Speech staatssecretaris Van Geel op Innovatietop Duurzame
ontwikkelingspolitiek, 31 maart 2005
Inleiding
De top van de Kilimanjaro zonder sneeuw. Satellietbeelden die
onverbiddelijk aantonen hoe hardnekkig onze problemen met de
luchtkwaliteit zijn. Aanwijzingen dat een drastische
klimaatverandering binnen enkele decennia onomkeerbaar is:
de urgentie van ingrijpende maatregelen om het tij te keren is
evident. De noodzaak om veranderingen structureel te verankeren
zonneklaar.
Toch heeft het transitiebeleid - zoals geformuleerd in het NMP4 - de
neiging om nogal abstract en procesmatig te blijven. Dat is
begrijpelijk, want de problematiek is veelomvattend en complex.
Ook de 'Alders-projecten', waarmee het IPO een bijdrage wil leveren
aan de nationale milieubeleidsdoelstellingen, lijden daar enigszins
onder. Het is daarom goed dat het werkboek met voorlopige uitkomsten
van het 'koepelproject' ervaringen bundelt, kansen en successen noemt,
maar ook de valkuilen vermeldt.
De conclusie is wel dat tempo en kwaliteit omhoog kunnen door
aansluiting bij ervaring van anderen te zoeken. Laat het werkboek een
inspiratiebron zijn voor concreet initiatief en vasthoudendheid voor
de lange termijn!
Benaderingswijze
Ik kan mij uitstekend vinden in de benaderingswijze die spreek uit het
werkboek dat mij vandaag wordt aangeboden. Het past in de
volwassenwording van het milieubeleid om niet alleen sectorale
maatregelen en successen na te jagen, maar vooral te zoeken naar een
inbedding van het milieubelang tussen andere belangen. Bijvoorbeeld
bij gebiedsgerichte, ruimtelijke ontwikkeling. Innovatief milieubeleid
kan zo bijdragen aan gezamenlijk geformuleerde kwaliteit en
duurzaamheid van de leefomgeving. Hier komen hedendaags milieubeleid
en moderne ruimtelijke ordening samen.
Voetangels en klemmen
Een integrale aanpak is dus nodig en zeker bij complexe projecten te
verkiezen boven een sectorale benadering. Als het plan zich echter
loszingt van de werkelijkheid - doordat alles met alles wordt
verbonden - dan betekenen begrippen als duurzaamheid, leefbaarheid en
omgevingskwaliteit al snel niets meer, waarschuwt het werkboek
terecht. Het streven naar een totaalplan mag doelgerichte acties en
meetbare resultaten dus nooit in de weg staan.
Een ander gevaar dat mooie plannen bedreigt is de organisatie.
Projectleiders moeten lef tonen en durven experimenteren.
Dat kan alleen wanneer men beschikt over een organisatie die is
toegesneden op een interdisciplinaire werkwijze en samenwerking met
marktpartijen en maatschappelijke organisaties. Bovendien moeten
bestuurders en ambtenaren samen in staat zijn tot een cultuuromslag.
Men moet bijvoorbeeld voor groene doelen met marktpartijen leren
praten en rond wonen en werken met natuur- en milieuorganisaties.
En dan het rendement van duurzaamheid. Een nieuwe techniek rendabel
maken is vaak al lastig. Maar nog moeilijker ligt het met inspanningen
en investeringen waarvan de baten pas op langere termijn, op een hoger
schaalniveau of bij een andere actor zichtbaar worden. Groeiende
ervaring met gebiedsgerichte ontwikkeling door partijen die zich
verantwoordelijk weten én voelen voor de kwaliteit van het gehele
eindresultaat zal daar de komende jaren verandering in brengen.
Samenwerking met VROM
Er is natuurlijk al heel veel kennis. Wetenschappelijk, praktisch,
inhoudelijk en procesmatig. Maar hoe krijg je die informatie
toegankelijk en opnieuw bruikbaar? Kennis delen tussen provincies ligt
voor de hand, maar ook de gemeenten hebben inmiddels de nodige
ervaring. Het is goed om te zien dat u hier in Brabant rond het
project duurzame plattelandsontwikkeling veel initiatieven met elkaar
verbindt en tot uitwisseling brengt.
Het is ook goed dat het werkboek aansluit bij de ervaringen en
projecten die eerder door het Rijk zijn opgezet of ondersteund. Denk
aan Stad & Milieu, Leren voor Duurzame Ontwikkeling en tal van andere
voorbeelden.
Deze aansluiting is mooi, maar illustreert ook hoe moeilijk het is van
een ander te leren zonder zelf opnieuw het wiel uit te vinden.
SenterNovem
Het rijk heeft daarom een grote hoeveelheid kennis en ervaring bijeen
gebracht en toegankelijk gemaakt, waar u geheel overeenkomstig uw
eigen behoefte een beroep op kunt doen. Vraagsturing en maatwerk dus.
De informatie en ondersteuning zijn beschikbaar bij de
uitvoeringsorganisatie SenterNovem:
Het programmabureau Leren voor duurzame ontwikkeling heeft niet alleen
veel kennis beschikbaar, maar ondersteunt provincies die hun kennis en
vaardigheden op dit gebied willen verruimen, met activiteiten en geld.
Het Competentie Centrum Transities helpt methoden en vaardigheden te
ontwikkelen die vitaal zijn bij transitieprocessen. Daarnaast is het
CCT een makelaar tussen mensen met vragen en mensen met antwoorden.
VROM
Niet bij SenterNovem maar bij VROM zelf is bovendien het zg.
Koplopersloket ingesteld. Het is een servicepunt om ondernemers en
andere vernieuwers te helpen bij het oplossen van specifieke
knelpunten bij het realiseren van innovatieve projecten en bij
kansontwikkeling. Het Koplopersloket levert dus maatwerk.
Bijvoorbeeld steun bij knelpunten in de netwerksfeer, het vinden van
de weg binnen de overheid, de interpretatie van regelingen,
financieel-economische barrières etc. (Tijdens de DUIV conferentie
afgelopen jaar heeft VROM u al aangegeven dat u gebruik kunt maken van
dit loket).
Als u tegen vragen aanloopt bij het ontwikkelen en uitvoeren van
beleid voor duurzame ontwikkeling wil het coördinatiepunt Duurzame
Ontwikkeling en Transities (DO-IT) graag met u meedenken.
Ik nodig u uit gebruik te maken van al deze bronnen, en innovatieve
experimenten tot alledaagse praktijk te maken. Op die manier zorgen we
voor tempo in transities. En dat is hard nodig!
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer