Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Iran februari 2005


1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Iran beschreven voor zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Iraanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere algemene ambtsberichten over de situatie in Iran, laatstelijk het algemene ambtsbericht Iran van april 2004. Het ambtsbericht beslaat de periode van april 2004 tot en met medio januari 2005.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, verschillende niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen ter plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran en van EU-lidstaten aan dit algemene ambtsbericht ten grondslag. In het ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen op politiek en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de geschiedenis van Iran. Ook is een korte passage over geografie en de bevolking van Iran opgenomen.
Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Iran partij is, komen in hoofdstuk drie mogelijkheden van toezicht aan de orde. Daarna volgt in paragraaf drie de eigenlijke beschrijving van de mensenrechtensituatie. In hoofdstuk drie wordt bovendien de positie van specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Iran en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. Voor de weergave van Iraanse namen is de spelling gebruikt zoals die in de media het vaakst wordt gehanteerd.
4

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Islamitische Republiek Iran vormt de geografische brug tussen het Midden- Oosten en Azië. Het land grenst in het noorden aan Armenië, Azerbaijan, de Kaspische Zee en Turkmenistan, in het oosten aan Afghanistan en Pakistan, in het zuiden aan de Golf van Oman en de Perzische Golf en in het westen aan Irak en Turkije. Het land is onderverdeeld in 30 provincies.1 Iran is circa 40 keer zo groot als Nederland en telt zo'n 67 miljoen inwoners.2 De hoofdstad is Teheran. De grootste bevolkingsgroep wordt gevormd door de Perzen. Daarnaast wonen in Iran Azeri's, Koerden, Arabieren, Baluchi's en Turkmenen. Het Farsi (Perzisch) is de offciele taal, maar veel minderheidsgroepen spreken daarnaast hun eigen taal, zoals het Azeri-Turks, Koerdisch of Arabisch.3
Iran hanteert een islamitische jaartelling gebaseerd op de vlucht van profeet Mohammed van Mekka naar Medina in 622 na Christus, maar gaat, anders dan de meeste islamitische jaartellingen niet uit van de maankalender maar van de zonnekalender. Het Iraanse jaar begint op 21 maart en de daarop volgende zes maanden bevatten ieder 31 dagen, de volgende vijf maanden ieder 30 en de twaalfde maand 29 (en om de vier jaar 30).4 Om de Iraanse jaartelling om te zetten in de Gregoriaanse, moet er 621 jaar bij opgeteld worden. Zo zal het Iraanse jaar 1384 op 21 maart 2005 beginnen.
2.1.2 Geschiedenis
De geschiedenis van het moderne Iran begon in 1925, toen Reza Khan (die later zichzelf de naam Reza Pahlavi gaf) zichzelf uitriep tot de Sjah (koning) van Perzië. Onder zijn krachtige bewind werd de modernisering van het land voortvarend ter hand genomen.

1 Ardabil, Azerbayjan-e Gharbi, Azarbayjan-e Sharqi, Bushehr, Chahar Mahall va Bakhtiari, Esfahan, Fars, Gilan, Golestan, Hamadan, Hormozgan, Ilam, Kerman, Kermanshah, Khorasan Noord, Khorasan Centraal, Khorasan Zuid, Khuzestan, Kohgiluyeh va Buyer Ahmad, Kordestan, Lorestan, Markazi, Mazandaran, Qazvin, Qom, Semnan, Sistan va Baluchestan, Tehran, Yazd, Zanjan.

2 CIA World Factbook Iran 2004 en `Iran's population hit 67 million in spring', Weekly Press Digest, August 7 ­ August 13, 2004, no. 33, pagina 5.
3 CIA World Factbook Iran 2004.

4 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 3.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Toen bleek dat de Sjah pro-Duitse sympathieën aan de dag legde, werd hij in 1941 vervangen door zijn zoon, Mohammad Reza Pahlavi. De nieuwe Sjah werd een trouwe bondgenoot van het Westen en de Verenigde Staten. Mohammad Reza Sjah voerde vanaf de jaren zestig een sterk persoonlijk en westers georiënteerd bewind, dat werd gekenmerkt door een reeks politieke, economische en sociale hervormingen, maar tegelijkertijd een repressief karakter had. Het succes van de hervormingen bleef voor brede lagen van de bevolking beperkt. Het toenemend verzet tegen het bewind van Mohammad Reza Sjah leidde begin 1979 tot diens val en vertrek. De macht kwam na een korte overgangsperiode in handen van de islamitische geestelijke Ayatollah Khomeini, die kort daarop de Islamitische Republiek Iran uitriep.
Onder leiding van Khomeini werd een sterk isolationistisch bewind gevoerd en werden de Verenigde Staten en Israël uitgeroepen tot staatsvijanden. Van 1980 tot en met 1988 verkeerde Iran in een hevige oorlog met buurland Irak. Deze oorlog, die vele slachtoffers eiste, greep diep in de Iraanse samenleving en economie in. Na de dood van Ayatollah Khomeini in 1989 heeft Iran eerst een aantal jaren van ernstige malaise doorgemaakt alvorens het geleidelijk een andere, minder isolationalistische koers is gaan varen.
De huidige hervormingsgezinde president Mohammad Khatami werd op 8 juni 2001 met grote meerderheid (77% van de stemmen) voor een tweede termijn van vier jaar herkozen, hetgeen er op wees dat de bevolking nog altijd vertrouwen had in de hervormingsgezinde koers die hij en zijn regering voerden. De hervormingsbeweging, die sinds februari 2000 een overweldigende meerderheid in het parlement had, vond steeds weer de conservatieve Raad van Hoeders op haar weg. Belangrijke, door het parlement goedgekeurde, wetsvoorstellen zoals de toetreding tot het VN-antifolterverdrag en het VN- vrouwenverdrag werden door de Raad van Hoeders afgewezen. Hetzelfde gebeurde met twee andere belangrijke wetsvoorstellen: een voorstel dat de macht van de president zou versterken in die zin dat hij ongrondwettige handelingen van de rechterlijke macht nietig kon verklaren en een voorstel tot inperking van de macht van de Raad van Hoeders.5
Khatami en zijn regering werd hierdoor gebrek aan slagkracht verweten. Khatami heeft veel aan populariteit ingeboet en door het uitblijven van resultaten met betrekking tot de door hem beloofde hervormingen ontstond onder de bevolking apathie ten opzichte van de politiek in het algemeen. 5 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 11.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Een uitzondering op deze apathische houding vormden diverse studentenprotesten, die in 2002 en 2003 resulteerden in een groot aantal arrestaties.6 Op 20 februari 2004 vonden nieuwe parlementsverkiezingen plaats. Bestond de meerderheid van het parlement voor deze verkiezingen uit hervormingsgezinde parlementariërs, hierna kregen, na uitsluiting door de Raad van Hoeders van het gros van de hervormingsgezinde kandidaten, de conservatieven de overhand. Het nieuwe parlement werd op 27 mei 2004 geïnstalleerd. 2.1.3 Staatsinrichting7
De staatsinrichting van Iran kent zowel elementen van een islamitische theocratie als van een democratie. De Geestelijk Leider belichaamt het theocratische karakter van de republiek en bekleedt formeel het hoogste gezag. Daarnaast is er een democratisch gekozen president.8
De Geestelijk Leider
De aanwezigheid van de Geestelijk Leider is gebaseerd op het door Ayatollah Khomeini geïntroduceerde leerstuk van de Velayat-e Faqeh, de heerschappij van de religieuze wetsgeleerde.
De Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Vergadering van Experts. De Geestelijk Leider heeft op grond van artikel 57 van de Iraanse grondwet de bevoegdheid om rechtstreeks in de aangelegenheden van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in te grijpen. Hij benoemt het hoofd van de rechterlijke macht, de geestelijken die de helft van de Raad van Hoeders uitmaken, alle hoge militaire functionarissen, de leiders van het vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. Momenteel bekleedt Ayatollah Ali Khamenei het ambt van Geestelijk Leider. De president
De president is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet verantwoordelijk voor de uitvoerende macht. Hij wordt iedere vier jaar door de bevolking gekozen en kan maximaal twee termijnen dienen. De eerstvolgende verkiezingen zullen op 17 juni 2005 plaatshebben. De huidige president is Mohammad Khatami. Hij is bezig aan zijn tweede en dus laatste ambtstermijn.
6 Bijvoorbeeld in november 2002 en op 9 juni 2003. Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 6, 12 en 13.
7 Voor dit hoofdstuk is onder andere gebruik gemaakt van `Iran: Who holds the power?' op de website van BBC News, news.bbc.co.uk, geraadpleegd op 12 oktober 2004.
8 Een grafische weergave van de diverse staatsorganen is te vinden in de bijlage II van dit ambtsbericht.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De wetgevende macht
De wetgevende macht wordt op grond van artikel 58 van de Iraanse grondwet gevormd door het parlement (Islamitische Consultatieve Vergadering, in het Perzisch vaak afgekort tot majlis). De 290 leden van het parlement worden iedere vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De meest recente verkiezingen hebben plaatsgevonden op 20 februari 2004. Het huidige parlement is op 27 mei 2004 geïnstalleerd. De huidige voorzitter van het parlement is Gholamali Haddad- Adel.9
Het parlement heeft naast zijn wetgevende taak ook tot taak het optreden van de uitvoerende macht te controleren. Het komt regelmatig voor dat ministers door het parlement worden opgeroepen om verantwoording af te leggen over hun beleid. Het parlement kan door middel van een motie van wantrouwen ministers tot aftreden dwingen, hetgeen in het afgelopen decennium ook daadwerkelijk is voorgekomen.
De macht van het parlement op wetgevend gebied wordt aanzienlijk beperkt doordat wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, door de Raad van Hoeders van de Grondwet dient te worden goedgekeurd. En doordat elke kandidaat voor de parlementsverkiezingen door de Raad van Hoeders dient te worden gescreend op loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek, wordt een groot aantal potentiële kandidaten uitgesloten van deelname aan de verkiezingen.
Ten slotte geldt dat het parlement volgens de grondwet niet ontbonden kan worden.
De uitvoerende macht
De regering bestaat uit de president, zes vice-presidenten en de overige ministers. De ministers worden benoemd door de president na goedkeuring van het parlement. Ook al is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet de president verantwoordelijk voor de uitvoerende macht, in de praktijk verantwoorden ministers zich op het punt van defensie, veiligheid en buitenlands beleid meestal bij de Geestelijk Leider. De president kan de ministers afzetten. De rechtsprekende macht
De rechtsprekende macht is in Iran een zeer invloedrijke machtsfactor, die in de laatste jaren altijd zeer conservatief van karakter is geweest. Het hoofd van de rechtsprekende macht moet een geestelijke zijn, die wordt benoemd door de Geestelijk Leider.

9 Voor de rest van de samenstelling van het parlement: zie paragraaf 2.2.1.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Sinds augustus 1999 is Ayatollah Mahmoud Hashemi Shahroudi het hoofd van de rechterlijke macht.
In Iran bestaan naast de normale rechtbanken (openbare rechtbank genoemd), ook zogenaamde revolutionaire rechtbanken. Deze laatste zijn opgericht in 1979 en zijn bevoegd voor delicten zoals belediging van de Geestelijk Leider, mohareb `strijd tegen God' of mofzed fi'l arz `verderf zaaien op aarde' - een algemene omschrijving die voor veel politieke delicten (inclusief geweldloze) wordt gebruikt - en drugsdelicten. Abortus, geloofsafval en homoseksuele handelingen, die in Iran worden beschouwd als een strafbaar feit, worden behandeld door de openbare rechtbanken. In 1994 werden het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht samengevoegd, zodat de rechter zowel de rol van openbaar aanklager als van rechter kreeg toebedeeld. Deze constructie is in 2003 teruggedraaid, toen het instituut van openbaar aanklager opnieuw werd ingevoerd.10 Voor de berechting van geestelijken en militairen bestaan speciale afzonderlijke rechtbanken. Het Hooggerechtshof, dat zestien afdelingen telt, heeft een beperkte bevoegdheid om vonnissen van rechtbanken te herzien. De speciale rechtbank voor geestelijken kent geen beroepsmogelijkheid.
De Raad van Hoeders van de Grondwet (Guardian Council) De Raad van Hoeders moet toezicht houden op verkiezingen en toezien op het islamitisch gehalte van de wetgeving door het parlement. De helft van deze uit twaalf leden bestaande raad bestaat uit geestelijken die door de Geestelijk Leider worden benoemd. De andere helft zijn seculiere magistraten afkomstig uit de rechterlijke macht. De benoeming van de zes magistraten in de Raad van Hoeders geschiedt door het hoofd van de rechterlijke macht, na instemming van het parlement. De Raad van Hoeders is zeer behoudend van karakter. Secretaris van de Raad van Hoeders is Ayatollah Ahmad Jannati.
De Beoordelingsraad (Expediency Council)
Geschillen tussen het parlement en de Raad van Hoeders worden besproken in de Beoordelingsraad, waarin onder andere parlementariërs, leden van de Raad van Hoeders en de hoofden van de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht zitting hebben. De Beoordelingsraad staat onder leiding van de voormalig president van Iran, Akbar Hashemi Rafsanjani. De raad opereert voorts als een adviesorgaan voor de Geestelijk Leider.

10 Een beschrijving van de rechtsgang komt in paragraaf 3.3.5 van dit ambtsbericht aan de orde.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De Vergadering van Experts
De uit 86 geestelijken bestaande zeer conservatieve Vergadering van Experts wordt elke acht jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen en is verantwoordelijk voor de verkiezing van een nieuwe Geestelijk Leider bij het overlijden van de huidige Geestelijk Leider. Officieel dient de vergadering ook toe te zien op het functioneren van de Geestelijk Leider, waartoe de vergadering eens per twee jaar bijeen hoort te komen. In de praktijk is de Vergadering van Experts echter onderworpen aan de Geestelijk Leider. De laatste maal dat verkiezingen voor de Vergadering van Experts plaatsvonden was in 1998.
Provinciaal bestuur
De 30 Iraanse provincies worden bestuurd door centraal benoemde gouverneurs. Strijdkrachten
De strijdkrachten bestaan uit het reguliere leger en de Revolutionaire Garde (Sepah-e Pasdaran), verenigd onder een gemeenschappelijke generale staf. Alle hoge legerfunctionarissen worden benoemd door de Geestelijk Leider en zijn rechtstreeks verantwoording aan hem verschuldigd. De Revolutionaire Garde, die functioneert als een volledig leger, met luchtmacht, landmacht en marine, heeft een grote invloed op andere instellingen zoals de politie en het ministerie van Inlichtingen.
Onder de verantwoordelijkheid van de Revolutionaire Garde vallen ook de zogenaamde Basidj, uit vrijwilligers bestaande burgermilities die een deel van de ordehandhaving voor hun rekening nemen. De positie van deze Basidj als ondersteuner van politie en justitie is in 1992 in de wet vastgelegd.11 De leden van de Basidj voeren hun taak in hun vrije tijd uit naast hun normale werkzaamheden. De diverse Basidj-groepen opereren vanuit plaatselijke moskeeën. Waarnemers zeggen dat zij voor hun diensten betaald worden door conservatieve elementen binnen het overheidsapparaat. Inmiddels zijn de Basidj zo vergroeid met de reguliere veiligheidstroepen, dat zij door veel waarnemers als een integraal onderdeel van het staatsapparaat worden beschouwd. Het komt dan ook slechts zeer zelden voor dat de reguliere politie of andere onderdelen van het officiële staatsapparaat ingrijpen in het handelen van de genoemde milities. Een andere zeer conservatieve militie met een vergelijkbare positie is de uit enkele duizenden leden bestaande Ansar-e Hezbollah (Followers of the Party of God). Ook deze organisatie stelt zich ten doel de orde te handhaven volgens de traditionele conservatieve interpretatie van de Islamitische Revolutie. Momenteel staat de organisatie onder leiding van Foruz Rajaibar.
11 Law of Judicial Support for the Basidj, gepubliceerd in de Official Gazette 13946 van december 1992.
10

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

2.2 Politieke ontwikkelingen
2.2.1 Binnenlandse politieke ontwikkelingen
De overwinning van de conservatieven bij de verkiezingen van februari 2004, volgend op de ingrijpende diskwalificatie door de Raad van Hoeders van circa 2000 hervormingsgezinde kandidaten12, markeert het begin van een nieuwe fase in het Iraanse post-revolutionaire tijdperk.

Samenstelling parlement
De meerderheid van het huidige Iraanse parlement bestaat uit conservatieven. De Abadgaran Iran-e Islami (Coalitie voor de Ontwikkeling van Islamitisch Iran) heeft de meeste zetels. Andere grote conservatieve partijen zijn de Jami-at Moutalefeh-e Eslami en de Jeneh-yi Ruhaniyat-i Mobarez-i Tehran. De enige hervormingsgezinde partij in het huidige parlement is de Majmae Ruhaneeyoone Mobarez (de Vereniging van Strijdende Geestelijken), de partij van president Khatami.
Aandachtsgebieden zevende majlis(het Iraanse parlement) De nieuwe conservatieve coalitie gaf in mei 2004 te kennen zich vooral te willen gaan richten op de economische problemen, meer specifiek op het creëren van werkgelegenheid en toenadering tot het buitenland.13 In plaats van zich hierop te richten, leken de conservatieven eerst hun verhaal te willen halen voor de in hun ogen provocerende uitspraken en handelingen van het vorige, hervormingsgezinde, parlement. Hiertoe werden de sociale vrijheden die de bevolking had verworven onder dat hervormingsgezinde parlement beteugeld: vrouwen werd opgedragen de kledingvoorschriften strikter op te volgen, een discussie over invoering van `nationale dracht' werd opgestart en restaurants waar jongeren elkaar ontmoeten werden gesloten. Daarnaast werden diverse voormalige hervormingsgezinde parlementsleden door de conservatieve macht gedagvaard wegens smaad, opruiing of `het veroorzaken van publieke bezorgdheid'. Dit ondanks artikel 86 van de Iraanse grondwet dat parlementsleden vrijheid van meningsuiting en immuniteit toekent.14 Alhoewel niet altijd toegepast, kunnen straffen uiteenlopen van een reisverbod tot zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

12 Zie over de diskwalificatie van kandidaten het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 13 en 14.

13 `Tense opening session for new parliament', Weekly Press Digest, vol. 17, no. 22, May 22 ­ May 28, 2004, pagina 3 en Country Report Iran October 2004, Economist Intelligence Unit, pagina 1.

14 Niet alleen tijdens parlementaire vergaderingen, maar ook als parlementslid optredend naar buiten toe.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Aankomende presidentsverkiezingen
Politieke analisten verwachten dat de conservatieven hun overwinning in verkiesbare posities, welke is gestart bij de lokale verkiezingen in 2003, gevolgd door de parlementsverkiezingen in februari 2004, voort zullen zetten bij de presidentsverkiezingen in juni 2005.15 Zeker na het weinig overtuigende optreden van de hervormingsgezinden in de voorgaande periode. Wanneer de president inderdaad uit de conservatieve hoek komt, hebben de conservatieven weer alle staatsinstellingen in handen.
De presidentsverkiezingen zullen op 17 juni 2005 plaatshebben. 2.2.2 Buitenlandse politieke ontwikkelingen
Internationaal gezien werd de verslagperiode gedomineerd door het Iraanse nucleaire programma. Eerder al bleek dat het Iraanse atoomprogramma veel verder ontwikkeld was dan tot dan toe werd gedacht, waadoor bij Westerse landen de zorg ontstond dat Iran verrijkt uranium, dat officieel voor kerncentrales wordt gemaakt, in verder verrijkte vorm zou kunnen gebruiken voor een militair nucleair programma. In 2003 ontweek Iran vragen van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA) over de aard en doelstelling van hun programma. Onder druk van mogelijke doorverwijzing naar de VN Veiligheidsraad stemde Iran in oktober 2003 uiteindelijk wel in met opschorting van alle nucleaire verrijkings- en opwerkingsgerelateerde activiteiten, beantwoordde een aantal vragen van het IAEA en stemde in met ondertekening van het tweede protocol bij het Nucleaire Non-Proliferatie Verdrag. In juni 2004 kwam Iran echter op de gemaakte afspraken terug en kondigde hervatting van de verrijkings- en opwerkingsgerelateerde activiteiten aan. In de periode die volgde werd duidelijk dat het uitoefenen van druk op Iran niet tot het gewenste resultaat leidde. Er werd gekozen voor een nieuwe aanpak, die resulteerde in een akkoord in november 2004 tussen Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Iran. Dit akkoord en de IAEA resolutie, volgend op Iran's (hernieuwde) instemming met vrijwillige opschorting van alle verrijkings -en opwerkingsgerelateerde activiteiten, maakten de weg vrij voor onderhandelingen over een lange-termijnovereenkomst, die in januari 2005 van start zijn gegaan. Deze overeenkomst zal objectieve garanties moeten bevatten dat Iran's nucleaire programma uitsluitend vreedzame (nucleaire) doeleinden nastreeft. Succesvolle afronding van de onderhandelingen staat niet bij voorbaat vast en zorgen over nucleaire ontwikkelingen in Iran blijven vooralsnog bestaan.

15 `Tense opening session for new parliament', Weekly Press Digest, vol. 17, no. 22, May 22 ­ May 28, 2004.
12

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

2.3 Sociaal-economische situatie
Ondanks dat Iran een gemiddelde jaarlijkse groei van bijna 6% kende in de afgelopen vijf jaar, is de sociaal-economische situatie niet rooskleurig. Een van de meest nijpende problemen is de combinatie van een hoge inflatie, 15% in 2004, en een hoge werkloosheid. De officiële werkloosheid ligt volgens de overheid op 12%, maar lokale analisten wijzen veeleer op een percentage tussen de 20 en 25%. Vooral onder jongeren (jonger dan 25 jaar) is de werkloosheid hoog. Het ziet er niet naar uit dat het werkloosheidspercentage op korte termijn zal afnemen. Ieder jaar komen er 600.000 jonge werkzoekenden bij, terwijl er slechts zo'n 450.000 nieuwe banen gecreëerd worden.16 De wil om Iran te verlaten is dan ook hoog. Jaarlijks verlaten meer dan 150.000 jonge hoger opgeleide Iraniërs het land.17 Voor grote lagen van de bevolking is het moeilijk financieel rond te komen. Ongeveer 15% van de bevolking leefde eind 2002 in armoede.18 In de Human Development Index van de UNDP staat Iran momenteel op plaats 101 (in 2003 was dat 106 en in 2002 98).


16 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 32 en 33.
17 `Ik ga zelf wel met God in discussie', NRC Handelsblad, 28 november 2004.
18 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 33 waarbij `armoede' gedefinieerd is als een inkomen van minder dan US dollar 89 per maand in de stedelijke gebieden en US dollar 60 per maand op het platteland. 13

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Iran heeft de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven en is partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, inclusief het Protocol van 1967. Iran heeft voorts de volgende verdragen ondertekend en geratificeerd:
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (International Covenant on Civil and Political rights, ICCPR), door Iran geratificeerd op 24 juni 1975;

- Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten (International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESC), door Iran geratificeerd op 24 juni 197519;

- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination, CERD), door Iran geratificeerd op 29 augustus 1968;

- het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Convention on the Rights of the Child, CRC), door Iran geratificeerd op 13 juli 1994. Bij dit verdrag is het voorbehoud gemaakt dat Iran zich het recht voorbehoudt om bepalingen die in strijd zijn met de islamitische wet buiten toepassing te laten. Iran heeft de volgende verdragen ondertekend, maar nog niet geratificeerd:
- Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie tegen Vrouwen (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination Against Women, CEDAW);

- het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, CAT). Wetsvoorstellen ter ratificatie van beide verdragen zijn in augustus 2003 door de Raad van Hoeders verworpen wegens strijdigheid met de beginselen van de islam en de grondwet.20 In de verslagperiode hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van het wetsvoorstel ter ratificatie van het CEDAW voorgedaan. 19 Volgens de Fédération Internationale des Ligues des Droits de l'Homme in `Appraisal of the EU Human Rights Dialogues', July 2004, pagina 4, heeft Iran de laatste tien jaar niet voldaan aan de rapportageverplichtingen die bestaan onder de ICCPR en ICESC. 20 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 17. 14

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Het wetsvoorstel is aan de Beoordelingsraad voorgelegd. Het wetsvoorstel dat voorziet in ratificatie van het CAT is eind mei 2004 door de zesde majlis aan de Beoordelingsraad voorgelegd. Het is niet reëel te verwachten dat het CAT en het CEDAW in de nabije toekomst geratificeerd worden.21 Ten slotte geldt dat Iran op 31 december 2000 het Statuut van het Internationaal Strafhof ondertekend heeft. Ratificatie van deze ondertekening heeft nog niet plaatsgevonden. Het is niet duidelijk welke technische of politieke factoren ratificatie ophouden.
3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
De Iraanse grondwet dateert van 1979 en werd voor het laatst gewijzigd in 1989. De grondwet erkent alle gebruikelijke grondrechten als vrijheid van meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid, eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering en van onmenselijke behandeling en vrijwaring van huiszoekingen en arbitraire aanhoudingen. Deze rechten zijn vastgelegd in de artikelen 19 tot en met 42 van de grondwet. De grondwet kent echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Zo is in de artikelen 20, 21, 26 en 28 de grondwettelijke bepaling neergelegd dat het desbetreffende grondrecht niet in strijd mag zijn met de beginselen van de islam. Ook is in een aantal artikelen neergelegd, dat de vrijheid bij wet kan worden ingeperkt (bijvoorbeeld de artikelen 24 en 33). Bij welke wet precies zal aan de orde komen bij de behandeling van de afzonderlijke mensenrechten in het vervolg van dit ambtsbericht.

Anti-folterwetgeving
Het wetsontwerp dat beoogt artikel 38 van de grondwet - het voorkomen van marteling van gevangenen - te verankeren in de nationale wetgeving is nog steeds niet aangenomen. Het wetsontwerp ligt volgens de Iraanse autoriteiten bij de Beoordelingsraad. De Iraanse autoriteiten meldden dit tijdens de vierde ronde van de mensenrechtendialoog in juni 2004. De bestudering van het wetsontwerp door de Beoordelingsraad zou zich in de eindfase bevinden.22 Op 4 mei 2004 keurde de Raad van Hoeders wel, vrij onverwacht, een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering goed dat slechts twee dagen eerder door de majlis aan hen was voorgelegd.
21 `MPs try to again ratify UN anti-torture convention', Weekly Press Digest, Vol. 17, No. 22, May 22-May28, 2004.
22 Over de inhoud van het wetsontwerp: zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 18.
15

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Dit wetsontwerp is gebaseerd op een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april 2004. In die circulaire worden politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten worden voorkomen.23 Het is afwachten hoe de circulaire en de uiteindelijke wet in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich verhouden met het wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de grondwet.
3.2 Toezicht
3.2.1 Internationaal
Verenigde Naties (VN)
Door de VN wordt de mensenrechtensituatie in Iran kritisch in de gaten gehouden. Sinds 2003 hebben diverse bezoeken van thematische VN-werkgroepen en mensenrechtenrapporteurs aan Iran plaatsgehad zoals de VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie en de VN-Speciale Rapporteur inzake Bescherming van het Recht op de Vrijheid van Meningsuiting.24 En in februari 2004 bracht de VN- Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten, de uit Costa Rica afkomstige Gabriela Rodriguez Pizarro, een bezoek aan Iran. Naast bezoeken aan een aantal ministeries, sprak de Speciale Rapporteur onder andere met vertegenwoordigers van Afghaanse migranten en enkele NGO's. Het rapport over het bezoek aan Iran zal op de 61ste vergadering van de Mensenrechtencommissie aan de orde komen. Deze vergadering vindt in maart-april 2005 plaats.25 Een bezoek van de VN-Werkgroep inzake Gedwongen of Onvrijwillige Verdwijningen stond gepland voor juli 2004, maar is van Iraanse zijde uitgesteld.26 Iran heeft verder groen licht gegeven voor een bezoek van de Turkse Yakin Ertürk, Speciale Rapporteur inzake geweld tegen vrouwen, en de Speciale Rapporteur inzake adequate huisvesting, de heer Miloon Kothari uit India. De bezoeken staan gepland voor 29 januari tot 7 februari 2005 respectievelijk 4 tot 18 februari 2005.
23 AFP, 4 mei 2004.
24 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 19 en 20. 25 Preliminary Note of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, 3 augustus 2004, E/CN.4/2004/76/Add.4
26 `Visit of Working Group on Enforced or Involuntary Disapperances to Iran postponed', UN Press Release, 27 July 2004.
16

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Bovenstaand overzicht toont een zekere mate van openheid van de Iraanse autoriteiten ten aanzien van de VN-mechanismen. Op geen van de onderwerpen van de VN-werkgroep en thematische VN-mensenrechtenrapporteurs is echter sprake geweest van merkbare vooruitgang. Aanbevelingen vanuit de VN- werkgroep en van de mensenrechtenrapporteurs worden niet opgevolgd door Iran. Mede hierom heeft de Algemene Vergadering van de VN op 20 december 2004 een resolutie aangenomen die de slechte mensenrechtensituatie in Iran veroordeelt, met name die op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, ter dood veroordelingen van minderjarigen en de discriminatie van religieuze minderheden. Iran wordt in de resolutie onder andere opgeroepen de aanbevelingen van de VN- mechanismen te implementeren, het verbod op marteling volledig uit te voeren en hervormingen in het rechtssysteem door te voeren.27 Europese Unie
Op Europees niveau vond in het verleden in principe twee keer per jaar een alomvattende dialoog met Iran plaats. Vier onderwerpen staan hierin centraal: het Iraanse nucleaire programma, de strijd tegen terrorisme, de opstelling ten opzichte van het Midden-Oosten vredesproces en de mensenrechtensituatie. Voor het laatste onderwerp, de mensenrechten, zijn de EU en Iran in oktober 2002 overeengekomen een mensenrechtendialoog aan te gaan. EU-Iran alomvattende dialoog
De sessie van de EU-Iran alomvattende dialoog die voor oktober 2003 stond gepland in Teheran, heeft nog steeds niet plaatsgehad. Op verzoek van Iran is deze dialoog uitgesteld, omdat Iran had aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de voorbereidingen. In december 2003 heeft Iran deze dialoog opgeschort als reactie op de aanhoudende opschorting door de EU van de onderhandelingen over een Handels- en Samenwerkingsakkoord.
EU-Iran mensenrechtendialoog
De opzet van de mensenrechtendialoog is als volgt. Eerst vinden rondetafelgesprekken plaats tussen vertegenwoordigers van de rechterlijke macht en uit het maatschappelijk veld, vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en academici. Daarna volgen besloten bijeenkomsten van regeringsvertegenwoordigers, waarbij de EU door de troika is vertegenwoordigd.
27 United Nations (AP), 21 december 2004. De resolutie werd eerder, op initiatief van Canada, in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering op 18 november 2004 aanvaard. De resolutie is door 34 landen, waaronder de EU, geco-sponsored. Zie ook onder andere de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 18 oktober 2004 betreffende verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 11 en 12 oktober 2004, kenmerk DIE-557/04.
17

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Alle onderwerpen op het gebied van mensenrechten die voor de EU een punt van zorg zijn, worden in deze besloten bijeenkomsten aan de orde gesteld, aangevuld met vragen aan de Iraanse regering over een reeks van individuele gevallen. De eerste sessie van de EU-Iran mensenrechtendialoog vond plaats te Teheran op 16 en 17 december 2002. Hier kwamen bestrijding van foltering en de strijd tegen discriminatie aan de orde. De tweede sessie werd gehouden in Brussel op 14 en 15 maart 2003, waarbij eerlijke rechtsgang en het primaat van de wet (rule of law) onderwerp van gesprek waren. De derde sessie vond eveneens plaats in Brussel en wel op 8 en 9 oktober 2003. Hierbij stonden het recht op ontwikkeling en de vrijheid van meningsuiting op de agenda. En een vierde ronde heeft op 15 en 16 juni 2004 te Teheran plaatsgevonden. De thema's voor deze bijeenkomst waren rechtsbedeling (administration of justice) en verbetering van de internationale samenwerking op het gebied van de mensenrechten.
De resultaten van de EU-Iran mensenrechtendialoog zijn tot nu toe teleurstellend. Afgezien van een zekere mate van openheid ten aanzien van VN-mechanismen, is op geen van de onderwerpen die de EU als prioriteit voor de dialoog heeft aangemerkt sprake geweest van merkbare vooruitgang. Op sommige terreinen, zoals de uitoefening van burgerrechten en politieke vrijheden, viel eerder achteruitgang waar te nemen sinds de parlementaire verkiezingen in februari 2004.28 Te denken valt bijvoorbeeld aan de uitsluiting van hervormingsgezinden bij de verkiezingen in februari 2004 en de beknotting van de persvrijheid. De dialoog zal wel worden voortgezet.
De voortgaande schendingen van de mensenrechten in Iran hebben ertoe geleid dat de resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran in de Algemene Vergadering van de VN door de EU werd geco-sponsored.
Internationale NGO's
Ook organisaties als Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW) en Rapporteurs sans Frontières (RSF) houden de mensenrechtensituatie in Iran in de gaten. Deze organisaties hebben echter geen kantoren in Iran en krijgen van de Iraanse autoriteiten ook geen toestemming om het land regelmatig te bezoeken. De organisaties maken gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten. 28 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken van 18 oktober 2004 aan de Tweede Kamer betreffende verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 11 en 12 oktober 2004, kenmerk DIE-557/04. 18

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

3.2.2 Nationaal gouvernementeel
Binnen Iran opereren aan de overheid gelieerde mensenrechtenorganisaties zoals de Islamic Human Rights Commission en de Article 90 Commission van het parlement. Ofschoon deze organisaties van goede wil zijn, blijft het voor hen bijzonder moeilijk in Iran met succes te opereren. Islamic Human Rights Commission (IHRC)
De IHRC is in 1995 opgericht onder auspiciën van het hoofd van de rechtsprekende macht. Volgens de statuten heeft het hoofd van de rechtsprekende macht plaats in het bestuur van de commissie. Het huidige hoofd van de rechtsprekende macht, Shahroudi, noch een afgevaardigde heeft echter ooit een vergadering van de commissie bijgewoond. Dit vanwege het feit dat Shahroudi vindt dat de commissie onderdeel zou moeten zijn van de rechtsprekende macht. De IHRC is hier evenwel op tegen vanwege de onafhankelijke rol die ze wil blijven vervullen. In het bestuur van de commissie zouden ook vier parlementsleden zitting moeten hebben (twee mannen en twee vrouwen). Er hebben zich echter nog geen gegadigden van de zevende majlis gemeld. De secretaris van de IHRC is Mohammad Hossein Ziaiefar. De IHRC inventariseert alle klachten en petities welke zij ontvangt van particulieren en instanties. Hoeveel dat er in de verslagperiode zijn geweest is niet bekend, maar in 2003 werd gemeld dat binnen een jaar meer dan 12.000 brieven waren ontvangen waarin schendingen van de mensenrechten in Iran werden gemeld.29 De meeste klachten betreffen de gerechtelijke autoriteiten. De commissie schrijft daarover omvangrijke rapporten, die echter zelden vermelden welke actie is of wordt ondernomen en met welk resultaat. De IHRC spreekt zich regelmatig in het openbaar uit over door haar geconstateerde schendingen. Artikel 90-Commissie
De parlementaire Artikel 90-Commissie is vernoemd naar artikel 90 van de grondwet. Dit artikel geeft elke burger het recht om bij het parlement een petitie in te dienen inzake het handelen van het parlement zelf, maar ook inzake het handelen van de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Het artikel verplicht het parlement de voorgelegde zaak te onderzoeken en een `bevredigend antwoord' te geven. Op basis van dit artikel is in 1996 de genoemde commissie ingericht. De klachten die de commissie ontvangt betreffen meestal de rechterlijke macht. De commissie heeft onder de zesde majlis (het vorige, hervormingsgezinde, parlement) bezoeken gebracht aan gedetineerden, vele petities in ontvangst genomen, familieleden van gedetineerden ontvangen, brieven gericht tot het hoofd 29 Zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 21. 19

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

van het justitieel apparaat en duidelijke openbare uitspraken gedaan, zowel in het parlement als in interviews in de hervormingsgezinde pers. Ook heeft de commissie een aantal indringende vragen aan onder andere de openbaar aanklager Mortazavi gezonden met betrekking tot het onderzoek naar de dood in detentie van de Iraans-Canadese fotojournaliste Zahra Kazemi.30 Het is de vraag of de commissie deze kritische rol kan en wil blijven vervullen onder het huidige bewind. Het risico voor de commissieleden om gearresteerd te worden vanwege hun kritiek op het parlement, het kabinet of de rechtsmacht is immers groter geworden nu de conservatieven de macht grotendeels in handen hebben. Tot nu toe kiezen de leden van de huidige commissie in elk geval voor een interpretatie van artikel 90 die niets met mensenrechten te maken heeft. Het accent wordt gelegd op economische en procedurele zaken. In juni 2004 zijn de nieuwe leden genoemd waaronder Mehdi Kouchakzadeh, Seyyed Ali Riaz, Qeysar Salehi en Seyyed Haji Mohammad Movvahed.31 Wie de voorzitter is, is niet bekend. Toezicht in gevangenissen
Het hoofd van de rechterlijke macht, Ayatollah Hashemi Shahroudi, heeft op 6 mei 2004 een team geformeerd dat gevangenissen zal gaan bezoeken om daar inspecties uit te voeren. Niet bekend is of dat ook daadwerkelijk geschiedt. Daarnaast heeft Shahroudi de hoofden van de judiciary in alle provincies geïnstrueerd dat zij éénmaal per week de burgers moeten ontvangen om persoonlijk hun klachten aan te horen.32 Eerder al is in januari 2004 een rapport over de situatie in gevangenissen gereedgekomen. Dit rapport is volgens de Iraanse autoriteiten vertrouwelijk en kon dus niet worden vrijgegeven.33 3.2.3 Nationaal niet-gouvernementeel
Belangrijke, actieve mensenrechten-NGO's in Iran zijn de Association of Iranian Journalists en het Defenders of Human Rights Centre.

Association of Iranian Journalists (AIJ)
De AIJ laat geregeld van zich horen en komt op voor een vrije pers en voor de rechten van (vooral gedetineerde) journalisten en hun families, ook in de verslagperiode. Zo hebben op initiatief van de AIJ in juli en oktober 2004 protestbijeenkomsten plaatsgehad tegen de onderdrukking van de vrije pers en de voortdurende sluiting van bladen.34
30 Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina 61. 31 BBC Monitoring, 22 juni 2004.
32 ISNA, RFE, RL Newsline, 7 mei 2004. 33 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 22. 34 Zie over de beperking van de persvrijheid en de sluiting van bladen paragraaf 3.3.1. 20

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Voorzitter van de AIJ is voormalig parlementslid Rajabali Mazroui. Hij moet zich als gevolg van zijn kritische opstelling jegens de rechterlijke macht naar aanleiding van de arrestaties van journalisten voor de rechter verantwoorden.35 Defenders of Human Rights Centre (DHRC)
De DHRC, waarvan Nobelprijs-winnares Shirin Ebadi medeoprichter is, houdt zich bezig met kostenloze rechtsbijstand voor politieke gevangenen en ondersteuning van de families van politieke gevangenen.

In de verslagperiode werden de activiteiten van mensenrechten-NGO's weer beperkt door de autoriteiten. Sommige NGO-medewerkers mochten het land niet uit om deel te nemen aan internationale conferenties of werden streng ondervraagd bij terugkomst in Iran. Het is ook voorgekomen dat paspoorten van NGO- medewerkers in beslag werden genomen.36
3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
In de verslagperiode is geen verbetering opgetreden ten aanzien van vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Gezien de golf van arrestaties van journalisten, internettechnici en webloggers in het najaar van 2004 kan zelfs gesproken worden van een verslechtering op het gebied van persvrijheid.37 De Iraanse grondwet garandeert de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden echter door een aantal artikelen in de Perswet en het Wetboek van Strafrecht beperkt. Bovendien mag een uiting in de pers en in publicaties niet in strijd zijn met de beginselen van de islam. Het is niet aan te geven welke mening of publicatie precies in strijd is met de beginselen van de islam. De ene keer wordt een kritische uitspraak toegelaten, een andere keer worden de critici gearresteerd of krijgt bijvoorbeeld een krant een verschijningsverbod. Op dit punt is er sprake van een arbitraire rechtspraktijk. Meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd worden veelal behandeld door de revolutionaire rechtbanken, die bekend staan om hun harde houding ten opzichte van persdelicten.
35 Zie over de arrestaties van journalisten paragraaf 3.3.1 van dit ambtsbericht. 36 `End limitations on the work of human rights defenders', Public Statement van Amnesty International, 6 oktober 2004.
37 Persverklaring van het Nederlandse EU-voorzitterschap inzake schending van de mensenrechten door Iraanse autoriteiten, 24 november 2004. Zie ook het artikel `EU hekelt Iran om schending rechten', NRC Handelsblad, 24 november 2004. 21

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Kranten en tijdschriften
Iran kende een groot aantal kranten en weekbladen, die het hele spectrum van zeer conservatief tot uiterst hervormingsgezind bestreken, maar van de laatste categorie is weinig overgebleven. Censuur voorafgaand aan publicaties in kranten en tijdschriften vond in de verslagperiode plaats. Uitgevers van kranten kregen namelijk van tijd tot tijd instructies van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding om bepaalde zaken niet te publiceren. Zelfcensuur vond ook plaats. Kranten en weekbladen werden ook regelmatig achteraf gesanctioneerd voor hun berichtgeving en moesten soms hun deuren sluiten.
Volgens RSF zijn sedert 2001 120 kranten en tijdschriften in de ban gedaan.38 In de verslagperiode zijn bijvoorbeeld de hervormingsgezinde dagbladen Vaqayeh Etefaqiyeh, Nasim-e Saba en Jomhouriyat en het maandblad Aftab getroffen. De sluiting van de dagbladen, belangrijke spreekbuizen van de hervormingsgezinde gedachte, leidde op 26 juli 2004 tot een protestbijeenkomst voor het gebouw van de AIJ van zo'n 300 journalisten, advocaten en familieleden van journalisten in gevangenschap. Bovendien werd door zo'n 250 intellectuelen een protestverklaring uitgegeven, waarin onder andere werd vermeld dat `de inspanningen om journalisten het zwijgen op te leggen in strijd zijn met de artikelen 22, 28 en 43 van de Grondwet'.39
Formele aanklachten ontbraken veelal. Het was daarom niet duidelijk waarop de sluitingen waren gebaseerd. Het vermoeden was op gronden zoals laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid.40
Uitzondering op de reeks van sluitingen van dagbladen was de opheffing van het verschijningsverbod voor de krant Asia. Deze krant werd in juli 2003 verboden wegens het publiceren van een foto van Maryam Rajavi, leider van de verboden Mujaheddin-e Khalq Organisation. In oktober 2004 mocht de krant weer verschijnen.41 De hoofdredacteur, Iraj Jamshidi, werd begin augustus 2004 vrijgelaten na betaling van een hoge borgsom.
38 RSF in een open brief aan de Europese Unie op 28 juni 2004. Zie ook `European Union challenged about the Middle East's biggest prison for journalists', gepubliceerd op www.rsf.org op 28 juni 2004.
39 Over de sluiting van het maandblad Aftab: zie de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 18 augustus 2004 inzake kamervragen over persvrijheid in Iran, kenmerk DAM- 475/04. Over de sluiting van de dagbladen en de protestbijeenkomst en ­verklaring: zie `Reporters Without Borders backs journalists' protest calling for press freedom', gepubliceerd op www.rsf.org op 27 juli 2004. 40 Zie hiervoor onder andere de artikelen 500 (propaganda tegen het Islamitische regime), 514 (belediging van de Geestelijk Leider), 698 (laster, publicatie van leugens) en 700 (verkondigen van leugens) van de Iraanse strafwet. 41 Iran Daily, 23 oktober 2004.

---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Volgens HRW heeft de hoofdredacteur meer dan 200 dagen in eenzame opsluiting moeten doorbrengen gedurende zijn 13 maanden durende gevangenschap. Bovendien kreeg zijn familie geen mogelijkheid de hoofdredacteur te bezoeken en had betrokkene moeilijk toegang tot zijn advocaat.42 Mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici Zoals de protestbijeenkomst van juli 2004 al duidelijk maakte, raakte de beknotting van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid niet alleen kranten en tijdschriften. Ook (on line) journalisten, internettechnici en mensenrechtenactivisten werden in de verslagperiode het slachtoffer. Vooral rond september en oktober 2004 was sprake van een golf van arrestaties. Net als bij de sluiting van de kranten ontbraken officiële aanklachten veelal en was het niet geheel duidelijk op welke (juridische) grond de arrestatie plaatsvond. Maar ook hier was het waarschijnlijk dat arrestatie plaatsvond vanwege belediging, laster, het aanzetten tot publieke onrust of propaganda tegen het regime.43 Het was ook niet altijd direct duidelijk waar de arrestant zich bevond. Voor zover bekend zijn alle arrestanten inmiddels vrijgelaten. Een aantal van de vrijgelaten arrestanten heeft klachten ingediend wegens mishandeling tijdens hun gevangenschap en heeft getuigenissen daarover afgelegd voor een presidentiële commissie welke de klachten onderzoekt. Volgens de getuigenissen heeft openbaar aanklager Mortazavi een actieve rol gehad bij de mishandeling. Ook zou hij de journalisten door foltering hebben gedwongen op televisie te verschijnen om te bekennen dat ze de nationale veiligheid in gevaar hadden gebracht en het islamitisch geloof hadden beledigd. De journalisten zouden tegelijkertijd publiekelijk `berouw' hebben moeten tonen voor hun misdaden.44 Openbaar aanklager Mortazavi, verantwoordelijk voor vervolging van persdelicten, staat bekend als een conservatieve aanhanger van de harde lijn.
De arrestatiegolf leek te zijn ingeleid door diverse uitspraken van conservatieve machtshebbers waarin werd gesuggereerd dat NGO's en de Iraanse hervormde pers en websites vanuit het buitenland, en in het bijzonder vanuit de Verenigde Staten, worden aangestuurd om het Iraanse regime te ondermijnen. De arrestatiegolf leidde eind oktober 2004 tot een nieuwe protestbijeenkomst van journalisten.45
42 AFP, BBC Website 4 augustus 2004.
43 Deze praktijk is in strijd met artikel 32 van de Iraanse grondwet. Dit artikel bepaalt dat een arrestant binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte gebracht moet worden van de reden van de arrestatie.
44 `Journalists receive death threats after testifying', Human Rights Watch, 6 januari 2005 en `Onderzoek marteling Iran', NRC Handelsblad, 10 januari 2005. 45 `Renewed protest gathering press by Iranian journalists against continued crackdown', Weekly Press Digest, Vol. 17, No. 43, October 16 ­ October 22, 2004, pagina 2. 23

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Naast de arrestaties van (on line) journalisten, internettechnici en mensenrechtenactivisten werden in de verslagperiode ook diverse internetsites, providers en internetbedrijven geblokkeerd dan wel gesloten. In mei 2004 werden door Openbaar aanklager Mortazavi alleen al 50 internetbedrijven gesloten. Er zouden nog zo'n 200 internetbedrijven op een lijst staan van Mortazavi welke eveneens zullen worden gesloten.46
Het was ook hier niet duidelijk op welke juridische grond vervolging van internetdelicten plaatsvond. Waarschijnlijk ook weer op de gronden laster, belediging van de islam, enzovoorts. Er is een nieuwe wet gerelateerd aan computercriminaliteit in voorbereiding. Volgens deze wet zou iemand die informatie via computersystemen en telecommunicatie verspreidt, gericht op het `in beroering brengen van de publieke gedachte', gestraft worden voor het verspreiden van leugens. De straf die opgelegd zal kunnen worden bij overtreding van de wet is het intrekken van de werkvergunning of sluiting van het internetbedrijf of website voor enkele dagen of maanden.47 Radio en televisie
In Iran worden op radio en televisie alleen programma's van de staatsomroep IRIB aangeboden. Vanuit het buitenland (met name de Verenigde Staten) is via de satelliet echter een groot aantal private Iraanse televisiezenders te ontvangen. Deze zenders representeren een breed scala, waarbinnen zich ook diverse oppositiegroeperingen in ballingschap bevinden. Ontvangst van deze televisiezenders is in Iran verboden. Er is derhalve een verbod op de verkoop en het bezit van satellietschotels voor tv-ontvangst. Een in december 2002 door het parlement aangenomen wetsvoorstel om het verbod gedeeltelijk op te heffen werd op 21 januari 2003 door de Raad van Hoeders verworpen.48 Het is niet bekend wat de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel op dit moment is. Private radio- en televisiezenders zijn in elk geval nog steeds verboden. In oktober 2004 verduidelijkte Ahmad Pishbin, een lid van de parlementaire commissie inzake Nationale Veiligheid en Buitenlands Beleid, nog eens waarom: `het verbod op satellietzenders is onder andere ingevoerd vanwege het feit dat het volk, en in het bijzonder de jeugd, problemen zal ondervinden wanneer ze toegang hebben tot buitenlandse radio- en televisiezenders'.49 46 ISNA, BBC Monitoring, 19 mei 2004. 47 BBC Monitoring 25 november 2004.
48 Zie ook het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 26. 49 `Private TV and radio, illegal in Iran', Weekly Press Digest Vol. 17, No. 44, October 23- October 29, 2004, pagina 4.
24

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Acties om satellietschotels in beslag te nemen vinden sporadisch plaats. Bezitters krijgen hierbij een geldboete tussen de 1 en 5 miljoen rials (circa 100 tot 500 euro) opgelegd. Ook worden de signalen van satellieten gestoord, zodat ontvangst tijdelijk niet mogelijk is. Vele Iraniërs beschuldigen de Revolutionaire Garde van dit storen van de satellietsignalen.
Boeken
Boeken die in Iran worden uitgegeven, dienen vooraf goedkeuring te krijgen van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding. Pas nadat deze goedkeuring is verleend, mogen drukkerijen tot het drukken van een boek overgaan. Naast integrale goedkeuring of afkeuring van boeken komt het ook voor dat het ministerie de uitgever te kennen geeft dat publicatie pas kan plaatsvinden na het aanpassen van bepaalde passages. Uitgevers dienen bij de aanvraag tot goedkeuring een overeenkomst te tekenen waarin zij verklaren eventuele afkeuring van het boek te accepteren en dat zij eventueel gewenste aanpassingen zullen doorvoeren alvorens zij tot publicatie overgaan. Doen zij dat niet, dan kan het boek simpelweg niet gedrukt worden en lopen ze gevaar te worden ondervraagd of zelfs te worden gearresteerd. Onder de zesde majlis vond vooral censuur plaats op publicaties die kritiek leverden op het bestaande model van de islamitische staat in Iran of op moreel verwerpbare publicaties (bijvoorbeeld passages over seksualiteit in romans). Onder het huidige bewind lijkt de censuur verder te gaan en wordt het voor uitgevers steeds lastiger een boek uit te geven. Het Iraanse Wetboek van Strafrecht kent geen specifieke straffen voor het in bezit hebben van verboden boeken en ander materiaal zoals afbeeldingen of video's, zolang het om privé materiaal gaat. Wanneer deze worden aangetroffen, blijft het bij inbeslagname hiervan door de autoriteiten. Het met een commercieel oogmerk handelen in literatuur, video's en ander materiaal dat aanstootgevend of beledigend voor de islam wordt geacht, is wel verboden. De straffen variëren van 3 maanden tot een jaar gevangenisstraf en/of geldboetes. Indien grote voorraden van verboden werken aanwezig zijn die bedoeld zijn voor (gratis) verspreiding met een meer politiek oogmerk, dan kan ook strafvervolging plaatsvinden. Deze vindt dan meestal plaats op grond van een aanklacht wegens verstoring van de publieke orde, een delict dat door de revolutionaire rechtbank behandeld wordt.

Overige culturele uitingen
Iraanse kunstenaars worden met regelmaat belemmerd in hun werk door de Iraanse autoriteiten. Zo werden gedurende de verslagperiode bijvoorbeeld speel- en productieverboden aan acteurs en producers van tv-soaps opgelegd vanwege `gebrek aan fatsoenlijke kwaliteit en immoreel gedrag'.50 50 Iran News, 22 december 2004.
25

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Voorts werd het enkele fotografen verboden hun werk tentoon te stellen vanwege strijdigheid met de islamitische waarden en normen.51 Ook niet-Iraanse kunstenaars werden gedurende de verslagperiode belemmerd door de Iraanse autoriteiten. Diverse muziekconcerten, georganiseerd door Europese ambassades, werden bijvoorbeeld verboden vanwege de `corrupte invloed van de Westerse cultuur'.52
Studenten/academici
Massale studentenprotesten hebben zich in de verslagperiode niet voorgedaan, wel kleinere bijeenkomsten tegen specifieke onderwijsproblemen of het overheidsbeleid in het algemeen.53
AI heeft in een open brief de Iraanse autoriteiten opgeroepen een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het vermeende geweld dat is gebruikt tijdens de gevangenschap van onder andere de studenten Akbar Mohammadi en Ahmad Batebi. Zij werden gearresteerd na de studentenprotesten in juli 1999.54 AI heeft de regering gevraagd tevens degene die verantwoordelijk is voor deze martelpraktijken, te vervolgen.55
Het doodvonnis van de wegens godslastering veroordeelde academicus Hashem Aghajari is vernietigd. Hiervoor in de plaats kwam een gevangenisstraf van vijf jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. Daarnaast mag hij geen les meer geven, niets meer publiceren en niet meer spreken in het openbaar.56 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Vrijheid van vergadering
De grondwet garandeert vrijheid van vergadering, zolang deze niet ingaat tegen de principes van de islam. In de praktijk treden de autoriteiten echter zowel op tegen anti-overheidsdemonstraties als tegen samenscholingen waarvoor niet expliciet toestemming is verleend. Hierbij kan het voorkomen dat demonstranten worden aangehouden en verhoord. Vreedzame demonstranten worden vaak aangevallen door de milities van de Ansar-e Hezbollah en de Basidj. 51 AFP, 10 november 2004.
52 Reuters, 3 oktober 2004.
53 Bijvoorbeeld een sit-in van studenten aan de landbouwuniversiteit in Shiraz (BBC Monitoring, 10 december 2004).
54 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van 21 december 1999, pagina's 4 en 24. 55 `Five years of injustice and impunity"' Public Statement Amnesty International, 7 juli 2004. 56 ISNA, Iran News 24 juli 2004. Specifiek over het doodvonnis zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, paragraaf 3.3.9, pagina 50. 26

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Te denken valt bijvoorbeeld aan de protestacties tegen het doodvonnis van de academicus Hashem Aghajari in november 2002 en de grootschalige (studenten-)protestacties in juni 2003.57
Ook in de verslagperiode vonden protestbijeenkomsten plaats. Bijvoorbeeld tegen de arrestatiegolf van onder andere journalisten in juli en oktober 200458 en één eind september 2004 tegen de beperking van de `politieke vrijheden'. Deze demonstratie werd door de politie afgebroken. Volgens een demonstrant werd de demonstratie geïnitieerd door een in de Verenigde Staten opererende Iraanse tv- persoonlijkheid, Ahura Pirouz Khaleghi. Zijn programma is via de satelliet in Iran te ontvangen.59 Bij sommige protestacties, zoals bijvoorbeeld van leden van de lerarenvakbond, werd een aantal demonstranten gearresteerd en later weer op borgtocht vrijgelaten. Het is niet bekend of tegen deze demonstranten op een later tijdstip nog rechtszaken zijn gevoerd.
Vrijheid van vereniging
De vrijheid van vereniging is vastgelegd in artikel 26 en 27 van de Iraanse grondwet, maar is in deze artikelen begrensd door de principes van de islam. Voor de oprichting van een vereniging is vooraf toestemming nodig van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Binnen dit ministerie bevindt zich een speciaal comité dat zich bezighoudt met aanvragen voor oprichting van verenigingen. Een vergunning voor een vereniging wordt verstrekt voor de periode van twee jaar en dient vervolgens elke twee jaar vernieuwd te worden. Het komt regelmatig voor dat aanvragen niet worden gehonoreerd.
Iran Freedom Movement (IFM) 60
De IFM wordt door de Iraanse autoriteiten nog steeds beschouwd als een verboden vereniging. Het beroep dat de leden van de IMF hadden aangespannen tegen de door de revolutionaire rechtbank gelaste ontbinding is ook in de verslagperiode nog niet behandeld.61 In het proces tegen de voorzitter van de IFM, Ebrahim Yazdi, vond 30 september 2004 de eerste hoorzitting plaats. De voorzitter wordt ervan beschuldigd het islamitisch regime omver te willen werpen. De eerste hoorzitting werd geboycot door Yazdi. Hij vindt dat de revolutionaire rechtbank niet bevoegd is deze zaak in behandeling te nemen. 57 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 28 en 29. 58 Zie hierover paragraaf 3.3.1.
59 AFP, 26 september 2004.
60 De IFM is een religieus nationalistische groepering die scheiding tussen staat en religie voorstaat.
61 Zie over het vonnis van de revolutionaire rechtbank het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004 (pagina 29) en het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2003 (pagina 26 tot en met 28).
27

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De aanklacht is namelijk van politieke aard en moet daarom door een openbare rechtbank in behandeling worden genomen.62
Vakbonden
Iran kent geen vakbonden in de gangbare zin van het woord. Fabrieken en grote bedrijven kennen wel een `Islamic Council of Labourers' (ICL), deze zijn over het algemeen echter niet onafhankelijk en lopen sterk aan de leiband van de desbetreffende directeuren en overheidsambtenaren. Vertegenwoordigers van deze ICL's vormen samen `The House of Labour'. De House of Labour vaardigt weer een vertegenwoordiger af naar de International Labour Organisation (ILO), waar ook een regeringsvertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisatie zitting in hebben.
De politieke betekenis van deze organisaties is verwaarloosbaar. Demonstraties van ontevreden werknemers, bijvoorbeeld over slechte werkomstandigheden of het uitblijven van salarisbetalingen, worden niet door de ICL's georganiseerd. De ICL's proberen over het algemeen juist een matigende rol te spelen en uitingen van ontevredenheid te voorkomen.
In de verslagperiode heeft overigens eind april 2004, een grote bijeenkomst plaatsgevonden van arbeiders die opkwamen voor hun rechten. Zij toonden zich ontevreden over hun levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Enige parlementsleden en vertegenwoordigers van de House of Labour, zoals Ali Reza Mahjoub, hielden toespraken en spraken onder andere over de Arbeidswet, over privatisering en tijdelijke contracten.63
Het hoofd van de House of Labour, de hervormingsgezinde Mahjoub, heeft begin 2004 de Islamic Labour Party opgericht. Hij wil zich gaan toeleggen op de herziening van de Arbeidswet en de oprichting van vakbonden. De stand van zaken hieromtrent is niet bekend.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging
De sji'itische islam is de officiële religie van Iran. Daarnaast worden het christendom, het zoroastrianisme en het jodendom erkend als enige officiële religieuze minderheden. In Iran zijn verder ook aanhangers van het bahá'i geloof. Ten slotte is er nog een groep soennieten. Hieronder volgt over elk van de genoemde godsdiensten een korte uiteenzetting.
62 AFP, 30 september 2004.
63 IRNA, BBC Monitoring, 30 april 2004. 28

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Ook wordt de situatie beschreven van de Hojatieh-gemeenschap, een ultra- conservatieve, sji-itische, anti-bahai'a gerichte beweging. Islam
Bijna 99% van de bevolking in Iran hangt de islam aan. Het beleid van de overheid is gericht op strikte naleving van islamitische waarden en normen. De Iraanse grondwet verklaart de sji'itische islam (en de Ja'fari-school van denken) tot officiële religie van Iran.64 Verreweg het grootste deel van de Iraanse bevolking is ook sji'itisch moslim. Het soennisme komt voornamelijk onder etnische minderheden als Koerden, Baluchi's, Turkmenen en Arabieren voor. Christendom, zoroastrianisme en jodendom
Deze erkende religieuze minderheden hebben het recht op eigen publicaties en de mogelijkheid het eigen geloof te belijden. Bovendien hebben deze minderheden in bepaalde gevallen het recht eigen gebruiken en wetten na te leven. Voor de religieuze minderheden zijn vijf plaatsen in het parlement gereserveerd. Ondanks deze bescherming door de grondwet komt discriminatie op religieuze gronden voor, bijvoorbeeld wanneer het gaat om toegang tot een baan bij de overheid, of aan overheid gelieerde instanties.
Door toepassing van de sjari'a worden de erkende religieuze minderheden achtergesteld op het terrein van het recht en gerechtelijke procedures, zoals getuigenissen, erfrechtkwesties en tot voor kort bloedgeld.65 Voor erkende religieuze minderheden is het uiterst moeilijk in geval van discriminatie op religieuze gronden een beroep te doen op de overheid. Zij doen soms een beroep op hun eigen kerkgemeenschap voor bemiddeling. Dit is echter vrijwel altijd zonder resultaat als de discriminatie is gebaseerd op de sjari'a-wetgeving. Hieronder wordt apart stil gestaan bij de drie erkende religieuze minderheden. Christenen
Er zijn ongeveer 300.000 christenen in Iran.66 De christelijke gemeenschap in Iran bestaat hoofdzakelijk uit Armeense en Assyrische christenen, die in de Iraanse samenleving geïntegreerde gemeenschappen vormen. Geboren christenen zijn in staat zonder problemen hun geloof uit te oefenen.
64 Artikel 12 van de Iraanse grondwet benadrukt de `volledige eerbiediging en vrijheid' van het sji'isme ten opzichte van soennitische varianten van de islam. 65 Eind 2003 is de wet op het gebied van bloedgeld (diyeh) gewijzigd waardoor ook verwanten van een niet-islamitisch slachtoffer het volledige bloedgeld ontvangen. Daarvoor kregen zij slechts de helft van hetgeen voor een moslim betaald diende te worden. Meer hierover in het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 31. 66 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004, pagina 1.
29

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Repressie en intimidatie van christenen heeft in de verslagperiode wel plaatsgevonden, maar dit hing samen met actieve bekering van moslims. Wat deze bekering betreft moet onderscheid gemaakt worden tussen de `oude' kerken en de `moderne' kerken.
De `oude' kerken roepen weinig of geen weerstand op. Deze ontplooien geen zendingsactiviteiten. De leider van de Armeense kerk in Iran heeft te kennen gegeven geen moslims te bekeren wanneer zij uit zichzelf belangstelling tonen in zijn kerk. Men wordt christen bij geboorte en trouwt slechts onderling. In de sporadische gevallen van een gemengde christen/moslim relatie, dient een mannelijke christen moslim te worden. Een vrouw kan haar oude geloof trouw blijven, mits haar kinderen moslim worden. De Armeense en Assyrische kerken in Iran bedienen zich in de liturgie en de bijbellessen van hun eigen taal. Complicaties als gevolg van zendingsdrang hebben zich in de verslagperiode voorgedaan bij `moderne' kerken, zoals de pinkstergemeente (Assemblies of God) en evangelische kerken. Vooral de over het hele land verspreide huiskerken ondervonden problemen. Na het aantreden van Khatami zeven jaar geleden ervaarden de moderne kerken een hoge mate van religieuze tolerantie. Hieraan lijkt een einde gekomen door de conservatieve overwinning bij de parlementsverkiezingen van februari 2004. Zo zijn in mei 2004 circa 20 christenen opgepakt in de Iraanse provincie Mazandaran waaronder een voorganger van de pinkstergemeente en zijn familieleden. De familieleden werden vrij snel vrijgelaten. De anderen eerst na vier tot zes weken. De arrestaties leken een gerichte actie tegen de groeiende huiskerk beweging waarvan de meeste bezoekers vroeger moslim waren.67 Een ander voorbeeld van toegenomen repressie zijn de door de geheime politie verrichte arrestaties op 9 september 2004 van circa 80 deelnemers aan een landelijke bijeenkomst van de pinkstergemeente.68 De meeste werden nog dezelfde dag na verhoor teruggebracht en in vrijheid gesteld, maar de tienkoppige leiding van de pinkstergemeente zat langer vast. Tot op heden zit nog één voorganger vast: Hamid Pourmand. In de visie van een van de voorgangers moeten deze arrestaties worden opgevat als intimidatie van evangeliserende christelijke gemeenschappen. De moderne kerken zeggen echter geen keuze te hebben. Christenen hebben naar hun overtuiging nu eenmaal de opdracht om het evangelie te verkondigen.
67 `Iran: police arrest Christian pastor', www.compassdirect.org, 26 mei 2004. Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 24 juni 2004 inzake kamervragen over deze arrestatie, kenmerk DAM-369/04. 68 `Police detain 80 Iranian evangelicals', www.compassdirect, 10 september 2004. 30

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Op apostasie (mortad) ­ ofwel afvalligheid van de islam ­ staat volgens de sjari'a de doodstraf.69 Toch heeft de laatste jaren in geen enkel geval strafvervolging of executie plaatsgevonden van personen die zich hebben bekeerd tot het christendom.70 Wel zijn recentelijk, zoals hierboven omschreven, vooral actieve bekeerders gearresteerd. Anders dan deze arrestaties doen vermoeden en in tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, vinden echter volgens een leider van de Assemblies of God in Iran geen identiteitscontroles plaats bij de ingang van de kerk en worden kerkgangers voor of na hun kerkbezoek niet ondervraagd door politiefunctionarissen. Het dopen van moslims kwam tot voor kort in de moderne kerken met enige regelmaat voor.71 Het ging om zo'n 250 mensen per jaar. Momenteel ondernemen de kerken echter niets, vanwege de recente arrestaties van kerkleiders.
Ondanks de afgenomen tolerantie jegens actieve christenen, is gebleken dat moslims in principe nog steeds interesse kunnen tonen in het christendom, christelijke kerken kunnen bezoeken en bijbelonderricht kunnen krijgen. Ook geldt dat tot het christendom bekeerde moslims in beginsel maatschappelijk probleemloos kunnen functioneren. De marges hierbij worden goeddeels bepaald door de mate waarin de betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden. Of de autoriteiten al dan niet op de hoogte zijn van de bekering van betrokkene, is in principe slechts van belang wanneer de bekeerling reeds om andere redenen dan zijn geloofsovergang in de negatieve belangstelling staat of komt te staan van de Iraanse autoriteiten. In dat geval kan de bekering als een verzwarende factor meewegen. Het enkele feit dat iemand zich heeft bekeerd leidt momenteel echter niet tot vervolging of anderszins negatieve aandacht van de zijde van de Iraanse autoriteiten.72 Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran komen aldaar in dezelfde positie terecht als andere ex- moslims.
Indien er problemen ontstaan, doen deze zich meestal voor in de familiesfeer, of worden veroorzaakt door individuele overheidsambtenaren. Het gaat hierbij dan vooral om problemen op het gebied van uitreis, paspoortverstrekking, toegang tot de universiteit of degradatie op het werk.
69 Apostasie komt niet voor in het Iraanse Wetboek van Strafrecht. 70 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004, pagina 6.
71 Voor een omschrijving van het doopproces zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 32 onderaan.
72 Tijdens een bezoek van Oostenrijkse rechters aan Iran in 2002 bevestigde Groot-Ayatollah Yousef Sanei desgevraagd dat bekeringen van de islam tot het christendom op zichzelf niet in strijd zijn met de sjari'a . Dit wordt pas anders als de bekering gepaard gaat met godslastering of belediging van heiligen (artikel in Defenders' Newsletter, juli-augustus 2002, pagina 22). In de verslagperiode is niet gebleken dat dit veranderd zou zijn. 31

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Ook hebben bekeerlingen over het algemeen zeer beperkte mogelijkheden om rechtsbescherming of beroepsmogelijkheden te zoeken. Zulks geldt overigens evenzeer voor de andere leden van erkende religieuze minderheden, zoals joden en traditionele christenen. Ook zij hebben weinig tot geen mogelijkheden om rechtsbescherming te zoeken wanneer zij bijvoorbeeld niet worden toegelaten tot een universiteit.73 Overigens zijn de erkende minderheden in 2003 voor de eerste maal ontslagen van de verplichting om vragen over de islam te beantwoorden tijdens de toelatingsexamens voor de universiteiten. Christenen die behoren tot de erkende minderheden krijgen in plaats daarvan vragen over de bijbel voorgelegd. In Iran zou een klein aantal Jehova's getuigen actief zijn. Zij beschikken niet over een eigen gebouw. Verder is over deze zeer kleine groep niets bekend.

Joden
De joodse gemeenschap blijft onverkort in staat haar vrijheid van godsdienst uit te oefenen, maar zij wordt wel steeds minder talrijk. De joodse gemeenschap voelt zich in zekere mate geïntimideerd door de anti- Israël propaganda die de overheid bedrijft en het onder de Iraanse bevolking breed levende idee dat alle joden aanhangers zijn van het zionisme.74 Zoroastriërs
De zoroastriërs, aanhangers van Zarathoestra (Zoroaster in het Grieks, Zarthost in het Perzisch) leefden reeds eeuwen voor het intreden van de islam in Iran. Thans zijn tussen de 30.000 en 50.000 zoroastriërs in Iran woonachtig. De meeste van hen wonen in Yazd, Kerman en Teheran. Vele anderen zijn de afgelopen decennia naar het buitenland geëmigreerd.
In de positie van de zoroastriërs is in de verslagperiode geen verandering gekomen. De zoroastrische minderheid in Iran wordt in staat gesteld hun godsdienst vrijelijk te beleven en om de meeste van hun traditionele en familiale gebruiken na te leven. Aan de zoroastriërs zijn wel diverse discriminerende beperkingen opgelegd. Dit zijn dezelfde beperkingen die gelden voor de andere erkende religieuze minderheden.
Actieve bekering tot het zoroastrianisme vindt niet plaats. 73 Deze beperkte mogelijkheden voor rechtsbescherming gelden overigens ook voor de islamitische Iraniërs die niet de benodigde relaties hebben. 74 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004, pagina 8.
32

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De zoroastriërs hebben een eigen taal. De taal wordt door jongeren echter nauwelijks gesproken en sterft uit. Artikelen voor en door zoroastriërs worden gepubliceerd in het tijdschrift Frahvahr.
Bahá'i
In Iran zijn circa 300.000 aanhangers van het bahá'i geloof woonachtig. De meerderheid van hen is van Perzische afkomst. Het bahá'i geloof wordt niet erkend in de Iraanse grondwet. Aanhangers worden als geloofsafvalligen van de islam beschouwd, die de geloofsovertuiging tarten en een bedreiging zijn voor de stabiliteit van de staat. In Iran beschikken zij dan ook niet over gebedshuizen, zodat de religieuze bijeenkomsten in woonhuizen worden georganiseerd. Er zijn geen gevallen bekend van vervolging enkel en alleen vanwege het aanhangen van het bahá'i geloof. Wel heeft de Iraanse veiligheidsdienst op 1 december 2004 een vooraanstaande bahá'i aanhanger, de heer Bahman Mashhadi, gearresteerd toen deze op het punt stond een verklaring aan te bieden aan de Eastern Tihran Assembly of Jurists. In die verklaring werd een oproep gedaan een einde te maken aan de onderdrukking waaraan bahá'is in Iran al jarenlang blootstaan.75 De reden van de arrestatie is op dit moment niet duidelijk. De onderdrukking van bahá'is uit zich vooral op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten en bahá'is worden regelmatig geconfronteerd met willekeur van de zijde van lokale autoriteiten. Voorts krijgen zij zo nu en dan te maken met onteigening of zelfs sloop van hun eigendommen en zelfs heiligdommen.76 Ook mogen bahá'i in de regel hun doden niet begraven of eer bewijzen op een manier die past binnen hun geloof. Ten slotte komen de bahá'i, als niet erkende religieuze minderheid, niet in aanmerking voor de eerder genoemde bloedgeldregeling.
Een verbetering leek opgetreden op het punt van toelating tot universiteiten. In het studiejaar 2003/2004 was op het inschrijvingsformulier van de toelatingsexamens voor de eerste maal de vraag naar de religie van betrokkene weggelaten. In plaats daarvan kon de aanvrager aangeven over welke religie hij of zij ze ondervraagd wilde worden op het toelatingsexamen, ongeacht of dit de eigen religie betrof of niet. Zeker 1000 bahá'i studenten behaalden het toelatingsdiploma, doch ontdekten tot hun verontwaardiging dat zij als `moslims' stonden geregistreerd.77 Deze praktijk zou betekenen dat bahá'i alleen toegang hebben tot universiteiten wanneer zij hun geloof verloochenen.
75 Informatie afkomstig uit een brief van 10 december 2004 van de Nationale Geestelijke Raad van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken. 76 Zo werd volgens de Bahá'i International Community in juni 2004 een huis van een vooraanstaande bahá'i, Mirza Buzurg-i-Nuri gesloopt. Uit: `Update: situation of the Bahá'is in Iran, september 2004', pagina 2. 77 `New ploy by Iranian government to deprive bahá'is of higher education', Bahá'i World News Service, New York, 11 augustus 2004.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Soennieten
Soennieten maken circa 10% van de Iraanse bevolking uit. Het aanhangen van de soennitische richting van islam levert als zodanig geen vervolging door de autoriteiten of burgermilities op.
Evenals voorgaande jaren stuurden soennitische parlementsleden ook in deze verslagperiode weer een brief aan de leidinggevende sji'itische geestelijkheid van Iran waarin zij hun ongenoegen kenbaar maakten over de voortdurende discriminatie tegen de soennitische minderheid waarvan nooit iemand in aanmerking komt voor functies als die van vice-president, minister of gouverneur.

Hojatieh-gemeenschap
Deze ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte beweging, opgericht in 1953, is door ayatollah Khomeini in 1983 verboden. Het gaat in feite niet om een aparte geloofsgemeenschap, maar om een min of meer georganiseerd verband van sji'itische gelovigen. Ofschoon bij tijd en wijle de naam van de beweging opduikt in polemische artikelen of achtergrondbeschouwingen, voornamelijk in Iraanse media in het buitenland, wordt in Iran zelf weinig over de Hojatieh-gemeenschap (Hojjatieh Association) vernomen. Veel leden zouden inmiddels zijn opgegaan in de uiterst conservatieve Islamic Coalition Society (ICS). De Hojatieh- gemeenschap richt zich op de wederkomst van de Mahdi, de verdwenen twaalfde Imam, die de echte en enige `Islamitische Republiek' zal stichten en keert zich tegen het instituut van velayat-e faqeh. Binnen sommige overheidskringen lijkt enige sympathie voor deze ­ thans zeer kleine ­ beweging te bestaan. Er zijn geen aanwijzingen die duiden op vervolging van leden van deze gemeenschap. 3.3.4 Bewegingsvrijheid
Binnenland
In principe mogen burgers zonder officiële toestemming naar elk deel van Iran reizen en van woonplaats veranderen. Bij binnenlandse vluchten moeten Iraniërs hun identiteit aantonen met hun geboorte-/identiteitsboekje of paspoort. Geboorte-/identiteitsboekje
Iedere Iraniër heeft een geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) met een rode omslag en een uniek serienummer dat op elke bladzijde met rode inkt is gedrukt. Daarnaast bevat de shenasnameh een persoonsnummer, dat met pen in het daarvoor bedoelde vak is geschreven en dat uit één tot vijf cijfers kan bestaan. Dit nummer is het volgnummer van de afgevende instantie in het desbetreffende jaar. De combinatie persoonsnummer, geboortedatum en plaats van afgifte is uniek voor de houder van het boekje.
34

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Iraniërs kennen het persoonsnummer dat in hun geboorteboekje vermeld staat doorgaans uit hun hoofd, aangezien zij deze bij nagenoeg alle belangrijke transacties nodig hebben. Het nummer staat niet alleen vermeld op alle andere identificatiebewijzen (paspoort, rijbewijs, studentenkaart, militaire kaart), maar moet ook steeds worden genoemd als een bepaalde overheidsdienst wordt verlangd. Het geboorteboekje wordt na de geboorte door de ouders aangevraagd. Wanneer de houder van het boekje 18 jaar oud is, wordt een foto toegevoegd. Iraniërs zijn niet verplicht het geboorteboekje bij zich te dragen. De eerste twee pagina's van het geboorteboekje bevatten de persoonlijke gegevens van de houder: voor- en achternaam van de betrokkene, diens geboortedatum (volgens de Iraanse kalender) en geboorteplaats, de voornaam van diens vader en moeder alsmede hun persoonsnummer en de plaats van afgifte van hun geboorteboekjes. Op de middelste twee pagina's worden huwelijken (alsmede echtscheidingen en het overlijden van de partner) en eventuele kinderen bijgeschreven. Bij huwelijken worden alle gegevens (voornaam, achternaam, geboortedatum, nummer en afgifteplaats van het geboorteboekje) van de huwelijkspartner ingevuld, alsmede het registratienummer van het huwelijk en plaats en nummer van het desbetreffende notariskantoor. Het boekje wordt bij alle handelingen tevens door de notaris gestempeld. Op de laatste twee pagina's wordt door middel van stempels aangegeven of betrokkene bijvoorbeeld voedselbonnen heeft ontvangen en in welke stad de houder van het boekje heeft gestemd bij verkiezingen. De religie van de houder wordt niet in het geboorteboekje vermeld. Naast de oude shenasnamehs is in 2003 een nieuwe shenasnameh in gebruik genomen. Het betreft in plaats van een boekje een identiteitskaart. De kaart heeft een nationale code van 10 cijfers en zal gebruikt worden bij allerlei belangrijke transacties zoals trouwen, het kopen van land of het aanschaffen van een auto. De religie van de houder wordt niet vermeld. De kaart wordt afgegeven op de postkantoren. De afgifte van de nieuwe kaarten vindt reeds geruime tijd plaats. De oude shenasnameh blijft naast de nieuwe identiteitskaart bestaan. Gedurende 2003 zijn ook tijdelijke identiteitsbewijzen afgegeven. De tijdelijke kaarten zijn hardroze van kleur en bevatten geen pasfoto. Ook is op de kaart niet vermeld dat het om een tijdelijk document gaat. De kaart is wel voorzien van de tiencijferige nationale code.
Het bezit van een shenasnameh is gekoppeld aan de Iraanse nationaliteit. Vluchtelingen kunnen, ook na langdurig verblijf in Iran, geen shenasnameh verkrijgen, zolang ze op basis van hun vluchtelingenstatus in Iran verblijven. Alleen in het geval dat een vluchteling de Iraanse nationaliteit verkregen heeft (door bijvoorbeeld een huwelijk met een Iraniër), kan betrokkene een shenasnameh verkrijgen.
35

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Paspoort
Paspoorten kunnen sinds een wetswijziging in 2002 direct vanaf de geboorte worden verstrekt, waar kinderen voorheen in de paspoorten van ouders werden bijgeschreven. Dit betekent dat ook minderjarigen over een eigen paspoort kunnen beschikken. Mannen die de dienstplichtige leeftijd hebben bereikt, kunnen uitsluitend een paspoort aanvragen na toestemming van de militaire autoriteiten of na vervulling van hun militaire dienstplicht. Overigens hebben minderjarigen voor de aanvraag van een paspoort wel toestemming van hun ouders nodig. Per 14 juli 2004 is een nieuw paspoort in gebruik genomen. Oude paspoorten blijven geldig tot de vervaldatum zoals in deze paspoorten aangegeven. Het nieuwe paspoort vertoont ten opzichte van het oude paspoort qua uiterlijke kenmerken zowel overeenkomsten als verschillen.78
Buitenland
Bij uitreis uit Iran wordt de identiteit gecontroleerd met behulp van het paspoort. Het is niet nodig hierbij ook het geboorteboekje te tonen. Voor zover bekend, zijn er recentelijk geen wijzigingen in de uitreisprocedure doorgevoerd. De controle op de luchthaven van Teheran (Mehrabad) is strikt. De feitelijke controles bij uitreis vinden als volgt plaats: bij binnenkomst van de luchthaven worden alle tassen en koffers doorgelicht en wordt iedereen, mannen en vrouwen gescheiden, gefouilleerd. Soms wordt bij die gelegenheid naar het paspoort en het ticket gevraagd, doch ook niet-passagiers mogen dit deel van het gebouw betreden. Vóór het inchecken van de bagage (waarbij door de luchtvaartmaatschappijen het eventueel benodigde visum streng wordt gecontroleerd) worden ticket en paspoort gecheckt bij een balie die niet-passagiers in principe niet mogen passeren; hier wordt evenwel regelmatig de hand mee gelicht. Hierna volgt de (grondige) paspoortcontrole, waarbij wordt geverifieerd of de persoon in kwestie op de zwarte lijst voorkomt. Is zulks het geval (bijvoorbeeld vanwege een niet betaalde belastingschuld of een tegen betrokkene lopend arrestatiebevel), dan zal hij in principe niet mogen uitreizen. Vervolgens wordt, alvorens de reiziger tot de gate wordt toegelaten, de handbagage opnieuw doorgelicht en de passagier opnieuw gefouilleerd. In sommige gevallen wordt de passagier gevraagd de schoenen uit te trekken. Een enkele maal wordt bij het betreden van het vliegtuig, naast de instapkaart, ook het paspoort nogmaals gecontroleerd. 78 Overeenkomsten: de afmetingen (13x9), de rood-bruine kaft, het gebruik van het wapen op de kaft, het gebruikte watermerk (het portret van Khomeini) en het aantal pagina's (40). In beide versies wordt de religie van de houder niet vermeld. De verschillen tussen het oude en het nieuwe paspoort: de ruimte voor het invullen van de persoons -en afgiftegegevens (in het oude paspoort staan deze gegevens over 7 pagina's verdeeld en in het nieuwe paspoort op drie pagina's) en de pagina's van het nieuwe pasoort hebben een iets andere ondergrond. 36

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Naast de vele uitreismogelijkheden vanaf het vliegveld van Teheran, bestaat tevens gelegenheid om met Iran Air of Mahan Air vanuit Iraanse steden als Ahwaz, Bandar-Abbas, Mashhad, Isfahan en Shiraz naar diverse bestemmingen binnen en buiten de regio te vliegen. Op deze Iraanse luchthavens wordt hetzelfde registratiesysteem als dat op de luchthaven Teheran gehanteerd. Wat de uitgestrekte landgrens met Turkije betreft, is bekend dat de Iraanse, alsook de Turkse grensautoriteiten moeilijkheden hebben om die deugdelijk te bewaken. Iraniërs zijn niet visumplichtig voor Turkije, hetgeen inhoudt dat dit land dan ook een populaire bestemming is. Indien men over een paspoort beschikt, kan men dagelijks per vliegtuig of bus en enige malen per week met de trein van Teheran naar Istanbul afreizen.
Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs, waaronder voormalige asielzoekers, voor korte of langere tijd in het kader van zaken, vakantie of familiebezoek terug naar hun vaderland. In verreweg de meeste gevallen levert een dergelijke terugkeer geen enkel probleem op. Reisverbod
Voor zover bekend is er geen specifiek wetsartikel met betrekking tot reisverboden, maar uit de praktijk blijkt dat reisverboden voor een Iraans staatsburger door diverse autoriteiten uitgevaardigd kunnen worden zoals bijvoorbeeld de belastingautoriteiten, de revolutionaire of openbare rechtbank of de openbare aanklager. Het kan gaan om een uitreisverbod of een regionaal reisverbod.
In geval van een uitreisverbod, wordt de informatie hierover naar de luchthavens en grensovergangen in Iran verspreid. De douanemedewerkers hebben toegang tot deze informatie. Een uitreisverbod behelst niet de verplichting voor een persoon om zich regelmatig te melden.
Een uitreisverbod kan vermeld staan in een vonnis. Tevens kan het zijn dat de persoon schriftelijk bericht krijgt van het reisverbod. Het is in de verslagperiode echter ook een aantal keer voorgekomen dat een persoon op het vliegveld pas werd geconfronteerd met een reisverbod.
In de praktijk worden geen gevangenisstraffen opgelegd wegens illegale uitreis. Wel kunnen geldboetes worden geheven.
Een regionaal reisverbod staat in een vonnis vermeld. Het geldt voor een beperkte periode en gedurende die periode dient betrokkene zich regelmatig te melden bij bijvoorbeeld een bepaalde gevangenis of rechtbank. 37

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

3.3.5 Rechtsgang
Het rechtssysteem in Iran is gebaseerd op de islamitische wet. Om deze reden ontbreken in de bestaande wetgeving soms zaken die tijdens het ontstaan van de islamitische wet niet aan de orde waren maar die heden ten dage een vrijwel vanzelfsprekend onderdeel van de moderne rechtssystemen uitmaken. Zo bestaat er in het Iraanse strafsysteem geen onderscheid tussen de delicten moord en doodslag. Ook de rol van de advocaat in het strafproces blijft zeer beperkt. Hieronder volgt een uiteenzetting van achtereenvolgens het Iraanse Wetboek van Strafvordering en het Iraanse Wetboek van Strafrecht. Het Iraanse Wetboek van Strafvordering
Met name de rechtsgang in de revolutionaire rechtbanken is nog altijd ver verwijderd van internationale standaarden voor een eerlijke rechtsgang. Onder andere omdat deze rechtbanken soms bestaan uit rechters die niet juridisch geschoold zijn, wordt ook de bestaande regelgeving inzake de procesgang niet altijd nageleefd. Ook zijn de aanklachten op basis waarvan veroordeling plaatsvindt, gesteld in zeer vage en weinig concrete bewoordingen. Deze rechtbanken beschikken nog altijd over zeer veel speelruimte voor het ongecontroleerd aanpakken van hun onwelgevallige personen. De werkwijze van de revolutionaire rechtbanken is de afgelopen jaren, met name na het aantreden van president Khatami, op enkele punten iets transparanter geworden. Zo ontvangen verdachten thans in sommige gevallen kopieën van oproepen, dagvaardingen of vonnissen. Van een systematische verbetering kan echter niet gesproken worden.
De autoriteiten lijken inmiddels ook te hebben ingezien dat de rechtsgang verbetering behoeft. In de verslagperiode is gewerkt aan hervormingsplannen van de rechterlijke macht. Onderwerpen die in deze plannen aan bod komen zijn onder andere onderricht aan rechters en advocaten, herziening van het proportionaliteitsbeginsel (de opgelegde straf moet in verhouding staan tot de begane overtreding of misdaad) en herziening van de doodstraf voor minderjarigen. De hervormingsplannen zouden de komende vijf jaren hun beslag moeten krijgen.
De Openbaar Aanklager
De gang van het Iraanse strafproces is vastgelegd in het Iraanse Wetboek van Strafvordering van 1994, dat zowel voor de openbare rechtbanken als voor de revolutionaire rechtbanken geldt. Deze wet is in 2003 op een belangrijk punt aangepast.
38

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Door deze wetswijziging is het instituut van openbaar aanklager opnieuw in het Iraanse rechtssysteem geïntroduceerd. Voor zowel de strafkamers van de openbare rechtbanken als voor de revolutionaire rechtbanken is sinds de wetswijziging de aanwezigheid van een openbaar aanklager wettelijk voorgeschreven. In de diverse rechtbanken in Teheran en andere grote steden functioneert de openbaar aanklager in de praktijk inmiddels volledig. In de rest van het land is de daadwerkelijke introductie van het instituut van openbaar aanklager nog niet geheel verwezenlijkt.

De introductie van de openbaar aanklager heeft met zich meegebracht, dat personen die aangifte willen doen van een delict zich niet langer tot de rechtbank kunnen wenden, maar dit rechtstreeks moeten melden bij het kantoor van de openbaar aanklager of bij de politie, die de aangifte dan doorgeleidt aan de openbaar aanklager. De openbaar aanklager leidt het strafrechtelijk vooronderzoek. De aanklager beschikt over ondervragers en assistenten, die hem bij het vooronderzoek ter zijde staan. Wanneer het strafrechtelijk vooronderzoek is afgerond en het dossier van het onderzoek wordt gesloten, wordt de zaak bij de desbetreffende rechtbank gebracht.
Presumptie van onschuld
Grondwettelijk bestaat voor verdachten de presumptie van onschuld. Deze wordt gerelativeerd door het grote belang dat wordt gehecht aan bekentenissen van de verdachte, verklaringen van getuigen en de `overtuigdheid van de rechter'.79 Hierdoor spelen forensische bewijzen een ondergeschikte rol in het strafproces. Openbaarheid rechtszittingen
Artikel 165 van de grondwet bepaalt dat rechtszittingen in principe openbaar zijn, maar dat van openbaarheid kan worden afgezien op het moment dat het gaat om een zaak van nationale veiligheid of als openbaarheid van de zitting `de religieuze gevoelens van het volk' zou beledigen. Volgens de constitutie vallen politieke ­of persdelicten hier niet noodzakelijkerwijs onder. In de praktijk komt het van tijd tot tijd voor dat ook dergelijke zittingen achter gesloten deuren worden afgehandeld.80 Rol advocaat
De advocaat speelt een zeer beperkte rol in het strafproces.81 Advocaten hebben pas toegang tot hun cliënt als het strafrechtelijk vooronderzoek is afgelopen en het dossier van dit onderzoek is afgesloten.
79 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 6. 80 Vergelijk ook het rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina 45. 81 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 6. 39

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De enige invloed die de advocaat vóór de aanvang van de terechtzitting kan hebben is het toevoegen van zijn schriftelijke zienswijze op het (reeds afgesloten) vooronderzoeksdossier. Ook op de terechtzitting is de rol van de advocaat vaak veel beperkter dan in de meeste westerse rechtssystemen. Zo kan volgens artikel 128 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering de advocaat in een rechtszaak worden uitgesloten van de laatste terechtzitting waar het vonnis wordt uitgesproken. De licenties die advocaten het recht geven om in deze hoedanigheid op te treden, worden afgegeven door de lokale afdelingen van de Orde van Advocaten. Onthouding van de licentie komt voor bij wangedrag van advocaten, dat meestal wordt gemeld door cliënten maar soms ook door rechters. Volgens waarnemers zou de rechterlijke macht pogingen ondernemen om zijn greep op de thans relatief onafhankelijk opererende Orde van Advocaten te vergroten. Ne bis in idem
Met name indien iemand voor een bepaald delict in het buitenland is veroordeeld en daar een straf heeft uitgezeten, is het niet ondenkbaar dat voor ditzelfde delict in Iran nogmaals strafvervolging plaatsvindt (indien de Iraanse rechtbanken voor behandeling van dat delict bevoegd zijn). Op dit punt wordt het ne bis in idem principe dus niet gerespecteerd.
Sippenhaft
Er is in de verslagperiode een aantal berichten over korte detentie van familieleden of goede bekenden van voortvluchtige verdachten of politieke gevangenen (de zogenaamde Sippenhaft) geweest, teneinde deze laatste de dwingen tot het afleggen van bekentenissen. Ook komt het voor dat familieleden of goede bekenden worden opgeroepen voor verhoor door de autoriteiten, om zo de verblijfplaats van de voortvluchtige te achterhalen.82 Beroepmogelijkheid
Beroep tegen een strafvonnis is volgens artikel 232 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk. De beroepsmogelijkheid bestrijkt veroordelingen tot de doodstraf, tot lijfstraffen, geldboetes van meer dan 500.000 rial en gevangenisstraffen van langer dan drie maanden.
Veroordeling bij verstek
Het is volgens artikel 180 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering mogelijk dat iemand bij verstek wordt veroordeeld. Veroordeling bij verstek is zelfs mogelijk wanneer de doodstraf wordt opgelegd. Wanneer de ten laste gelegde delicten echter mohareb `strijd tegen God' of mofzed fi'l arz `verderf zaaien op aarde' betreffen, is veroordeling bij verstek niet mogelijk. 82 Bijvoorbeeld `Justitie Iran gijzelt vader dissident', NRC Handelsblad, 13 september 2004, en `Jounalist's brother arrested in Qom', BBC Monitoring, 26 november 2004. 40

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Het Iraanse Wetboek van Strafrecht
Delicten worden in het Iraanse Wetboek van Strafrecht onderverdeeld in drie categorieën, te weten delicten waarvoor in de sjari'a een straf is bepaald, delicten die inbreuk maken op de rechten van de maatschappij of de openbare orde en delicten die de rechten van natuurlijke of rechtspersonen aantasten. Een delict valt altijd onder slechts één van deze categorieën.
Straffen kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën, waarvan de eerste vier elk een apart hoofdstuk in het Wetboek van Strafrecht beslaan. De eerste soort straf is de zogenaamde hadd- of hudud-straf. De delicten die met deze straf bestraft kunnen worden zijn delicten die worden beschouwd als een overtreding van de goddelijke wet, zoals bijvoorbeeld apostasie, homoseksualiteit of diefstal. Straffen die kunnen worden opgelegd zijn doodstraf, steniging, amputatie, slaag, gevangenisstraf en verbanning. De tweede en derde soort straf zijn de qesas (vergelding) en diyeh (smartengeld), die beide zijn gebaseerd op het principe van vergelding. Strafvervolging van de delicten die onder deze categorie vallen kan alleen plaatsvinden na aangifte van (verwanten van) het slachtoffer. Deze kan verzoeken de verdachte dezelfde behandeling als het slachtoffer te laten ondergaan of een financiële compensatie in plaats hiervan verlangen. De diyeh (ook wel bloedgeld genoemd) heeft specifiek betrekking op de vergelding van moorden en kan worden opgelegd naast een andere bestraffing zoals gevangenisstraf. De vierde soort straf is de ta'zir of ta'zirat, waarbij het gaat om bestraffingen die niet zijn voorgeschreven in de sjari'a, maar die aan het oordeel van de rechter worden overgelaten. Het kan gaan om boetes, gevangenisstraffen of zweepslagen. Ten slotte is er het systeem van de preventieve straffen, waar het niet gaat om straffen in de eigenlijke zin maar om dwangmaatregelen zoals voorarrest gedurende het strafrechtelijk onderzoek.
De VN-werkgroep voor arbitraire detentie constateerde in 2003 overigens dat in veel gevallen disproportionele straffen worden opgelegd voor strafbare feiten en dat de strafmaat voor een zelfde delict tussen de diverse rechtbanken erg kan verschillen.83 Er zijn geen aanwijzingen dat dit tijdens de verslagperiode veranderd zou zijn.
Onderstaand zal worden ingegaan op de regelgeving en rechtspraktijk met betrekking tot enkele specifieke delicten.
83 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 16. 41

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Overspel (zenah)
De bestraffing voor overspel tussen gehuwden is volgens de in Iran geldende wetgeving nog altijd doodstraf door steniging (artikel 83 van de afdeling van het Wetboek van Strafrecht waar de hudud-straffen worden behandeld). Hiervoor is het nodig dat het overspel wettig en overtuigend wordt bewezen door vier getuigen of een viervoudige bekentenis (artikel 68 en 74). De straf wordt niet toegepast wanneer de partner van de overspelpleger niet (seksueel) beschikbaar was, vanwege een reis of een detentie of een vergelijkbare omstandigheid (artikel 86), wanneer de daders niet van het verbod op de hoogte waren (artikel 66), of wanneer een dader tot het overspel werd gedwongen (artikel 67). Berouw kan in sommige gevallen leiden tot gratieverlening. Voor ongeoorloofd geslachtsverkeer tussen ongehuwden geldt een minder zware straf, namelijk 100 zweepslagen (artikel 88). Er wordt in de strafwetgeving ten aanzien van overspel geen onderscheid gemaakt naar godsdienst. Wel is er een bepaling dat bij ongeoorloofd geslachtsverkeer tussen een niet-moslimman en een moslimvrouw, de man met de doodstraf dient te worden bestraft (artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht). Hierbij is niet van belang of de man en vrouw gehuwd zijn. Er zijn geen recente gevallen bekend van de toepassing van dit artikel. In principe kan overspel door elke openbare rechtbank worden behandeld. Er zijn echter enkele openbare rechtbanken die gespecialiseerd zijn in de behandeling van die zaken die de openbare zeden betreffen, zoals bijvoorbeeld overspel of alcoholgebruik. Voorbeelden hiervan zijn het Ershad Justitieel Complex en de rechtbank aan de Wazera Boulevard, beide in Teheran. Verdachten die op heterdaad worden betrapt, worden vaak aan een dergelijke speciale rechtbank voorgeleid.
Alcoholgebruik en ­bezit
Het gebruik en bezit van alcohol is in Iran strafbaar. Op het in het openbaar drinken van alcoholische dranken staat twee tot zes maanden gevangenisstraf (artikel 701 van het Wetboek van Strafrecht), op het kopen, vervoeren of opslaan van alcoholische dranken drie tot zes maanden gevangenisstraf of 74 zweepslagen (artikel 702 van het Wetboek van Strafrecht), op het maken, verkopen, aanbieden of importeren van alcoholische dranken drie maanden tot 1 jaar gevangenisstraf en/of 74 zweepslagen en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 6 miljoen rial (artikel 703 van het Wetboek van Strafrecht), en op het runnen van een plaats waar alcoholische dranken worden geserveerd of het uitnodigen van andere mensen naar een dergelijke plaats drie maanden tot 2 jaar gevangenisstraf en 74 zweepslagen, en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 12 miljoen rial. 42

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Wanneer een combinatie van bovengenoemde overtredingen wordt begaan, wordt de maximale straf opgelegd (artikel 704 van het Wetboek van Strafrecht). Ook de artikelen 165-182 van het Wetboek van Strafrecht bevatten bepalingen inzake het nuttigen en verkopen van alcoholische dranken, waarop straffen staan die vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde.
De genoemde straffen worden in de praktijk niet altijd opgelegd. Er zijn vele voorbeelden van bijvoorbeeld invallen op feestjes waar alcohol wordt geschonken, waarna zowel de bezoekers als de organisator een boete en een waarschuwing krijgen.
Bloedwraak en eremoord
De strafmaat bij een eremoord of moord uit bloedwraak is minder dan bij een gewone moord. Wanneer het gaat om een vete waarbij diverse mensen betrokken zijn en die in moord resulteert, is de strafmaat 1 tot 3 jaar gevangenisstraf (artikel 615-1 van het Wetboek van Strafrecht).
Een man die getuige is van overspel door zijn vrouw met een andere man, en die zich ervan overtuigd heeft dat het overspel met de instemming van zijn vrouw is gebeurd, mag hen beiden direct doden (artikel 630 van het Wetboek van Strafrecht). Een dergelijke moord wordt volgens het Iraanse Wetboek van Strafrecht niet bestraft. Wanneer het overspel wordt gepleegd zonder de instemming van zijn vrouw, mag hij alleen de man doden (artikel 630 van het Wetboek van Strafrecht).
Wanneer een dader een moord heeft gepleegd bij een poging het leven, de integriteit, eer, kuisheid of het bezit van zichzelf of een ander te verdedigen, wordt de moord niet bestraft. Hierbij moet wel aangetoond worden dat de vrees gebaseerd was op redelijk bewijs, dat de verdediging proportioneel was en dat er geen assistentie van overheidsorganen of een minder radicale oplossing voorhanden was (artikel 625-9 van het Wetboek van Strafrecht). Het is niet bekend of zich gedurende de verslagperiode gevallen van bloedwraak of eremoord hebben voorgedaan.
Abortus
Abortus is in Iran niet toegestaan. Het huidige parlement heeft in juli 2004 een wetsvoorstel geaccepteerd. In dit wetsvoorstel wordt bepaald dat abortus niet strafbaar zal zijn in gevallen waarin drie artsen en een jurist - gespecialiseerd in gezondheidwetenschappen - kunnen verzekeren dat de embryo `geestelijk onvolwaardig' is of dat voortzetting van de zwangerschap de gezondheid van de moeder in gevaar zou brengen.
43

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

De abortus moet binnen vier maanden plaatsvinden en beide ouders moeten toestemming verlenen tot het overgaan op abortus.84 Een niet-gehuwde vrouw die een abortus laat plegen zal niet om deze reden worden beschuldigd van overspel. Volgens artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht is een zwangerschap op zichzelf onvoldoende reden om te spreken van bewezen overspel.
Strafzaken inzake het uitvoeren van een abortus worden in Iran door de openbare rechtbank behandeld. De straf op het uitvoeren van een abortus is een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar (artikel 623 van het Wetboek van Strafrecht). Wanneer degene die de abortus mogelijk maakt echter een arts, vroedvrouw of farmaceut is, kan een gevangenisstraf worden gegeven van twee tot vijf jaar (artikel 624). Iemand die een vrouw overhaalt een abortus te ondergaan, kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van drie tot zes maanden. Een uitzondering op deze straffen is wanneer het leven van de moeder in gevaar was. In alle gevallen dient tevens diyeh (smartengeld) betaald te worden. De diyeh wordt betaald door degene die de abortus heeft uitgevoerd of veroorzaakt, het kan hier overigens zowel om een bewuste als een onbedoelde abortus (bijvoorbeeld door een fout van de behandelende arts of vroedvrouw) gaan. In het geval dat de abortus de beslissing van de moeder van het embryo is, dient de moeder diyeh te betalen aan de vader van het embryo. Indien de vader overleden is, dient de moeder diyeh te betalen aan de ouders van de overleden vader en aan de eventuele andere kinderen van de moeder en overleden vader. Indien de abortus onbedoeld verricht wordt, bijvoorbeeld door een fout van een dokter, dient de dokter diyeh te betalen aan de moeder en vader van het embryo.
De hoogte van de diyeh hangt af van de leeftijd van het embryo. Wanneer `de ziel zich nog niet heeft geopenbaard' varieert het van 2% tot 10% van het volledige bloedgeld. Voor een abortus `nadat de ziel zich heeft geopenbaard' geldt volledig bloedgeld voor een mannelijke foetus en half bloedgeld voor een vrouwelijke, aldus artikel 487 van de diyeh. Het volledige bloedgeld is vastgesteld op 180 miljoen rial, dit is ongeveer 18.000.
Er zijn geen strafwetbepalingen waaruit blijkt dat het ondergaan van een abortus strafbaar is. Er zijn ook geen gevallen bekend van vervolging of bestraffing vanwege het ondergaan van een abortus. Wanneer echter de moeder verantwoordelijk wordt geacht voor de abortus, kan van haar betaling van diyeh worden geëist. Betaling van de diyeh wordt hier gezien als schadeloosstelling, niet als straf.
84 AFP, IRNA, 18 juli 2004 en IRNA, 20 juli 2004. 44

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Sommige juristen zijn van mening dat de eis van volledige diyeh betaling bij een abortus na vier maanden tevens impliceert dat de uitvoerder van de abortus in aanmerking kan komen voor de doodstraf, wanneer dit door de benadeelde familie geëist wordt. Dit staat echter niet als zodanig in de wet en is evenmin de geldende rechtspraktijk.

Drugsgebruik
Iran heeft een aparte wet voor drugsdelicten: de anti-narcotica en drugswet die dateert uit 1988. De wet beslaat alle handelingen met betrekking tot drugs inclusief teelt, productie, consumptie, verkoop en distributie. Vanaf de leeftijd van 16 jaar is een persoon, die in het bezit is van drugs of drugs gebruikt, teelt, importeert, exporteert, produceert, verkoopt dan wel distribueert, strafbaar. Indien de hoeveelheid drugs meer dan 50 gram is, bestaat de bestraffing uit een boete, zweepslagen en gevangenisstraf. Bij een hoeveelheid van meer dan vijf kilogram bestaat de straf uit 74 zweepslagen en levenslange gevangenisstraf. Wanneer de dader recidivist is kan de doodstraf opgelegd worden. Zaken waarbij de doodstraf opgelegd wordt, dienen te worden goedgekeurd door het hoogste rechtscollege. De rechterlijke macht betracht een zekere mate van flexibiliteit bij het bestraffen van drugsdelicten. Factoren zoals de verantwoordelijkheid voor een gezin worden in overweging genomen bij de strafbepaling. Over het algemeen zijn het alleen de drugsbaronnen, de georganiseerde drugscriminelen en gewapende drugssmokkelaars die de doodstraf daadwerkelijk opgelegd krijgen. 3.3.6 Arrestaties en detenties
Iran is partij bij het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dat arbitraire arrestaties en detenties verbiedt. Artikel 32 van de Iraanse grondwet verbiedt deze eveneens. In de verslagperiode bleven desondanks de wijdverbreide praktijken van arbitraire detentie, tijdelijke verdwijningen na aanhouding en detentie in geheime of niet-officiële gevangenissen voortduren. Arbitraire detentie komt vaak voor in gevallen waar sprake is van verdenking van delicten op het gebied van de meningsuiting; met name (on line) journalisten en webloggers zijn hier het slachtoffer van geworden in de verslagperiode.85 85 Human Rights Watch heeft op 7 juni 2004 onder de titel Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, een gedetailleerd rapport uitgebracht over slachtoffers van arbitraire opsluiting, illegale ondervragingen, gedwongen bekentenissen en folteringen in Iran. Het rapport bevat getuigenissen van naar het Westen gevluchte journalisten waarvan de meeste onder een schuilnaam worden opgevoerd. 45

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Vaak vinden dergelijke aanhoudingen niet plaats door leden van de reguliere politie maar door personen in burger die vallen onder het ministerie van Informatie, onder de direct aan de Geestelijk Leider verbonden Revolutionaire Garde of onder een geheime politie gelieerd aan de rechterlijke macht. Aldus is naast het reguliere traject van het voorarrest sprake van een parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan de rechterlijke controle.
De VN-werkgroep inzake arbitraire detentie die Iran in februari 2003 bezocht, bevestigde het bestaan van geheime detentiecentra, onder andere de door de werkgroep zelf bezochte sector 209 van de Evin-gevangenis in Teheran.86 Er zijn betrouwbare berichten over het bestaan van een aantal andere geheime detentiecentra, die meestal onder het beheer van de Revolutionaire Garde staan. Het betreft soms woonhuizen, soms kelders van politiegebouwen en soms ­ zoals boven omschreven ­ onderdelen van reguliere gevangenissen. In deze detentiecentra worden gevangenen vaak voor lange tijd in eenzame opsluiting gehouden en worden zij regelmatig voor lange periode verhoord door de genoemde diensten. Indien een rechtszaak tegen betrokkenen aanhangig wordt gemaakt, worden deze personen vaak kort voor de aanvang van het proces naar een reguliere gevangenis overgebracht. Gebleken is dat sommige gevangenen na hun eenzame opsluiting bekentenissen afleggen of soms in het openbaar voor de televisie berouw tonen van hun daden.87
In het jaar 2000 werd een circulaire uitgevaardigd door het hoofd van de rechterlijke macht, waarin het familieleden werd toegestaan gevangenen te bezoeken. Volgens de VN-werkgroep inzake arbitraire detentie wordt de circulaire bij personen die wegens commune delicten zijn gedetineerd redelijk nageleefd, maar bij politieke gevangenen ­ met name diegenen die in een speciale afdeling voor eenzame opsluiting zitten ­ nauwelijks toegepast.88

Het kan voorkomen dat politieke gevangenen (naast lange gevangenisstraffen) veroordeeld worden tot interne verbanning naar onherbergzame streken van Iran. 86 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 15-16. 87 AFP, 11 december 2004. Zie over deze publieke schuldbekentenissen ook paragraaf 3.3.1 onder het kopje `mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici'. 88 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 11. Het is ook één van de aanbevelingen van Human Rights Watch aan het Iraanse regime om gevangenen toe te staan familieleden te ontvangen en familieleden beter te informeren over de lokatie en het welzijn van hun in gevangenschap verblijvende familielid (zie rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina 3).
46

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Ook kan het zijn dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden uitgezeten in klimatologisch onaangename oorden als Ahwaz of Bandar Abbas. De Iraanse wet kent de mogelijkheid van vrijlating op borgtocht. Deze komt in de praktijk ook regelmatig voor. De hoogte van de borgtocht kan soms zeer hoog zijn, waardoor deze voor veel families niet is op te brengen.89 Indien iemand hierbij om welke reden dan ook een meldingsplicht heeft opgelegd gekregen en hij niet aan de meldingsplicht voldoet, zal de gestorte borgtochtsom worden geïncasseerd en aan de staatskas vervallen. Verdere sancties zullen niet volgen indien de persoon daarna weer in handen van de autoriteiten komt. Ook verlof gedurende de detentie komt voor. Bij een verlof dient eveneens een borgsom te worden gestort. Personen die niet terugkeren van verlof en later alsnog in handen van de justitie vallen, raken de betaalde borgsom kwijt en moeten de rest van hun straf uitzitten. Het komt voor dat hierbij dan in de gevangenis interne disciplinaire straffen als eenzame opsluiting voor bepaalde tijd worden opgelegd. Tot strafvervolging leidt dit echter niet. Overigens is vrijlating op borgtocht en verlof wettelijk niet mogelijk bij personen die verdacht of veroordeeld zijn wegens spionage, delicten tegen de staatsveiligheid en delicten die vallen onder de qesas. In de praktijk zijn echter gevallen bekend waarbij desondanks verlof werd verleend, veelal vanwege medische redenen.
Er is een aanzienlijk onderscheid tussen de leefomstandigheden in de niet-officiële detentiecentra en de gevangenissen waar veroordeelden zich bevinden. De leefomstandigheden in deze eerste categorie zijn volgens personen die daar kortere of langere tijd hebben doorgebracht, erbarmelijk. In deze centra ontbreekt het aan alle voorzieningen en is zoals reeds gezegd veelal sprake van eenzame opsluiting. Hoewel de leefomstandigheden in de gevangenissen voor veroordeelden niet aan de internationale standaarden voldoen, kunnen deze niet worden omschreven als strijdig met de mensenrechten. Gevangenissen in Iran zijn vaak overvol en de hygiënische voorzieningen zijn onvoldoende om alle gevangenen te kunnen accommoderen. Een groot deel van de gedetineerden zit gevangen voor aan drugs gerelateerde delicten en is zelf druggebruiker. In 2003 en eerder verschenen berichten dat het aids-virus zich snel over de gevangenispopulatie verspreidt.90 89 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 16. 90 U.S. Department of State, Iran Country Reports on Human Rights Practices ­ 2001 en Iran News, 17 december 2003.
47

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

3.3.7 Mishandeling en foltering
De Iraanse grondwet verbiedt elke vorm van foltering ter verkrijging van bekentenissen (artikel 38). Foltering of mishandeling voor andere doeleinden is nergens expliciet verboden. Deze weinig omvangrijke wettelijke waarborg tegen foltering en mishandeling wordt in de praktijk nauwelijks nageleefd. Reeds in 2002 heeft het parlement een wet aangenomen die de praktijk van foltering en mishandeling verder aan banden moet leggen. Door afkeuring van de wet door de Raad van Hoeders is deze wet nog altijd niet in werking getreden. Het wetsvoorstel zou zijn voorgelegd aan de Beoordelingsraad. Ook het wetsvoorstel voor de toetreding tot het VN-antifolterverdrag is door de Raad van Hoeders telkens weer verworpen, zodat deze toetreding nog niet plaats heeft kunnen vinden. In de verslagperiode is wel een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering door de Raad van Hoeders goedgekeurd. Dit wetsvoorstel is gebaseerd op een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april 2004. In die circulaire worden politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten worden voorkomen. Het is afwachten hoe de circulaire en de uiteindelijke wet in de toekomst in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich verhouden met het wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de grondwet.91 Mishandeling en foltering tijdens detentie
Hoewel mishandeling en foltering gedurende het gehele strafrechtelijke traject voorkomen, vinden deze het vaakst plaats tijdens het voorarrest, en dan met name in de niet-officiële detentiecentra. Gebruikte methodes zijn het toedienen van slaag met kabels en andere voorwerpen op de rug of voetzolen, het branden met sigaretten, ophanging aan de armen, onthouding van slaap, uitkleden, bedreigingen en verbale intimidatie. Volgens Human Rights Watch ervaren de meeste ex- gedetineerden eenzame opsluiting voor onbepaalde periode echter als meest zware methode van mishandeling en foltering.92 In januari 2005 ontkenden de Iraanse autoriteiten overigens het bestaan van cellen voor eenzame opsluiting. Volgens een woordvoerder van de rechterlijke macht zijn er wel `suites' voor tijdelijke eenzame opsluiting. Deze zogenaamde suites zouden van dezelfde faciliteiten als andere cellen zijn voorzien.93
91 Zie hierover ook paragraaf 3.1.2 van dit ambtsbericht. 92 Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina's 12 en 19. 93 AFP, 17 januari 2005.
48

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

In de verslagperiode hebben zich geen verdachte sterfgevallen in detentie voorgedaan. Wel vond in deze periode het proces plaats tegen de inlichtingenofficier Ahmadi in verband met de dood in detentie van de Canadese fotojournaliste van Iraanse oorsprong, Zahra Kazemi. De fotojournaliste werd eind juni 2003 aangehouden toen zij de beruchte Evin-gevangenis in Teheran aan het fotograferen was. Tijdens haar detentie en verhoor is zij overleden na eerst enkele dagen in coma te hebben gelegen. Als vermeende dader werd de inlichtingenofficier Ahmadi aangewezen. In juli 2004 is hij echter niet schuldig bevonden aan de dood van Kazemi. Na deze gerechtelijke uitspraak heeft de Iraanse justitie een verklaring uitgegeven dat de fotojournaliste niet is overleden als gevolg van haar toegebrachte slagen, maar haar dood het gevolg moet zijn geweest van een ongelukkige val. Die val zou zijn veroorzaakt doordat Kazemi in hongerstaking was gegaan en daardoor was verzwakt. Nobelprijswinnares Shirin Ebadi, die de familie van Kazemi vertegenwoordigt, heeft met haar advocatenteam krachtig stelling genomen tegen deze theorie. Zij zijn in beroep gegaan.94 Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het verder nauwelijks. Klachten inzake foltering of mishandeling worden door de autoriteiten amper onderzocht en wanneer het wel tot een onderzoek komt, worden de resultaten vaak niet bekend gemaakt.
Lijfstraffen
De op de sjari'a gebaseerde Iraanse wetgeving kent een aantal lijfstraffen, die door de rechter kunnen worden opgelegd bij veroordeling wegens een strafbaar feit.
Geseling is een sanctie die volgens het Iraanse Wetboek van Strafrecht staat op delicten als het bezit van alcohol en prostitutie. Volgens de Iraanse wetgeving worden mannen staand en met alleen de geslachtsdelen bedekt gegeseld, terwijl dit bij vrouwen zittend en geheel gekleed zou gebeuren. Meestal kunnen echter ook mannen hun bovenkleding aanhouden.
Buiten de wettelijke restrictie dat zweepslagen niet toegediend mogen worden op gezicht, hoofd en schaamstreek, zijn er voor zover bekend geen algemene restricties met betrekking tot de ernst van het lichamelijk letsel dat door de geseling mag worden toegebracht. Wel is bekend dat verdachten soms een beroep doen op hun gezondheidstoestand in de hoop dat hier rekening mee wordt gehouden. Hieraan wordt echter niet altijd gehoor gegeven. Voorts bestaat voor de rechter de mogelijkheid om de zweepslagen toe te laten brengen met de Koran onder de arm van de beul, wat een zekere verlichting van de straf inhoudt. 94 `Iran's changing story', CBC News Online, 28 juli 2004. 49

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Het is onbekend in hoeveel en welke gevallen de bestraffing op deze wijze toegepast wordt. De afranselingen vinden soms in het openbaar plaats. Een andere straf voor delicten als diefstal is het afhakken van ledematen. Tijdens de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU95 werd een moratorium op deze amputatie toegezegd. In de verslagperiode werd echter door de media melding gemaakt van één geval van amputatie.96 Lijfstraffen die zijn opgelegd op grond van de ta'zirat kunnen soms worden afgekocht. Het is aan de individuele rechter om te bepalen wanneer en in welke mate dit kan.
3.3.8 Verdwijningen
Ook in deze verslagperiode kwam het voor dat de pers melding maakte van verdwijning van personen, vooral (on line) journalisten en webloggers. Verdwijningen in Iran hangen nauw samen met de in paragraaf 3.3.6 besproken detenties in niet-officiële detentiecentra. Achteraf, vaak weken later, komt alsnog informatie beschikbaar over de eerder verdwenen personen. Vaak bleken deze personen inderdaad te zijn gearresteerd en in detentie te verkeren, soms op last van de revolutionaire rechtbank en in sommige gevallen zelfs van de Speciale Rechtbank voor de Geestelijkheid. Zelfs niet-geestelijken werden door laatstgenoemd orgaan gearresteerd en verhoord. Meestal wordt echter niet bekend op welke locatie deze personen zich in detentie bevinden. Ook de gedetineerden zelf weten dit vaak niet.
3.3.9 Doodstraf
In het Iraanse strafrecht kan voor een groot aantal delicten de doodstraf worden opgelegd. Het betreft onder andere de delicten moord, gewapende roofoverval, straatroof, hoogverraad, verkrachting, incest, spionage, deelname aan een staatsgreep en drugsdelicten.
Ook in de verslagperiode zijn doodstraffen uitgesproken en voltrokken. In de media zijn gedurende de verslagperiode ten minste 100 executies gemeld. De wijze waarop de doodstraf ten uitvoer is gebracht in de verslagperiode is (publiekelijke) ophanging. Executies door onthoofding en steniging hebben zich voor zover bekend niet voorgedaan.
95 Zie over deze dialoog paragraaf 3.2.1 van dit ambtsbericht. 96 AFP, 16 oktober 2004.
50

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Het hoofd van de rechterlijke macht heeft in december 2002 alle rechters in het land aanbevelingen gestuurd, waarin hij aandringt om in plaats van steniging alternatieve straffen op te leggen. In dit kader wordt wel gesproken van een de facto moratorium op steniging. De aanbeveling lijkt echter niet door alle rechters te worden gerespecteerd. In oktober 2004 werd namelijk melding gemaakt van een zaak waarin een 13-jarig meisje, Zhila Izadi, veroordeeld werd tot dood door steniging nadat gebleken was dat ze in verwachting was van haar 15-jarige broer. Tot op heden is deze steniging echter nog niet uitgevoerd.97 Een ander geval is dat van Hajieh Esmailvand, die beschuldigd wordt van overspel. De oorspronkelijke straf die aan haar was opgelegd, vijf jaar gevangenisstraf en dood door ophanging, zou door het Hooggerechtshof omgezet zijn in dood door steniging.98 Voor zover bekend zijn stenigingen sinds december 2002 niet uitgevoerd.

In de verslagperiode is veel publiciteit geweest rondom oplegging van de doodstraf aan minderjarigen en het in enkele gevallen daadwerkelijk voltrekken van de vonnissen. Een bekend geval is de executie van het 16 jarige meisje Atefe Rajabi in Neka (provincie Mazarandan) op 15 augustus 2004 vanwege `het begaan van wandaden die onverenigbaar zijn met kuisheid'. Protestacties richting de Iraanse autoriteiten lijken hun vruchten af te werpen nu de Iraanse gerechtelijke autoriteiten hebben toegezegd dat in de praktijk de doodstraf voor minderjarigen niet zal worden voltrokken.99 Bovendien zou een wetsontwerp aan het parlement zijn voorgelegd met de bepaling dat delicten gepleegd door minderjarigen (jonger dan 18 jaar) nooit mogen leiden tot de doodstraf.
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Dienstplichtigen/militairen
Rekrutering en oproep
In Iran worden alle mannen bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in het kader van de dienstplicht opgeroepen om zich te laten keuren. Hiertoe dienen zij zich binnen een maand na het begin van het kalenderjaar (dat overeenkomt met 21 maart van de westerse kalender) eerst te melden bij de militaire autoriteiten. Voor studenten bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor uitstel van de dienstplicht.
97 Iran press, 16 oktober 2004 (www.iran-press-service.com/ips/articles- 2004/october/izadi_161004.shtml).
98 Reuters, 18 december 2004.
99 Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 25 oktober 2004 inzake kamervragen over oplegging van de doodstraf in Iran, kenmerk DAM- 598/04.
51

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Studenten worden geacht direct na de studie alsnog hun dienstplicht te vervullen. Het is sinds 21 maart 2001 niet meer mogelijk de militaire dienst af te kopen. Bij het oproepbureau kan men kiezen voor het reguliere leger of de Revolutionaire Garde (Sepah-e Pasdaran). Degenen die kiezen voor de Sepah-e Pasdaran worden vervolgens aan een selectie onderworpen. De selectie wordt min of meer willekeurig verricht. De laatste jaren speelt met name het opleidingsniveau een rol in het selectieproces. Ook connecties kunnen hierbij van invloed zijn. Basistraining
Zowel rekruten van het reguliere leger als die van de Sepah-e Pasdaran volgen een basistraining. De duur van deze training beslaat een tijdvak van 8 weken tot 3 maanden. Bepalend voor de duur is het opleidingsniveau van de rekruut en het onderdeel waar hij wordt geplaatst. Voor de landmacht geldt bijvoorbeeld een militaire basistraining van 3 maanden. De rekruten van de Sepah-e Pasdaran krijgen hun militaire basistraining in aparte kazernes met eigen diensten en faciliteiten. De training bestaat onder meer uit de vakken wapenkennis, wachtlopen, exerceren, lichamelijke opvoeding, ideologie en religie. Dienstplichtperiode
De totale duur van de dienstplicht, inclusief de basistraining, bedraagt voor dienstplichtigen van zowel het reguliere leger als de Sepah-e Pasdaran 21 maanden. Een uitzondering op de aangegeven duur bestaat in het geval de dienstplicht is doorgebracht op een hardship-plaatsing. Bij plaatsing bijvoorbeeld aan de grens met Afghanistan of Irak geldt slechts een dienstplicht (inclusief basistraining) van 18 maanden. Daarnaast kunnen sommige dienstplichtigen in aanmerking komen voor een verkorting van de dienstplichtduur met twee tot drie maanden, wanneer zij daartoe een verzoek hebben ingediend met een gegronde reden (bijvoorbeeld pasgehuwden of hoofden van familie). Iran kent geen vervangende dienstplicht.
Onttrekking aan de dienstplicht
Straffen voor het niet tijdig melden van dienstplichtigen bij de militaire autoriteiten staan vermeld in het nieuwe Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht dat eind januari 2004 in werking is getreden. De straffen zijn in oorlogs- en vredestijd verschillend. In vredestijd kan een gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar opgelegd worden of extra diensttijd van drie maanden tot een jaar. In oorlogstijd geldt een gevangenisstraf van een jaar tot vijf. Veroordeling bij verstek is niet mogelijk.100 Wanneer de dienstplichtige zichzelf na verloop van tijd meldt, varieert de straf in oorlogstijd van drie maanden tot twee jaar en in vredestijd van 100 Zie de artikelen 59 en 63 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht. 52

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

verlenging van de diensttijd tot gevangenisstraf van twee tot zes maanden.101 Hiervoor gold dat indien een persoon zich op een later moment alsnog meldde, in de praktijk echter geen straf opgelegd werd. Wel werd bij personen die zich niet tijdig meldden na hun afzwaaien het bewijs dat zij de militaire dienst vervuld hadden later afgegeven dan normaal. Dit zorgde ervoor dat de desbetreffende personen tot dat moment geen paspoort of rijbewijs kunnen verkrijgen. Of dit nog praktijk is, na inwerkingtreding van de nieuwe wet, is niet bekend. Personen die geboren zijn in het jaar 1354 of eerder, dat wil zeggen, vóór 21 maart 1976, en die zich reeds langer dan tien jaar aan de dienstplicht hebben onttrokken, kunnen thans amnestie verkrijgen en zonder de dienstplicht daadwerkelijk te vervullen een afzwaaikaart verkrijgen, waardoor deze hindernis voor het verkrijgen van een paspoort of rijbewijs wordt weggenomen. Volgens een hoge militair die verantwoordelijk is voor de dienstplicht zou het gaan om een groep van bijna 500.000 personen102. Begin 2004 werd deze amnestie ook in de praktijk daadwerkelijk toegepast. Er zijn diverse gevallen bekend van personen die inderdaad hun afzwaaikaart zonder enige moeite hebben kunnen verkrijgen. Documenten
Na het afronden van de dienstplicht ontvangen alle dienstplichtigen van de Sepah- e Pasdaran en het reguliere leger een afzwaaikaart. Op een dergelijke afzwaaikaart staat het militaire registratienummer van de dienstplichtige vermeld. Iraanse mannen zijn niet verplicht de afzwaaikaart bij zich te dragen. In Iran kan een man ­ behoudens de bovengenoemde uitzondering ­ pas een rijbewijs of paspoort verkrijgen na afronding van de militaire dienstplicht en na ontvangst van de afzwaaikaart. In het geval er uitstel van militaire dienst is verkregen, bijvoorbeeld vanwege studie, moet het bewijs daarvan overgelegd worden alvorens een rijbewijs of paspoort kan worden aangevraagd.
3.4.2 Leden van politieke oppositiebewegingen
Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran strafvervolging opleveren. Vervolging vindt plaats op grond van de artikelen 183- 196 van het Wetboek van Strafrecht, die mohareb `strijd tegen God' en mofzed fi'l arz `verderf zaaien op aarde' strafbaar stellen en de artikelen 498-512 van het Wetboek van Strafrecht.
101 Zie het artikel 60 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht. Strafmaat is afhankelijk van recidive en de termijn waarin betrokken zichzelf meldt, dat wil zeggen voor of na zestig dagen vanaf de eerste dag van desertie. 102 Peyvand, 13 september 2003.
53

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Zowel leden van gewapende oppositiegroeperingen als personen die deze organisaties ondersteunen, kunnen onder deze artikelen vallen. De straffen die volgens artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht op deze delicten staan, zijn gevangenisstraf, lijfstraffen of in het zwaarste geval de doodstraf. Zoals onderstaand blijkt, worden strafvervolging en straftoemeting niet in alle gevallen consequent toegepast.
Mujaheddin-e Khalq Organization (MKO)
De Iraanse autoriteiten zijn zeer gevoelig voor de activiteiten van de illegale politieke beweging MKO, die nog altijd als de belangrijkste staatsvijand wordt beschouwd en door de EU begin mei 2002 op de EU-lijst van terroristische organisaties is geplaatst.103 In de verslagperiode hebben geen aanslagen van de MKO op overheidsdoelen in Iran plaatsgevonden.
MKO-leden die terreuraanslagen op hun geweten hebben, kunnen de doodstraf krijgen. Actieve MKO-leden die geen aanslagen hebben gepleegd, krijgen vaak lange gevangenisstraffen opgelegd of worden scherp verhoord, waarna zij uiteindelijk weer worden vrijgelaten. Dit laatste houdt niet zonder meer in dat zij verder met rust worden gelaten. Vaak blijven hun gangen gevolgd worden en kan men Iran niet meer uitreizen.
Het in bezit hebben van MKO-materiaal zal zeker reden zijn een persoon nader te verhoren, wat kan resulteren in een langdurig voorarrest. Vervolgens kan celstraf worden opgelegd. Vooral wanneer tijdens het voorarrest is gebleken dat betrokkene actief lid of sympathisant van de MKO is (geweest), kan de detentie jaren duren. Als men bovendien wordt verdacht van betrokkenheid bij aanslagen, zijn gevangenisstraffen van 10 jaar of langer geen uitzondering. In december 2004 meldde de minister van Informatie, Ali Yunesi, dat meer dan tien individuen, verbonden aan de MKO, waren opgepakt in verband met spionage met betrekking tot het Iraanse nucleaire programma.104 Het is onduidelijk waar deze individuen vastzitten.
De MKO-propaganda is binnen Iran breed bekend, doch blijkt nauwelijks aan te spreken. De Iraanse autoriteiten kennen de slechte reputatie van de MKO bij de bevolking, die voortkomt uit het feit dat de MKO in de Iran-Irak oorlog de kant van Irak koos. Gedurende het bewind van Saddam Hoessein heeft de MKO Irak als uitvalsbasis gehad.
103 Bijna 10.000 aanhangers van de MKO hebben in Brussel in september 2004 de EU opgeroepen om de MKO van de lijst van terroristische organisaties te schrappen, Reuters, 13 september 2004.
104 IRNA, 22 december 2004. Ook in augustus 2004 was een aantal `atoomspionnen' gearresteerd volgens BBC Monitoring, 31 augustus 2004. 54

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

In mei 2003 hebben de coalitietroepen de MKO in Irak ontwapend.105 In december 2003 maakte de Iraakse regeringsraad bekend dat de daar aanwezige MKO-leden het land dienden te verlaten. Eind maart 2003 had de Iraanse minister van Informatie al aangekondigd dat MKO-leden die wilden terugkeren vanuit Irak op amnestie konden rekenen, indien zij zich niet hadden schuldig gemaakt aan moorden of aanslagen.106 Een Iraanse NGO heeft een project opgezet, waarbij familieleden vanuit Iran naar MKO-leden in Noord-Irak gaan om hen te overtuigen terug te komen naar Iran.107 In 2003 waren zo'n 100 MKO-leden uit Irak naar Iran teruggekeerd en hadden amnestie ontvangen.108 En in een in december 2004 door de overheid geregisseerde ceremonie werden 28 MKO-ers na jarenlange afwezigheid herenigd met hun familie in het bijzijn van de media. De Iraanse autoriteiten wilden met deze ceremonie duidelijk maken dat berouwvolle MKO-leden probleemloos terug kunnen keren naar Iran en met open armen worden ontvangen. Het valt echter volgens sommige bronnen te betwijfelen of hogere functionarissen van de MKO op een even warm onthaal kunnen rekenen als zij hun moederland weer betreden. Een groot aantal MKO-leden is vanuit Irak naar Jordanië of Europa gevlucht, maar enige duizenden zouden zich nog in kamp `Ashraf' en in een aantal andere kampen ophouden. In juli 2004 verschenen berichten dat de meeste van hen een `beschermde' status zouden hebben gekregen van de coalitiegroepen.

Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en Komala (Komeleh) De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en de Komala (Komeleh) zijn verboden partijen, die van buiten Iran worden gecoördineerd. De Iraanse autoriteiten treden hard op tegen deze partijen.
Monarchisten en communisten
Monarchistische en communistische bewegingen zoals Derafsh-e Kaviani, Tudeh en Fedayeen Aghaliyat zijn zeer klein van omvang en hebben de laatste jaren geen zichtbare activiteiten verricht. Het betreft hooguit enkele individuen die weinig organisatorische samenhang vertonen. Personen met een dergelijke sympathie worden derhalve niet in dezelfde mate als een bedreiging gezien als de MKO. De Iraanse autoriteiten richten hun aandacht vooral op sterke groeperingen en bewegingen.
Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de Iraanse autoriteiten personen vervolgen louter vanwege het feit dat zij ten tijde van het regime van de Shah lagere of middenkaderfuncties bij de overheid hebben gehad. 105 AFP, 17 mei 2003.
106 O.a. Iraanse staatstelevisie IRIB en AFP, 27 maart 2003. 107 Iran News, 7 april 2003.
108 Zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 50.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

3.4.3 Etnische groepen
Iran is een lappendeken van etnische minderheden. Zelfs de Farsi sprekende Perzen maken nog niet de helft van de bevolking uit. De verschillende etnische minderheden zoeken allen wegen om hun identiteit te kunnen beleven. Er zijn in Iran geen of nauwelijks bewegingen van enige betekenis die afscheiding nastreven uit het staatsverband van de Islamitische Republiek. Er wordt in het algemeen niet gediscrimineerd op basis van ras.
Arabieren
In het zuidwesten van Iran leven Arabieren. Zij bewonen de streek met de grootste oliereserves. Dit gegeven is bij sommigen van invloed op het verlangen naar een eigen staat. De afkeer van het regime van Saddam Hoessein maakte aansluiting bij Irak echter geen optie. Het Iraanse regime was bekend met deze aspiraties en probeerde tot op zekere hoogte de bevolking in deze streek te paaien met positieve maatregelen. De indruk bestaat evenwel bepaald niet dat de afscheidingsgedachte sterk leeft onder de bedoelde Arabische bevolking. Azeri
De Turks sprekende Azeri's zijn in aantal de tweede etnische groep in Iran. Zij zijn voor het overgrote deel sji'iet en voegen zich naadloos in de Islamitische Republiek. Ook in Teheran wonen erg veel Azeri's. Geestelijk Leider Khamenei is zelf Azeri. Er is een beweging die opkomt voor de culturele rechten van de Azeri's. Er is een radiozender en er zijn Azeri-kranten. In Iran is er van een afscheidingsbeweging geen sprake. Vanuit Bakoe wordt vaak geageerd tegen Iran en wordt het voorgesteld als zouden veel Azeri's zelfstandigheid of aansluiting bij Azerbaijan verwelkomen. Vanuit Iran kan dit allerminst worden bevestigd. Een Azeri-journalist die een open brief aan president Khatami schreef over door hem geconstateerde discriminatie van Azeri's in Iran is begin 2004 wegens deze brief aangehouden. De journalist is beschuldigd van belediging van de Geestelijk Leider, anti-regime propaganda en van separatistische tendensen. De revolutionaire rechtbank in Tabriz veroordeelde hem op 14 april 2004 tot 18 maanden gevangenisstraf. Het vonnis werd in mei 2004 in hoger beroep bevestigd.109

Baluchi
Met de Arabieren behoren de aan de Pakistaanse grens wonende Baluchi tot het armste deel van de bevolking. De provincie Baluchistan staat bekend als belangrijk transportgebied van drugssmokkel van Pakistan en Afghanistan naar 109 ISNA, AFP 15 april 2004 en Reporters sans Frontières, 11 mei 2004. 56

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

West-Europa en elders. Iraanse veiligheidsdiensten zijn als bestrijders van de drugssmokkel bijzonder sterk vertegenwoordigd in de regio. Regelmatig verschijnen in de Iraanse pers berichten over gewapend treffen tussen drugsbendes en Iraanse veiligheidstroepen, waarbij aan beide zijden slachtoffers vallen. Koerden
De meeste aandacht van de autoriteiten in Teheran gaat uit naar de Koerden in het noordwesten. In het verleden is er sprake geweest van vervolging van separatistische Koerden.
Op 27 juni 2004 heeft de rechtbank van Sanandaj het Koerdische weekblad `Payam-e mardom-e Kurdestan' verboden. Het weekblad werd ervan verdacht separatistische en valse informatie te hebben verspreid. Niet lang daarna werden vijftien Koerdische burgers opgepakt tijdens een demonstratie in de stad Mahabad. De aanleiding van de demonstratie was dat een gewapende Iraans-Koerdische stam (Mangur) een Koerdische familie had aangevallen.110 Op 6 juli 2004 zijn zestien Iraanse soldaten en vier Turks-Koerdische rebellen van de PKK omgekomen tijdens een groot offensief van het Iraanse leger. Het Iraanse leger heeft haar acties uitgevoerd in het bergachtige grensgebied Salmas en Khoy.111 De Iraanse strijdkrachten bewapenen burgers in het noordwesten van Iran om zo een civiel defensieapparaat neer te zetten. De gevolgen van de militaire acties in Iraans-Koerdisch gebied en de bewapening van civiele milities hebben veel Iraanse Koerden doen vluchten.112
3.4.4 Homoseksuelen
Homoseksualiteit is in het openbare leven een taboe. Wel is bekend dat er in Teheran parken zijn die als ontmoetingsplaatsen voor homoseksuelen fungeren. Veroordelingen louter op grond van de ondergenoemde artikelen in het Wetboek van Strafrecht aangaande homoseksuele handelingen zijn uit de afgelopen jaren niet bekend. Er zijn volgens sommige buitenlandse waarnemers aanwijzingen, dat het seksuele strafrecht soms misbruikt wordt voor politieke doeleinden, of in vetes tussen private personen als drukmiddel wordt gebruikt. Wettelijk kader
In artikel 108 van het Iraanse wetboek van Strafrecht wordt homoseksueel verkeer gedefinieerd als geslachtsgemeenschap en aanverwante handelingen tussen twee 110 BBC Monitoring, 1 juli 2004.
111 AFP, 7 juli 2004.
112 Vergelijk `Iranian Kurd refugees ­ different destinies and destinations', www.unhcr.ch, 26 november 2004 en RFE/RL newsletter, 1 december 2004. 57

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

mannen. De hadd-straf voor homoseksuele geslachtsgemeenschap is de doodstraf; de manier waarop deze wordt uitgevoerd wordt door de rechter bepaald. De straf geldt zowel voor de "actieve" als "passieve" deelnemer aan het geslachtsverkeer, maar alleen als deze meerderjarig en geestelijk gezond zijn en uit vrije wil hebben gehandeld. Is een van beiden minderjarig dan zal hij, mits hij uit vrije wil heeft gehandeld, een ta'zirat-straf krijgen, de straf van de meerderjarige persoon blijft echter de hadd-straf. Zijn beide deelnemers minderjarig, dan worden zij beiden volgens ta'zirat berecht. De ta'zirat-straf kan oplopen tot 74 zweepslagen.113 In de hudud is de straf voor homoseksuele handelingen zonder werkelijk geslachtsverkeer 100 zweepslagen. Is de "actieve" deelnemer echter een niet- moslim en de "passieve" deelnemer een moslim, dan geldt voor de "actieve" deelnemer wel de doodstraf. Wanneer deze handelingen driemaal herhaald zijn, en iedere keer is een hadd-straf uitgevaardigd, dan wordt bij de vierde maal alsnog de doodstraf opgelegd. Als twee mannen die geen bloedverwanten van elkaar zijn zonder noodzaak naakt onder dezelfde deken liggen, wordt een ta'zirat-straf uitgevaardigd die kan oplopen tot 99 zweepslagen. Op het uit wellust kussen van een andere man staat een ta'zirat-straf tot 60 zweepslagen.114 Om volgens hudud gestraft te worden moet de betrokkene vier maal voor een religieuze rechter bekennen, anders zal hij onder ta'zirat worden berecht. Deze getuigenis is alleen rechtsgeldig wanneer de betrokkene meerderjarig en geestelijk gezond is en de getuigenis uit vrije wil aflegt. Homoseksueel verkeer kan alleen bewezen worden door vier mannelijke getuigen, die de daad met eigen ogen hebben gezien, een getuigenis van een vrouw is niet geldig. Blijken de getuigenissen vals te zijn, dan worden de getuigen hiervoor vervolgd.115 De hadd-straf vervalt als de beschuldigde vóór het afleggen van de verklaringen door de getuigen berouw toont. Toont hij echter na de getuigenverklaringen berouw, dan vervalt de straf niet.116
Lesbiennes
In artikel 127 van het Wetboek van Strafrecht wordt lesbische liefde omschreven als het homoseksuele spel van vrouwen met het geslachtsdeel van een andere vrouw. De bewijsvoering hiervoor is hetzelfde als voor mannelijke homoseksualiteit. De hadd-straf op lesbische liefde is echter niet de doodstraf, maar 100 zweepslagen voor iedere deelneemster. Er wordt geen verschil gemaakt tussen "actieve" en "passieve" deelneemsters, noch tussen moslims en niet- moslims.
113 Artikelen 108 tot en met 113 uit het Iraanse Wetboek van Strafrecht. 114 Artikelen 121 tot en met 124.
115 Artikelen 114 tot en met 119.
116 Artikel 126.
58

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Liggen twee vrouwen die geen bloedverwanten zijn, zonder noodzaak, naakt onder dezelfde deken, dan wordt dit met een ta'zirat-straf van minder dan 100 zweepslagen bestraft. Gebeurt dit echter vaker en wordt iedere maal een ta'zirat- straf uitgevaardigd, dan volgt bij de derde maal een straf van 100 zweepslagen.117 Ook voor vrouwen geldt: na drie hadd-straffen volgt de doodstraf, berouw vóór het afleggen van de getuigenverklaringen resulteert in het kwijtschelden van de straf.
Tevens is het bij elkaar brengen van twee of meer personen met als doel homoseksuele contacten strafbaar. De dader moet tweemaal een bekentenis afgeven en twee rechtschapen mannen moeten van de "koppelarij" getuigen. Een man kan voor dit vergrijp 75 zweepslagen krijgen en voor 3 maanden tot een jaar worden verbannen. Een vrouw krijgt "slechts" 75 zweepslagen. 3.4.5 Vrouwen
De algemene islamitische opvatting dat mannen en vrouwen weliswaar gelijkwaardig, maar niet gelijk zijn, lijkt in Iran zeker van toepassing te zijn. Het denkbeeld manifesteert zich vooral in het opleggen van tal van beperkingen aan vrouwen.
Arbeidsmarkt
In de Iraanse grondwet wordt het gezin genoemd als de hoeksteen van de samenleving en de vrouw als de hoeksteen van het gezin. Vrouwen worden gezien als verzorgend van aard en over het algemeen wordt van hen verwacht dat zij functies bekleden die bij hun aard passen. Zo worden naast het moederschap functies in het onderwijs en de medische zorg als passend voor vrouwen gezien. Op deze delen van de arbeidsmarkt zijn vrouwen zelfs absoluut noodzakelijk, gezien de verklaring van meisjesscholen tot "man-vrije" zones en de (in de praktijk niet volledig gerealiseerde) segregatie van de medische zorg. Zonder vrouwelijk onderwijzend personeel en vrouwelijke artsen zouden de vrouwen in Iran onderwijs en medische zorg moeten ontberen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de meeste werkende vrouwen in Iran actief zijn in deze sectoren, hun participatie op andere vlakken van de arbeidsmarkt wordt zelfs ontmoedigd dan wel verboden. Overigens zijn circa 60% van de studenten op de universiteit vrouwen.
Volgens artikel 28 van de Iraanse grondwet mag ieder zelf bepalen wat voor werk hij of zij graag zou willen verrichten, zolang dit maar binnen de islamitische 117 Artikelen 127 tot en met 134.
59

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

principes past, en niemand schaadt. Voor vrouwen gelden echter enkele wettelijke beperkingen. Zo is het vrouwen volgens de Arbeidswet verboden om zwaar en gevaarlijk werk te verrichten. Verder is het volgens artikel 1117 van het Burgerlijk Wetboek de man toegestaan om zijn vrouw te verbieden bepaalde werkzaamheden te verrichten wanneer deze het gezin op de een of andere manier kwaad berokkenen.
Ook buiten het onderwijs en de medische zorg zijn vrouwen actief, maar in veel mindere mate. Hogere posities, zoals bijvoorbeeld die van president, zijn voor vrouwen nog uitgesloten. In voorgaande jaren zijn er evenwel enige ontwikkelingen geweest waaruit duidelijk wordt dat er naar mogelijkheden wordt gezocht om het arbeidsterrein voor vrouwen te verruimen. Zo zijn er inmiddels vrouwelijke buschauffeurs en politieagenten. Ook in de rechterlijk macht neemt het aantal vrouwen toe. Er zijn enkele vrouwen werkzaam als rechter in het onderdeel van de rechterlijke macht dat gaat over de tenuitvoerlegging van veroordelingen.
Rechtsongelijkheid
De positie van de vrouw in het Iraanse strafrecht en het familie- en erfrecht is niet gelijk aan die van de man. Zo bedraagt het bloedgeld bij het doden van een vrouw de helft van het bedrag dat dient te worden betaald bij het doden van een man.118 En wanneer de echtgenoot overlijdt ontvangt de vrouw slechts de helft van zijn nalatenschap, terwijl de man bij overlijden van zijn echtgenote de totale nalatenschap kan erven (bij afwezigheid van andere erfgenamen). Een wetsvoorstel van het vorige parlement om deze ongelijkheid op te heffen is verworpen door de Raad van Hoeders.119
Ook in deze verslagperiode heeft ondertekening en ratificatie van de UN Convention on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) niet plaatsgevonden. Een wetsvoorstel daartoe werd door de Raad van Hoeders verworpen wegens strijd met de islamitische wet.120 Kledingvoorschriften
Van beide seksen wordt weliswaar geëist dat zij zich bescheiden kleden, maar aan vrouwen worden wat dat betreft strengere eisen gesteld dan aan mannen. Bij vrouwen mogen slechts hun gezicht en handen zichtbaar zijn. Tevens mogen zij geen make-up en felle kleuren dragen.
Onder het vorige hervormingsgezinde parlement werden afwijkingen van de islamitische kledingvoorschriften in toenemende mate gedoogd. 118 Artikel 300 Wetboek van Strafrecht. 119 `Iran's legislators try to limit women's rights', New York Times, 22 september 2004. 120 `Iran reins in women's rights gains', Persian Journal, 23 september 2004. 60

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Mannen met overhemden met korte mouwen en vrouwen met open schoenen en gelakte teennagels waren allang geen uitzondering meer. Verder droegen vrouwen steeds meer make-up en bedekte de hoofddoek steeds minder hoofdhaar. Het nieuwe conservatieve parlement ging deze zomer echter weer in het tegenoffensief. Op grote pleinen werden vrouwen door geüniformeerde overheidsdienaren aangehouden en op hun uiterlijk gecontroleerd; bijvoorbeeld door de gevreesde Comités ter Bevordering van Deugd en ter Bestrijding van Zedeloosheid. Het onderzoek werd voortgezet in gereedstaande, speciaal ingerichte vrachtauto's en in ernstigere gevallen op het politiebureau. Overtreders van de kledingvoorschriften lopen het risico van geldboetes, hechtenis of zelfs geseling. Voorshands blijft het echter veelal bij een berisping en het advies de islamitische voorschriften te volgen.121
Handelingsbekwaamheid
Vrouwen zijn in principe handelingsbekwaam, maar hebben voor het verrichten van bepaalde handelingen de toestemming nodig van hun man, vader of voogd. Dit is het geval bij het eerste huwelijk van een vrouw, het aanvragen van een paspoort en het reizen naar het buitenland. Wanneer een vader geen toestemming geeft, kan de vrouw zich ­ indien zij meerderjarig is ­ tot de notaris of een familierechtbank wenden. Indien de vader geen klemmende redenen kan aanvoeren waarom het huwelijk geen doorgang zou mogen vinden (bijvoorbeeld omdat de aanstaande echtgenoot crimineel, drugsverslaafd of werkeloos is), zal de rechtbank of notaris in de meeste gevallen de partners huwen. Dienstplicht
Er is geen dienstplicht voor vrouwen, noch kunnen zij dienst nemen als beroepsmilitair.
Reis- en identiteitsdocumenten
Vrouwen kunnen zelf een identiteitsbewijs en een paspoort bezitten. Zij kunnen het paspoort niet zelfstandig aanvragen, hiervoor is toestemming nodig van echtgenoot, vader of een ander mannelijk familielid.122 In geval van afwezigheid daarvan kan een rechtbank echter toestemming verlenen om desondanks een paspoort uit te geven. De shenasnameh (identiteitsbewijs) wordt bij aangifte van de geboorte van een kind al uitgegeven.
Mishandeling en (seksueel) geweld
In geval van mishandeling kan in Iran aangifte worden gedaan bij de politie. Het slachtoffer dient zich te vervoegen bij het politiebureau van het eigen district. 121 `Iran police in fashion crackdown', BBC News, 21 juni 2004. 122 Voor een omschrijving van de aanvraagprocedure zie het algemeen ambtsbericht Iran van 10 februari 2003, pagina 52 in voetnoot 185. 61

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Indien de vrouw die aangifte doet van mishandeling door haar echtgenoot daarvan zeer duidelijke sporen draagt (hevig bloedend, zeer blauwe plekken), kan het gebeuren dat er terstond een politieagent met het slachtoffer mee naar haar woning gaat om de dader te ondervragen doch in de meeste gevallen zal deze later een oproep van de rechtbank (familierechtbank) ontvangen om nader te worden gehoord. Indien de persoon in kwestie weigert te verschijnen, zal betrokkene opnieuw een oproep ontvangen.
Indien het een zaak betreft waarbij sprake is van ernstige mishandeling, zal het slachtoffer door de politie spoedig na de aangifte worden doorverwezen naar de rechtbank. Deze zal vervolgens op advies van de politie een medisch onderzoek eisen door het Forensic Medicine Office. De bevindingen van de arts kunnen later als bewijs tegen de dader worden gebruikt.
Hoewel de noodzaak voor opvanghuizen voor weggelopen vrouwen door NGO's en regeringsinstanties wordt erkend, is er vooralsnog geen sprake van een goed functionerend opvangnetwerk.
Echtscheiding
Vrouwen kunnen zelfstandig een procedure tot echtscheiding beginnen. Er zijn twee manieren waarop een vrouw een huwelijk kan laten ontbinden, faskh en talaq. Faskh houdt de nietigverklaring van het huwelijk in, terwijl talaq letterlijk de verstoting van de vrouw betekent, de man wordt dan als het ware verzocht zijn vrouw te verstoten. Gronden waarop een vrouw nietigverklaring (faskh) van het huwelijk kan aanvragen zijn het niet meer kunnen hebben van een normale seksuele relatie door castratie, impotentie of verwijdering van de geslachtsdelen van de echtgenoot of zijn krankzinnigheid tijdens het huwelijk.123 Volgens het familierecht kan een vrouw een scheiding (talaq) aanvragen wanneer de echtgenoot faalt om haar te onderhouden of wanneer zijn behandeling van haar dermate slecht is dat voortzetting van het huwelijk `ontbering en schade' voor haar veroorzaakt.124 Sinds 1982 staan de gronden waarop een vrouw een echtscheiding kan eisen vermeld in het huwelijkscontract.125 Bij ondertekening van het contract moet de man echter onder elk van deze punten zijn handtekening hebben gezet. Vrouwen die getrouwd zijn voor 1982 hebben deze punten dus niet in hun huwelijkscontract staan. Deze vrouwen zijn te verdelen in twee groepen: 123 Artikelen 1121, 1122 en 1125 van het Iraans Burgerlijk Wetboek. 124 Artikelen 1129 en 1130 van het Iraans Burgerlijk Wetboek. 125 Voor een lijst van deze gronden zie het algemeen ambtsbericht Iran d.d. 10 februari 2003, blz. 53 en 54.
62

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


1. vrouwen die zijn getrouwd voor 1967. Slechts in een klein deel van de huwelijkscontracten uit deze periode staan voorwaarden. Wanneer zulke voorwaarden zijn gesteld kan een vrouw zich nog steeds daarop beroepen. Zijn deze voorwaarden echter niet gesteld, dan kan zij zich beroepen op de voorwaarden van faskh en scheiding zoals die in het familierecht staan.
2. in de huwelijkscontracten van vrouwen die zijn getrouwd tussen 1967 en 1982 staat een bepaling die hun het recht geeft van hun man te scheiden. Wanneer een vrouw in die periode is getrouwd en tevens een huwelijkscontract kan overleggen is deze stipulatie nog steeds geldig.126
Huwelijk, kinderen, echtscheiding en overlijden van de partner worden allemaal genoteerd in de shenasnameh (identiteitsbewijs). Echtscheiding wordt tevens in het huwelijkscontract genoteerd. Of ook overlijden daarin wordt opgetekend is niet duidelijk.
Gescheiden vrouwen
Er zijn geen wettelijke bepalingen die een gescheiden vrouw verbieden na een echtscheiding zelfstandig te blijven wonen. Gebruikelijk is echter wel dat, wanneer er geen kinderen zijn, de vrouw terugkeert naar het ouderlijk huis. In het geval dat zij de voogdij over de kinderen heeft is het mogelijk dat zij zelfstandig woont.
Voor het functioneren van een gescheiden vrouw in de samenleving of op de arbeidsmarkt bestaan geen juridische beperkingen, doch wel maatschappelijke. Zo is het in de praktijk moeilijker voor een gescheiden vrouw om een baan te vinden en is hertrouwen moeilijk. Een man zal niet snel een gescheiden vrouw als eerste vrouw nemen.
Zwangerschap van ongehuwde vrouwen
Volgens artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht kan zwangerschap van een ongetrouwde vrouw op zichzelf geen reden voor bestraffing zijn, tenzij (op grond van getuigenissen of bekentenissen) bewezen wordt dat zij overspel heeft gepleegd. Het is voor een ongehuwde moeder mogelijk om voor het betreffende kind een shenasnameh aan te vragen. Op het sociale vlak kunnen moeder en kind wel problemen verwachten. Zij worden soms bijvoorbeeld door vrienden en kennissen gemeden of door familieleden verstoten. Deze ongehuwde moeders belanden daardoor soms op straat.
126 Mir-Hosseini, Ziba, Marriage on Trial; A Study of Islamic Family Law, Londen/New York, I.B. Tauris & Co Ltd. Publishers (1993) blz. 56. 63

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


3.4.6 Minderjarigen
Opvangmogelijkheden
In Iran bestaat een goed functionerend opvangsysteem voor kinderen die geen ouders meer hebben. Zij worden in eerste instantie opgevangen door familieleden. Minderjarigen die om de een of andere reden niet langer bij familieleden kunnen verblijven, kunnen worden ondergebracht in opvangtehuizen ("residential centres") of pleeggezinnen. Momenteel zijn ruim 6500 kinderen ondergebracht in opvangtehuizen en een kleine 5500 bij pleeggezinnen. Het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti, de welzijnsorganisatie van de Iraanse regering, is verantwoordelijk voor de plaatsing van de kinderen. Behzisti beheert momenteel ongeveer 350 opvangtehuizen. Het merendeel wordt gerund door NGO's en liefdadigheidsinstellingen, maar staan echter wel onder toezicht van Behzisti. Daarnaast is nog een onbekend aantal onafhankelijke opvangtehuizen, dat niet direct onder toezicht van Behzisti staat, maar waar deze organisatie wel contact mee onderhoudt.
Voorts dragen het Imam Khomeini Relief Committee en de Mostazafan (`downtrodden', dat wil zeggen: vertrapten) Foundation ­ twee aan de Iraanse overheid gelieerde organisaties ­ ook verantwoordelijkheid voor achtergestelde kinderen.127
In het geval een wees of kind van uit de ouderlijke macht gezette ouders de hulp van het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti zou inroepen, zou deze organisatie zeker zorgdragen voor adequate opvang. In eerste instantie zou die contact opnemen met de familieleden van het kind. Weggelopen meisjes worden vaak wanneer ze in Teheran aankomen al op het busstation opgepikt door de politie, die ze naar een opvanghuis voor weggelopen meisjes brengt. In eerste instantie wordt gepoogd de meisjes terug te laten keren naar hun familie. Als dat niet lukt, blijven ze in het opvanghuis en krijgen daar een opleiding totdat ze 18 jaar oud zijn.
Voogdij
Na een echtscheiding kan de voogdij over de kinderen zowel aan de vader als de moeder worden toegewezen. Voor toewijzing van de voogdij aan de moeder geldt een maximumleeftijd voor de kinderen.
127 In 1996 zou volgens een rapportage van de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind (CRC/C/41/Add.5, 23 juli 1998) 5% van alle minderjarigen in Iran op de een of andere manier steun hebben ontvangen van het `Imam Khomeini Relief Committee'. 64

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Tot voor kort kon de voogdij uitsluitend aan de moeder worden toegewezen voor jongens tot en met twee jaar en meisjes tot en met zeven jaar. Krachtens een wetswijziging in 2003 kan de voogdij thans aan de moeder worden toegewezen voor zowel jongens als meisjes tot en met zeven jaar. Bij het bereiken van de leeftijdsgrens gaat de voogdij automatisch over naar de vader. Meerderjarigheid en handelingsbekwaamheid
In Iran zijn kinderen op jongere leeftijd meerderjarig dan dat ze handelingsbekwaam zijn. Volgens artikel 1210 van het Wetboek van Familierecht worden jongens meerderjarig bij het bereiken van een leeftijd van 15 volle maanjaren, meisjes bij een leeftijd van 9 volle maanjaren.128 Op die leeftijd is een kind wettelijk gezien in de puberteit (hij of zij heeft de senn-e bolugh, de leeftijd des onderscheids, bereikt). Vanaf deze leeftijd mag men trouwen en valt men onder het volwassenenrecht, maar er zijn ook nog een aantal zaken uitgesloten. Zo is het personen onder de 15 jaar verboden om te werken (enige uitzonderingen in de wet, zoals landbouw, daargelaten) en heeft men pas stemrecht vanaf 15 jaar. Tevens is het pas vanaf 18 jaar toegestaan zelfstandig een financiële transactie te verrichten, tenzij een persoon jonger dan 18 jaar van de rechtbank een verklaring heeft gekregen dat hij/zij daartoe capabel is.129 In sociaal-cultureel opzicht worden jongeren van 16 en 17 jaar nog wel gezien als kinderen, tenzij ze getrouwd zijn. Leerplicht
Leerplicht geldt vanaf 6 jaar gedurende de lagere schoolperiode, die normaliter 5 jaar duurt.130
Paspoort en identiteitsbewijs
Kinderen krijgen na geboorte een eigen shenasnameh. Ook een paspoort kan onmiddellijk na de geboorte worden aangevraagd. Minderjarigen hebben toestemming van hun vader of voogd nodig om een paspoort te verkrijgen. 128 De leeftijd op de shenasnameh en in het paspoort is gerekend in zonnejaren. 129 Ebadi, Shirin, `Children Rights Convention and Child Rights in Iran' in Azma; Cultural, Social & Political Magazine, no.5, Nov. 1999. 130 Committee on the rights of the child, State Party Report: Islamic Republic of Iran, 1998, http://www.hri.ca/fortherecord1999/documentation/tbodies/crc-c-41-add5.htm, VI Education, Leisure, Recreation and Cultural Activities. 65

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


4 Migratie

4.1 Activiteiten van internationale organisaties In Iran zijn diverse internationale hulporganisaties actief, waaronder UNHCR, UNDP, UNDCP, UNICEF, WFP, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), Médecins Sans Frontières, Médecins du Monde en IOM. De activiteiten van UNHCR in Iran richten zich op de opvang en gefaciliteerde terugkeer naar Afghanistan en Irak van vluchtelingen uit die landen. Terugkeer Afghanen
Ten behoeve van de gefaciliteerde terugkeer van Afghanen heeft de UNHCR in april 2002 een repatriatieprogramma opgezet. Vanaf 1 januari 2004 tot en met 31 oktober 2004 zijn rond de 450.000 Afghanen teruggekeerd. Het totaal aantal teruggekeerde Afghanen vanaf de start van het repatriatieprogramma komt daarmee op 1.089.702.131 Terugkeer vindt voornamelijk naar de gebieden Kaboel, Herat en Nimruz plaats. Er zouden thans nog 983.000 geregistreerde Afghanen in Iran verblijven. De verwachting is dat alle Afghaanse vluchtelingen in maart 2006 teruggekeerd zullen zijn.132 Over het aantal illegaal in Iran verblijvende Afghanen zijn geen cijfers bekend.
Terugkeer Irakezen
Irakezen, Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst zijn na de val van Saddam Hoessein in groten getale naar Irak teruggekeerd. Terugkeer naar Iran van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers UNHCR verzet zich niet tegen gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen Iraanse asielzoekers, mits een zorgvuldige asielprocedure heeft plaatsgevonden.133
131 `Refugee trends 1 January ­ 30 September 2004', december 2004 en `Monthly Report Voluntary Repatriation of Afghan Refugees from Iran - October 2004', UNHCR, 25 november 2004.
132 `Repatriation of all Afghan refugees from Iran to be completed by March 2006', Weekly Press Digest, Vol.17, No.48, November 20 ­ November 26, 2004, pagina 2. 133 De brief is als bijlage opgenomen in het algemeen ambtsbericht Iran d.d. 10 februari 2003. Standpunten van later datum zijn niet bekend.
---

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

4.2 Beleid van andere Europese landen
België
De Belgische regering hanteert geen speciaal beleid voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. België acht terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar Iran verantwoord. Gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers vindt in de praktijk niet plaats, omdat Iran hier volgens België niet aan meewerkt.
Denemarken
Het Deense beleid ten aanzien van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is sinds het vorige ambtsbericht niet gewijzigd. De Deense regering kent geen speciale bescherming voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Iran wordt veilig geacht voor de terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers. Terugkeer vindt ook daadwerkelijk plaats.
Verenigd Koninkrijk
De Britse regering kent ook geen speciaal bescherming voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Iran wordt veilig geacht voor terugkeer. Terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers vindt in de praktijk ook plaats. Het kan voorkomen dat zich problemen voordoen bij (gedwongen) terugkeer, omdat sommige Iraanse asielzoekers niet beschikken over geldige reisdocumenten. Zwitserland
Ook het Zwitserse beleid is sinds de vorige verslagperiode niet gewijzigd. Evenals België, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hanteert Zwitserland geen speciaal beleid voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Terugkeer vindt plaats. Zwitserland geeft hierbij aan dat gedwongen terugkeer soms bemoeilijkt wordt vanwege het uitblijven van medewerking bij de afgifte van reisdocumenten door de Iraanse autoriteiten.
67

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


5 Samenvatting
Het aantreden in mei 2004 van het nieuwe parlement, waarvan de meerderheid uit conservatieven bestaat, markeert een nieuwe fase in zowel de binnenlandse als buitenlandse politiek van Iran. De hervormingspolitiek van het vorige parlement is geheel tot stilstand gekomen en de sociale vrijheden die de bevolking had verworven onder het vorige hervormingsgezinde bewind zijn enigszins beteugeld. Ondanks enkele pogingen daartoe door het vorige parlement, zijn het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen nog steeds niet geratificeerd. Sinds de twee jaar geleden ingevoerde EU-Iran mensenrechtendialoog is in Europese ogen volstrekt onvoldoende vooruitgang geboekt op het gebied van de mensenrechten. Vooral de in de verslagperiode veelvuldig voorgekomen schendingen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid baren zorgen. In de verslagperiode werd wederom een aantal kranten verboden en werden veel (on line) journalisten, internettechnici en NGO-leden gearresteerd. De gronden van arrestatie waren niet altijd duidelijk. Vaak werden laster, belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek opgevoerd of gronden als het aanzetten tot publieke onrust en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid. Het verblijf van de arrestanten bleef vaak langere tijd onbekend. De arrestanten kwamen wel weer vrij gedurende de verslagperiode. Momenteel loopt een onderzoek naar klachten van sommige vrijgekomen journalisten wegens mishandeling tijdens hun detentie.
Naast de schending van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid bestaan zorgen over de tolerantie van de Iraanse autoriteiten tegenover bekeringsijver van christelijke zijde. Deze tolerantie lijkt afgenomen te zijn. Vooral als het gaat om de zogenaamde huiskerken. In de verslagperiode zijn diverse christenen, die zich actief bezighielden met bekering, (tijdelijk) opgepakt en ondervraagd. Tot op heden zit nog één voorganger vast. Ondanks deze vorm van repressie en intimidatie blijft het in principe mogelijk voor geboren christenen en bekeerde moslims probleemloos te functioneren in de maatschappij. Alleen wanneer ze in de ogen van de Iraanse autoriteiten té actief naar buiten treden met hun geloofsovertuiging, kunnen ze in negatieve aandacht van de autoriteiten komen te staan.
De positie van de andere erkende religieuze minderheden - joden en zoroastriërs - is gelijk gebleven. Ook in de positie van de bahá'i is niets ten goede veranderd. 68

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Onderdrukking van bahá'i op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en culturele activiteiten vindt dus nog steeds plaats. Het Iraanse rechtssysteem is gebaseerd op de islamitische wet. De rol van de advocaat in het strafproces is beperkt. Met name de rechtsgang in de revolutionaire rechtbanken is nog altijd ver verwijderd van internationale standaarden, door onder andere slecht geschoolde rechters en aanklachten in zeer vage bewoordingen. Naast het reguliere strafrechtelijke voorarrest is sprake van een parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan rechterlijke controle. De detenties in deze vaak geheime centra duren maximaal enkele maanden, waarna betrokkenen vlak voor de terechtzitting worden overgeplaatst naar een regulier detentiecentrum. Gedurende deze detentie is de verblijfplaats bij familie, vrienden en betrokken gedetineerde zelf vaak niet bekend.
Het is met name in de bovengenoemde inofficiële detentiecentra dat foltering en mishandeling voorkomen. Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het nauwelijks.
Lijfstraffen als zweepslagen komen nog altijd voor. Soms kunnen deze worden afgekocht. Op amputatie is een moratorium toegezegd tijdens de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU. Desondanks is in de verslagperiode door de media een geval van amputatie gemeld. In de verslagperiode is een wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering goedgekeurd. Het is afwachten hoe de uiteindelijke wet in de praktijk zal uitwerken. De doodstraf wordt in Iran nog altijd voltrokken. In december 2002 heeft het hoofd van de rechterlijke macht rechters opgeroepen om geen dood door steniging meer op te leggen. In de verslagperiode deden zich desondanks twee veroordelingen voor, maar deze zijn niet uitgevoerd. Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran strafvervolging opleveren. Het meest gevoelig zijn de autoriteiten voor activiteiten van de Mujaheddin-e Khalq Organisation (MKO). Na de val van het bewind van Saddam Hoessein in Irak hebben de Iraanse autoriteiten aangegeven dat uit Iran terugkerende MKO-leden op amnestie kunnen rekenen. In de verslagperiode en de periode daarvoor zijn enkele MKO-ers daadwerkelijk teruggekeerd. Het valt echter volgens sommige bronnen te betwijfelen of hogere functionarissen van de MKO op een even warm onthaal kunnen rekenen.
Vrouwen zien zich in Iran nog altijd geconfronteerd met een groot aantal wettelijke en sociaal-maatschappelijke beperkingen. 69

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland achten terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers naar Iran verantwoord.

70

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

Literatuurlijst
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht zijn onder meer de onderstaande openbare bronnen geraadpleegd:
Agence France-Presse (AFP)
Amnesty International (www.amnesty.org), waaronder:
- Public Statement. Iran: Five years of injustice and impunity. MDE 13/028/2004, 7 juli 2004.

- Public Statement. Iran: End limitations on the work of human rights defenders. MDE 13/039/2004, 6 oktober 2004.
CIA World Factbook Iran, versie van 5 oktober 2004 (www.cia.gov) Economist Intelligence Unit (www.eiu.com)

- Country Reports Iran, May ­ December 2004

- Country Profile 2004 Iran
Fédération internationale des ligues des droits de l'Homme (FIDH)
- Appraisal of the EU Human Rights Dialogues: assessment of the Human Rights Situation in Iran, July 2004.
Human Rights Watch (www.hrw.org)

- Like the Dead in Their Coffins ­ torture, detention, and the crushing of dissent in Iran, June 2004 Vol. 16, No. 2 (E).
Iran Daily, Engelstalig Iraans dagblad
Iran News, Engelstalig Iraans dagblad
IRNA, officieel Iraans persbureau
Peyvand, Iraanse nieuwssite
Reuters
Reporters sans Frontières (www.rsf.org)
United Nations (www.un.org)
71

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005


- Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003.
U.S. Department of State (www.state.gov)

- Iran Country Reports on Human Rights Practices ­ 2001, 4 maart 2002
- International Religious Freedom Report Iran, 15 september 2004. Weekly Press Digest,
Vol. 17, vanaf nummer 24, 5 juni­ 11 juni 2004, tot en met nummer 50, 4 december ­ 10 december 2004.

72

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

I Kaart van Iran

73

Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005

II Grafisch overzicht van Iraanse staatsstructuur

Geestelijk Leider Raad van Hoeders President van de Grondwet Vergadering van Beoordelingsraad Experts
Kabinet Parlement (Majlis) Kiezers

74

Redacteur(en):
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag

+31 (0)70 348 5612


---- --