Speech van minister Dekker, uitgesproken door Peter Jägers,
directeur-generaal Rijksgebouwendienst, op het jubileumcongres van de
Vereniging van handelaren in bouwmaterialen in Nederland (Hibin) op 15
april 2005.
(Het gesproken woord geldt)
Geachte heer Lingen, aanwezigen,
In de eerste plaats wil ik u feliciteren met het 100-jarig bestaan van
uw vereniging. Dit is bovendien een prima gelegenheid om niet alleen
uw eerbiedwaardige ouderdom te vieren, maar ook om te laten zien dat
ik uw vitaliteit bewonder en uw vernieuwingsinitiatieven van harte
toejuich. Vernieuwing van de bouw is een zaak van de hele bouwketen.
Het is daarom een goede zaak dat ook de toeleveranciers hun aandeel
leveren en dat Hibin haar eeuwfeest aangrijpt om dat te doen.
De meest betrokken ministeries hebben naar aanleiding van de
Bouwenquête de Regieraad Bouw ingesteld. Een club van bouw en overheid
samen die aan de vernieuwing in de bouw wil bijdragen door het
stimuleren van een betere marktwerking, een grotere transparantie en
gezondere verhoudingen in de bouw. Ook de vermindering van regelgeving
is een belangrijk aandachtspunt en last but not least: de vernieuwing
door innovatieve processen en methoden. Over die regels en innovatieve
methoden wil ik het met uw hebben en ik begin met het laatste:
Ketenintegratie
Innovatie is heel belangrijk. Dat blijkt ook uit de extra impuls die
daarvoor in het Paasakkoord is overeengekomen. In toenemende mate
bepalen innovatie en onderzoek de kansen voor duurzame economische
groei. De vernieuwingsdrang is in de bouwsector als geheel echter
altijd erg bescheiden geweest. Die relatieve achterstand moeten we nu
omzetten in een sprong vooruit. Kunnen we de bouwprocessen en
-methoden niet anders organiseren, worden de nieuwe mogelijkheden
vanuit techniek en materialen wel optimaal benut?
In de Regieraad Bouw is nagedacht en zijn ook al ervaringen
uitgewisseld over de mogelijkheden om het bouwproces niet meer op te
knippen in bouwfasen die na elkaar komen (en ook op elkaar moeten
wachten) maar om de bouwprocessen te stroomlijnen door de hele keten.
Met een bijdrage van zowel de rijksoverheid als de sector bouw en een
sturende rol voor de Regieraad, is een uitgebreid onderzoeksprogramma
opgezet naar proces- en systeeminnovaties in de bouw (PSIBouw). Maar
ook van de toeleverende en gespecialiseerde bedrijven in de bouw wordt
het een en ander verwacht. Vanouds hebben zij een relatief groot
aandeel in de toegevoegde waarde die de sector levert.
Productinnovaties worden vooral vanuit deze hoek ingebracht. De
uitkomst kan zijn dat de rol van het toeleverende bedrijf dan wel eens
een grotere kan worden dan tot nu toe het geval is geweest.
Ook hier is het nodig de kwaliteit door de hele keten heen te
organiseren. Bedrijven die de meeste toegevoegde waarde leveren,
bijvoorbeeld gespecialiseerde toeleveranciers, moeten al in de
ontwerpfase bij het project worden betrokken. Denken in montage van
losse componenten raakt steeds verder achterhaald, gestroomlijnde
processen naar een integraal product hebben de toekomst. Dat is een
nieuwe manier van denken die ook leidt tot een andere organisatieopzet
van het bouwproces.
Voor innovatie is dus samenwerking tussen bedrijven nodig.
Kennisuitwisseling is een voorwaarde voor innovatie. In de praktijk
leidt dit tot bundeling van specifieke kennis, het betrekken van de
hele keten, het werken in teamverband en het doorvoeren van
veranderingen in de organisatie van het bouwproces.
Ook voor de opdrachtgever is een belangrijke en stimulerende rol
weggelegd. Selectiecriteria op kwaliteit en aandacht voor exploitatie
zullen daardoor in belang kunnen toenemen. De aanbieders moeten
geprikkeld worden innovatieve oplossingen te vinden die niet alleen de
prijs maar ook het product raken.
Regelgeving
Dan de regelgeving. Direct na mijn aantreden heb ik aangekondigd de
VROM-regels te willen opschonen. Mijn prioriteit geldt het
vereenvoudigen van de procedures wanneer iemand een (bouw)plan wil
realiseren. Voor de bouwregelgeving betekent dit vooral eenvoudiger
procedures. Nu is het zo dat voor het realiseren en gebruiken van
gebouwen naast de Woningwet en het Bouwbesluit nog tal van andere
wetten en regels van toepassing kunnen zijn.
Die vereenvoudiging wordt bereikt door de bouw-, sloop- en
gebruiksvergunningen bijeen te brengen in één VROM-vergunning. Daar
wordt hard aan gewerkt en dat moet ook, want ik wil deze vergunning in
2007 ingevoerd hebben. Daarmee is dat traject overigens niet
afgesloten. Uiteindelijk moeten ook de bouwrelevante vergunningen van
andere ministeries in deze ene regeling worden ondergebracht.
Toezicht en naleving
Het heeft geen zin om regels te stellen als niet wordt nagegaan of de
regels ook worden nageleefd. Ook vanuit het oogpunt van
concurrentieverhoudingen is dat belangrijk. De afgelopen jaren heeft
het accent in het eerstelijns toezicht mijns inziens te veel gelegen
op de bouwvergunningen. Daarmee is de aandacht voor het toezicht
tijdens de bouw en de aandacht voor de kwaliteit en het gebruik van de
bestaande voorraad te gering geweest.
In de afgelopen jaren is vanuit het ministerie van VROM de verbetering
van het eerstelijns toezicht door gemeenten gestimuleerd. Deze acties
beginnen hun vruchten af te werpen. Er dient echter nog het nodige te
gebeuren. Ik denk dan aan het formuleren van een gemeentelijk
handhavingsbeleid en de verantwoording aan gemeenteraden. Verder
verwacht ik, dat er winst valt te behalen door de regionale
samenwerking op het terrein van de naleving van de bouwregelgeving te
versterken.
Over toezicht en verantwoordelijkheid bestaan nog wel eens
misverstanden. Daarom zet ik het met u nog eens op een rijtje:
* de eigenaar van het gebouw is primair verantwoordelijk voor de
kwaliteit van zijn gebouw;
* het rijk (het ministerie van VROM) formuleert de technische
kwaliteitseisen waaraan gebouwen minimaal moeten voldoen en
formuleert de kaders voor toezicht en naleving;
* de gemeente is verantwoordelijk voor het eerstelijns toezicht: de
vergunningverlening, het toezicht tijdens de bouw en het toezicht
op de bestaande voorraad
* de VROM-Inspectie is verantwoordelijk voor het tweedelijns
toezicht.
Opvallend is dat er op het terrein van de kwaliteit van gebouwen vaak
naar de lokale en landelijke overheid wordt gekeken. Daarbij wordt
mijns inziens ten onrechte voorbijgegaan aan de eigen
verantwoordelijkheid van de eigenaar van het gebouw en van de
verschillende partijen in het bouwproces. Dat geldt bij de
vergunningaanvraag, maar ook bij de kwaliteit van een gebouw dat er al
lange tijd staat. Via publiciteitscampagnes heb ik in de afgelopen
jaren eigenaren van gebouwen op deze verantwoordelijkheden gewezen.
Toekomst toezicht
In de komende jaren staat nog het nodige te gebeuren op het terrein
van toezicht en handhaving. Een belangrijk gegeven daarbij is dat de
Nederlandse bouwregelgeving steeds meer wordt beïnvloed door Europese
regelgeving. De Europese regelgeving stelt in het algemeen geen
kwaliteitseisen aan gebouwen, maar eist een 'level playing field' voor
de Europese concurrentieverhoudingen op (vooralsnog) productniveau. De
Europese regels moeten in de Nederlandse regelgeving worden
geïmplementeerd, waarbij ook de relatie met de kwaliteitseisen zo
eenvoudig mogelijk gelegd moet worden. De opgave is dus om Europese
regels zodanig te implementeren dat ze in de Hollandse praktijk -
temidden van andere nationale wetgeving - handhaafbaar en naleefbaar
zijn.
De rol van rijk, regels en toezicht is uiteraard belangrijk, maar daar
ligt niet de essentie van vernieuwing in de bouw. Normale verhoudingen
tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Gezonde concurrentie. Zakelijke
afwikkeling van civiele en strafrechtelijke procedures, terwijl we
bouwen aan nieuwe betrekkingen tussen branche en overheid: daar ligt
de uitdaging. Of althans: de helft ervan. De andere helft ligt in
vernieuwende materialen, methoden en processen. Bij innovatieve
toeleveranciers die ze met hun professionele krachten in de bouwketen
introduceren en daarmee de bouwwereld veranderen. In dat opzicht is er
voor de leden van uw vereniging alle reden om na 100 jaar een
belangrijke taak voor de toekomst te zien.
Ik dank u wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer