Speech staatssecretaris Van Geel tijdens de conferentie Liveable
cities op 31 maart 2005 in Den Haag
Dames en heren,
Wij willen in Nederland wonen en werken zoveel mogelijk concentreren
in de steden. Op die manier proberen wij verschillende functies in
Nederland bij elkaar te brengen. Zo'n bundeling van krachten biedt
voordelen waar wij maximaal van willen profiteren. Het maakt immers
veel transportstromen overbodig en levert minder forensenverkeer op.
Door allle activiteit in de steden te concentreren, kunnen wij de
ruimte óm de steden heen bovendien vrij en groen houden. Die ruimte
kan mooi gereserveerd worden voor landbouw, natuur en recreatie.
In de steden zelf echter, en dat geldt eigenlijk voor alle Europese
steden, lopen wij tegen een aantal hardnekkige problemen aan. Het gaat
dan vooral om problemen met de volksgezondheid. Gevolgen van slechte
luchtkwaliteit, lawaai en bodemvervuiling. Daarbij hebben steden vaak
te maken met problemen met de externe veiligheid.
Wij zullen er dan ook voor moeten zorgen dat wij een bepaalde
minimumkwaliteit van het milieu waarborgen, want alleen zo houden wij
de steden leefbaar. En dat, dames en heren, is precies waar wij het
vandaag over gaan hebben. Want hoe zorgen wij ervoor dat de steden die
bruisende bolwerken blijven, oftewel; hoe houden wij onze steden
leefbaar?
Alle Europese steden worstelen met vergelijkbare vraagstukken.
Verschillende stedelijk functies zitten elkaar namelijk nog al eens in
de weg. En dat het palet van functies zeer breed is, weet u natuurlijk
als geen ander. Zo is er plek nodig voor nieuwe woningen, voor
bedrijven en voor transport, en zijn bestaande woon- en werkgebieden
ondertussen toe aan een opknapbeurt. Tegelijkertijd zijn er
milieuproblemen die om een oplossing vragen, ik noemde het net al; er
is lawaai, ongezonde lucht, vervuilde grond en er zijn onveilige
situaties door bijvoorbeeld chemische industrie en vervoer van
gevaarlijke stoffen. Los van dat alles zijn er de te pakken kansen om
de stad economisch te ontwikkelen en om de kwaliteit van de stad als
geheel te verbeteren. Die kwaliteit is van levensbelang voor de
toekomst.
Het geheim zit volgens mij in de winnende combinatie; want stedelijke
functies kunnen elkaar dan wel tegenwerken, maar ze bevinden zich per
definitie in elkaars nabijheid. De uiteindelijke kwaliteit van een
plek hangt zelfs af van de samenhang tussen die functies; tussen
voorzieningen, woningen, infrastructuur én de milieukwaliteit.
Het antwoord moet dus net zo samenhangend en integraal zijn. Dat
betekent dat er aan alle knoppen tegelijkertijd gedraaid moet worden.
Het gaat erom maatwerk te leveren voor een afgebakend gebied als een
stad is . Dat moet dus met een unieke combinatie van knoppen. Vanuit
die gedachte zetten wij dus in op een integrale aanpak. Wij benaderen
de stad in z'n geheel, met alle plussen, minnen, kansen en
beperkingen. Elke individuele stad krijgt zo een even individuele
aanpak, maatwerk dus. Wat betekent dat concreet?
Een complex stedelijk gebied heeft dikwijls te maken met een scala aan
knelpunten; variërend van milieuproblemen, tot problemen met de
inrichting van de ruimte en problemen van sociale of economische
oorsprong. De truc is deze punten tegelijkertijd aan te pakken
In Nederland hebben wij inmiddels veel ervaring opgedaan met deze
integrale aanpak door de zogeheten Stad&Milieu-projecten. Morgen zult
u enkele van deze projecten bezoeken. Kernbegrip is decentralisatie.
Gemeenten kennen hun gebied het beste, het is immers hun achtertuin.
Het ligt dan ook voor de hand dat zij primair verantwoordelijk zijn
voor de herinrichting ervan.
Uitgangspunt bij deze projecten is steeds dat een probleem bij de bron
moet worden aangepakt. Heeft een gemeente stankoverlast door een
fabriek, dan moeten er bijvoorbeeld filters worden geplaatst in de
fabrieksschoorsteen. Dat is immers de bron van de ellende. Of
verplaats een lawaaiig bedrijf naar een bedrijventerrein. Als zo'n
aanpak bij de bron niet lukt, dan moet een gemeente zoeken naar een
creatieve oplossing binnen de regels. Een voorbeeld is om dove gevels
in woningen te plaatsen, geen open ramen dus aan de kant waar het
lawaai vandaan komt. Zo wordt het voor de bewoners leefbaarder. Pas
als dit allemaal niets oplevert, en de regels een geslaagde
herinrichting van een gebied blijven belemmeren, is het tijd voor een
rigoeureuzere aanpak. Dan mag er worden afgeweken van een enkele
milieunorm. Op één voorwaarde; dan moet namelijk de totale
leefbaarheid in een gebied erop vooruitgaan. Het is dan dus zaak om op
andere aspecten goed te scoren.
Het is interessant om te zien dat steden vooraf vaak grote aarzelingen
hebben om milieuproblemen aan te pakken. De experimentenwet
Stad&Milieu biedt steden echter de mogelijkheid om maatwerkoplossingen
te verzinnen voor hun gebied. En dat werkt. Gemeenten pakken hun
probleemwijken voortvarend aan. Natuurlijk houd ik steeds scherp in de
gaten of het nog verantwoord en wenselijk is om zoveel speelruimte bij
de gemeenten te laten, juist met het oog op de volksgezondheid.
Misschien kunt u zich er wat bij voorstellen dat er meer mogelijk is
als het gaat om bodem en geluid, dan als het gaat om luchtkwaliteit en
externe veiligheid. Over het algemeen genomen, zijn de ervaringen
echter uitstekend. Ik heb talloze voorbeelden gezien van van creatieve
en vernieuwende oplossingen om te kunnen bouwen in milieubelaste
gebieden. Bovendien bleken de meeste oplossingen waar steden mee
kwamen gewoon te voldoen aan de milieunormen.
Enig realisme is echter wel geboden. Met veel inspanning en een aardig
gevulde portemonnee kunnen veel plekken kwalitatief verbeteren, en
kunnen er bijvoorbeeld woningen komen in een gezonde omgeving. Er zijn
echter grenzen aan de mogelijkheden en de flexibiliteit. Op een
industrieterrein met veel herrie, moet je geen woningen willen bouwen,
ook al is er een park om de hoek. Wees dan wijs en verplaats het
bedrijf, of zet die woningen op een andere plek neer.
Een mooi voorbeeld van dit benodigde realisme, zijn de besluiten over
de inrichting van de rechter Maasoever - een serie steden langs de
Maas bij Rotterdam. Hier wisselen woongebieden, bedrijventerreinen en
havenactiviteiten elkaar af. Gemeente, het Rijk en het bedrijfsleven
hebben onlangs afspraken gemaakt om de functies wonen en werken beter
op elkaar af te stemmen; beide functies kunnen zich op deze manier
ontwikkelen zonder elkaar in de weg te zitten. De oplossing is simpel:
deel het gebied in in drie zones. In één zone mogen nieuwe
ontwikkelingen zijn, in de andere niet en in de derde kan dat alleen
in overleg.
Zo'n integrale aanpak kan in praktijk nog weleens bosten met harde
milieunormen (environmental standards). Een voorbeeld in Nederland is
de luchtkwaliteit.
Slechte luchtkwaliteit is in Nederland een zeer heikel punt. De
luchtkwaliteit in Nederland behoort, zoals u ongetwijfeld weet, tot de
allerslechtsten in Europa. Steden hebben de verantwoordelijkheid om in
hun gebied maatregelen te nemen, maar soms is de bron van ellende een
verantwoordelijkheid van het Rijk of is de ernst van de problemen
eenvoudigweg te heftig. Dat was bijvoorbeeld het geval in Overschie,
een Rotterdamse wijk langs de Rijkssnelweg. Mensen in die wijk hadden,
en hébben, te maken met geluidoverlast en slechte luchtkwaliteit door
het voorbij razende verkeer op de naburige snelweg. Het kabinet heeft
toen gekozen voor een aanpak bij de bron en besloot de maximumsnelheid
te verlagen; hierdoor is er minder lawaai en is de luchtkwaliteit iets
verbeterd.
Alle ervaringen met Stad&Milieu geven mij veel vertrouwen in de
integrale aanpak. Maar tegelijkertijd maken Europese richtlijnen,
zoals die voor luchtkwaliteit, z'n aanpak in de stad niet makkelijker.
In Nederland doen wij er alles aan om de luchtkwaliteit op een aantal
knelpunten/hotspots langs snelwegen en in de binnenstad van grote
steden te verbeteren. Het gaat dan vooral om Amsterdam en Rotterdam.
Die richtlijn heeft wat mij betreft aanpassing nodig. Zo heeft
Nederland voor bepaalde hotspots meer tijd nodig om de problemen aan
te pakken. Bovendien wil ik dat luchtkwaliteitsnormen zich beperken
tot gevoelige bestemmmingen zoals woongebieden. Nederland zet zelf
alles op alles om de luchtkwaliteit te verbeteren, maar er zijn
natuurlijk ook Europese maatregelen nodig. Zo moet er iets gebeuren
aan de uitstoot van vieze dieselmotoren. Het lijkt mij dan dus een
goede en logische zet om roetfilters te verplichten.
Europese regels zullen hoe dan ook steeds bepalender worden voor de
steden. Voor nieuwe lidstaten ligt hier nog een grote klus. Voordeel
voor deze landen is wel dat zij dat gelijktijdig en gecombineerd
kunnen oppakken met goed bronbeleid en de integrale aanpak. Zo kunnen
zij zich een voorsprong verschaffen in de aanpak van milieuproblemen.
Wij moeten deze landen voeden met onze ervaringen.
Terug naar onze leefbare steden. Willen wij dat onze steden die
zinderende en bruisende bolwerken blijven, waar het aangenaam toeven
is en gezond om te wonen en te werken bovendien, dan moeten wij nieuwe
wegen bewandelen. Het gaat erom de juiste balans te vinden tussen wat
moet van Europa, wat de nationale regelgeving oplegt en wat er lokaal
mogelijk is om ruimtelijke problemen op te lossen. Laat één ding
duidelijk zijn; gemeenten en steden hebben speelruimte nodig, want het
gaat immers om de leefbaarheid in de stad. Het zal dus aankomen op
maatwerk (tailormade solutions). Ik ben dan ook benieuwd naar al uw
ervaringen binnen de eigen stadsgrenzen.
Het zal dus niet verbazen dat ik uit kijk naar wat de workshops
Liveable Cities op zullen leveren. Die workshops bieden wat mij
betreft bij uitstek de gelegenheid om eens te zien hoe andere Europese
steden omgaan met ruimtelijk beleid (land use quality) en
milieubeleid. Uiteindelijk moet dit uitmonden in een gezamelijk
handboek (guidance document), waarmee de Thematische Strategy on Urban
Environment meer concreet vorm kan krijgen. De EU zet in op het
Environmental Urban Management Plan. U gaat er de komende twee jaar
ervaring mee opdoen. Wat mij betreft maken wij dat plan niet
verplicht, want verplichtingen zijn er genoeg. Het is veel
belangrijker om de stadsbesturen in Europa warm te krijgen voor de
ideëen.
Maar er is meer, want wij kunnen tijdens die workshops ook nagaan of
de Europese regels genoeg ruimte laten voor gebiedsgericht maatwerk in
de steden (tailormade solutions for environmental policy). In de
afsluitende conferentie in Brussel volgend jaar, kunnen wij
aanbevelingen hierover aan de Europese Unie en de lidstaten tegemoet
zien. Ik spreek u dan graag weer. Voor nu rest mij alleen nog u veel
succes en wijsheid toe te wensen.
Dank
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer