Toespraak staatssecretaris Van der Knaap bij de opening van het congres over medezeggenschap bij Defensie

14-4-2005 10:22:00

Dames en heren,

De medezeggenschap bij Defensie stond de afgelopen weken verschillende keren zeer in de belangstelling. In de vakliteratuur en vooral ook in de Tweede Kamer is het onderwerp besproken. De toon van dat debat was soms fel. Dat zal ook zijn invloed hebben op de bijeenkomst van vandaag.

Deze bijeenkomst stond al lang op de agenda. U kent de voorgeschiedenis. Defensie heeft het functioneren van de medezeggenschap in de organisatie in 2002 laten evalueren. We zijn nu twee jaar verder. En ik nodig u uit te oordelen over de stand van zaken, maar vooral ook verder te denken. De ruis, zoals het werd genoemd, tussen de bewindslieden van Defensie en de medezeggenschap, zou na deze dag weggenomen moeten zijn.

Het zou helpen als het debat vandaag dus over de toekomst van de medezeggenschap bij Defensie gaat. Het belang van medezeggenschap bij Defensie wordt immers door iedereen onderschreven. De meerwaarde van deze Medezeggenschapsdag is daarin gelegen, dat mensen met uiteenlopende deskundigheid verzameld zijn die een gemeenschappelijk belang delen. Deze conferentie is bij uitstek van belang om vooruit te kijken en de medezeggenschap te versterken.

Ik kijk dus uit naar het verloop van deze bijeenkomst. Mijn complimenten voor de organisatie. Zij is er in geslaagd om deskundigen bijeen te krijgen uit de politiek, van de vakorganisaties, uit de hoek van het arbeidsrecht en ten slotte ook de specialisten van mijn ministerie. En niet te vergeten de deelnemers aan deze dag immers, zijn de leden van de medezeggenschapscommissies niet bij uitstek deskundig over hoe de medezeggenschap functioneert?

Minister Kamp en ik hebben onze standpunten ten aanzien van de medezeggenschap. Die is bij Defensie aan speciale regels gebonden. Om goede redenen. Ze onderscheidt zich van de spelregels zoals die gelden bij de WOR. Maar dat verandert niets aan de bedóeling die we hebben met de medezeggenschap. Niemand twijfelt aan de meerwaarde van het meedenken van direct betrokken personeelsleden over zaken die hun werkomstandigheden raken. Juist daar waar het feitelijke werk wordt verzet, ligt de kennis en ervaring die nodig is om de bedrijfsvoering van de diensteenheid zo goed mogelijk in te richten.

Om die reden speelt de medezeggenschap ook een hoofdrol in de omvangrijke en diepgrijpende reorganisatie die we thans bij Defensie doorvoeren. De reorganisatie is niet gemakkelijk er worden pijnlijke besluiten genomen.

Iedereen is zich bewust dat de persoonlijke werkomgeving van sommige defensiemedewerkers wordt aangetast, dat hun werk wordt veranderd of in het ergste geval niet langer nodig is. Juist daarom is de rol van de medezeggenschap bij Defensie er in gelegen kritisch mee te denken over de gevolgen van mogelijke reorganisatiebesluiten in de bedrijfsvoering. Dat vergt van de commissieleden, van u hier in de zaal, inzet, flexibiliteit en betrokkenheid. Het gewone werk gaat door, en de reorganisaties leggen een extra beslag op de medewerkers die in de medezeggenschapcommissies zitting hebben. Als je dan de indruk hebt dat er niet geluisterd wordt, dan frustreert dat enorm.

Sommigen zijn van mening dat de cultuur bij Defensie de medezeggenschap belemmert. Dat de ontvankelijkheid voor kritiek of alternatieve meningen heel beperkt is. Dat de medezeggenschap niet genoeg invloed kan uitoefenen en niet altijd op het juiste niveau in de defensieorganisatie is belegd. Als u die mening deelt, dan hoop ik dat u mij verder kunt helpen met het oplossen van dat probleem.

Wij hebben alvast de volgende stappen gezet: * naar aanleiding van de evaluatie van de medezeggenschap en de inrichting van het nieuwe besturingsmodel zijn we concrete voorstellen aan het bekijken die voorzien in medezeggenschap op het niveau van het defensieonderdeel.

Daardoor wordt het overleg met de vertegenwoordigers van de medezeggenschap ook op een ander, hoger niveau in de organisatie gevoerd. Wat mij betreft is dat een stap in de richting naar overleg op centraal niveau. Want ook bij Defensie kunnen de adviezen van de medezeggenschapscommissies op een hoog niveau bijdragen aan gewogen besluitvorming op het niveau van de Bestuursstaf. Dat moet wel gefaseerd tot stand worden gebracht. Een centrale medezeggenschap gaat tot de mogelijkheden behoren als na verloop van tijd de medezeggenschap op het niveau van de defensieonderdelen goed is geworteld en als de medezeggenschapsorganen een op dat niveau volwaardige bijdrage kunnen leveren.

De huidige rol van de centrales komt daardoor onvermijdelijk in een ander daglicht te staan. Zij moeten hun werk goed kunnen blijven doen. Daarom zullen we er voor moeten zorgen dat we voor de centrales hetzelfde hoge niveau van informatievoorziening moeten waarborgen als ze nu hebben. * Daarnaast is zoals u weet afgelopen najaar in het notaoverleg met de Kamer toegezegd een onafhankelijke derde partij te vragen onderzoek te doen of de WOR wellicht mogelijkheden biedt. De faculteit bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen is gevraagd dit vraagstuk onder de loep te nemen.

Wij horen later dit jaar meer van professor Goodijk, maar schroomt u vanmiddag niet hem uw visie voor te leggen!

Ten aanzien van het cultuurbeeld: ík vraag me af of de psychologie in de defensieorganisatie nou werkelijk zo anders is dan die in het lijnmanagement van andere grote organisaties, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven. Maar als het beeld is ontstaan dat de leiding mede debet is aan een bedrijfscultuur waarin niet geluisterd wordt naar de personeelsleden, of daar geen gebruik van maakt, dan moeten we er alles aan doen dat beeld te veranderen.

De minister en ik gaan werken aan onze toegankelijkheid van de defensietop. Het moet aan iedereen duidelijk zijn, * dat als je er niet door komt bij je eigen baas (want dat blijft de eerst aan te spreken figuur), of * als je vaststelt dat de waarheid rondom besluitvorming geweld wordt aangedaan, of * als je redenen hebt aan te nemen dat alternatieven niet goed zijn beoordeeld dan moeten de vertegenwoordigers van de medezeggenschap de defensietop daarover benaderen.

De minister en ik hebben ons voorgenomen kritisch na te denken over de drempels die er eventueel bestaan om tot de leiding door te dringen. Wij hebben ú altijd wél trachten te benaderen. En ik vind deze bijeenkomst daar overigens een voorbeeld van.

Dan het parlement. Dat staat buiten de medezeggenschap. Maar het speelt, evenals de medezeggenschap, wel een rol in het controleren van besluitvorming en het langs die weg verbeteren van de resultaten ervan. De minister en ik onderkennen volledig het belang van de controlerende taak van de Kamer. Wij zijn ook niet naïef over de aantrekkingskracht van de Kamer en de media. Het is dan ook een misvatting te denken dat wij de informatiestroom naar de Kamer zouden willen belemmeren.

Het gaat er om dat wij over diepgrijpende kwesties als de huidige reorganisaties defensiebrede afwegingen maken. Daarbij laten wij ons goed informeren. Voordat de minister en ik zon ingrijpend besluit nemen hebben we alle in het geding zijnde belangen breed tegen elkaar afgewogen. Het ligt niet op het terrein van de medezeggenschap, en ik verzeker u dat niemand er mee is gediend, om dan op eigen initiatief een deelbelang onder de aandacht te brengen van de Kamer.

Ook dragen de minister en ik de politieke verantwoordelijkheid over het defensiebeleid en het defensiepersoneel. Wíj moeten immers in de Kamer dat beleid, de afwegingen die in dat kader zijn gemaakt en de gevolgen ervan, over het voetlicht brengen. Wij hebben geen behoefte aan parallelle circuits, waarvan sommige medezeggenschapscommissies menen dat ze die bij de Kamer kunnen initiëren. Wij wensen volledig op de hoogte te zijn van het wat en wanneer van de informatie aan de Kamer. Wij zijn tenslotte diegenen die in het parlement het defensiebeleid moeten verdedigen.

Ten slotte wijs ik er op dat de Kamer over een eigen instrumentarium beschikt om met defensiepersoneel van gedachten wisselen. De Kamer hoort hiertoe het initiatief te nemen (en niet de ambtenaren). Dat functioneert uitstekend: bij de behandeling van de Prinsjesdagbrief in het najaar van 2003 heeft de Kamer bijvoorbeeld met de vakbonden en met deskundigen gesproken. Er is geen onderwerp onbespreekbaar.

Andersom zie ik in uiterste gevallen ook mogelijkheden. Als het personeel dit uiteindelijk nodig acht en het verloop van het medezeggenschapstraject daarom vraagt, kan het zijn mening of zijn inzichten aan de top van mijn organisatie kenbaar maken. Daarover kan dan van gedachten worden gewisseld. Ik heb u al gezegd dat wij van onze kant de toegankelijkheid van de defensietop willen vergroten. Maar ambtenaren horen niet zelf het initiatief te nemen om zaken rechtstreeks bij de Kamer aan de orde te stellen. Daar ging de medezeggenschapscommissie van De Kooy wat ons betreft te ver.

Genoeg hierover, wat mij betreft. De crux van de medezeggenschap zit ´m in vertrouwen en ontvankelijkheid in de lijn. Dat moet van twee kanten komen. Gezamenlijk kiezen we voor de beste oplossingen voor de organisatie.

De minister en ik houden ons aan ónze kant van de afspraak. Wij bieden ruimte om zaken aan de orde te stellen. Eventueel ook bij de politieke leiding, als dat moet. Dat zullen we uw bevelhebbers en de leiding van de andere defensieonderdelen ook vertellen. Daarnaast is ons er veel aan gelegen de medezeggenschap zo goed mogelijk in te richten. Daarvoor hebben we vandaag al deze mensen bijeen weten te krijgen. Maak alstublieft gebruik van de expertise die hier aanwezig is, want zo gemakkelijk krijgen we al deze mensen niet weer bijeen. En informeer de minister en mij, uw bazen en uw achterban, over wat er vandaag is besproken.

Ik wens u een constructieve dag toe.