heeft op een
reguliere baan. Ten slotte pleit de RWI voor een landelijke
`no-riskregeling'. Hiermee kunnen werkgevers het ziektekostenrisico
afdekken wanneer zij jonge werklozen zonder startkwalificatie
aannemen.
De RWI heeft vandaag de voorstellen over de onderkant van de
arbeidsmarkt aan staatssecretaris Van Hoof aangeboden. De voorstellen
van de RWI zijn een reactie op adviesaanvragen van het kabinet, mede
op initiatief van de Tweede Kamer.
Gemeenten beschikken over een breed scala aan
arbeidsmarktinstrumenten, de zogeheten `reïntegratieladder'. Op
verzoek van staatssecretaris Van Hoof heeft de RWI een inventarisatie
gemaakt van deze instrumenten. De Raad heeft daarbij vooral gekeken
welke belemmeringen er bij de inzet van deze instrumenten kunnen
optreden. Mede op basis van deze inventarisatie komt de RWI op
hoofdlijnen tot drie voorstellen.
1. Leerwerkplekken
De RWI wil voor bijstandsgerechtigden die werkervaring en scholing
tekort komen aanzienlijk meer `leerwerkbanen' creëren. In een
leerwerkbaan kan een werkzoekende gedurende drie maanden tot maximaal
een half jaar bij een werkgever met behoud van uitkering werk en
opleiding combineren. Indien dit succesvol verloopt, krijgt het
leerwerktraject een vervolg in een regulier arbeidscontract voor de
duur van minimaal anderhalf jaar. In deze periode ontvangt de
deelnemer een CAO-loon. De gemeente ondersteunt de werkgevers en de
deelnemers in deze fase met loonkostensubsidies, werving &
selectie-activiteiten, begeleiding en scholingsaanbod. Werkgevers
krijgen hierbij de beschikking over één aanspreekpunt. Voor deze
loonkostensubsidie is het noodzakelijk dat de WWB wordt aangepast.
De RWI verwacht dat door bovenstaande maatregelen het voor werkgevers
veel aantrekkelijker wordt om meer leerwerkplekken te creëren.
Hierdoor is het mogelijk maken van formeel werken onder het
minimumloon, zoals de coalitiepartijen hebben voorgesteld, niet meer
nodig.
2. Participatiebanen
De RWI stelt verder voor om binnen de Wet Werk en Bijstand (WWB)
zogeheten `participatiebanen' in het leven te roepen. Deze banen zijn
bedoeld als een tijdelijk of semi-permanent alternatief voor mensen in
de onderste regionen van de arbeidsmarkt. Het gaat dan om mensen
waarvan zelfs met behulp van een loonkostensubsidie of
leerwerktrajecten niet valt te verwachten dat zij een plaats op de
reguliere arbeidsmarkt kunnen verwerven. Zij moeten dan ook voldoen
aan strikte selectiecriteria.
Om de participatiebanen te kunnen realiseren, moeten enkele
belemmeringen in de bekostigingssystematiek van de WWB worden
weggenomen. Kern is dat de bijstandsuitkering kan worden ingezet als
subsidie voor de loonkosten van een overheidswerkgever. Door deelname
aan een participatiebaan blijft de bijstandsgerechtigde deelnemen aan
de samenleving; een maatschappelijk isolement wordt zo voorkomen. De
uitkering wordt ingezet als loon: er is sprake van een formele
arbeidsrelatie. Het inkomen bedraagt voor de gewerkte tijd het
minimumloon, zo mogelijk aangevuld met een gemeentelijke
stimuleringspremie. Het inkomen is daarmee in ieder geval hoger dan de
bijstandsuitkering.
In de WWB dragen gemeenten de volledige financiële
verantwoordelijkheid voor reïntegratie en bijstand. Zij hebben een
groot belang om uitstroom vanuit de bijstand naar regulier werk te
realiseren, ook van mensen die een zeer grote afstand tot de
arbeidsmarkt hebben. Door de financiële prikkel verschillen de
voorgestelde participatiebanen van de vroegere Melkertbanen. Omdat ze
onder de werking van de WWB vallen, is er voor de participatiebanen
ook geen extra budget nodig.
3. No-riskregeling
Als extra stimulans voor werkgevers om jonge werklozen aan te nemen op
een leerwerkplek, stelt de RWI een no-riskregeling voor. Deze houdt in
dat werkgevers voor leerwerkplekkers die zich ziek melden, gedurende
de verzuimperiode geen loon hoeven door te betalen. De RWI wil een
landelijke regeling, waarop alle werkgevers een beroep kunnen doen. De
uitvoering en kosten ervan moeten aan de Ziektewet worden gekoppeld.
Vervolgacties RWI
Voor een succesvolle uitvoering van bovenstaande maatregelen is goede
samenwerking en afstemming tussen gemeenten en werkgevers nodig. De
RWI, het overlegorgaan waarin beide partijen vertegenwoordigd zijn,
stelt daartoe een praktische handreiking op. Als vervolg op de
advisering over de onderkant van de arbeidsmarkt, bereidt de RWI ook
voorstellen over `vraaggerichte reïntegratie' (waarbij bestaande
vacatures het uitgangspunt zijn) voor.
Klik hier om het advies `Omdat iedereen nodig is' te downloaden.
(PDF-bestand 330 KB)
De Raad voor Werk en Inkomen is het overlegorgaan van werkgevers,
werknemers en gemeenten. De RWI doet voorstellen aan de bewindslieden
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het brede terrein van werk
en inkomen. Doel van deze voorstellen is een goed functionerende
arbeidsmarkt te bevorderen. Het vergroten van de transparantie van en
het verbeteren van de kwaliteit op de reïntegratiemarkt behoort
eveneens tot de kerntaken van de RWI.
Voor de redactie,