Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |12 april 2005 |Behand|GJ Bijl de Vroe | | | |eld | | |Kenmer|DIE-146/05 |Telefo|070 - 348 5005 | |k | |on | | |Blad |1/5 |Fax |070 - 348 6381 | |Bijlag| |gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Geannoteerde agenda van de Informele| | |t |Raad Algemene Zaken en Externe | | | |Betrekkingen (Gymnich) van 15-16 | | | |april 2005 | |Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 15-16 april 2005.
De Minister
van Buitenlandse Zaken,
Dr. B. Bot
Geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (Gymnich) van 15 en 16 april 2005
China - strategische relatie
Tijdens het Gymnich-overleg zal een discussie plaatsvinden over de strategische relatie met China en China's rol in de Oost-Aziatische regio. In mijn bijdrage aan deze discussie zal ik kunnen putten uit de gesprekken die ik tijdens mijn bezoek aan China van 12 tot 14 april zal voeren. China wordt een steeds belangrijker regionale speler en de betekenis van China voor de EU groeit. Het toenemend gewicht van China zal voelbaar zijn bij zaken als de wereldhandel en mondiale welvaart (inclusief duurzame ontwikkeling en het energievraagstuk), vrede en stabiliteit in de regio, non-proliferatie en terrorisme, mensenrechten en goed bestuur. Het buitenlands beleid van China is de afgelopen tijd ook veranderd en meer gericht op bilaterale samenwerking en actieve participatie in multilaterale instituties dan voorheen. Peking lijkt in te zien dat het via engagement en een multilaterale weg zijn handels- en veiligheidsbelangen kan behartigen.
Deze ontwikkeling vereist een meer strategische benadering van China door de EU. Tijdens de EU-China Top van 8 december 2004 werd de groeiende economische en politieke relatie tussen de EU en China bevestigd. In dit licht werd ook gesproken over de mogelijkheden van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met China. Nederland is voorstander van een dergelijke overeenkomst om de relatie EU-China naar een hoger politiek niveau te tillen en tevens recht te doen aan de brede samenwerking. In een dergelijk breed samenwerkingsverband zal het in toenemende mate mogelijk zijn met enig effect ook boodschappen af te geven op terreinen als (regionale) veiligheid en mensenrechten, naast handel en economische samenwerking. Daarnaast zouden de mogelijkheden in de Oost-Aziatische regio dienen te worden bezien voor regionale samenwerking. Een dergelijke benadering lijkt wenselijk voor grensoverschrijdende thema's, zoals milieu, migratie, 'trafficking' en ziekten, die niet betrekking hebben op de traditionele veiligheidsbedreigingen. De EU zou China moeten stimuleren hiertoe initiatieven te nemen.
Op veiligheidsgebied zou de EU moeten bezien op welke (deel)terreinen zij een rol kan spelen, bijvoorbeeld als het gaat om het reduceren van de spanningen tussen Peking en Taipei. Ten aanzien van het wapenembargo is Nederland van mening dat een eventuele opheffing van het embargo in elk geval niet mag leiden tot een toename van wapenexporten uit EU-lidstaten naar China, kwalitatief noch kwantitatief. Stabiliteit in de regio is van groot belang. Militaire ontwikkelingen in China en de Oost-Aziatische regio dienen beheersbaar te blijven. Nederland is voorstander van intensieve consultaties op dit terrein met partnerlanden VS, Japan en eventueel Australië over zowel de politiek-strategische als wapenexport aangelegenheden. HV Solana is van plan na goedkeuring door de lidstaten hierover binnenkort voorstellen te doen aan de VS.
Strategisch Partnerschap met de Middellandse Zee-regio en het Midden-Oosten In juni 2004 nam de Europese Raad het EU Strategisch Partnerschap met de Middellandse Zee-regio en het Midden-Oosten aan. In dit document zet de Unie uiteen hoe zij hervormingen in de bredere Midden-Oosten regio wil bevorderen. Tevens werd afgesproken dat het Voorzitterschap in samenwerking met HV Solana en de Commissie in juni 2005 zou moeten rapporteren over de voortgang bij de implementatie van het Strategisch Partnerschap. Tijdens de Gymnich-bijeenkomst wil het Luxemburgs Voorzitterschap de discussie over deze voortgangsrapportage starten.
Het Strategisch Partnerschap bestrijkt een groot aantal beleidsterreinen. Het rapport dat in juni verschijnt zou duidelijker dan tot dusverre moeten aangeven op welke terreinen de EU zich in eerste instantie wenst te concentreren en hoe bij de invulling van deze prioriteiten te werk zal worden gegaan. Het Strategisch Partnerschap is opgedeeld in twee delen: het Middellandse Zee-gebied en de Golfregio. Het centrale raamwerk voor de relaties tussen de EU en het Middellandse Zee-gebied is het Barcelona-proces. De hervormingsdoelstellingen van de EU voor deze regio dienen dan ook primair via dat verband gestimuleerd te worden, waarbij de Actieplannen in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid een positieve bijdrage kunnen leveren. Daarom dient bij de evaluatie van het Barcelona-proces in november dit jaar besloten te worden het proces meer in de richting van politieke en economische hervormingen te oriënteren.
Wat betreft de Golfregio is het Strategisch Partnerschap onder meer besproken tijdens de 15e Ministeriële bijeenkomst van de EU en de Gulf Cooperation Council (GCC) in Bahrein op 5 april jl., waaraan ik heb deelgenomen. Dit overleg vormde een belangrijke aanzet tot een intensievere dialoog over een breed scala van onderwerpen, waaronder hervormingen, met de betrokken landen. Het Luxemburgs Voorzitterschap en de Commissie hebben voorgesteld voor de Golfregio de aanpak verder te structureren langs drie 'volets', analoog aan het Barcelona-proces. Nederland steunt deze aanpak.
Zuidelijke Kaukasus
Met het Europees Nabuurschapsbeleid en de (voorgenomen) Actieplannen heeft de EU ook een stimulans gegeven aan de samenwerking met de landen van de Zuidelijke Kaukasus (Armenië, Azerbeidzjan en Georgië). In de eerstvolgende RAZEB ligt het besluit voor om per land een Actieplan te gaan opstellen op basis van de voortgangsrapportages die de Commissie begin maart publiceerde. Een belangrijke vraag hierbij is welke rol de EU voor zichzelf ziet bij de oplossing van de "bevroren conflicten" in de regio. Daaraan gekoppeld is de vraag of Actieplannen hieraan een bijdrage kunnen leveren. Bemiddeling in het conflict om Zuid-Ossetië vindt in eerste instantie plaats in OVSE-kader via de zgn. "Joint Control Commission" waarbij vier partijen samenkomen, te weten: Georgië, Rusland, Noord-Ossetië en Zuid-Ossetië (EU heeft waarnemersstatus). Het terugbrengen van Abchazië onder gezag van Tbilisi wordt veelal nog moeilijker geacht dan in het geval van Zuid-Ossetië vanwege een groter verschil in etniciteit en een nog grotere Russische invloed. De VN bemiddelt in dit conflict en heeft UNOMIG-waarnemers gestationeerd die toezicht houden op een Russische vredesmacht. Ten slotte wordt onder auspiciën van de OVSE in de zogenaamde Minsk-groep gezocht naar een oplossing voor het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan om de enclave Nagorno-Karabach. De door de co-voorzitters van deze Minsk-groep ingediende compromis-voorstellen werden tot op heden niet geaccepteerd.
Nederland bepleit een actievere rol van de EU als geheel bij de oplossing van de "bevroren conflicten" in de Zuidelijke Kaukasus. De EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus (de Finse ambassadeur Talvitie) zou daarbij een prominentere rol moeten kunnen spelen en de op te stellen Actieplannen onder het Europees Nabuurschapsbeleid zullen specifiek aan conflictoplossing moeten bijdragen.
Wit-Rusland
Sinds de president van Wit-Rusland, Loekasjenko, in 1996 het gekozen parlement opzij zette en alle macht naar zich toe trok, voert de EU een restrictief beleid ten aanzien van Wit-Rusland. De contacten met de autoriteiten zijn minimaal. Wit-Rusland komt niet in aanmerking voor deelname in het EU Nabuurschapsbeleid en krijgt alleen een beperkt "Cross Border Co-operation"-programma. Daarnaast bestaat een beperkt TACIS-programma voor Wit-Rusland. Loekasjenko zit stevig in het zadel en in oktober 2004 wist hij via een referendum te bewerkstelligen dat hij in oktober 2006 kan meedingen naar een derde presidentiële termijn, door de beperking tot twee termijnen uit de Grondwet te laten halen.
Ministers zullen bespreken hoe de EU het meest effectief steun kan geven aan een onafhankelijk maatschappelijk middenveld en de democratiseringsbewegingen in Wit-Rusland. Inzet is het bevorderen van democratie en de "rule of law", waarmee op langere termijn een vreedzame overgang kan worden gestimuleerd. De bevolking is thans grotendeels verstoken van onafhankelijke informatie. Het huidige EU-instrumentarium voldoet niet geheel doordat de Wit-Russische overheid voor alle EU-ondersteuning voorafgaande instemming verlangt. Over de noodzaak van aanvullende steun bestaat binnen de EU een breed draagvlak. Ook Nederland ondersteunt de totstandkoming van een effectiever EU-instrumentarium voor steun aan de democratiseringsbewegingen in Wit-Rusland.
OVSE
Tijdens de afsluitende lunch-bespreking met de Kandidaat-Lidstaten zal worden gesproken over de toekomst van de OVSE. Alhoewel een (tijdelijke) oplossing over de begroting 2005 binnen handbereik ligt nu de Verenigde Staten en Rusland in een interim-akkoord hebben afgesproken de bestaande contributieschalen in 2005 nogmaals toe te passen, blijft Rusland aandringen op een nieuwe financiële verdeelsleutel in afwijking van de beginselafspraken die daarover vorig jaar zijn gemaakt. De (financiële) crisis waarin de OVSE zich bevindt, is daarmee niet van tafel maar een jaar vooruit geschoven. Inmiddels buigt het "Panel of Eminent Persons for the Strengthening of the Effectiveness of the OSCE", waarvan ook oud-minister Van den Broek lid is, zich over voorstellen voor hervorming van de organisatie. Het Panel zal uiterlijk eind juni a.s. aan de Chairman-in-Office Rupel zijn aanbevelingen overhandigen, waarna het aan de deelnemende Staten is overeenstemming te bereiken over concrete hervormingen. Het is niet verwachtbaar dat Rusland voordien zijn standpunt zal wijzigen. Rusland zal vooruitgang in de discussie over de begroting en de financiële verdeelsleutels 2006 - 2007 afhankelijk maken van de mate waarin de aanbevelingen van het "Panel of Eminent Persons" aan zijn bezwaren over het functioneren van de OVSE (verwoord in de zogenaamde Verklaring van Moskou (juli 2004) en het Appèl van Astana (september 2004)) tegemoet kunnen komen.
Voor Nederland blijft de OVSE een belangrijke organisatie voor de veiligheid en samenwerking in Europa. Het zal dus blijven inzetten op behoud en versterking van haar activiteiten in de drie dimensies: de politiek-militaire dimensie (onder andere terrorisme, trafficking), de economische en milieu-dimensie (onder andere early warning en good governance) en de menselijke dimensie (onder andere tolerantie en verkiezingswaarneming). Nederland betreurt de huidige houding van Rusland in de OVSE en hoopt dat Rusland zal meewerken aan behoud en versterking van deze organisatie en aan de financiële verdeelsleutels 2006 - 2007.
---- --