Lichtende wielen
Zo nu en dan komen er bij het KNMI vragen binnen waarop we geen
bevredigend antwoord kunnen geven. Recentelijk werd onze
aandacht weer eens gevestigd op een mysterieus verschijnsel:
'lichtende wielen'. Al zeker honderd jaar worden er op zee
dergelijke verschijnselen waargenomen waarvoor nog steeds geen
fatsoenlijke verklaring is. 'Lichtende wielen', of
'phosphorescent wheels/rings' of 'oceanic light wheels', zijn
lichtgevende verschijnselen die aan boord van schepen in vooral
de Indische Oceaan, Perzische Golf en de Zuid-Chinese Zee zijn
waargenomen. Er is in de loop der jaren veel over geschreven en
verschillende mogelijke oorzaken zijn de revue gepasseerd, van
biologische tot seismische bronnen en zelfs mogelijke verbanden
met UFO's en graancirkels.
'Lichtende wielen' komen voor in veel verschijningsvormen en
zijn vaak samen gezien met 'lichtende parallelle banden' of
'lichtende roterende spaken'. Soms één en soms meerdere wielen,
links- of rechtsom draaiend, met een diameter tussen 3m en 200m,
soms ogenschijnlijk zich uitstrekkend tot de horizon. Soms
werden deze fenomenen waargenomen onder water, maar ook vlak
boven water. Ook worden in dit verband 'onder water opstijgende
en aan het oppervlak exploderende bollen licht' en 'onderzeese
lichtstralen' gezien. Kortom een zeer uiteenlopend, maar ook
zeer intrigerend verschijnsel.
Om een beeld te schetsen van hoe een 'lichtend wiel' er uit kan
zien, volgt hier een waarneming van een dergelijk verschijnsel,
gemaakt aan boord van de Nederlandse tanker m.s. 'Dione' op 5
november 1978. Dit verslag werd al eerder gepubliceerd in het
Nautisch Technisch Tijdschrift/De Zee (nr. 4 - 1979), maar is
dermate uitgebreid dat het een goed beeld geeft van een van de
verschijningsvormen van een dergelijk 'object'. De 'Dione' is
een van de 45 Nederlandse waarnemingen van 'lichtende wielen'
die het KNMI sinds 1910 heeft ontvangen. Het is opmerkelijk, dat
ook in andere landen geen waarnemingen van 'lichtende wielen'
zijn ontvangen uit de tijd dat er alleen nog maar zeilschepen
voeren. Alle waarnemingen komen van gemotoriseerde schepen.
Hoewel bioluminescentie (want daar heeft het alles mee te maken)
ook in de zeiltijd werd gemeld (melkzeeën en zeevonk), heeft
nooit een zeeman ooit van een dergelijk dramatisch verschijnsel
gerept.
Waarneming 'lichtend wielen' a/b m.s. 'Dione'
De waarneming vond plaats op 5 november 1978 om 00:05 uur
boordtijd (4 november 1978, 21:35 GMT). Het verschijnsel speelde
zich af in ongeveer 15 minuten, waarna de wielen plus de spaken
langzaam verdwenen.
Figuur 1. Waarneming van 'lichtende wielen', aan boord van m.s.
'Dione'
Spaken en wielen draaiden boven water op ongeveer één meter
hoogte, en daar waar een spaak overheen ging lichtte de zee
sterk op, ongeveer even ver als de buitenste wielen. Achter het
schip en naast het achterschip, waar door veel uitstralend licht
van de scheepsverlichting de spaken en wielen minder goed te
zien waren, doch nog wel duidelijk als zodanig herkenbaar, was
ook het oplichten der zee niet goed zichtbaar.
De dikte van de wielen bedroeg ongeveer 1,5 à 2m, dunner bij de
oorsprong, doch geleidelijk dikker naarmate ze verder naar
buiten kwamen. De spaken waren kegelvormig, spits bij het schip,
naar het uiteinde ongeveer 2 à 2,5m breed met een bolle vorm in
de draairichting. Het oplichten van de zee was niet zoals men in
de Perzische Golf vaak ziet van een scherpe groene kleur maar
van een flauw wit-geel, de wielen plus spaken hadden eenzelfde
kleur. Het oplichten van de zee was te zien in 'plakken',
vlekken van ongeveer 0,5 tot 1m in diameter, en vrijwel rond. De
cirkels der wielen waren tot over een afstand van twee
scheepslengten naast het schip duidelijk te zien, voor het schip
ongeveer een halve scheepslengte (lengte m.s. 'Dione' is 244m).
Zoals reeds vermeld waren gelijktijdig met het grote wiel
meerdere kleinere wielen duidelijk te zien, met en zonder spaken
(zie Figuur 1). Deze waren nog goed te zien nadat reeds het
grote wiel aan het verdwijnen was. Bij een wiel, dwarsop aan
bakboord viel het mij op dat deze geen spaken had, en dat er
steeds grotere cirkels vormden vanuit een bepaald punt,
hetzelfde als men ziet als men een steen in het water gooit.
Steeds waren niet meer dan 3 à 4 cirkels te zien, waarbij ze dan
plotseling verdwenen.
De wielen verdwenen vrij langzaam, het grote wiel eerst, daarna
de kleinere.
Nadere bijzonderheden
* Datum en tijd: 4 november 1978, 21:35 uur UTC (5 november
1978, 00:05 uur boordtijd)
* Positie: 26°33',0 Noord 53°10',2 Oost
* Locatie: Perzische Golf, 8,5 mijl NtO van Stiffle Bank.
* Koers: 121° rechtwijzend
* Vaart: 12,5 mijl per uur
* Geen zeegang en deining
* Windstil
* Luchttemperatuur: 25°C
* Zeewatertemperatuur: 28°C (inlaatcirculatie)
* Luchtdruk: 1014 hPa
* Ooghoogte: 18m
* Algemeen: heldere sterrenhemel, geen maan, iets heiige kim.
De gehele avond waren veel 'vallende sterren' waargenomen,
waarbij één zelfs 'vrij' dichtbij, wat op te maken viel uit
een lange helder groene staart die vrij lang bleef
nagloeien.
* Waarnemers:
o Gezagvoerder G. Arkema;
o 2e Stuurman J. Boonstra;
o 3e Stuurman J.P. Molenaar;
o Wachtsman D.A. Emanuels.
Verband
Tussen alle vermeldingen van 'lichtende wielen' bestaat enig
verband. Zo is de geografische positie meestal in de noordelijke
randzeeën van de Indische Oceaan en in de Zuid-Chinese Zee,
vooral bij waterdieptes van minder dan honderd vadem (circa
200m), zie Figuur 2.
Figuur 2. Lokaties van de Nederlandse waarnemingen van
'lichtende wielen'
Interesse klimaatonderzoek
In het klimaatonderzoek is de koolstofcyclus van de oceaan zeer
belangrijk. De oceaan neemt circa 1/3 van het antropogene CO2 op
waarbij vooral de Coccolithophoren een belangrijke rol spelen
door CO2 vast te leggen in hun kalkskelet. Onderzoek naar de
verspreiding, het gedrag en de verschijnselen van deze
lichtgevende algen zou mogelijk kunnen bijdragen aan het
klimaatonderzoek. Coccolitophoren zijn vooral waar te nemen in
hun bloeitijd, wanneer zij zich manifesteren als 'melkzee'.
Verklaringen?
In de loop de jaren zijn er verschillende verklaringen gegeven
voor het verschijnsel 'lichtend wiel'. Tot op heden geeft echter
niet een ervan een volledig sluitende uitleg. Hieronder worden
een aantal van de theorieën weergegeven.
Tydeman, Verploegh
Vice-admiraal G.F. Tydeman heeft het verschijnsel beschreven
(1911) als een samenspel van lichtende plankton organismen,
zeegolven en de boeggolf van het schip. Later (1921) breidde hij
zijn theorie verder uit na een waarneming van een lichtend wiel
boven water. Tydeman verklaarde dit door te veronderstellen dat
de golven als een soort lens werkten en het door het plankton
uitgestraalde licht op een dunne nevel boven het water
projecteerden. Later werd deze theorie door G. Verploegh verder
uitgewerkt (1958).
Kalle
De Duitser Kalle beschreef (1960) het verband tussen 'lichtende
wielen' en 'uit zee opstijgende lichtbollen', een ander zelden
waargenomen fenomeen. 'Opstijgende lichtbollen' worden
beschreven als het opstijgen van bollen lichtend water, die aan
de oppervlakte lijken te 'exploderen' en zich daar cirkelvormig
uitbreiden. Deze verschijnselen hebben mogelijk weer een verband
met waarnemingen van 'aan- en uitflitsende zoeklichten onder
water'. Kalle legde een verband tussen deze verschijnselen en
schokgolven, veroorzaakt door zeebevingen. In diep water,
verklaarde Kalle, zouden de schokgolven aanleiding geven tot het
'opstijgende lichtende bollen' effect. In ondiep water echter,
zou door de weerkaatsing van de schokgolf tussen de zeebodem en
het zeeoppervlak een ingewikkelder patroon, overeenkomend met de
'lichtende wielen', ontstaan. Hierbij zou het Moiré-effect een
ondersteundende verklaring kunnen zijn. Het Moiré-effect is de
benaming van een optisch verschijnsel, waarbij twee roosters,
onafhankelijk van elkaar, over elkaar heen bewegen en min of
meer willekeurige patronen tonen. Otto trekt de
veronderstellingen van Kalle echter in twijfel (1979). Hij merkt
op dat waarnemingen van 'lichtende bollen' vrijwel uitsluitend
worden gemeld van de route tussen Sokotra en Ceylon en vrijwel
niet uit de Golf van Bengalen of oostelijker, terwijl de meeste
'lichtende wielen' juist oostelijker worden gesignaleerd. Ook
roept het beschreven mechanisme van de schokgolven nog de nodige
vragen op en bovenal is tot op heden nog nooit een direct
verband aangetoond tussen de optische verschijnselen en
zeebevingen. De meldingen van 'lichtende bollen en wielen'
overlappen slechts gedeeltelijk de seismisch actieve gebieden.
Verploegh
Verploegh verdedigde (1968) zijn uitgewerkte theorie van
Tydeman. Hij verklaarde daarin vooral de perspectivische
vertekeningen, die door de waarnemers van 'lichtende wielen' zo
vaak werden vermeld (kromme spaken, lichtflitsen), als gevolg
van de lenswerking van de golven.
Herring en Horsman
In het blad The Marine Observer werd door de jaren heen geregeld
melding gemaakt van lichtende wielen. Deskundige Herring en
Horsman hebben hier geregeld hun deskundige visie op gegeven. In
een interessant artikel (1985) bespreken zij een aantal
mogelijke oorzaken. Zo zou Staples (1966) voorgesteld hebben dat
electrolumeniscentie de oorzaak was. Een schokgolf zou licht
kunnen opwekken in zuurstofbellen die door phytoplankton, onder
invloed van het zonlicht, overdag worden geproduceerd als gevolg
van photosynthese. Onder speciale omstandigheden zouden
geluidsgolven en cavitatie tot zelfde resultaten kunnen leiden.
Herring en Horsman stellen echter dat het onwaarschijnlijk lijkt
dat dergelijke zuurstofbellen in tact kunnen blijven tot het
donker is (wanneer de verschijnselen gezien kunnen worden) en er
geen photosynthese meer plaats vindt. Zij denken dat het licht
door bioluminiscentie, geproduceerd door kleine in het water
levende lichtgevende organismen, wordt veroorzaakt. Vooral
Dinoflagellaten, een groep van ééncellige algen, waartoe ook
zeevonk behoort, komen hiervoor in aanmerking. Een ander
probleem is de verklaring van de bijzondere patronen. Een
Russische schrijver Tarasov (1956) probeerde ze uit te leggen
als zijnde draaibewegingen in het water, terwijl Leslie en
Adamski (1953) ze beschouwden als aanwijzingen van buitenaardse
bezoeken door UFO's. Hilder (1962) interpreteerde de patronen
als zijnde een magnetische bijzonderheid, veroorzaakt door een
combinatie van plaatselijke variaties in het aardmagnetische
veld en de magnetische effecten van staal en ijzer van de
schepen. Dit laatste komt in ieder geval overeen met het feit
dat er geen waarnemingen bekend zijn uit de tijd van de houten
schepen. Het geeft echter geen duidelijke uitleg aan de patronen
(banden en wielen).
Herring en Widder
Herring en Widder (2001) gaan nogmaals in op de 'lichtende
wielen'. De schrijvers denken wel in de richting van plankton
aan de oppervlakte dat wordt geactiveerd door trilligen,
veroorzaakt door scheepsmotoren of door seismische activiteiten,
maar kunnen nog geen sluitende verklaring vinden.
Nog niet veel verder
Al met al zijn er verklaringen uit verschillende hoeken, maar
nog geen sluitende verklaring voor het gehele fenomeen.
Duidelijk lijkt wel dat er sprake is van bioluminescentie.
Vooral de Coccolithophoren en Dinoflagellaten komen daarvoor in
aanmerking. De eerste groep, de Coccolithophoren, is een
algensoort die over de hele wereld (behalve in de poolstreken)
voor komt en zelfs vanuit de ruimte te zien is in de vorm van
een zgn 'melkzee'. Deze bloeigebieden overlappen ook de gebieden
waar de 'lichtende wielen' worden waargenomen.
References
* Herring, P.J. and Horsman, P. (1985). Phosphorescent
Wheels: Fact or Fiction? The Marine Observer, pp. 194-201.
* Herring, P.J. and Widder, E.A. (2001). Bioluminescence in
Plankton and Nekton. In: Steele, J.H., Thorpe, S.A. and
Turekian, K.K. editors, Encyclopedia of Ocean Science, Vol.
1, pp. 308-317. Academic Press, San Diego.
* Hilder, B. (1962). Marine phosphorescence and magnetism.
Navigation. (J. Aust. Inst. Navigation). 1, pp. 43-60.
* Kalle, K. (1960). Die rätselhafte und 'unheimliche'
Naturverscheinung des 'explodierended' und des
'trotierenden' Meeresleuchtens - eine Folge Seebeben? Dt
hydrogr. Z, Hamburg, 13, No. 2, pp. 49-77. (Review in The
Mariner Observer, 31, 1961, pp. 148-149).
* Leslie, D. and Adamski, G. (1953). Flying saucers have
landed. Werner Laurie, London.
* Otto, L. (1979). Waarnemingen van het 'lichtend wiel',
Nautisch Technisch Tijdschrift/De Zee, Nr. 4.
* Staples, R.F. (1966). The distribution and characteristics
of surface bioluminescence in the oceans. U.S. Naval
Hydrographic Office, Washington D.C. Technical Report,
TR184, pp. 1-48.
* Tarasov, N.I. (1956). Luminescence of the Seal*. U.S.S.R.
Academy of Sciences. (* In Russian: U.S. Navy Hydrographic
Office translation).
* Tydeman, G.F. (1911). Het onverklaarbaar lichtverschijnsel.
De Zee, pp. 14-19.
* Tydeman, G.F. (1921). Een zeldzaam lichtverschijnsel, De
Zee, pp. 209-211.
* Verploegh, G. (1958). De Blauwe Wimpel, Nr. 8.
* Verploegh, G. (1968). The phosphorescent wheel. Dt.
Hydrogr. Z, 21, No. 4, pp. 152-162.
Links
* http://www.nioo.knaw.nl
* http://www.nioz.nl
* http://www.ecomare.nl
* http://explorations.ucsd.edu/biolum/
* http://www.visibleearth.nasa.gov/view_set.php?sensorName=SeaWiFS
* http://www.microscopy-uk.org.uk/mag/art98/nocti.html
* http://www.isbc.unibo.it/
* http://www.mathematik.com/Moire/
Naslagwerken
* Remarkable luminous phenomena in nature. A catalog of
geophysical anomalies. Verzameld door Wiliam R. Corliss.
The Sourcebook Project, 2001. HC, 419pp.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut