Algemeen ambtsbericht Iran februari 2005
1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Iran beschreven voor
zover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die
afkomstig zijn uit Iran en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen
Iraanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere algemene
ambtsberichten over de situatie in Iran, laatstelijk het algemene ambtsbericht Iran
van april 2004. Het ambtsbericht beslaat de periode van april 2004 tot en met
medio januari 2005.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de
Verenigde Naties, verschillende niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur
en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare
bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen bevindingen ter
plaatse en vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in
Teheran en van EU-lidstaten aan dit algemene ambtsbericht ten grondslag.
In het ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare
bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen
ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen op politiek en
sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een
overzicht van de geschiedenis van Iran. Ook is een korte passage over geografie en
de bevolking van Iran opgenomen.
Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij
Iran partij is, komen in hoofdstuk drie mogelijkheden van toezicht aan de orde.
Daarna volgt in paragraaf drie de eigenlijke beschrijving van de
mensenrechtensituatie. In hoofdstuk drie wordt bovendien de positie van
specifieke groepen belicht.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden, het beleid van
een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Iran en activiteiten van
internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
Voor de weergave van Iraanse namen is de spelling gebruikt zoals die in de media
het vaakst wordt gehanteerd.
4
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Islamitische Republiek Iran vormt de geografische brug tussen het Midden-
Oosten en Azië. Het land grenst in het noorden aan Armenië, Azerbaijan, de
Kaspische Zee en Turkmenistan, in het oosten aan Afghanistan en Pakistan, in het
zuiden aan de Golf van Oman en de Perzische Golf en in het westen aan Irak en
Turkije. Het land is onderverdeeld in 30 provincies.1 Iran is circa 40 keer zo groot
als Nederland en telt zo'n 67 miljoen inwoners.2 De hoofdstad is Teheran.
De grootste bevolkingsgroep wordt gevormd door de Perzen. Daarnaast wonen in
Iran Azeri's, Koerden, Arabieren, Baluchi's en Turkmenen. Het Farsi (Perzisch) is
de offciele taal, maar veel minderheidsgroepen spreken daarnaast hun eigen taal,
zoals het Azeri-Turks, Koerdisch of Arabisch.3
Iran hanteert een islamitische jaartelling gebaseerd op de vlucht van profeet
Mohammed van Mekka naar Medina in 622 na Christus, maar gaat, anders dan de
meeste islamitische jaartellingen niet uit van de maankalender maar van de
zonnekalender. Het Iraanse jaar begint op 21 maart en de daarop volgende zes
maanden bevatten ieder 31 dagen, de volgende vijf maanden ieder 30 en de
twaalfde maand 29 (en om de vier jaar 30).4 Om de Iraanse jaartelling om te zetten
in de Gregoriaanse, moet er 621 jaar bij opgeteld worden. Zo zal het Iraanse jaar
1384 op 21 maart 2005 beginnen.
2.1.2 Geschiedenis
De geschiedenis van het moderne Iran begon in 1925, toen Reza Khan (die later
zichzelf de naam Reza Pahlavi gaf) zichzelf uitriep tot de Sjah (koning) van
Perzië. Onder zijn krachtige bewind werd de modernisering van het land
voortvarend ter hand genomen.
1 Ardabil, Azerbayjan-e Gharbi, Azarbayjan-e Sharqi, Bushehr, Chahar Mahall va Bakhtiari,
Esfahan, Fars, Gilan, Golestan, Hamadan, Hormozgan, Ilam, Kerman, Kermanshah,
Khorasan Noord, Khorasan Centraal, Khorasan Zuid, Khuzestan, Kohgiluyeh va Buyer
Ahmad, Kordestan, Lorestan, Markazi, Mazandaran, Qazvin, Qom, Semnan, Sistan va
Baluchestan, Tehran, Yazd, Zanjan.
2 CIA World Factbook Iran 2004 en `Iran's population hit 67 million in spring', Weekly Press
Digest, August 7 August 13, 2004, no. 33, pagina 5.
3 CIA World Factbook Iran 2004.
4 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 3.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Toen bleek dat de Sjah pro-Duitse sympathieën aan de dag legde, werd hij in 1941
vervangen door zijn zoon, Mohammad Reza Pahlavi. De nieuwe Sjah werd een
trouwe bondgenoot van het Westen en de Verenigde Staten. Mohammad Reza
Sjah voerde vanaf de jaren zestig een sterk persoonlijk en westers georiënteerd
bewind, dat werd gekenmerkt door een reeks politieke, economische en sociale
hervormingen, maar tegelijkertijd een repressief karakter had. Het succes van de
hervormingen bleef voor brede lagen van de bevolking beperkt. Het toenemend
verzet tegen het bewind van Mohammad Reza Sjah leidde begin 1979 tot diens val
en vertrek. De macht kwam na een korte overgangsperiode in handen van de
islamitische geestelijke Ayatollah Khomeini, die kort daarop de Islamitische
Republiek Iran uitriep.
Onder leiding van Khomeini werd een sterk isolationistisch bewind gevoerd en
werden de Verenigde Staten en Israël uitgeroepen tot staatsvijanden. Van 1980 tot
en met 1988 verkeerde Iran in een hevige oorlog met buurland Irak. Deze oorlog,
die vele slachtoffers eiste, greep diep in de Iraanse samenleving en economie in.
Na de dood van Ayatollah Khomeini in 1989 heeft Iran eerst een aantal jaren van
ernstige malaise doorgemaakt alvorens het geleidelijk een andere, minder
isolationalistische koers is gaan varen.
De huidige hervormingsgezinde president Mohammad Khatami werd op 8 juni
2001 met grote meerderheid (77% van de stemmen) voor een tweede termijn van
vier jaar herkozen, hetgeen er op wees dat de bevolking nog altijd vertrouwen had
in de hervormingsgezinde koers die hij en zijn regering voerden.
De hervormingsbeweging, die sinds februari 2000 een overweldigende
meerderheid in het parlement had, vond steeds weer de conservatieve Raad van
Hoeders op haar weg. Belangrijke, door het parlement goedgekeurde,
wetsvoorstellen zoals de toetreding tot het VN-antifolterverdrag en het VN-
vrouwenverdrag werden door de Raad van Hoeders afgewezen. Hetzelfde
gebeurde met twee andere belangrijke wetsvoorstellen: een voorstel dat de macht
van de president zou versterken in die zin dat hij ongrondwettige handelingen van
de rechterlijke macht nietig kon verklaren en een voorstel tot inperking van de
macht van de Raad van Hoeders.5
Khatami en zijn regering werd hierdoor gebrek aan slagkracht verweten. Khatami
heeft veel aan populariteit ingeboet en door het uitblijven van resultaten met
betrekking tot de door hem beloofde hervormingen ontstond onder de bevolking
apathie ten opzichte van de politiek in het algemeen.
5 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 11.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Een uitzondering op deze apathische houding vormden diverse studentenprotesten,
die in 2002 en 2003 resulteerden in een groot aantal arrestaties.6
Op 20 februari 2004 vonden nieuwe parlementsverkiezingen plaats. Bestond de
meerderheid van het parlement voor deze verkiezingen uit hervormingsgezinde
parlementariërs, hierna kregen, na uitsluiting door de Raad van Hoeders van het
gros van de hervormingsgezinde kandidaten, de conservatieven de overhand. Het
nieuwe parlement werd op 27 mei 2004 geïnstalleerd.
2.1.3 Staatsinrichting7
De staatsinrichting van Iran kent zowel elementen van een islamitische theocratie
als van een democratie. De Geestelijk Leider belichaamt het theocratische karakter
van de republiek en bekleedt formeel het hoogste gezag. Daarnaast is er een
democratisch gekozen president.8
De Geestelijk Leider
De aanwezigheid van de Geestelijk Leider is gebaseerd op het door Ayatollah
Khomeini geïntroduceerde leerstuk van de Velayat-e Faqeh, de heerschappij van
de religieuze wetsgeleerde.
De Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Vergadering
van Experts. De Geestelijk Leider heeft op grond van artikel 57 van de Iraanse
grondwet de bevoegdheid om rechtstreeks in de aangelegenheden van de
wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht in te grijpen. Hij benoemt het
hoofd van de rechterlijke macht, de geestelijken die de helft van de Raad van
Hoeders uitmaken, alle hoge militaire functionarissen, de leiders van het
vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. Momenteel bekleedt
Ayatollah Ali Khamenei het ambt van Geestelijk Leider.
De president
De president is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet verantwoordelijk voor
de uitvoerende macht. Hij wordt iedere vier jaar door de bevolking gekozen en kan
maximaal twee termijnen dienen. De eerstvolgende verkiezingen zullen op 17 juni
2005 plaatshebben. De huidige president is Mohammad Khatami. Hij is bezig aan
zijn tweede en dus laatste ambtstermijn.
6 Bijvoorbeeld in november 2002 en op 9 juni 2003. Zie hierover het algemeen ambtsbericht
Iran van april 2004, pagina's 6, 12 en 13.
7 Voor dit hoofdstuk is onder andere gebruik gemaakt van `Iran: Who holds the power?' op de
website van BBC News, news.bbc.co.uk, geraadpleegd op 12 oktober 2004.
8 Een grafische weergave van de diverse staatsorganen is te vinden in de bijlage II van dit
ambtsbericht.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De wetgevende macht
De wetgevende macht wordt op grond van artikel 58 van de Iraanse grondwet
gevormd door het parlement (Islamitische Consultatieve Vergadering, in het
Perzisch vaak afgekort tot majlis). De 290 leden van het parlement worden iedere
vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De meest recente verkiezingen
hebben plaatsgevonden op 20 februari 2004. Het huidige parlement is op 27 mei
2004 geïnstalleerd. De huidige voorzitter van het parlement is Gholamali Haddad-
Adel.9
Het parlement heeft naast zijn wetgevende taak ook tot taak het optreden van de
uitvoerende macht te controleren. Het komt regelmatig voor dat ministers door het
parlement worden opgeroepen om verantwoording af te leggen over hun beleid.
Het parlement kan door middel van een motie van wantrouwen ministers tot
aftreden dwingen, hetgeen in het afgelopen decennium ook daadwerkelijk is
voorgekomen.
De macht van het parlement op wetgevend gebied wordt aanzienlijk beperkt
doordat wetgeving die door het parlement wordt aangenomen, door de Raad van
Hoeders van de Grondwet dient te worden goedgekeurd. En doordat elke
kandidaat voor de parlementsverkiezingen door de Raad van Hoeders dient te
worden gescreend op loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek,
wordt een groot aantal potentiële kandidaten uitgesloten van deelname aan de
verkiezingen.
Ten slotte geldt dat het parlement volgens de grondwet niet ontbonden kan
worden.
De uitvoerende macht
De regering bestaat uit de president, zes vice-presidenten en de overige ministers.
De ministers worden benoemd door de president na goedkeuring van het
parlement. Ook al is volgens artikel 60 van de Iraanse grondwet de president
verantwoordelijk voor de uitvoerende macht, in de praktijk verantwoorden
ministers zich op het punt van defensie, veiligheid en buitenlands beleid meestal
bij de Geestelijk Leider. De president kan de ministers afzetten.
De rechtsprekende macht
De rechtsprekende macht is in Iran een zeer invloedrijke machtsfactor, die in de
laatste jaren altijd zeer conservatief van karakter is geweest. Het hoofd van de
rechtsprekende macht moet een geestelijke zijn, die wordt benoemd door de
Geestelijk Leider.
9 Voor de rest van de samenstelling van het parlement: zie paragraaf 2.2.1.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Sinds augustus 1999 is Ayatollah Mahmoud Hashemi Shahroudi het hoofd van de
rechterlijke macht.
In Iran bestaan naast de normale rechtbanken (openbare rechtbank genoemd), ook
zogenaamde revolutionaire rechtbanken. Deze laatste zijn opgericht in 1979 en
zijn bevoegd voor delicten zoals belediging van de Geestelijk Leider, mohareb
`strijd tegen God' of mofzed fi'l arz `verderf zaaien op aarde' - een algemene
omschrijving die voor veel politieke delicten (inclusief geweldloze) wordt
gebruikt - en drugsdelicten. Abortus, geloofsafval en homoseksuele handelingen,
die in Iran worden beschouwd als een strafbaar feit, worden behandeld door de
openbare rechtbanken. In 1994 werden het Openbaar Ministerie en de rechterlijke
macht samengevoegd, zodat de rechter zowel de rol van openbaar aanklager als
van rechter kreeg toebedeeld. Deze constructie is in 2003 teruggedraaid, toen het
instituut van openbaar aanklager opnieuw werd ingevoerd.10
Voor de berechting van geestelijken en militairen bestaan speciale afzonderlijke
rechtbanken. Het Hooggerechtshof, dat zestien afdelingen telt, heeft een beperkte
bevoegdheid om vonnissen van rechtbanken te herzien. De speciale rechtbank
voor geestelijken kent geen beroepsmogelijkheid.
De Raad van Hoeders van de Grondwet (Guardian Council)
De Raad van Hoeders moet toezicht houden op verkiezingen en toezien op het
islamitisch gehalte van de wetgeving door het parlement. De helft van deze uit
twaalf leden bestaande raad bestaat uit geestelijken die door de Geestelijk Leider
worden benoemd. De andere helft zijn seculiere magistraten afkomstig uit de
rechterlijke macht. De benoeming van de zes magistraten in de Raad van Hoeders
geschiedt door het hoofd van de rechterlijke macht, na instemming van het
parlement. De Raad van Hoeders is zeer behoudend van karakter. Secretaris van
de Raad van Hoeders is Ayatollah Ahmad Jannati.
De Beoordelingsraad (Expediency Council)
Geschillen tussen het parlement en de Raad van Hoeders worden besproken in de
Beoordelingsraad, waarin onder andere parlementariërs, leden van de Raad van
Hoeders en de hoofden van de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende
macht zitting hebben. De Beoordelingsraad staat onder leiding van de voormalig
president van Iran, Akbar Hashemi Rafsanjani. De raad opereert voorts als een
adviesorgaan voor de Geestelijk Leider.
10 Een beschrijving van de rechtsgang komt in paragraaf 3.3.5 van dit ambtsbericht aan de orde.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De Vergadering van Experts
De uit 86 geestelijken bestaande zeer conservatieve Vergadering van Experts
wordt elke acht jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen en is verantwoordelijk
voor de verkiezing van een nieuwe Geestelijk Leider bij het overlijden van de
huidige Geestelijk Leider. Officieel dient de vergadering ook toe te zien op het
functioneren van de Geestelijk Leider, waartoe de vergadering eens per twee jaar
bijeen hoort te komen. In de praktijk is de Vergadering van Experts echter
onderworpen aan de Geestelijk Leider. De laatste maal dat verkiezingen voor de
Vergadering van Experts plaatsvonden was in 1998.
Provinciaal bestuur
De 30 Iraanse provincies worden bestuurd door centraal benoemde gouverneurs.
Strijdkrachten
De strijdkrachten bestaan uit het reguliere leger en de Revolutionaire Garde
(Sepah-e Pasdaran), verenigd onder een gemeenschappelijke generale staf. Alle
hoge legerfunctionarissen worden benoemd door de Geestelijk Leider en zijn
rechtstreeks verantwoording aan hem verschuldigd. De Revolutionaire Garde, die
functioneert als een volledig leger, met luchtmacht, landmacht en marine, heeft
een grote invloed op andere instellingen zoals de politie en het ministerie van
Inlichtingen.
Onder de verantwoordelijkheid van de Revolutionaire Garde vallen ook de
zogenaamde Basidj, uit vrijwilligers bestaande burgermilities die een deel van de
ordehandhaving voor hun rekening nemen. De positie van deze Basidj als
ondersteuner van politie en justitie is in 1992 in de wet vastgelegd.11 De leden van
de Basidj voeren hun taak in hun vrije tijd uit naast hun normale werkzaamheden.
De diverse Basidj-groepen opereren vanuit plaatselijke moskeeën. Waarnemers
zeggen dat zij voor hun diensten betaald worden door conservatieve elementen
binnen het overheidsapparaat. Inmiddels zijn de Basidj zo vergroeid met de
reguliere veiligheidstroepen, dat zij door veel waarnemers als een integraal
onderdeel van het staatsapparaat worden beschouwd. Het komt dan ook slechts
zeer zelden voor dat de reguliere politie of andere onderdelen van het officiële
staatsapparaat ingrijpen in het handelen van de genoemde milities.
Een andere zeer conservatieve militie met een vergelijkbare positie is de uit enkele
duizenden leden bestaande Ansar-e Hezbollah (Followers of the Party of God).
Ook deze organisatie stelt zich ten doel de orde te handhaven volgens de
traditionele conservatieve interpretatie van de Islamitische Revolutie.
Momenteel staat de organisatie onder leiding van Foruz Rajaibar.
11 Law of Judicial Support for the Basidj, gepubliceerd in de Official Gazette 13946 van
december 1992.
10
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
2.2 Politieke ontwikkelingen
2.2.1 Binnenlandse politieke ontwikkelingen
De overwinning van de conservatieven bij de verkiezingen van februari 2004,
volgend op de ingrijpende diskwalificatie door de Raad van Hoeders van circa
2000 hervormingsgezinde kandidaten12, markeert het begin van een nieuwe fase
in het Iraanse post-revolutionaire tijdperk.
Samenstelling parlement
De meerderheid van het huidige Iraanse parlement bestaat uit conservatieven. De
Abadgaran Iran-e Islami (Coalitie voor de Ontwikkeling van Islamitisch Iran)
heeft de meeste zetels. Andere grote conservatieve partijen zijn de Jami-at
Moutalefeh-e Eslami en de Jeneh-yi Ruhaniyat-i Mobarez-i Tehran. De enige
hervormingsgezinde partij in het huidige parlement is de Majmae Ruhaneeyoone
Mobarez (de Vereniging van Strijdende Geestelijken), de partij van president
Khatami.
Aandachtsgebieden zevende majlis(het Iraanse parlement)
De nieuwe conservatieve coalitie gaf in mei 2004 te kennen zich vooral te willen
gaan richten op de economische problemen, meer specifiek op het creëren van
werkgelegenheid en toenadering tot het buitenland.13 In plaats van zich hierop te
richten, leken de conservatieven eerst hun verhaal te willen halen voor de in hun
ogen provocerende uitspraken en handelingen van het vorige,
hervormingsgezinde, parlement. Hiertoe werden de sociale vrijheden die de
bevolking had verworven onder dat hervormingsgezinde parlement beteugeld:
vrouwen werd opgedragen de kledingvoorschriften strikter op te volgen, een
discussie over invoering van `nationale dracht' werd opgestart en restaurants waar
jongeren elkaar ontmoeten werden gesloten. Daarnaast werden diverse voormalige
hervormingsgezinde parlementsleden door de conservatieve macht gedagvaard
wegens smaad, opruiing of `het veroorzaken van publieke bezorgdheid'. Dit
ondanks artikel 86 van de Iraanse grondwet dat parlementsleden vrijheid van
meningsuiting en immuniteit toekent.14 Alhoewel niet altijd toegepast, kunnen
straffen uiteenlopen van een reisverbod tot zes maanden onvoorwaardelijke
gevangenisstraf.
12 Zie over de diskwalificatie van kandidaten het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004,
pagina's 13 en 14.
13 `Tense opening session for new parliament', Weekly Press Digest, vol. 17, no. 22, May 22
May 28, 2004, pagina 3 en Country Report Iran October 2004, Economist Intelligence Unit,
pagina 1.
14 Niet alleen tijdens parlementaire vergaderingen, maar ook als parlementslid optredend naar
buiten toe.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Aankomende presidentsverkiezingen
Politieke analisten verwachten dat de conservatieven hun overwinning in
verkiesbare posities, welke is gestart bij de lokale verkiezingen in 2003, gevolgd
door de parlementsverkiezingen in februari 2004, voort zullen zetten bij de
presidentsverkiezingen in juni 2005.15 Zeker na het weinig overtuigende optreden
van de hervormingsgezinden in de voorgaande periode. Wanneer de president
inderdaad uit de conservatieve hoek komt, hebben de conservatieven weer alle
staatsinstellingen in handen.
De presidentsverkiezingen zullen op 17 juni 2005 plaatshebben.
2.2.2 Buitenlandse politieke ontwikkelingen
Internationaal gezien werd de verslagperiode gedomineerd door het Iraanse
nucleaire programma. Eerder al bleek dat het Iraanse atoomprogramma veel verder
ontwikkeld was dan tot dan toe werd gedacht, waadoor bij Westerse landen de
zorg ontstond dat Iran verrijkt uranium, dat officieel voor kerncentrales wordt
gemaakt, in verder verrijkte vorm zou kunnen gebruiken voor een militair nucleair
programma. In 2003 ontweek Iran vragen van het Internationaal Atoomenergie
Agentschap (IAEA) over de aard en doelstelling van hun programma.
Onder druk van mogelijke doorverwijzing naar de VN Veiligheidsraad stemde
Iran in oktober 2003 uiteindelijk wel in met opschorting van alle nucleaire
verrijkings- en opwerkingsgerelateerde activiteiten, beantwoordde een aantal
vragen van het IAEA en stemde in met ondertekening van het tweede protocol bij
het Nucleaire Non-Proliferatie Verdrag. In juni 2004 kwam Iran echter op de
gemaakte afspraken terug en kondigde hervatting van de verrijkings- en
opwerkingsgerelateerde activiteiten aan. In de periode die volgde werd duidelijk
dat het uitoefenen van druk op Iran niet tot het gewenste resultaat leidde. Er werd
gekozen voor een nieuwe aanpak, die resulteerde in een akkoord in november
2004 tussen Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Iran. Dit akkoord en
de IAEA resolutie, volgend op Iran's (hernieuwde) instemming met vrijwillige
opschorting van alle verrijkings -en opwerkingsgerelateerde activiteiten, maakten
de weg vrij voor onderhandelingen over een lange-termijnovereenkomst, die in
januari 2005 van start zijn gegaan. Deze overeenkomst zal objectieve garanties
moeten bevatten dat Iran's nucleaire programma uitsluitend vreedzame (nucleaire)
doeleinden nastreeft. Succesvolle afronding van de onderhandelingen staat niet bij
voorbaat vast en zorgen over nucleaire ontwikkelingen in Iran blijven vooralsnog
bestaan.
15 `Tense opening session for new parliament', Weekly Press Digest, vol. 17, no. 22, May 22
May 28, 2004.
12
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
2.3 Sociaal-economische situatie
Ondanks dat Iran een gemiddelde jaarlijkse groei van bijna 6% kende in de
afgelopen vijf jaar, is de sociaal-economische situatie niet rooskleurig. Een van de
meest nijpende problemen is de combinatie van een hoge inflatie, 15% in 2004,
en een hoge werkloosheid. De officiële werkloosheid ligt volgens de overheid op
12%, maar lokale analisten wijzen veeleer op een percentage tussen de 20 en 25%.
Vooral onder jongeren (jonger dan 25 jaar) is de werkloosheid hoog. Het ziet er
niet naar uit dat het werkloosheidspercentage op korte termijn zal afnemen. Ieder
jaar komen er 600.000 jonge werkzoekenden bij, terwijl er slechts zo'n 450.000
nieuwe banen gecreëerd worden.16 De wil om Iran te verlaten is dan ook hoog.
Jaarlijks verlaten meer dan 150.000 jonge hoger opgeleide Iraniërs het land.17
Voor grote lagen van de bevolking is het moeilijk financieel rond te komen.
Ongeveer 15% van de bevolking leefde eind 2002 in armoede.18
In de Human Development Index van de UNDP staat Iran momenteel op plaats
101 (in 2003 was dat 106 en in 2002 98).
16 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 32 en 33.
17 `Ik ga zelf wel met God in discussie', NRC Handelsblad, 28 november 2004.
18 Country Profile 2004 Iran, Economist Intelligence Unit, pagina 33 waarbij `armoede'
gedefinieerd is als een inkomen van minder dan US dollar 89 per maand in de stedelijke
gebieden en US dollar 60 per maand op het platteland.
13
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen en protocollen
Iran heeft de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderschreven
en is partij bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, inclusief het Protocol van 1967.
Iran heeft voorts de volgende verdragen ondertekend en geratificeerd:
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
(International Covenant on Civil and Political rights, ICCPR), door Iran
geratificeerd op 24 juni 1975;
- Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten
(International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights, ICESC),
door Iran geratificeerd op 24 juni 197519;
- Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie (International Convention on the Elimination of All Forms
of Racial Discrimination, CERD), door Iran geratificeerd op 29 augustus
1968;
- het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Convention on the Rights of the
Child, CRC), door Iran geratificeerd op 13 juli 1994. Bij dit verdrag is het
voorbehoud gemaakt dat Iran zich het recht voorbehoudt om bepalingen die in
strijd zijn met de islamitische wet buiten toepassing te laten.
Iran heeft de volgende verdragen ondertekend, maar nog niet geratificeerd:
- Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie tegen
Vrouwen (Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination
Against Women, CEDAW);
- het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Onterende
Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel,
Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, CAT).
Wetsvoorstellen ter ratificatie van beide verdragen zijn in augustus 2003 door de
Raad van Hoeders verworpen wegens strijdigheid met de beginselen van de islam
en de grondwet.20 In de verslagperiode hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen
ten aanzien van het wetsvoorstel ter ratificatie van het CEDAW voorgedaan.
19 Volgens de Fédération Internationale des Ligues des Droits de l'Homme in `Appraisal of the
EU Human Rights Dialogues', July 2004, pagina 4, heeft Iran de laatste tien jaar niet voldaan
aan de rapportageverplichtingen die bestaan onder de ICCPR en ICESC.
20 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 17.
14
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Het wetsvoorstel is aan de Beoordelingsraad voorgelegd. Het wetsvoorstel dat
voorziet in ratificatie van het CAT is eind mei 2004 door de zesde majlis aan de
Beoordelingsraad voorgelegd. Het is niet reëel te verwachten dat het CAT en het
CEDAW in de nabije toekomst geratificeerd worden.21
Ten slotte geldt dat Iran op 31 december 2000 het Statuut van het Internationaal
Strafhof ondertekend heeft. Ratificatie van deze ondertekening heeft nog niet
plaatsgevonden. Het is niet duidelijk welke technische of politieke factoren
ratificatie ophouden.
3.1.2 Nationale wetgeving
Grondwet
De Iraanse grondwet dateert van 1979 en werd voor het laatst gewijzigd in 1989.
De grondwet erkent alle gebruikelijke grondrechten als vrijheid van
meningsuiting, pers, religie, vereniging en vergadering, bewegingsvrijheid,
eerlijke rechtsgang, vrijwaring van foltering en van onmenselijke behandeling en
vrijwaring van huiszoekingen en arbitraire aanhoudingen. Deze rechten zijn
vastgelegd in de artikelen 19 tot en met 42 van de grondwet. De grondwet kent
echter ook mogelijkheden om deze vrijheden in te perken. Zo is in de artikelen 20,
21, 26 en 28 de grondwettelijke bepaling neergelegd dat het desbetreffende
grondrecht niet in strijd mag zijn met de beginselen van de islam. Ook is in een
aantal artikelen neergelegd, dat de vrijheid bij wet kan worden ingeperkt
(bijvoorbeeld de artikelen 24 en 33). Bij welke wet precies zal aan de orde komen
bij de behandeling van de afzonderlijke mensenrechten in het vervolg van dit
ambtsbericht.
Anti-folterwetgeving
Het wetsontwerp dat beoogt artikel 38 van de grondwet - het voorkomen van
marteling van gevangenen - te verankeren in de nationale wetgeving is nog steeds
niet aangenomen. Het wetsontwerp ligt volgens de Iraanse autoriteiten bij de
Beoordelingsraad. De Iraanse autoriteiten meldden dit tijdens de vierde ronde van
de mensenrechtendialoog in juni 2004. De bestudering van het wetsontwerp door
de Beoordelingsraad zou zich in de eindfase bevinden.22
Op 4 mei 2004 keurde de Raad van Hoeders wel, vrij onverwacht, een ander
wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering goed dat slechts twee dagen eerder
door de majlis aan hen was voorgelegd.
21 `MPs try to again ratify UN anti-torture convention', Weekly Press Digest, Vol. 17, No. 22,
May 22-May28, 2004.
22 Over de inhoud van het wetsontwerp: zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004,
pagina 18.
15
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Dit wetsontwerp is gebaseerd op een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april
2004. In die circulaire worden politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen
zich te onthouden van fysieke mishandeling om bekentenissen van arrestanten te
verkrijgen. Ook praktijken als het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen
van gevangenen zou moeten worden voorkomen.23 Het is afwachten hoe de
circulaire en de uiteindelijke wet in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich
verhouden met het wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de
grondwet.
3.2 Toezicht
3.2.1 Internationaal
Verenigde Naties (VN)
Door de VN wordt de mensenrechtensituatie in Iran kritisch in de gaten gehouden.
Sinds 2003 hebben diverse bezoeken van thematische VN-werkgroepen en
mensenrechtenrapporteurs aan Iran plaatsgehad zoals de VN-werkgroep inzake
Arbitraire Detentie en de VN-Speciale Rapporteur inzake Bescherming van het
Recht op de Vrijheid van Meningsuiting.24 En in februari 2004 bracht de VN-
Speciale Rapporteur inzake mensenrechten van migranten, de uit Costa Rica
afkomstige Gabriela Rodriguez Pizarro, een bezoek aan Iran. Naast bezoeken aan
een aantal ministeries, sprak de Speciale Rapporteur onder andere met
vertegenwoordigers van Afghaanse migranten en enkele NGO's. Het rapport over
het bezoek aan Iran zal op de 61ste vergadering van de Mensenrechtencommissie
aan de orde komen. Deze vergadering vindt in maart-april 2005 plaats.25
Een bezoek van de VN-Werkgroep inzake Gedwongen of Onvrijwillige
Verdwijningen stond gepland voor juli 2004, maar is van Iraanse zijde uitgesteld.26
Iran heeft verder groen licht gegeven voor een bezoek van de Turkse Yakin
Ertürk, Speciale Rapporteur inzake geweld tegen vrouwen, en de Speciale
Rapporteur inzake adequate huisvesting, de heer Miloon Kothari uit India. De
bezoeken staan gepland voor 29 januari tot 7 februari 2005 respectievelijk 4 tot 18
februari 2005.
23 AFP, 4 mei 2004.
24 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 19 en 20.
25 Preliminary Note of the Special Rapporteur on the human rights of migrants, 3 augustus
2004, E/CN.4/2004/76/Add.4
26 `Visit of Working Group on Enforced or Involuntary Disapperances to Iran postponed', UN
Press Release, 27 July 2004.
16
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Bovenstaand overzicht toont een zekere mate van openheid van de Iraanse
autoriteiten ten aanzien van de VN-mechanismen. Op geen van de onderwerpen
van de VN-werkgroep en thematische VN-mensenrechtenrapporteurs is echter
sprake geweest van merkbare vooruitgang. Aanbevelingen vanuit de VN-
werkgroep en van de mensenrechtenrapporteurs worden niet opgevolgd door Iran.
Mede hierom heeft de Algemene Vergadering van de VN op 20 december 2004
een resolutie aangenomen die de slechte mensenrechtensituatie in Iran veroordeelt,
met name die op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, ter dood
veroordelingen van minderjarigen en de discriminatie van religieuze minderheden.
Iran wordt in de resolutie onder andere opgeroepen de aanbevelingen van de VN-
mechanismen te implementeren, het verbod op marteling volledig uit te voeren en
hervormingen in het rechtssysteem door te voeren.27
Europese Unie
Op Europees niveau vond in het verleden in principe twee keer per jaar een
alomvattende dialoog met Iran plaats. Vier onderwerpen staan hierin centraal: het
Iraanse nucleaire programma, de strijd tegen terrorisme, de opstelling ten opzichte
van het Midden-Oosten vredesproces en de mensenrechtensituatie. Voor het
laatste onderwerp, de mensenrechten, zijn de EU en Iran in oktober 2002
overeengekomen een mensenrechtendialoog aan te gaan.
EU-Iran alomvattende dialoog
De sessie van de EU-Iran alomvattende dialoog die voor oktober 2003 stond
gepland in Teheran, heeft nog steeds niet plaatsgehad. Op verzoek van Iran is deze
dialoog uitgesteld, omdat Iran had aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de
voorbereidingen. In december 2003 heeft Iran deze dialoog opgeschort als reactie
op de aanhoudende opschorting door de EU van de onderhandelingen over een
Handels- en Samenwerkingsakkoord.
EU-Iran mensenrechtendialoog
De opzet van de mensenrechtendialoog is als volgt. Eerst vinden
rondetafelgesprekken plaats tussen vertegenwoordigers van de rechterlijke macht
en uit het maatschappelijk veld, vertegenwoordigers van
mensenrechtenorganisaties en academici. Daarna volgen besloten bijeenkomsten
van regeringsvertegenwoordigers, waarbij de EU door de troika is
vertegenwoordigd.
27 United Nations (AP), 21 december 2004. De resolutie werd eerder, op initiatief van Canada,
in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering op 18 november 2004 aanvaard. De
resolutie is door 34 landen, waaronder de EU, geco-sponsored. Zie ook onder andere de brief
van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 18 oktober 2004
betreffende verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 11 en 12
oktober 2004, kenmerk DIE-557/04.
17
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Alle onderwerpen op het gebied van mensenrechten die voor de EU een punt van
zorg zijn, worden in deze besloten bijeenkomsten aan de orde gesteld, aangevuld
met vragen aan de Iraanse regering over een reeks van individuele gevallen.
De eerste sessie van de EU-Iran mensenrechtendialoog vond plaats te Teheran op
16 en 17 december 2002. Hier kwamen bestrijding van foltering en de strijd tegen
discriminatie aan de orde. De tweede sessie werd gehouden in Brussel op 14 en 15
maart 2003, waarbij eerlijke rechtsgang en het primaat van de wet (rule of law)
onderwerp van gesprek waren. De derde sessie vond eveneens plaats in Brussel en
wel op 8 en 9 oktober 2003. Hierbij stonden het recht op ontwikkeling en de
vrijheid van meningsuiting op de agenda. En een vierde ronde heeft op 15 en 16
juni 2004 te Teheran plaatsgevonden. De thema's voor deze bijeenkomst waren
rechtsbedeling (administration of justice) en verbetering van de internationale
samenwerking op het gebied van de mensenrechten.
De resultaten van de EU-Iran mensenrechtendialoog zijn tot nu toe teleurstellend.
Afgezien van een zekere mate van openheid ten aanzien van VN-mechanismen, is
op geen van de onderwerpen die de EU als prioriteit voor de dialoog heeft
aangemerkt sprake geweest van merkbare vooruitgang. Op sommige terreinen,
zoals de uitoefening van burgerrechten en politieke vrijheden, viel eerder
achteruitgang waar te nemen sinds de parlementaire verkiezingen in februari
2004.28 Te denken valt bijvoorbeeld aan de uitsluiting van hervormingsgezinden
bij de verkiezingen in februari 2004 en de beknotting van de persvrijheid. De
dialoog zal wel worden voortgezet.
De voortgaande schendingen van de mensenrechten in Iran hebben ertoe geleid dat
de resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran in de Algemene Vergadering
van de VN door de EU werd geco-sponsored.
Internationale NGO's
Ook organisaties als Amnesty International (AI), Human Rights Watch (HRW) en
Rapporteurs sans Frontières (RSF) houden de mensenrechtensituatie in Iran in de
gaten. Deze organisaties hebben echter geen kantoren in Iran en krijgen van de
Iraanse autoriteiten ook geen toestemming om het land regelmatig te bezoeken. De
organisaties maken gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten.
28 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken van
18 oktober 2004 aan de Tweede Kamer betreffende verslag van de Raad Algemene Zaken en
Externe Betrekkingen van 11 en 12 oktober 2004, kenmerk DIE-557/04.
18
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3.2.2 Nationaal gouvernementeel
Binnen Iran opereren aan de overheid gelieerde mensenrechtenorganisaties zoals
de Islamic Human Rights Commission en de Article 90 Commission van het
parlement. Ofschoon deze organisaties van goede wil zijn, blijft het voor hen
bijzonder moeilijk in Iran met succes te opereren.
Islamic Human Rights Commission (IHRC)
De IHRC is in 1995 opgericht onder auspiciën van het hoofd van de
rechtsprekende macht. Volgens de statuten heeft het hoofd van de rechtsprekende
macht plaats in het bestuur van de commissie. Het huidige hoofd van de
rechtsprekende macht, Shahroudi, noch een afgevaardigde heeft echter ooit een
vergadering van de commissie bijgewoond. Dit vanwege het feit dat Shahroudi
vindt dat de commissie onderdeel zou moeten zijn van de rechtsprekende macht.
De IHRC is hier evenwel op tegen vanwege de onafhankelijke rol die ze wil
blijven vervullen. In het bestuur van de commissie zouden ook vier
parlementsleden zitting moeten hebben (twee mannen en twee vrouwen).
Er hebben zich echter nog geen gegadigden van de zevende majlis gemeld. De
secretaris van de IHRC is Mohammad Hossein Ziaiefar.
De IHRC inventariseert alle klachten en petities welke zij ontvangt van
particulieren en instanties. Hoeveel dat er in de verslagperiode zijn geweest is niet
bekend, maar in 2003 werd gemeld dat binnen een jaar meer dan 12.000 brieven
waren ontvangen waarin schendingen van de mensenrechten in Iran werden
gemeld.29 De meeste klachten betreffen de gerechtelijke autoriteiten. De
commissie schrijft daarover omvangrijke rapporten, die echter zelden vermelden
welke actie is of wordt ondernomen en met welk resultaat. De IHRC spreekt zich
regelmatig in het openbaar uit over door haar geconstateerde schendingen.
Artikel 90-Commissie
De parlementaire Artikel 90-Commissie is vernoemd naar artikel 90 van de
grondwet. Dit artikel geeft elke burger het recht om bij het parlement een petitie in
te dienen inzake het handelen van het parlement zelf, maar ook inzake het
handelen van de uitvoerende macht en de rechterlijke macht. Het artikel verplicht
het parlement de voorgelegde zaak te onderzoeken en een `bevredigend antwoord'
te geven. Op basis van dit artikel is in 1996 de genoemde commissie ingericht. De
klachten die de commissie ontvangt betreffen meestal de rechterlijke macht.
De commissie heeft onder de zesde majlis (het vorige, hervormingsgezinde,
parlement) bezoeken gebracht aan gedetineerden, vele petities in ontvangst
genomen, familieleden van gedetineerden ontvangen, brieven gericht tot het hoofd
29 Zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 21.
19
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
van het justitieel apparaat en duidelijke openbare uitspraken gedaan, zowel in het
parlement als in interviews in de hervormingsgezinde pers. Ook heeft de
commissie een aantal indringende vragen aan onder andere de openbaar aanklager
Mortazavi gezonden met betrekking tot het onderzoek naar de dood in detentie van
de Iraans-Canadese fotojournaliste Zahra Kazemi.30 Het is de vraag of de
commissie deze kritische rol kan en wil blijven vervullen onder het huidige
bewind. Het risico voor de commissieleden om gearresteerd te worden vanwege
hun kritiek op het parlement, het kabinet of de rechtsmacht is immers groter
geworden nu de conservatieven de macht grotendeels in handen hebben. Tot nu
toe kiezen de leden van de huidige commissie in elk geval voor een interpretatie
van artikel 90 die niets met mensenrechten te maken heeft. Het accent wordt
gelegd op economische en procedurele zaken. In juni 2004 zijn de nieuwe leden
genoemd waaronder Mehdi Kouchakzadeh, Seyyed Ali Riaz, Qeysar Salehi en
Seyyed Haji Mohammad Movvahed.31 Wie de voorzitter is, is niet bekend.
Toezicht in gevangenissen
Het hoofd van de rechterlijke macht, Ayatollah Hashemi Shahroudi, heeft op 6
mei 2004 een team geformeerd dat gevangenissen zal gaan bezoeken om daar
inspecties uit te voeren. Niet bekend is of dat ook daadwerkelijk geschiedt.
Daarnaast heeft Shahroudi de hoofden van de judiciary in alle provincies
geïnstrueerd dat zij éénmaal per week de burgers moeten ontvangen om
persoonlijk hun klachten aan te horen.32 Eerder al is in januari 2004 een rapport
over de situatie in gevangenissen gereedgekomen. Dit rapport is volgens de
Iraanse autoriteiten vertrouwelijk en kon dus niet worden vrijgegeven.33
3.2.3 Nationaal niet-gouvernementeel
Belangrijke, actieve mensenrechten-NGO's in Iran zijn de Association of Iranian
Journalists en het Defenders of Human Rights Centre.
Association of Iranian Journalists (AIJ)
De AIJ laat geregeld van zich horen en komt op voor een vrije pers en voor de
rechten van (vooral gedetineerde) journalisten en hun families, ook in de
verslagperiode. Zo hebben op initiatief van de AIJ in juli en oktober 2004
protestbijeenkomsten plaatsgehad tegen de onderdrukking van de vrije pers en de
voortdurende sluiting van bladen.34
30 Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran,
Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina 61.
31 BBC Monitoring, 22 juni 2004.
32 ISNA, RFE, RL Newsline, 7 mei 2004.
33 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 22.
34 Zie over de beperking van de persvrijheid en de sluiting van bladen paragraaf 3.3.1.
20
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Voorzitter van de AIJ is voormalig parlementslid Rajabali Mazroui. Hij moet zich
als gevolg van zijn kritische opstelling jegens de rechterlijke macht naar
aanleiding van de arrestaties van journalisten voor de rechter verantwoorden.35
Defenders of Human Rights Centre (DHRC)
De DHRC, waarvan Nobelprijs-winnares Shirin Ebadi medeoprichter is, houdt
zich bezig met kostenloze rechtsbijstand voor politieke gevangenen en
ondersteuning van de families van politieke gevangenen.
In de verslagperiode werden de activiteiten van mensenrechten-NGO's weer
beperkt door de autoriteiten. Sommige NGO-medewerkers mochten het land niet
uit om deel te nemen aan internationale conferenties of werden streng ondervraagd
bij terugkomst in Iran. Het is ook voorgekomen dat paspoorten van NGO-
medewerkers in beslag werden genomen.36
3.3 Naleving en schendingen
3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
In de verslagperiode is geen verbetering opgetreden ten aanzien van vrijheid van
meningsuiting en persvrijheid. Gezien de golf van arrestaties van journalisten,
internettechnici en webloggers in het najaar van 2004 kan zelfs gesproken worden
van een verslechtering op het gebied van persvrijheid.37
De Iraanse grondwet garandeert de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. De
persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting worden echter door een aantal
artikelen in de Perswet en het Wetboek van Strafrecht beperkt. Bovendien mag een
uiting in de pers en in publicaties niet in strijd zijn met de beginselen van de islam.
Het is niet aan te geven welke mening of publicatie precies in strijd is met de
beginselen van de islam. De ene keer wordt een kritische uitspraak toegelaten, een
andere keer worden de critici gearresteerd of krijgt bijvoorbeeld een krant een
verschijningsverbod. Op dit punt is er sprake van een arbitraire rechtspraktijk.
Meningsuitingen die als delict worden gekwalificeerd worden veelal behandeld
door de revolutionaire rechtbanken, die bekend staan om hun harde houding ten
opzichte van persdelicten.
35 Zie over de arrestaties van journalisten paragraaf 3.3.1 van dit ambtsbericht.
36 `End limitations on the work of human rights defenders', Public Statement van Amnesty
International, 6 oktober 2004.
37 Persverklaring van het Nederlandse EU-voorzitterschap inzake schending van de
mensenrechten door Iraanse autoriteiten, 24 november 2004. Zie ook het artikel `EU hekelt
Iran om schending rechten', NRC Handelsblad, 24 november 2004.
21
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Kranten en tijdschriften
Iran kende een groot aantal kranten en weekbladen, die het hele spectrum van zeer
conservatief tot uiterst hervormingsgezind bestreken, maar van de laatste categorie
is weinig overgebleven. Censuur voorafgaand aan publicaties in kranten en
tijdschriften vond in de verslagperiode plaats. Uitgevers van kranten kregen
namelijk van tijd tot tijd instructies van het ministerie van Cultuur en Islamitische
Begeleiding om bepaalde zaken niet te publiceren. Zelfcensuur vond ook plaats.
Kranten en weekbladen werden ook regelmatig achteraf gesanctioneerd voor hun
berichtgeving en moesten soms hun deuren sluiten.
Volgens RSF zijn sedert 2001 120 kranten en tijdschriften in de ban gedaan.38 In
de verslagperiode zijn bijvoorbeeld de hervormingsgezinde dagbladen Vaqayeh
Etefaqiyeh, Nasim-e Saba en Jomhouriyat en het maandblad Aftab getroffen.
De sluiting van de dagbladen, belangrijke spreekbuizen van de
hervormingsgezinde gedachte, leidde op 26 juli 2004 tot een protestbijeenkomst
voor het gebouw van de AIJ van zo'n 300 journalisten, advocaten en familieleden
van journalisten in gevangenschap. Bovendien werd door zo'n 250 intellectuelen
een protestverklaring uitgegeven, waarin onder andere werd vermeld dat `de
inspanningen om journalisten het zwijgen op te leggen in strijd zijn met de
artikelen 22, 28 en 43 van de Grondwet'.39
Formele aanklachten ontbraken veelal. Het was daarom niet duidelijk waarop de
sluitingen waren gebaseerd. Het vermoeden was op gronden zoals laster,
belediging van de islam, van regeringsleiders en van de republiek en het in gevaar
brengen van de staatsveiligheid.40
Uitzondering op de reeks van sluitingen van dagbladen was de opheffing van het
verschijningsverbod voor de krant Asia. Deze krant werd in juli 2003 verboden
wegens het publiceren van een foto van Maryam Rajavi, leider van de verboden
Mujaheddin-e Khalq Organisation. In oktober 2004 mocht de krant weer
verschijnen.41 De hoofdredacteur, Iraj Jamshidi, werd begin augustus 2004
vrijgelaten na betaling van een hoge borgsom.
38 RSF in een open brief aan de Europese Unie op 28 juni 2004. Zie ook `European Union
challenged about the Middle East's biggest prison for journalists', gepubliceerd op
www.rsf.org op 28 juni 2004.
39 Over de sluiting van het maandblad Aftab: zie de brief van de minister van Buitenlandse
Zaken van 18 augustus 2004 inzake kamervragen over persvrijheid in Iran, kenmerk DAM-
475/04. Over de sluiting van de dagbladen en de protestbijeenkomst en verklaring: zie
`Reporters Without Borders backs journalists' protest calling for press freedom',
gepubliceerd op www.rsf.org op 27 juli 2004.
40 Zie hiervoor onder andere de artikelen 500 (propaganda tegen het Islamitische regime), 514
(belediging van de Geestelijk Leider), 698 (laster, publicatie van leugens) en 700
(verkondigen van leugens) van de Iraanse strafwet.
41 Iran Daily, 23 oktober 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Volgens HRW heeft de hoofdredacteur meer dan 200 dagen in eenzame opsluiting
moeten doorbrengen gedurende zijn 13 maanden durende gevangenschap.
Bovendien kreeg zijn familie geen mogelijkheid de hoofdredacteur te bezoeken en
had betrokkene moeilijk toegang tot zijn advocaat.42
Mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici
Zoals de protestbijeenkomst van juli 2004 al duidelijk maakte, raakte de
beknotting van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid niet alleen kranten en
tijdschriften. Ook (on line) journalisten, internettechnici en
mensenrechtenactivisten werden in de verslagperiode het slachtoffer. Vooral rond
september en oktober 2004 was sprake van een golf van arrestaties. Net als bij de
sluiting van de kranten ontbraken officiële aanklachten veelal en was het niet
geheel duidelijk op welke (juridische) grond de arrestatie plaatsvond. Maar ook
hier was het waarschijnlijk dat arrestatie plaatsvond vanwege belediging, laster,
het aanzetten tot publieke onrust of propaganda tegen het regime.43 Het was ook
niet altijd direct duidelijk waar de arrestant zich bevond. Voor zover bekend zijn
alle arrestanten inmiddels vrijgelaten. Een aantal van de vrijgelaten arrestanten
heeft klachten ingediend wegens mishandeling tijdens hun gevangenschap en heeft
getuigenissen daarover afgelegd voor een presidentiële commissie welke de
klachten onderzoekt. Volgens de getuigenissen heeft openbaar aanklager
Mortazavi een actieve rol gehad bij de mishandeling. Ook zou hij de journalisten
door foltering hebben gedwongen op televisie te verschijnen om te bekennen dat
ze de nationale veiligheid in gevaar hadden gebracht en het islamitisch geloof
hadden beledigd. De journalisten zouden tegelijkertijd publiekelijk `berouw'
hebben moeten tonen voor hun misdaden.44 Openbaar aanklager Mortazavi,
verantwoordelijk voor vervolging van persdelicten, staat bekend als een
conservatieve aanhanger van de harde lijn.
De arrestatiegolf leek te zijn ingeleid door diverse uitspraken van conservatieve
machtshebbers waarin werd gesuggereerd dat NGO's en de Iraanse hervormde
pers en websites vanuit het buitenland, en in het bijzonder vanuit de Verenigde
Staten, worden aangestuurd om het Iraanse regime te ondermijnen.
De arrestatiegolf leidde eind oktober 2004 tot een nieuwe protestbijeenkomst van
journalisten.45
42 AFP, BBC Website 4 augustus 2004.
43 Deze praktijk is in strijd met artikel 32 van de Iraanse grondwet. Dit artikel bepaalt dat een
arrestant binnen 24 uur schriftelijk op de hoogte gebracht moet worden van de reden van de
arrestatie.
44 `Journalists receive death threats after testifying', Human Rights Watch, 6 januari 2005 en
`Onderzoek marteling Iran', NRC Handelsblad, 10 januari 2005.
45 `Renewed protest gathering press by Iranian journalists against continued crackdown',
Weekly Press Digest, Vol. 17, No. 43, October 16 October 22, 2004, pagina 2.
23
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Naast de arrestaties van (on line) journalisten, internettechnici en
mensenrechtenactivisten werden in de verslagperiode ook diverse internetsites,
providers en internetbedrijven geblokkeerd dan wel gesloten. In mei 2004 werden
door Openbaar aanklager Mortazavi alleen al 50 internetbedrijven gesloten.
Er zouden nog zo'n 200 internetbedrijven op een lijst staan van Mortazavi welke
eveneens zullen worden gesloten.46
Het was ook hier niet duidelijk op welke juridische grond vervolging van
internetdelicten plaatsvond. Waarschijnlijk ook weer op de gronden laster,
belediging van de islam, enzovoorts. Er is een nieuwe wet gerelateerd aan
computercriminaliteit in voorbereiding. Volgens deze wet zou iemand die
informatie via computersystemen en telecommunicatie verspreidt, gericht op het
`in beroering brengen van de publieke gedachte', gestraft worden voor het
verspreiden van leugens. De straf die opgelegd zal kunnen worden bij overtreding
van de wet is het intrekken van de werkvergunning of sluiting van het
internetbedrijf of website voor enkele dagen of maanden.47
Radio en televisie
In Iran worden op radio en televisie alleen programma's van de staatsomroep IRIB
aangeboden. Vanuit het buitenland (met name de Verenigde Staten) is via de
satelliet echter een groot aantal private Iraanse televisiezenders te ontvangen. Deze
zenders representeren een breed scala, waarbinnen zich ook diverse
oppositiegroeperingen in ballingschap bevinden. Ontvangst van deze
televisiezenders is in Iran verboden. Er is derhalve een verbod op de verkoop en
het bezit van satellietschotels voor tv-ontvangst. Een in december 2002 door het
parlement aangenomen wetsvoorstel om het verbod gedeeltelijk op te heffen werd
op 21 januari 2003 door de Raad van Hoeders verworpen.48 Het is niet bekend wat
de stand van zaken ten aanzien van het wetsvoorstel op dit moment is. Private
radio- en televisiezenders zijn in elk geval nog steeds verboden.
In oktober 2004 verduidelijkte Ahmad Pishbin, een lid van de parlementaire
commissie inzake Nationale Veiligheid en Buitenlands Beleid, nog eens waarom:
`het verbod op satellietzenders is onder andere ingevoerd vanwege het feit dat het
volk, en in het bijzonder de jeugd, problemen zal ondervinden wanneer ze toegang
hebben tot buitenlandse radio- en televisiezenders'.49
46 ISNA, BBC Monitoring, 19 mei 2004.
47 BBC Monitoring 25 november 2004.
48 Zie ook het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 26.
49 `Private TV and radio, illegal in Iran', Weekly Press Digest Vol. 17, No. 44, October 23-
October 29, 2004, pagina 4.
24
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Acties om satellietschotels in beslag te nemen vinden sporadisch plaats. Bezitters
krijgen hierbij een geldboete tussen de 1 en 5 miljoen rials (circa 100 tot 500 euro)
opgelegd. Ook worden de signalen van satellieten gestoord, zodat ontvangst
tijdelijk niet mogelijk is. Vele Iraniërs beschuldigen de Revolutionaire Garde van
dit storen van de satellietsignalen.
Boeken
Boeken die in Iran worden uitgegeven, dienen vooraf goedkeuring te krijgen van
het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding. Pas nadat deze
goedkeuring is verleend, mogen drukkerijen tot het drukken van een boek
overgaan. Naast integrale goedkeuring of afkeuring van boeken komt het ook voor
dat het ministerie de uitgever te kennen geeft dat publicatie pas kan plaatsvinden
na het aanpassen van bepaalde passages. Uitgevers dienen bij de aanvraag tot
goedkeuring een overeenkomst te tekenen waarin zij verklaren eventuele afkeuring
van het boek te accepteren en dat zij eventueel gewenste aanpassingen zullen
doorvoeren alvorens zij tot publicatie overgaan. Doen zij dat niet, dan kan het
boek simpelweg niet gedrukt worden en lopen ze gevaar te worden ondervraagd of
zelfs te worden gearresteerd. Onder de zesde majlis vond vooral censuur plaats op
publicaties die kritiek leverden op het bestaande model van de islamitische staat in
Iran of op moreel verwerpbare publicaties (bijvoorbeeld passages over seksualiteit
in romans). Onder het huidige bewind lijkt de censuur verder te gaan en wordt het
voor uitgevers steeds lastiger een boek uit te geven.
Het Iraanse Wetboek van Strafrecht kent geen specifieke straffen voor het in bezit
hebben van verboden boeken en ander materiaal zoals afbeeldingen of video's,
zolang het om privé materiaal gaat. Wanneer deze worden aangetroffen, blijft het
bij inbeslagname hiervan door de autoriteiten. Het met een commercieel oogmerk
handelen in literatuur, video's en ander materiaal dat aanstootgevend of
beledigend voor de islam wordt geacht, is wel verboden. De straffen variëren van
3 maanden tot een jaar gevangenisstraf en/of geldboetes. Indien grote voorraden
van verboden werken aanwezig zijn die bedoeld zijn voor (gratis) verspreiding met
een meer politiek oogmerk, dan kan ook strafvervolging plaatsvinden. Deze vindt
dan meestal plaats op grond van een aanklacht wegens verstoring van de publieke
orde, een delict dat door de revolutionaire rechtbank behandeld wordt.
Overige culturele uitingen
Iraanse kunstenaars worden met regelmaat belemmerd in hun werk door de Iraanse
autoriteiten. Zo werden gedurende de verslagperiode bijvoorbeeld speel- en
productieverboden aan acteurs en producers van tv-soaps opgelegd vanwege
`gebrek aan fatsoenlijke kwaliteit en immoreel gedrag'.50
50 Iran News, 22 december 2004.
25
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Voorts werd het enkele fotografen verboden hun werk tentoon te stellen vanwege
strijdigheid met de islamitische waarden en normen.51 Ook niet-Iraanse
kunstenaars werden gedurende de verslagperiode belemmerd door de Iraanse
autoriteiten. Diverse muziekconcerten, georganiseerd door Europese ambassades,
werden bijvoorbeeld verboden vanwege de `corrupte invloed van de Westerse
cultuur'.52
Studenten/academici
Massale studentenprotesten hebben zich in de verslagperiode niet voorgedaan, wel
kleinere bijeenkomsten tegen specifieke onderwijsproblemen of het
overheidsbeleid in het algemeen.53
AI heeft in een open brief de Iraanse autoriteiten opgeroepen een onafhankelijk
onderzoek in te stellen naar het vermeende geweld dat is gebruikt tijdens de
gevangenschap van onder andere de studenten Akbar Mohammadi en Ahmad
Batebi. Zij werden gearresteerd na de studentenprotesten in juli 1999.54 AI heeft de
regering gevraagd tevens degene die verantwoordelijk is voor deze
martelpraktijken, te vervolgen.55
Het doodvonnis van de wegens godslastering veroordeelde academicus Hashem
Aghajari is vernietigd. Hiervoor in de plaats kwam een gevangenisstraf van vijf
jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. Daarnaast mag hij geen les meer geven,
niets meer publiceren en niet meer spreken in het openbaar.56
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Vrijheid van vergadering
De grondwet garandeert vrijheid van vergadering, zolang deze niet ingaat tegen de
principes van de islam. In de praktijk treden de autoriteiten echter zowel op tegen
anti-overheidsdemonstraties als tegen samenscholingen waarvoor niet expliciet
toestemming is verleend. Hierbij kan het voorkomen dat demonstranten worden
aangehouden en verhoord. Vreedzame demonstranten worden vaak aangevallen
door de milities van de Ansar-e Hezbollah en de Basidj.
51 AFP, 10 november 2004.
52 Reuters, 3 oktober 2004.
53 Bijvoorbeeld een sit-in van studenten aan de landbouwuniversiteit in Shiraz (BBC
Monitoring, 10 december 2004).
54 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van 21 december 1999, pagina's 4 en 24.
55 `Five years of injustice and impunity"' Public Statement Amnesty International, 7 juli 2004.
56 ISNA, Iran News 24 juli 2004. Specifiek over het doodvonnis zie het algemeen ambtsbericht
Iran van april 2004, paragraaf 3.3.9, pagina 50.
26
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Te denken valt bijvoorbeeld aan de protestacties tegen het doodvonnis van de
academicus Hashem Aghajari in november 2002 en de grootschalige
(studenten-)protestacties in juni 2003.57
Ook in de verslagperiode vonden protestbijeenkomsten plaats. Bijvoorbeeld tegen
de arrestatiegolf van onder andere journalisten in juli en oktober 200458 en één
eind september 2004 tegen de beperking van de `politieke vrijheden'. Deze
demonstratie werd door de politie afgebroken. Volgens een demonstrant werd de
demonstratie geïnitieerd door een in de Verenigde Staten opererende Iraanse tv-
persoonlijkheid, Ahura Pirouz Khaleghi. Zijn programma is via de satelliet in Iran
te ontvangen.59 Bij sommige protestacties, zoals bijvoorbeeld van leden van de
lerarenvakbond, werd een aantal demonstranten gearresteerd en later weer op
borgtocht vrijgelaten. Het is niet bekend of tegen deze demonstranten op een later
tijdstip nog rechtszaken zijn gevoerd.
Vrijheid van vereniging
De vrijheid van vereniging is vastgelegd in artikel 26 en 27 van de Iraanse
grondwet, maar is in deze artikelen begrensd door de principes van de islam. Voor
de oprichting van een vereniging is vooraf toestemming nodig van het ministerie
van Binnenlandse Zaken. Binnen dit ministerie bevindt zich een speciaal comité
dat zich bezighoudt met aanvragen voor oprichting van verenigingen. Een
vergunning voor een vereniging wordt verstrekt voor de periode van twee jaar en
dient vervolgens elke twee jaar vernieuwd te worden. Het komt regelmatig voor
dat aanvragen niet worden gehonoreerd.
Iran Freedom Movement (IFM) 60
De IFM wordt door de Iraanse autoriteiten nog steeds beschouwd als een verboden
vereniging. Het beroep dat de leden van de IMF hadden aangespannen tegen de
door de revolutionaire rechtbank gelaste ontbinding is ook in de verslagperiode
nog niet behandeld.61 In het proces tegen de voorzitter van de IFM, Ebrahim
Yazdi, vond 30 september 2004 de eerste hoorzitting plaats. De voorzitter wordt
ervan beschuldigd het islamitisch regime omver te willen werpen. De eerste
hoorzitting werd geboycot door Yazdi. Hij vindt dat de revolutionaire rechtbank
niet bevoegd is deze zaak in behandeling te nemen.
57 Zie hierover het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina's 28 en 29.
58 Zie hierover paragraaf 3.3.1.
59 AFP, 26 september 2004.
60 De IFM is een religieus nationalistische groepering die scheiding tussen staat en religie
voorstaat.
61 Zie over het vonnis van de revolutionaire rechtbank het algemeen ambtsbericht Iran van april
2004 (pagina 29) en het algemeen ambtsbericht Iran van februari 2003 (pagina 26 tot en met
28).
27
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De aanklacht is namelijk van politieke aard en moet daarom door een openbare
rechtbank in behandeling worden genomen.62
Vakbonden
Iran kent geen vakbonden in de gangbare zin van het woord. Fabrieken en grote
bedrijven kennen wel een `Islamic Council of Labourers' (ICL), deze zijn over het
algemeen echter niet onafhankelijk en lopen sterk aan de leiband van de
desbetreffende directeuren en overheidsambtenaren. Vertegenwoordigers van deze
ICL's vormen samen `The House of Labour'. De House of Labour vaardigt weer
een vertegenwoordiger af naar de International Labour Organisation (ILO), waar
ook een regeringsvertegenwoordiger en een vertegenwoordiger van de
werkgeversorganisatie zitting in hebben.
De politieke betekenis van deze organisaties is verwaarloosbaar. Demonstraties
van ontevreden werknemers, bijvoorbeeld over slechte werkomstandigheden of het
uitblijven van salarisbetalingen, worden niet door de ICL's georganiseerd. De
ICL's proberen over het algemeen juist een matigende rol te spelen en uitingen
van ontevredenheid te voorkomen.
In de verslagperiode heeft overigens eind april 2004, een grote bijeenkomst
plaatsgevonden van arbeiders die opkwamen voor hun rechten. Zij toonden zich
ontevreden over hun levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Enige
parlementsleden en vertegenwoordigers van de House of Labour, zoals Ali Reza
Mahjoub, hielden toespraken en spraken onder andere over de Arbeidswet, over
privatisering en tijdelijke contracten.63
Het hoofd van de House of Labour, de hervormingsgezinde Mahjoub, heeft begin
2004 de Islamic Labour Party opgericht. Hij wil zich gaan toeleggen op de
herziening van de Arbeidswet en de oprichting van vakbonden. De stand van
zaken hieromtrent is niet bekend.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst en overtuiging
De sji'itische islam is de officiële religie van Iran. Daarnaast worden het
christendom, het zoroastrianisme en het jodendom erkend als enige officiële
religieuze minderheden. In Iran zijn verder ook aanhangers van het bahá'i geloof.
Ten slotte is er nog een groep soennieten. Hieronder volgt over elk van de
genoemde godsdiensten een korte uiteenzetting.
62 AFP, 30 september 2004.
63 IRNA, BBC Monitoring, 30 april 2004.
28
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Ook wordt de situatie beschreven van de Hojatieh-gemeenschap, een ultra-
conservatieve, sji-itische, anti-bahai'a gerichte beweging.
Islam
Bijna 99% van de bevolking in Iran hangt de islam aan. Het beleid van de
overheid is gericht op strikte naleving van islamitische waarden en normen. De
Iraanse grondwet verklaart de sji'itische islam (en de Ja'fari-school van denken)
tot officiële religie van Iran.64 Verreweg het grootste deel van de Iraanse bevolking
is ook sji'itisch moslim. Het soennisme komt voornamelijk onder etnische
minderheden als Koerden, Baluchi's, Turkmenen en Arabieren voor.
Christendom, zoroastrianisme en jodendom
Deze erkende religieuze minderheden hebben het recht op eigen publicaties en de
mogelijkheid het eigen geloof te belijden. Bovendien hebben deze minderheden in
bepaalde gevallen het recht eigen gebruiken en wetten na te leven. Voor de
religieuze minderheden zijn vijf plaatsen in het parlement gereserveerd.
Ondanks deze bescherming door de grondwet komt discriminatie op religieuze
gronden voor, bijvoorbeeld wanneer het gaat om toegang tot een baan bij de
overheid, of aan overheid gelieerde instanties.
Door toepassing van de sjari'a worden de erkende religieuze minderheden
achtergesteld op het terrein van het recht en gerechtelijke procedures, zoals
getuigenissen, erfrechtkwesties en tot voor kort bloedgeld.65 Voor erkende
religieuze minderheden is het uiterst moeilijk in geval van discriminatie op
religieuze gronden een beroep te doen op de overheid. Zij doen soms een beroep
op hun eigen kerkgemeenschap voor bemiddeling. Dit is echter vrijwel altijd
zonder resultaat als de discriminatie is gebaseerd op de sjari'a-wetgeving.
Hieronder wordt apart stil gestaan bij de drie erkende religieuze minderheden.
Christenen
Er zijn ongeveer 300.000 christenen in Iran.66 De christelijke gemeenschap in Iran
bestaat hoofdzakelijk uit Armeense en Assyrische christenen, die in de Iraanse
samenleving geïntegreerde gemeenschappen vormen. Geboren christenen zijn in
staat zonder problemen hun geloof uit te oefenen.
64 Artikel 12 van de Iraanse grondwet benadrukt de `volledige eerbiediging en vrijheid' van het
sji'isme ten opzichte van soennitische varianten van de islam.
65 Eind 2003 is de wet op het gebied van bloedgeld (diyeh) gewijzigd waardoor ook verwanten
van een niet-islamitisch slachtoffer het volledige bloedgeld ontvangen. Daarvoor kregen zij
slechts de helft van hetgeen voor een moslim betaald diende te worden. Meer hierover in het
algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 31.
66 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004,
pagina 1.
29
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Repressie en intimidatie van christenen heeft in de verslagperiode wel
plaatsgevonden, maar dit hing samen met actieve bekering van moslims. Wat deze
bekering betreft moet onderscheid gemaakt worden tussen de `oude' kerken en de
`moderne' kerken.
De `oude' kerken roepen weinig of geen weerstand op. Deze ontplooien geen
zendingsactiviteiten. De leider van de Armeense kerk in Iran heeft te kennen
gegeven geen moslims te bekeren wanneer zij uit zichzelf belangstelling tonen in
zijn kerk. Men wordt christen bij geboorte en trouwt slechts onderling.
In de sporadische gevallen van een gemengde christen/moslim relatie, dient een
mannelijke christen moslim te worden. Een vrouw kan haar oude geloof trouw
blijven, mits haar kinderen moslim worden. De Armeense en Assyrische kerken in
Iran bedienen zich in de liturgie en de bijbellessen van hun eigen taal.
Complicaties als gevolg van zendingsdrang hebben zich in de verslagperiode
voorgedaan bij `moderne' kerken, zoals de pinkstergemeente (Assemblies of God)
en evangelische kerken. Vooral de over het hele land verspreide huiskerken
ondervonden problemen. Na het aantreden van Khatami zeven jaar geleden
ervaarden de moderne kerken een hoge mate van religieuze tolerantie.
Hieraan lijkt een einde gekomen door de conservatieve overwinning bij de
parlementsverkiezingen van februari 2004. Zo zijn in mei 2004 circa 20 christenen
opgepakt in de Iraanse provincie Mazandaran waaronder een voorganger van de
pinkstergemeente en zijn familieleden. De familieleden werden vrij snel
vrijgelaten. De anderen eerst na vier tot zes weken. De arrestaties leken een
gerichte actie tegen de groeiende huiskerk beweging waarvan de meeste bezoekers
vroeger moslim waren.67 Een ander voorbeeld van toegenomen repressie zijn de
door de geheime politie verrichte arrestaties op 9 september 2004 van circa 80
deelnemers aan een landelijke bijeenkomst van de pinkstergemeente.68 De meeste
werden nog dezelfde dag na verhoor teruggebracht en in vrijheid gesteld, maar de
tienkoppige leiding van de pinkstergemeente zat langer vast. Tot op heden zit nog
één voorganger vast: Hamid Pourmand. In de visie van een van de voorgangers
moeten deze arrestaties worden opgevat als intimidatie van evangeliserende
christelijke gemeenschappen. De moderne kerken zeggen echter geen keuze te
hebben. Christenen hebben naar hun overtuiging nu eenmaal de opdracht om het
evangelie te verkondigen.
67 `Iran: police arrest Christian pastor', www.compassdirect.org, 26 mei 2004. Zie ook de brief
van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 24 juni 2004 inzake
kamervragen over deze arrestatie, kenmerk DAM-369/04.
68 `Police detain 80 Iranian evangelicals', www.compassdirect, 10 september 2004.
30
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Op apostasie (mortad) ofwel afvalligheid van de islam staat volgens de sjari'a
de doodstraf.69 Toch heeft de laatste jaren in geen enkel geval strafvervolging of
executie plaatsgevonden van personen die zich hebben bekeerd tot het
christendom.70 Wel zijn recentelijk, zoals hierboven omschreven, vooral actieve
bekeerders gearresteerd. Anders dan deze arrestaties doen vermoeden en in
tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, vinden echter volgens een leider van de
Assemblies of God in Iran geen identiteitscontroles plaats bij de ingang van de
kerk en worden kerkgangers voor of na hun kerkbezoek niet ondervraagd door
politiefunctionarissen. Het dopen van moslims kwam tot voor kort in de moderne
kerken met enige regelmaat voor.71 Het ging om zo'n 250 mensen per jaar.
Momenteel ondernemen de kerken echter niets, vanwege de recente arrestaties van
kerkleiders.
Ondanks de afgenomen tolerantie jegens actieve christenen, is gebleken dat
moslims in principe nog steeds interesse kunnen tonen in het christendom,
christelijke kerken kunnen bezoeken en bijbelonderricht kunnen krijgen. Ook geldt
dat tot het christendom bekeerde moslims in beginsel maatschappelijk
probleemloos kunnen functioneren. De marges hierbij worden goeddeels bepaald
door de mate waarin de betrokkenen met hun bekering in de openbaarheid treden.
Of de autoriteiten al dan niet op de hoogte zijn van de bekering van betrokkene, is
in principe slechts van belang wanneer de bekeerling reeds om andere redenen dan
zijn geloofsovergang in de negatieve belangstelling staat of komt te staan van de
Iraanse autoriteiten. In dat geval kan de bekering als een verzwarende factor
meewegen. Het enkele feit dat iemand zich heeft bekeerd leidt momenteel echter
niet tot vervolging of anderszins negatieve aandacht van de zijde van de Iraanse
autoriteiten.72 Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens
terugkeren naar Iran komen aldaar in dezelfde positie terecht als andere ex-
moslims.
Indien er problemen ontstaan, doen deze zich meestal voor in de familiesfeer, of
worden veroorzaakt door individuele overheidsambtenaren. Het gaat hierbij dan
vooral om problemen op het gebied van uitreis, paspoortverstrekking, toegang tot
de universiteit of degradatie op het werk.
69 Apostasie komt niet voor in het Iraanse Wetboek van Strafrecht.
70 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004, pagina
6.
71 Voor een omschrijving van het doopproces zie het algemeen ambtsbericht Iran van april
2004, pagina 32 onderaan.
72 Tijdens een bezoek van Oostenrijkse rechters aan Iran in 2002 bevestigde Groot-Ayatollah
Yousef Sanei desgevraagd dat bekeringen van de islam tot het christendom op zichzelf niet in
strijd zijn met de sjari'a . Dit wordt pas anders als de bekering gepaard gaat met godslastering
of belediging van heiligen (artikel in Defenders' Newsletter, juli-augustus 2002, pagina 22).
In de verslagperiode is niet gebleken dat dit veranderd zou zijn.
31
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Ook hebben bekeerlingen over het algemeen zeer beperkte mogelijkheden om
rechtsbescherming of beroepsmogelijkheden te zoeken. Zulks geldt overigens
evenzeer voor de andere leden van erkende religieuze minderheden, zoals joden en
traditionele christenen. Ook zij hebben weinig tot geen mogelijkheden om
rechtsbescherming te zoeken wanneer zij bijvoorbeeld niet worden toegelaten tot
een universiteit.73 Overigens zijn de erkende minderheden in 2003 voor de eerste
maal ontslagen van de verplichting om vragen over de islam te beantwoorden
tijdens de toelatingsexamens voor de universiteiten. Christenen die behoren tot de
erkende minderheden krijgen in plaats daarvan vragen over de bijbel voorgelegd.
In Iran zou een klein aantal Jehova's getuigen actief zijn. Zij beschikken niet over
een eigen gebouw. Verder is over deze zeer kleine groep niets bekend.
Joden
De joodse gemeenschap blijft onverkort in staat haar vrijheid van godsdienst uit te
oefenen, maar zij wordt wel steeds minder talrijk.
De joodse gemeenschap voelt zich in zekere mate geïntimideerd door de anti-
Israël propaganda die de overheid bedrijft en het onder de Iraanse bevolking breed
levende idee dat alle joden aanhangers zijn van het zionisme.74
Zoroastriërs
De zoroastriërs, aanhangers van Zarathoestra (Zoroaster in het Grieks, Zarthost in
het Perzisch) leefden reeds eeuwen voor het intreden van de islam in Iran. Thans
zijn tussen de 30.000 en 50.000 zoroastriërs in Iran woonachtig. De meeste van
hen wonen in Yazd, Kerman en Teheran. Vele anderen zijn de afgelopen decennia
naar het buitenland geëmigreerd.
In de positie van de zoroastriërs is in de verslagperiode geen verandering
gekomen. De zoroastrische minderheid in Iran wordt in staat gesteld hun
godsdienst vrijelijk te beleven en om de meeste van hun traditionele en familiale
gebruiken na te leven. Aan de zoroastriërs zijn wel diverse discriminerende
beperkingen opgelegd. Dit zijn dezelfde beperkingen die gelden voor de andere
erkende religieuze minderheden.
Actieve bekering tot het zoroastrianisme vindt niet plaats.
73 Deze beperkte mogelijkheden voor rechtsbescherming gelden overigens ook voor de
islamitische Iraniërs die niet de benodigde relaties hebben.
74 International Religious Freedom Report, US Department of State, 15 september 2004, pagina
8.
32
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De zoroastriërs hebben een eigen taal. De taal wordt door jongeren echter
nauwelijks gesproken en sterft uit. Artikelen voor en door zoroastriërs worden
gepubliceerd in het tijdschrift Frahvahr.
Bahá'i
In Iran zijn circa 300.000 aanhangers van het bahá'i geloof woonachtig. De
meerderheid van hen is van Perzische afkomst. Het bahá'i geloof wordt niet
erkend in de Iraanse grondwet. Aanhangers worden als geloofsafvalligen van de
islam beschouwd, die de geloofsovertuiging tarten en een bedreiging zijn voor de
stabiliteit van de staat. In Iran beschikken zij dan ook niet over gebedshuizen,
zodat de religieuze bijeenkomsten in woonhuizen worden georganiseerd. Er zijn
geen gevallen bekend van vervolging enkel en alleen vanwege het aanhangen van
het bahá'i geloof. Wel heeft de Iraanse veiligheidsdienst op 1 december 2004 een
vooraanstaande bahá'i aanhanger, de heer Bahman Mashhadi, gearresteerd toen
deze op het punt stond een verklaring aan te bieden aan de Eastern Tihran
Assembly of Jurists. In die verklaring werd een oproep gedaan een einde te maken
aan de onderdrukking waaraan bahá'is in Iran al jarenlang blootstaan.75 De reden
van de arrestatie is op dit moment niet duidelijk. De onderdrukking van bahá'is uit
zich vooral op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, reizen en
culturele activiteiten en bahá'is worden regelmatig geconfronteerd met willekeur
van de zijde van lokale autoriteiten. Voorts krijgen zij zo nu en dan te maken met
onteigening of zelfs sloop van hun eigendommen en zelfs heiligdommen.76
Ook mogen bahá'i in de regel hun doden niet begraven of eer bewijzen op een
manier die past binnen hun geloof. Ten slotte komen de bahá'i, als niet erkende
religieuze minderheid, niet in aanmerking voor de eerder genoemde
bloedgeldregeling.
Een verbetering leek opgetreden op het punt van toelating tot universiteiten. In het
studiejaar 2003/2004 was op het inschrijvingsformulier van de toelatingsexamens
voor de eerste maal de vraag naar de religie van betrokkene weggelaten. In plaats
daarvan kon de aanvrager aangeven over welke religie hij of zij ze ondervraagd
wilde worden op het toelatingsexamen, ongeacht of dit de eigen religie betrof of
niet. Zeker 1000 bahá'i studenten behaalden het toelatingsdiploma, doch ontdekten
tot hun verontwaardiging dat zij als `moslims' stonden geregistreerd.77 Deze
praktijk zou betekenen dat bahá'i alleen toegang hebben tot universiteiten wanneer
zij hun geloof verloochenen.
75 Informatie afkomstig uit een brief van 10 december 2004 van de Nationale Geestelijke Raad
van de bahá'is van Nederland aan de minister van Buitenlandse Zaken.
76 Zo werd volgens de Bahá'i International Community in juni 2004 een huis van een
vooraanstaande bahá'i, Mirza Buzurg-i-Nuri gesloopt. Uit: `Update: situation of the Bahá'is
in Iran, september 2004', pagina 2.
77 `New ploy by Iranian government to deprive bahá'is of higher education', Bahá'i World
News Service, New York, 11 augustus 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Soennieten
Soennieten maken circa 10% van de Iraanse bevolking uit. Het aanhangen van de
soennitische richting van islam levert als zodanig geen vervolging door de
autoriteiten of burgermilities op.
Evenals voorgaande jaren stuurden soennitische parlementsleden ook in deze
verslagperiode weer een brief aan de leidinggevende sji'itische geestelijkheid van
Iran waarin zij hun ongenoegen kenbaar maakten over de voortdurende
discriminatie tegen de soennitische minderheid waarvan nooit iemand in
aanmerking komt voor functies als die van vice-president, minister of gouverneur.
Hojatieh-gemeenschap
Deze ultra-conservatieve, sji'itische, anti-bahá'i gerichte beweging, opgericht in
1953, is door ayatollah Khomeini in 1983 verboden. Het gaat in feite niet om een
aparte geloofsgemeenschap, maar om een min of meer georganiseerd verband van
sji'itische gelovigen. Ofschoon bij tijd en wijle de naam van de beweging opduikt
in polemische artikelen of achtergrondbeschouwingen, voornamelijk in Iraanse
media in het buitenland, wordt in Iran zelf weinig over de Hojatieh-gemeenschap
(Hojjatieh Association) vernomen. Veel leden zouden inmiddels zijn opgegaan in
de uiterst conservatieve Islamic Coalition Society (ICS). De Hojatieh-
gemeenschap richt zich op de wederkomst van de Mahdi, de verdwenen twaalfde
Imam, die de echte en enige `Islamitische Republiek' zal stichten en keert zich
tegen het instituut van velayat-e faqeh. Binnen sommige overheidskringen lijkt
enige sympathie voor deze thans zeer kleine beweging te bestaan. Er zijn geen
aanwijzingen die duiden op vervolging van leden van deze gemeenschap.
3.3.4 Bewegingsvrijheid
Binnenland
In principe mogen burgers zonder officiële toestemming naar elk deel van Iran
reizen en van woonplaats veranderen. Bij binnenlandse vluchten moeten Iraniërs
hun identiteit aantonen met hun geboorte-/identiteitsboekje of paspoort.
Geboorte-/identiteitsboekje
Iedere Iraniër heeft een geboorte-/identiteitsboekje (shenasnameh) met een rode
omslag en een uniek serienummer dat op elke bladzijde met rode inkt is gedrukt.
Daarnaast bevat de shenasnameh een persoonsnummer, dat met pen in het
daarvoor bedoelde vak is geschreven en dat uit één tot vijf cijfers kan bestaan. Dit
nummer is het volgnummer van de afgevende instantie in het desbetreffende jaar.
De combinatie persoonsnummer, geboortedatum en plaats van afgifte is uniek
voor de houder van het boekje.
34
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Iraniërs kennen het persoonsnummer dat in hun geboorteboekje vermeld staat
doorgaans uit hun hoofd, aangezien zij deze bij nagenoeg alle belangrijke
transacties nodig hebben. Het nummer staat niet alleen vermeld op alle andere
identificatiebewijzen (paspoort, rijbewijs, studentenkaart, militaire kaart), maar
moet ook steeds worden genoemd als een bepaalde overheidsdienst wordt
verlangd. Het geboorteboekje wordt na de geboorte door de ouders aangevraagd.
Wanneer de houder van het boekje 18 jaar oud is, wordt een foto toegevoegd.
Iraniërs zijn niet verplicht het geboorteboekje bij zich te dragen.
De eerste twee pagina's van het geboorteboekje bevatten de persoonlijke gegevens
van de houder: voor- en achternaam van de betrokkene, diens geboortedatum
(volgens de Iraanse kalender) en geboorteplaats, de voornaam van diens vader en
moeder alsmede hun persoonsnummer en de plaats van afgifte van hun
geboorteboekjes. Op de middelste twee pagina's worden huwelijken (alsmede
echtscheidingen en het overlijden van de partner) en eventuele kinderen
bijgeschreven. Bij huwelijken worden alle gegevens (voornaam, achternaam,
geboortedatum, nummer en afgifteplaats van het geboorteboekje) van de
huwelijkspartner ingevuld, alsmede het registratienummer van het huwelijk en
plaats en nummer van het desbetreffende notariskantoor. Het boekje wordt bij alle
handelingen tevens door de notaris gestempeld. Op de laatste twee pagina's wordt
door middel van stempels aangegeven of betrokkene bijvoorbeeld voedselbonnen
heeft ontvangen en in welke stad de houder van het boekje heeft gestemd bij
verkiezingen. De religie van de houder wordt niet in het geboorteboekje vermeld.
Naast de oude shenasnamehs is in 2003 een nieuwe shenasnameh in gebruik
genomen. Het betreft in plaats van een boekje een identiteitskaart. De kaart heeft
een nationale code van 10 cijfers en zal gebruikt worden bij allerlei belangrijke
transacties zoals trouwen, het kopen van land of het aanschaffen van een auto. De
religie van de houder wordt niet vermeld. De kaart wordt afgegeven op de
postkantoren. De afgifte van de nieuwe kaarten vindt reeds geruime tijd plaats. De
oude shenasnameh blijft naast de nieuwe identiteitskaart bestaan.
Gedurende 2003 zijn ook tijdelijke identiteitsbewijzen afgegeven. De tijdelijke
kaarten zijn hardroze van kleur en bevatten geen pasfoto. Ook is op de kaart niet
vermeld dat het om een tijdelijk document gaat. De kaart is wel voorzien van de
tiencijferige nationale code.
Het bezit van een shenasnameh is gekoppeld aan de Iraanse nationaliteit.
Vluchtelingen kunnen, ook na langdurig verblijf in Iran, geen shenasnameh
verkrijgen, zolang ze op basis van hun vluchtelingenstatus in Iran verblijven.
Alleen in het geval dat een vluchteling de Iraanse nationaliteit verkregen heeft
(door bijvoorbeeld een huwelijk met een Iraniër), kan betrokkene een
shenasnameh verkrijgen.
35
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Paspoort
Paspoorten kunnen sinds een wetswijziging in 2002 direct vanaf de geboorte
worden verstrekt, waar kinderen voorheen in de paspoorten van ouders werden
bijgeschreven. Dit betekent dat ook minderjarigen over een eigen paspoort kunnen
beschikken. Mannen die de dienstplichtige leeftijd hebben bereikt, kunnen
uitsluitend een paspoort aanvragen na toestemming van de militaire autoriteiten of
na vervulling van hun militaire dienstplicht. Overigens hebben minderjarigen voor
de aanvraag van een paspoort wel toestemming van hun ouders nodig.
Per 14 juli 2004 is een nieuw paspoort in gebruik genomen. Oude paspoorten
blijven geldig tot de vervaldatum zoals in deze paspoorten aangegeven. Het
nieuwe paspoort vertoont ten opzichte van het oude paspoort qua uiterlijke
kenmerken zowel overeenkomsten als verschillen.78
Buitenland
Bij uitreis uit Iran wordt de identiteit gecontroleerd met behulp van het paspoort.
Het is niet nodig hierbij ook het geboorteboekje te tonen. Voor zover bekend, zijn
er recentelijk geen wijzigingen in de uitreisprocedure doorgevoerd. De controle op
de luchthaven van Teheran (Mehrabad) is strikt. De feitelijke controles bij uitreis
vinden als volgt plaats: bij binnenkomst van de luchthaven worden alle tassen en
koffers doorgelicht en wordt iedereen, mannen en vrouwen gescheiden,
gefouilleerd. Soms wordt bij die gelegenheid naar het paspoort en het ticket
gevraagd, doch ook niet-passagiers mogen dit deel van het gebouw betreden. Vóór
het inchecken van de bagage (waarbij door de luchtvaartmaatschappijen het
eventueel benodigde visum streng wordt gecontroleerd) worden ticket en paspoort
gecheckt bij een balie die niet-passagiers in principe niet mogen passeren; hier
wordt evenwel regelmatig de hand mee gelicht. Hierna volgt de (grondige)
paspoortcontrole, waarbij wordt geverifieerd of de persoon in kwestie op de
zwarte lijst voorkomt. Is zulks het geval (bijvoorbeeld vanwege een niet betaalde
belastingschuld of een tegen betrokkene lopend arrestatiebevel), dan zal hij in
principe niet mogen uitreizen. Vervolgens wordt, alvorens de reiziger tot de gate
wordt toegelaten, de handbagage opnieuw doorgelicht en de passagier opnieuw
gefouilleerd. In sommige gevallen wordt de passagier gevraagd de schoenen uit te
trekken. Een enkele maal wordt bij het betreden van het vliegtuig, naast de
instapkaart, ook het paspoort nogmaals gecontroleerd.
78 Overeenkomsten: de afmetingen (13x9), de rood-bruine kaft, het gebruik van het wapen op
de kaft, het gebruikte watermerk (het portret van Khomeini) en het aantal pagina's (40). In
beide versies wordt de religie van de houder niet vermeld. De verschillen tussen het oude en
het nieuwe paspoort: de ruimte voor het invullen van de persoons -en afgiftegegevens (in het
oude paspoort staan deze gegevens over 7 pagina's verdeeld en in het nieuwe paspoort op
drie pagina's) en de pagina's van het nieuwe pasoort hebben een iets andere ondergrond.
36
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Naast de vele uitreismogelijkheden vanaf het vliegveld van Teheran, bestaat
tevens gelegenheid om met Iran Air of Mahan Air vanuit Iraanse steden als
Ahwaz, Bandar-Abbas, Mashhad, Isfahan en Shiraz naar diverse bestemmingen
binnen en buiten de regio te vliegen. Op deze Iraanse luchthavens wordt hetzelfde
registratiesysteem als dat op de luchthaven Teheran gehanteerd.
Wat de uitgestrekte landgrens met Turkije betreft, is bekend dat de Iraanse, alsook
de Turkse grensautoriteiten moeilijkheden hebben om die deugdelijk te bewaken.
Iraniërs zijn niet visumplichtig voor Turkije, hetgeen inhoudt dat dit land dan ook
een populaire bestemming is. Indien men over een paspoort beschikt, kan men
dagelijks per vliegtuig of bus en enige malen per week met de trein van Teheran
naar Istanbul afreizen.
Jaarlijks keren duizenden in het buitenland verblijvende Iraniërs, waaronder
voormalige asielzoekers, voor korte of langere tijd in het kader van zaken,
vakantie of familiebezoek terug naar hun vaderland. In verreweg de meeste
gevallen levert een dergelijke terugkeer geen enkel probleem op.
Reisverbod
Voor zover bekend is er geen specifiek wetsartikel met betrekking tot
reisverboden, maar uit de praktijk blijkt dat reisverboden voor een Iraans
staatsburger door diverse autoriteiten uitgevaardigd kunnen worden zoals
bijvoorbeeld de belastingautoriteiten, de revolutionaire of openbare rechtbank of
de openbare aanklager. Het kan gaan om een uitreisverbod of een regionaal
reisverbod.
In geval van een uitreisverbod, wordt de informatie hierover naar de luchthavens
en grensovergangen in Iran verspreid. De douanemedewerkers hebben toegang tot
deze informatie. Een uitreisverbod behelst niet de verplichting voor een persoon
om zich regelmatig te melden.
Een uitreisverbod kan vermeld staan in een vonnis. Tevens kan het zijn dat de
persoon schriftelijk bericht krijgt van het reisverbod. Het is in de verslagperiode
echter ook een aantal keer voorgekomen dat een persoon op het vliegveld pas werd
geconfronteerd met een reisverbod.
In de praktijk worden geen gevangenisstraffen opgelegd wegens illegale uitreis.
Wel kunnen geldboetes worden geheven.
Een regionaal reisverbod staat in een vonnis vermeld. Het geldt voor een beperkte
periode en gedurende die periode dient betrokkene zich regelmatig te melden bij
bijvoorbeeld een bepaalde gevangenis of rechtbank.
37
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3.3.5 Rechtsgang
Het rechtssysteem in Iran is gebaseerd op de islamitische wet. Om deze reden
ontbreken in de bestaande wetgeving soms zaken die tijdens het ontstaan van de
islamitische wet niet aan de orde waren maar die heden ten dage een vrijwel
vanzelfsprekend onderdeel van de moderne rechtssystemen uitmaken.
Zo bestaat er in het Iraanse strafsysteem geen onderscheid tussen de delicten
moord en doodslag. Ook de rol van de advocaat in het strafproces blijft zeer
beperkt. Hieronder volgt een uiteenzetting van achtereenvolgens het Iraanse
Wetboek van Strafvordering en het Iraanse Wetboek van Strafrecht.
Het Iraanse Wetboek van Strafvordering
Met name de rechtsgang in de revolutionaire rechtbanken is nog altijd ver
verwijderd van internationale standaarden voor een eerlijke rechtsgang. Onder
andere omdat deze rechtbanken soms bestaan uit rechters die niet juridisch
geschoold zijn, wordt ook de bestaande regelgeving inzake de procesgang niet
altijd nageleefd. Ook zijn de aanklachten op basis waarvan veroordeling
plaatsvindt, gesteld in zeer vage en weinig concrete bewoordingen.
Deze rechtbanken beschikken nog altijd over zeer veel speelruimte voor het
ongecontroleerd aanpakken van hun onwelgevallige personen.
De werkwijze van de revolutionaire rechtbanken is de afgelopen jaren, met name
na het aantreden van president Khatami, op enkele punten iets transparanter
geworden. Zo ontvangen verdachten thans in sommige gevallen kopieën van
oproepen, dagvaardingen of vonnissen. Van een systematische verbetering kan
echter niet gesproken worden.
De autoriteiten lijken inmiddels ook te hebben ingezien dat de rechtsgang
verbetering behoeft. In de verslagperiode is gewerkt aan hervormingsplannen van
de rechterlijke macht. Onderwerpen die in deze plannen aan bod komen zijn onder
andere onderricht aan rechters en advocaten, herziening van het
proportionaliteitsbeginsel (de opgelegde straf moet in verhouding staan tot de
begane overtreding of misdaad) en herziening van de doodstraf voor
minderjarigen. De hervormingsplannen zouden de komende vijf jaren hun beslag
moeten krijgen.
De Openbaar Aanklager
De gang van het Iraanse strafproces is vastgelegd in het Iraanse Wetboek van
Strafvordering van 1994, dat zowel voor de openbare rechtbanken als voor de
revolutionaire rechtbanken geldt. Deze wet is in 2003 op een belangrijk punt
aangepast.
38
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Door deze wetswijziging is het instituut van openbaar aanklager opnieuw in het
Iraanse rechtssysteem geïntroduceerd. Voor zowel de strafkamers van de openbare
rechtbanken als voor de revolutionaire rechtbanken is sinds de wetswijziging de
aanwezigheid van een openbaar aanklager wettelijk voorgeschreven. In de diverse
rechtbanken in Teheran en andere grote steden functioneert de openbaar aanklager
in de praktijk inmiddels volledig. In de rest van het land is de daadwerkelijke
introductie van het instituut van openbaar aanklager nog niet geheel verwezenlijkt.
De introductie van de openbaar aanklager heeft met zich meegebracht, dat
personen die aangifte willen doen van een delict zich niet langer tot de rechtbank
kunnen wenden, maar dit rechtstreeks moeten melden bij het kantoor van de
openbaar aanklager of bij de politie, die de aangifte dan doorgeleidt aan de
openbaar aanklager. De openbaar aanklager leidt het strafrechtelijk
vooronderzoek. De aanklager beschikt over ondervragers en assistenten, die hem
bij het vooronderzoek ter zijde staan. Wanneer het strafrechtelijk vooronderzoek is
afgerond en het dossier van het onderzoek wordt gesloten, wordt de zaak bij de
desbetreffende rechtbank gebracht.
Presumptie van onschuld
Grondwettelijk bestaat voor verdachten de presumptie van onschuld. Deze wordt
gerelativeerd door het grote belang dat wordt gehecht aan bekentenissen van de
verdachte, verklaringen van getuigen en de `overtuigdheid van de rechter'.79
Hierdoor spelen forensische bewijzen een ondergeschikte rol in het strafproces.
Openbaarheid rechtszittingen
Artikel 165 van de grondwet bepaalt dat rechtszittingen in principe openbaar zijn,
maar dat van openbaarheid kan worden afgezien op het moment dat het gaat om
een zaak van nationale veiligheid of als openbaarheid van de zitting `de religieuze
gevoelens van het volk' zou beledigen. Volgens de constitutie vallen politieke of
persdelicten hier niet noodzakelijkerwijs onder. In de praktijk komt het van tijd tot
tijd voor dat ook dergelijke zittingen achter gesloten deuren worden afgehandeld.80
Rol advocaat
De advocaat speelt een zeer beperkte rol in het strafproces.81 Advocaten hebben
pas toegang tot hun cliënt als het strafrechtelijk vooronderzoek is afgelopen en het
dossier van dit onderzoek is afgesloten.
79 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 6.
80 Vergelijk ook het rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the
Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina 45.
81 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 6.
39
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De enige invloed die de advocaat vóór de aanvang van de terechtzitting kan
hebben is het toevoegen van zijn schriftelijke zienswijze op het (reeds afgesloten)
vooronderzoeksdossier. Ook op de terechtzitting is de rol van de advocaat vaak
veel beperkter dan in de meeste westerse rechtssystemen. Zo kan volgens artikel
128 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering de advocaat in een rechtszaak
worden uitgesloten van de laatste terechtzitting waar het vonnis wordt
uitgesproken. De licenties die advocaten het recht geven om in deze hoedanigheid
op te treden, worden afgegeven door de lokale afdelingen van de Orde van
Advocaten. Onthouding van de licentie komt voor bij wangedrag van advocaten,
dat meestal wordt gemeld door cliënten maar soms ook door rechters. Volgens
waarnemers zou de rechterlijke macht pogingen ondernemen om zijn greep op de
thans relatief onafhankelijk opererende Orde van Advocaten te vergroten.
Ne bis in idem
Met name indien iemand voor een bepaald delict in het buitenland is veroordeeld
en daar een straf heeft uitgezeten, is het niet ondenkbaar dat voor ditzelfde delict
in Iran nogmaals strafvervolging plaatsvindt (indien de Iraanse rechtbanken voor
behandeling van dat delict bevoegd zijn). Op dit punt wordt het ne bis in idem
principe dus niet gerespecteerd.
Sippenhaft
Er is in de verslagperiode een aantal berichten over korte detentie van familieleden
of goede bekenden van voortvluchtige verdachten of politieke gevangenen (de
zogenaamde Sippenhaft) geweest, teneinde deze laatste de dwingen tot het
afleggen van bekentenissen. Ook komt het voor dat familieleden of goede
bekenden worden opgeroepen voor verhoor door de autoriteiten, om zo de
verblijfplaats van de voortvluchtige te achterhalen.82
Beroepmogelijkheid
Beroep tegen een strafvonnis is volgens artikel 232 van het Iraanse Wetboek van
Strafvordering slechts in een beperkt aantal gevallen mogelijk. De
beroepsmogelijkheid bestrijkt veroordelingen tot de doodstraf, tot lijfstraffen,
geldboetes van meer dan 500.000 rial en gevangenisstraffen van langer dan drie
maanden.
Veroordeling bij verstek
Het is volgens artikel 180 van het Iraanse Wetboek van Strafvordering mogelijk
dat iemand bij verstek wordt veroordeeld. Veroordeling bij verstek is zelfs
mogelijk wanneer de doodstraf wordt opgelegd. Wanneer de ten laste gelegde
delicten echter mohareb `strijd tegen God' of mofzed fi'l arz `verderf zaaien op
aarde' betreffen, is veroordeling bij verstek niet mogelijk.
82 Bijvoorbeeld `Justitie Iran gijzelt vader dissident', NRC Handelsblad, 13 september 2004, en
`Jounalist's brother arrested in Qom', BBC Monitoring, 26 november 2004.
40
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Het Iraanse Wetboek van Strafrecht
Delicten worden in het Iraanse Wetboek van Strafrecht onderverdeeld in drie
categorieën, te weten delicten waarvoor in de sjari'a een straf is bepaald, delicten
die inbreuk maken op de rechten van de maatschappij of de openbare orde en
delicten die de rechten van natuurlijke of rechtspersonen aantasten. Een delict valt
altijd onder slechts één van deze categorieën.
Straffen kunnen worden onderverdeeld in vijf categorieën, waarvan de eerste vier
elk een apart hoofdstuk in het Wetboek van Strafrecht beslaan. De eerste soort
straf is de zogenaamde hadd- of hudud-straf. De delicten die met deze straf
bestraft kunnen worden zijn delicten die worden beschouwd als een overtreding
van de goddelijke wet, zoals bijvoorbeeld apostasie, homoseksualiteit of diefstal.
Straffen die kunnen worden opgelegd zijn doodstraf, steniging, amputatie, slaag,
gevangenisstraf en verbanning. De tweede en derde soort straf zijn de qesas
(vergelding) en diyeh (smartengeld), die beide zijn gebaseerd op het principe van
vergelding. Strafvervolging van de delicten die onder deze categorie vallen kan
alleen plaatsvinden na aangifte van (verwanten van) het slachtoffer. Deze kan
verzoeken de verdachte dezelfde behandeling als het slachtoffer te laten ondergaan
of een financiële compensatie in plaats hiervan verlangen. De diyeh (ook wel
bloedgeld genoemd) heeft specifiek betrekking op de vergelding van moorden en
kan worden opgelegd naast een andere bestraffing zoals gevangenisstraf. De
vierde soort straf is de ta'zir of ta'zirat, waarbij het gaat om bestraffingen die niet
zijn voorgeschreven in de sjari'a, maar die aan het oordeel van de rechter worden
overgelaten. Het kan gaan om boetes, gevangenisstraffen of zweepslagen. Ten
slotte is er het systeem van de preventieve straffen, waar het niet gaat om straffen
in de eigenlijke zin maar om dwangmaatregelen zoals voorarrest gedurende het
strafrechtelijk onderzoek.
De VN-werkgroep voor arbitraire detentie constateerde in 2003 overigens dat in
veel gevallen disproportionele straffen worden opgelegd voor strafbare feiten en
dat de strafmaat voor een zelfde delict tussen de diverse rechtbanken erg kan
verschillen.83 Er zijn geen aanwijzingen dat dit tijdens de verslagperiode veranderd
zou zijn.
Onderstaand zal worden ingegaan op de regelgeving en rechtspraktijk met
betrekking tot enkele specifieke delicten.
83 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 16.
41
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Overspel (zenah)
De bestraffing voor overspel tussen gehuwden is volgens de in Iran geldende
wetgeving nog altijd doodstraf door steniging (artikel 83 van de afdeling van het
Wetboek van Strafrecht waar de hudud-straffen worden behandeld). Hiervoor is
het nodig dat het overspel wettig en overtuigend wordt bewezen door vier getuigen
of een viervoudige bekentenis (artikel 68 en 74). De straf wordt niet toegepast
wanneer de partner van de overspelpleger niet (seksueel) beschikbaar was,
vanwege een reis of een detentie of een vergelijkbare omstandigheid (artikel 86),
wanneer de daders niet van het verbod op de hoogte waren (artikel 66), of wanneer
een dader tot het overspel werd gedwongen (artikel 67). Berouw kan in sommige
gevallen leiden tot gratieverlening. Voor ongeoorloofd geslachtsverkeer tussen
ongehuwden geldt een minder zware straf, namelijk 100 zweepslagen (artikel 88).
Er wordt in de strafwetgeving ten aanzien van overspel geen onderscheid gemaakt
naar godsdienst. Wel is er een bepaling dat bij ongeoorloofd geslachtsverkeer
tussen een niet-moslimman en een moslimvrouw, de man met de doodstraf dient te
worden bestraft (artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht).
Hierbij is niet van belang of de man en vrouw gehuwd zijn. Er zijn geen recente
gevallen bekend van de toepassing van dit artikel.
In principe kan overspel door elke openbare rechtbank worden behandeld. Er zijn
echter enkele openbare rechtbanken die gespecialiseerd zijn in de behandeling van
die zaken die de openbare zeden betreffen, zoals bijvoorbeeld overspel of
alcoholgebruik. Voorbeelden hiervan zijn het Ershad Justitieel Complex en de
rechtbank aan de Wazera Boulevard, beide in Teheran. Verdachten die op
heterdaad worden betrapt, worden vaak aan een dergelijke speciale rechtbank
voorgeleid.
Alcoholgebruik en bezit
Het gebruik en bezit van alcohol is in Iran strafbaar. Op het in het openbaar
drinken van alcoholische dranken staat twee tot zes maanden gevangenisstraf
(artikel 701 van het Wetboek van Strafrecht), op het kopen, vervoeren of opslaan
van alcoholische dranken drie tot zes maanden gevangenisstraf of 74 zweepslagen
(artikel 702 van het Wetboek van Strafrecht), op het maken, verkopen, aanbieden
of importeren van alcoholische dranken drie maanden tot 1 jaar gevangenisstraf
en/of 74 zweepslagen en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 6 miljoen rial
(artikel 703 van het Wetboek van Strafrecht), en op het runnen van een plaats waar
alcoholische dranken worden geserveerd of het uitnodigen van andere mensen
naar een dergelijke plaats drie maanden tot 2 jaar gevangenisstraf en 74
zweepslagen, en/of een boete tussen de 1,5 miljoen en 12 miljoen rial.
42
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Wanneer een combinatie van bovengenoemde overtredingen wordt begaan, wordt
de maximale straf opgelegd (artikel 704 van het Wetboek van Strafrecht). Ook de
artikelen 165-182 van het Wetboek van Strafrecht bevatten bepalingen inzake het
nuttigen en verkopen van alcoholische dranken, waarop straffen staan die
vergelijkbaar zijn met de bovengenoemde.
De genoemde straffen worden in de praktijk niet altijd opgelegd. Er zijn vele
voorbeelden van bijvoorbeeld invallen op feestjes waar alcohol wordt geschonken,
waarna zowel de bezoekers als de organisator een boete en een waarschuwing
krijgen.
Bloedwraak en eremoord
De strafmaat bij een eremoord of moord uit bloedwraak is minder dan bij een
gewone moord. Wanneer het gaat om een vete waarbij diverse mensen betrokken
zijn en die in moord resulteert, is de strafmaat 1 tot 3 jaar gevangenisstraf (artikel
615-1 van het Wetboek van Strafrecht).
Een man die getuige is van overspel door zijn vrouw met een andere man, en die
zich ervan overtuigd heeft dat het overspel met de instemming van zijn vrouw is
gebeurd, mag hen beiden direct doden (artikel 630 van het Wetboek van
Strafrecht). Een dergelijke moord wordt volgens het Iraanse Wetboek van
Strafrecht niet bestraft. Wanneer het overspel wordt gepleegd zonder de
instemming van zijn vrouw, mag hij alleen de man doden (artikel 630 van het
Wetboek van Strafrecht).
Wanneer een dader een moord heeft gepleegd bij een poging het leven, de
integriteit, eer, kuisheid of het bezit van zichzelf of een ander te verdedigen, wordt
de moord niet bestraft. Hierbij moet wel aangetoond worden dat de vrees
gebaseerd was op redelijk bewijs, dat de verdediging proportioneel was en dat er
geen assistentie van overheidsorganen of een minder radicale oplossing
voorhanden was (artikel 625-9 van het Wetboek van Strafrecht).
Het is niet bekend of zich gedurende de verslagperiode gevallen van bloedwraak
of eremoord hebben voorgedaan.
Abortus
Abortus is in Iran niet toegestaan. Het huidige parlement heeft in juli 2004 een
wetsvoorstel geaccepteerd. In dit wetsvoorstel wordt bepaald dat abortus niet
strafbaar zal zijn in gevallen waarin drie artsen en een jurist - gespecialiseerd in
gezondheidwetenschappen - kunnen verzekeren dat de embryo `geestelijk
onvolwaardig' is of dat voortzetting van de zwangerschap de gezondheid van de
moeder in gevaar zou brengen.
43
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
De abortus moet binnen vier maanden plaatsvinden en beide ouders moeten
toestemming verlenen tot het overgaan op abortus.84
Een niet-gehuwde vrouw die een abortus laat plegen zal niet om deze reden
worden beschuldigd van overspel. Volgens artikel 73 van het Wetboek van
Strafrecht is een zwangerschap op zichzelf onvoldoende reden om te spreken van
bewezen overspel.
Strafzaken inzake het uitvoeren van een abortus worden in Iran door de openbare
rechtbank behandeld. De straf op het uitvoeren van een abortus is een
gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar (artikel 623 van het Wetboek van
Strafrecht). Wanneer degene die de abortus mogelijk maakt echter een arts,
vroedvrouw of farmaceut is, kan een gevangenisstraf worden gegeven van twee tot
vijf jaar (artikel 624). Iemand die een vrouw overhaalt een abortus te ondergaan,
kan veroordeeld worden tot een gevangenisstraf van drie tot zes maanden. Een
uitzondering op deze straffen is wanneer het leven van de moeder in gevaar was.
In alle gevallen dient tevens diyeh (smartengeld) betaald te worden. De diyeh
wordt betaald door degene die de abortus heeft uitgevoerd of veroorzaakt, het kan
hier overigens zowel om een bewuste als een onbedoelde abortus (bijvoorbeeld
door een fout van de behandelende arts of vroedvrouw) gaan. In het geval dat de
abortus de beslissing van de moeder van het embryo is, dient de moeder diyeh te
betalen aan de vader van het embryo. Indien de vader overleden is, dient de
moeder diyeh te betalen aan de ouders van de overleden vader en aan de eventuele
andere kinderen van de moeder en overleden vader. Indien de abortus onbedoeld
verricht wordt, bijvoorbeeld door een fout van een dokter, dient de dokter diyeh te
betalen aan de moeder en vader van het embryo.
De hoogte van de diyeh hangt af van de leeftijd van het embryo. Wanneer `de ziel
zich nog niet heeft geopenbaard' varieert het van 2% tot 10% van het volledige
bloedgeld. Voor een abortus `nadat de ziel zich heeft geopenbaard' geldt volledig
bloedgeld voor een mannelijke foetus en half bloedgeld voor een vrouwelijke,
aldus artikel 487 van de diyeh. Het volledige bloedgeld is vastgesteld op 180
miljoen rial, dit is ongeveer 18.000.
Er zijn geen strafwetbepalingen waaruit blijkt dat het ondergaan van een abortus
strafbaar is. Er zijn ook geen gevallen bekend van vervolging of bestraffing
vanwege het ondergaan van een abortus. Wanneer echter de moeder
verantwoordelijk wordt geacht voor de abortus, kan van haar betaling van diyeh
worden geëist. Betaling van de diyeh wordt hier gezien als schadeloosstelling, niet
als straf.
84 AFP, IRNA, 18 juli 2004 en IRNA, 20 juli 2004.
44
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Sommige juristen zijn van mening dat de eis van volledige diyeh betaling bij een
abortus na vier maanden tevens impliceert dat de uitvoerder van de abortus in
aanmerking kan komen voor de doodstraf, wanneer dit door de benadeelde familie
geëist wordt. Dit staat echter niet als zodanig in de wet en is evenmin de geldende
rechtspraktijk.
Drugsgebruik
Iran heeft een aparte wet voor drugsdelicten: de anti-narcotica en drugswet die
dateert uit 1988. De wet beslaat alle handelingen met betrekking tot drugs inclusief
teelt, productie, consumptie, verkoop en distributie.
Vanaf de leeftijd van 16 jaar is een persoon, die in het bezit is van drugs of drugs
gebruikt, teelt, importeert, exporteert, produceert, verkoopt dan wel distribueert,
strafbaar. Indien de hoeveelheid drugs meer dan 50 gram is, bestaat de bestraffing
uit een boete, zweepslagen en gevangenisstraf. Bij een hoeveelheid van meer dan
vijf kilogram bestaat de straf uit 74 zweepslagen en levenslange gevangenisstraf.
Wanneer de dader recidivist is kan de doodstraf opgelegd worden. Zaken waarbij
de doodstraf opgelegd wordt, dienen te worden goedgekeurd door het hoogste
rechtscollege. De rechterlijke macht betracht een zekere mate van flexibiliteit bij
het bestraffen van drugsdelicten. Factoren zoals de verantwoordelijkheid voor een
gezin worden in overweging genomen bij de strafbepaling. Over het algemeen zijn
het alleen de drugsbaronnen, de georganiseerde drugscriminelen en gewapende
drugssmokkelaars die de doodstraf daadwerkelijk opgelegd krijgen.
3.3.6 Arrestaties en detenties
Iran is partij bij het internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke
rechten dat arbitraire arrestaties en detenties verbiedt. Artikel 32 van de Iraanse
grondwet verbiedt deze eveneens. In de verslagperiode bleven desondanks de
wijdverbreide praktijken van arbitraire detentie, tijdelijke verdwijningen na
aanhouding en detentie in geheime of niet-officiële gevangenissen voortduren.
Arbitraire detentie komt vaak voor in gevallen waar sprake is van verdenking van
delicten op het gebied van de meningsuiting; met name (on line) journalisten en
webloggers zijn hier het slachtoffer van geworden in de verslagperiode.85
85 Human Rights Watch heeft op 7 juni 2004 onder de titel Like the Dead in Their Coffins -
Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, een gedetailleerd rapport uitgebracht
over slachtoffers van arbitraire opsluiting, illegale ondervragingen, gedwongen bekentenissen
en folteringen in Iran. Het rapport bevat getuigenissen van naar het Westen gevluchte
journalisten waarvan de meeste onder een schuilnaam worden opgevoerd.
45
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Vaak vinden dergelijke aanhoudingen niet plaats door leden van de reguliere
politie maar door personen in burger die vallen onder het ministerie van
Informatie, onder de direct aan de Geestelijk Leider verbonden Revolutionaire
Garde of onder een geheime politie gelieerd aan de rechterlijke macht. Aldus is
naast het reguliere traject van het voorarrest sprake van een parallel circuit dat zich
geheel onttrekt aan de rechterlijke controle.
De VN-werkgroep inzake arbitraire detentie die Iran in februari 2003 bezocht,
bevestigde het bestaan van geheime detentiecentra, onder andere de door de
werkgroep zelf bezochte sector 209 van de Evin-gevangenis in Teheran.86 Er zijn
betrouwbare berichten over het bestaan van een aantal andere geheime
detentiecentra, die meestal onder het beheer van de Revolutionaire Garde staan.
Het betreft soms woonhuizen, soms kelders van politiegebouwen en soms zoals
boven omschreven onderdelen van reguliere gevangenissen. In deze
detentiecentra worden gevangenen vaak voor lange tijd in eenzame opsluiting
gehouden en worden zij regelmatig voor lange periode verhoord door de
genoemde diensten. Indien een rechtszaak tegen betrokkenen aanhangig wordt
gemaakt, worden deze personen vaak kort voor de aanvang van het proces naar
een reguliere gevangenis overgebracht. Gebleken is dat sommige gevangenen na
hun eenzame opsluiting bekentenissen afleggen of soms in het openbaar voor de
televisie berouw tonen van hun daden.87
In het jaar 2000 werd een circulaire uitgevaardigd door het hoofd van de
rechterlijke macht, waarin het familieleden werd toegestaan gevangenen te
bezoeken. Volgens de VN-werkgroep inzake arbitraire detentie wordt de circulaire
bij personen die wegens commune delicten zijn gedetineerd redelijk nageleefd,
maar bij politieke gevangenen met name diegenen die in een speciale afdeling
voor eenzame opsluiting zitten nauwelijks toegepast.88
Het kan voorkomen dat politieke gevangenen (naast lange gevangenisstraffen)
veroordeeld worden tot interne verbanning naar onherbergzame streken van Iran.
86 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 15-16.
87 AFP, 11 december 2004. Zie over deze publieke schuldbekentenissen ook paragraaf 3.3.1
onder het kopje `mensenrechtenactivisten, (on line) journalisten, internettechnici'.
88 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 11. Het is ook één van de aanbevelingen van
Human Rights Watch aan het Iraanse regime om gevangenen toe te staan familieleden te
ontvangen en familieleden beter te informeren over de lokatie en het welzijn van hun in
gevangenschap verblijvende familielid (zie rapport Like the Dead in Their Coffins - Torture,
Detention, and the Crushing of Dissent in Iran, Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16,
No 2(E), pagina 3).
46
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Ook kan het zijn dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden uitgezeten in
klimatologisch onaangename oorden als Ahwaz of Bandar Abbas.
De Iraanse wet kent de mogelijkheid van vrijlating op borgtocht. Deze komt in de
praktijk ook regelmatig voor. De hoogte van de borgtocht kan soms zeer hoog zijn,
waardoor deze voor veel families niet is op te brengen.89 Indien iemand hierbij om
welke reden dan ook een meldingsplicht heeft opgelegd gekregen en hij niet aan
de meldingsplicht voldoet, zal de gestorte borgtochtsom worden geïncasseerd en
aan de staatskas vervallen. Verdere sancties zullen niet volgen indien de persoon
daarna weer in handen van de autoriteiten komt. Ook verlof gedurende de detentie
komt voor. Bij een verlof dient eveneens een borgsom te worden gestort. Personen
die niet terugkeren van verlof en later alsnog in handen van de justitie vallen,
raken de betaalde borgsom kwijt en moeten de rest van hun straf uitzitten. Het
komt voor dat hierbij dan in de gevangenis interne disciplinaire straffen als
eenzame opsluiting voor bepaalde tijd worden opgelegd. Tot strafvervolging leidt
dit echter niet. Overigens is vrijlating op borgtocht en verlof wettelijk niet
mogelijk bij personen die verdacht of veroordeeld zijn wegens spionage, delicten
tegen de staatsveiligheid en delicten die vallen onder de qesas. In de praktijk zijn
echter gevallen bekend waarbij desondanks verlof werd verleend, veelal vanwege
medische redenen.
Er is een aanzienlijk onderscheid tussen de leefomstandigheden in de niet-officiële
detentiecentra en de gevangenissen waar veroordeelden zich bevinden. De
leefomstandigheden in deze eerste categorie zijn volgens personen die daar kortere
of langere tijd hebben doorgebracht, erbarmelijk. In deze centra ontbreekt het aan
alle voorzieningen en is zoals reeds gezegd veelal sprake van eenzame opsluiting.
Hoewel de leefomstandigheden in de gevangenissen voor veroordeelden niet aan
de internationale standaarden voldoen, kunnen deze niet worden omschreven als
strijdig met de mensenrechten. Gevangenissen in Iran zijn vaak overvol en de
hygiënische voorzieningen zijn onvoldoende om alle gevangenen te kunnen
accommoderen. Een groot deel van de gedetineerden zit gevangen voor aan drugs
gerelateerde delicten en is zelf druggebruiker. In 2003 en eerder verschenen
berichten dat het aids-virus zich snel over de gevangenispopulatie verspreidt.90
89 VN Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the Question of
Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary Detention.
E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003, blz. 16.
90 U.S. Department of State, Iran Country Reports on Human Rights Practices 2001 en Iran
News, 17 december 2003.
47
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3.3.7 Mishandeling en foltering
De Iraanse grondwet verbiedt elke vorm van foltering ter verkrijging van
bekentenissen (artikel 38). Foltering of mishandeling voor andere doeleinden is
nergens expliciet verboden. Deze weinig omvangrijke wettelijke waarborg tegen
foltering en mishandeling wordt in de praktijk nauwelijks nageleefd. Reeds in
2002 heeft het parlement een wet aangenomen die de praktijk van foltering en
mishandeling verder aan banden moet leggen. Door afkeuring van de wet door de
Raad van Hoeders is deze wet nog altijd niet in werking getreden. Het
wetsvoorstel zou zijn voorgelegd aan de Beoordelingsraad. Ook het wetsvoorstel
voor de toetreding tot het VN-antifolterverdrag is door de Raad van Hoeders
telkens weer verworpen, zodat deze toetreding nog niet plaats heeft kunnen
vinden. In de verslagperiode is wel een ander wetsvoorstel inzake afschaffing van
foltering door de Raad van Hoeders goedgekeurd. Dit wetsvoorstel is gebaseerd op
een circulaire van Ayatollah Shahroudi van april 2004. In die circulaire worden
politie, justitie en veiligheidsagenten opgeroepen zich te onthouden van fysieke
mishandeling om bekentenissen van arrestanten te verkrijgen. Ook praktijken als
het blinddoeken, het vastbinden en het beledigen van gevangenen zou moeten
worden voorkomen. Het is afwachten hoe de circulaire en de uiteindelijke wet in
de toekomst in de praktijk zullen uitwerken en hoe deze zich verhouden met het
wetsontwerp inzake verankering van artikel 38 van de grondwet.91
Mishandeling en foltering tijdens detentie
Hoewel mishandeling en foltering gedurende het gehele strafrechtelijke traject
voorkomen, vinden deze het vaakst plaats tijdens het voorarrest, en dan met name
in de niet-officiële detentiecentra. Gebruikte methodes zijn het toedienen van slaag
met kabels en andere voorwerpen op de rug of voetzolen, het branden met
sigaretten, ophanging aan de armen, onthouding van slaap, uitkleden, bedreigingen
en verbale intimidatie. Volgens Human Rights Watch ervaren de meeste ex-
gedetineerden eenzame opsluiting voor onbepaalde periode echter als meest zware
methode van mishandeling en foltering.92 In januari 2005 ontkenden de Iraanse
autoriteiten overigens het bestaan van cellen voor eenzame opsluiting. Volgens
een woordvoerder van de rechterlijke macht zijn er wel `suites' voor tijdelijke
eenzame opsluiting. Deze zogenaamde suites zouden van dezelfde faciliteiten als
andere cellen zijn voorzien.93
91 Zie hierover ook paragraaf 3.1.2 van dit ambtsbericht.
92 Like the Dead in Their Coffins - Torture, Detention, and the Crushing of Dissent in Iran,
Human Rights Watch, June 2004, Vol. 16, No 2(E), pagina's 12 en 19.
93 AFP, 17 januari 2005.
48
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
In de verslagperiode hebben zich geen verdachte sterfgevallen in detentie
voorgedaan. Wel vond in deze periode het proces plaats tegen de
inlichtingenofficier Ahmadi in verband met de dood in detentie van de Canadese
fotojournaliste van Iraanse oorsprong, Zahra Kazemi. De fotojournaliste werd eind
juni 2003 aangehouden toen zij de beruchte Evin-gevangenis in Teheran aan het
fotograferen was. Tijdens haar detentie en verhoor is zij overleden na eerst enkele
dagen in coma te hebben gelegen. Als vermeende dader werd de
inlichtingenofficier Ahmadi aangewezen. In juli 2004 is hij echter niet schuldig
bevonden aan de dood van Kazemi. Na deze gerechtelijke uitspraak heeft de
Iraanse justitie een verklaring uitgegeven dat de fotojournaliste niet is overleden
als gevolg van haar toegebrachte slagen, maar haar dood het gevolg moet zijn
geweest van een ongelukkige val. Die val zou zijn veroorzaakt doordat Kazemi in
hongerstaking was gegaan en daardoor was verzwakt. Nobelprijswinnares Shirin
Ebadi, die de familie van Kazemi vertegenwoordigt, heeft met haar advocatenteam
krachtig stelling genomen tegen deze theorie. Zij zijn in beroep gegaan.94
Tot strafvervolging van daders van foltering of mishandeling komt het verder
nauwelijks. Klachten inzake foltering of mishandeling worden door de autoriteiten
amper onderzocht en wanneer het wel tot een onderzoek komt, worden de
resultaten vaak niet bekend gemaakt.
Lijfstraffen
De op de sjari'a gebaseerde Iraanse wetgeving kent een aantal lijfstraffen, die
door de rechter kunnen worden opgelegd bij veroordeling wegens een strafbaar
feit.
Geseling is een sanctie die volgens het Iraanse Wetboek van Strafrecht staat op
delicten als het bezit van alcohol en prostitutie. Volgens de Iraanse wetgeving
worden mannen staand en met alleen de geslachtsdelen bedekt gegeseld, terwijl dit
bij vrouwen zittend en geheel gekleed zou gebeuren. Meestal kunnen echter ook
mannen hun bovenkleding aanhouden.
Buiten de wettelijke restrictie dat zweepslagen niet toegediend mogen worden op
gezicht, hoofd en schaamstreek, zijn er voor zover bekend geen algemene
restricties met betrekking tot de ernst van het lichamelijk letsel dat door de
geseling mag worden toegebracht. Wel is bekend dat verdachten soms een beroep
doen op hun gezondheidstoestand in de hoop dat hier rekening mee wordt
gehouden. Hieraan wordt echter niet altijd gehoor gegeven. Voorts bestaat voor de
rechter de mogelijkheid om de zweepslagen toe te laten brengen met de Koran
onder de arm van de beul, wat een zekere verlichting van de straf inhoudt.
94 `Iran's changing story', CBC News Online, 28 juli 2004.
49
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Het is onbekend in hoeveel en welke gevallen de bestraffing op deze wijze
toegepast wordt. De afranselingen vinden soms in het openbaar plaats.
Een andere straf voor delicten als diefstal is het afhakken van ledematen. Tijdens
de tweede ronde van de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU95 werd een
moratorium op deze amputatie toegezegd. In de verslagperiode werd echter door
de media melding gemaakt van één geval van amputatie.96
Lijfstraffen die zijn opgelegd op grond van de ta'zirat kunnen soms worden
afgekocht. Het is aan de individuele rechter om te bepalen wanneer en in welke
mate dit kan.
3.3.8 Verdwijningen
Ook in deze verslagperiode kwam het voor dat de pers melding maakte van
verdwijning van personen, vooral (on line) journalisten en webloggers.
Verdwijningen in Iran hangen nauw samen met de in paragraaf 3.3.6 besproken
detenties in niet-officiële detentiecentra. Achteraf, vaak weken later, komt alsnog
informatie beschikbaar over de eerder verdwenen personen. Vaak bleken deze
personen inderdaad te zijn gearresteerd en in detentie te verkeren, soms op last van
de revolutionaire rechtbank en in sommige gevallen zelfs van de Speciale
Rechtbank voor de Geestelijkheid. Zelfs niet-geestelijken werden door
laatstgenoemd orgaan gearresteerd en verhoord. Meestal wordt echter niet bekend
op welke locatie deze personen zich in detentie bevinden. Ook de gedetineerden
zelf weten dit vaak niet.
3.3.9 Doodstraf
In het Iraanse strafrecht kan voor een groot aantal delicten de doodstraf worden
opgelegd. Het betreft onder andere de delicten moord, gewapende roofoverval,
straatroof, hoogverraad, verkrachting, incest, spionage, deelname aan een
staatsgreep en drugsdelicten.
Ook in de verslagperiode zijn doodstraffen uitgesproken en voltrokken. In de
media zijn gedurende de verslagperiode ten minste 100 executies gemeld. De
wijze waarop de doodstraf ten uitvoer is gebracht in de verslagperiode is
(publiekelijke) ophanging. Executies door onthoofding en steniging hebben zich
voor zover bekend niet voorgedaan.
95 Zie over deze dialoog paragraaf 3.2.1 van dit ambtsbericht.
96 AFP, 16 oktober 2004.
50
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Het hoofd van de rechterlijke macht heeft in december 2002 alle rechters in het
land aanbevelingen gestuurd, waarin hij aandringt om in plaats van steniging
alternatieve straffen op te leggen. In dit kader wordt wel gesproken van een de
facto moratorium op steniging. De aanbeveling lijkt echter niet door alle rechters
te worden gerespecteerd. In oktober 2004 werd namelijk melding gemaakt van een
zaak waarin een 13-jarig meisje, Zhila Izadi, veroordeeld werd tot dood door
steniging nadat gebleken was dat ze in verwachting was van haar 15-jarige broer.
Tot op heden is deze steniging echter nog niet uitgevoerd.97 Een ander geval is dat
van Hajieh Esmailvand, die beschuldigd wordt van overspel. De oorspronkelijke
straf die aan haar was opgelegd, vijf jaar gevangenisstraf en dood door ophanging,
zou door het Hooggerechtshof omgezet zijn in dood door steniging.98 Voor zover
bekend zijn stenigingen sinds december 2002 niet uitgevoerd.
In de verslagperiode is veel publiciteit geweest rondom oplegging van de
doodstraf aan minderjarigen en het in enkele gevallen daadwerkelijk voltrekken
van de vonnissen. Een bekend geval is de executie van het 16 jarige meisje Atefe
Rajabi in Neka (provincie Mazarandan) op 15 augustus 2004 vanwege `het begaan
van wandaden die onverenigbaar zijn met kuisheid'. Protestacties richting de
Iraanse autoriteiten lijken hun vruchten af te werpen nu de Iraanse gerechtelijke
autoriteiten hebben toegezegd dat in de praktijk de doodstraf voor minderjarigen
niet zal worden voltrokken.99 Bovendien zou een wetsontwerp aan het parlement
zijn voorgelegd met de bepaling dat delicten gepleegd door minderjarigen (jonger
dan 18 jaar) nooit mogen leiden tot de doodstraf.
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Dienstplichtigen/militairen
Rekrutering en oproep
In Iran worden alle mannen bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in het kader
van de dienstplicht opgeroepen om zich te laten keuren. Hiertoe dienen zij zich
binnen een maand na het begin van het kalenderjaar (dat overeenkomt met 21
maart van de westerse kalender) eerst te melden bij de militaire autoriteiten. Voor
studenten bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor uitstel van de
dienstplicht.
97 Iran press, 16 oktober 2004 (www.iran-press-service.com/ips/articles-
2004/october/izadi_161004.shtml).
98 Reuters, 18 december 2004.
99 Zie ook de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 25
oktober 2004 inzake kamervragen over oplegging van de doodstraf in Iran, kenmerk DAM-
598/04.
51
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Studenten worden geacht direct na de studie alsnog hun dienstplicht te vervullen.
Het is sinds 21 maart 2001 niet meer mogelijk de militaire dienst af te kopen. Bij
het oproepbureau kan men kiezen voor het reguliere leger of de Revolutionaire
Garde (Sepah-e Pasdaran). Degenen die kiezen voor de Sepah-e Pasdaran worden
vervolgens aan een selectie onderworpen. De selectie wordt min of meer
willekeurig verricht. De laatste jaren speelt met name het opleidingsniveau een rol
in het selectieproces. Ook connecties kunnen hierbij van invloed zijn.
Basistraining
Zowel rekruten van het reguliere leger als die van de Sepah-e Pasdaran volgen een
basistraining. De duur van deze training beslaat een tijdvak van 8 weken tot 3
maanden. Bepalend voor de duur is het opleidingsniveau van de rekruut en het
onderdeel waar hij wordt geplaatst. Voor de landmacht geldt bijvoorbeeld een
militaire basistraining van 3 maanden. De rekruten van de Sepah-e Pasdaran
krijgen hun militaire basistraining in aparte kazernes met eigen diensten en
faciliteiten. De training bestaat onder meer uit de vakken wapenkennis,
wachtlopen, exerceren, lichamelijke opvoeding, ideologie en religie.
Dienstplichtperiode
De totale duur van de dienstplicht, inclusief de basistraining, bedraagt voor
dienstplichtigen van zowel het reguliere leger als de Sepah-e Pasdaran 21
maanden. Een uitzondering op de aangegeven duur bestaat in het geval de
dienstplicht is doorgebracht op een hardship-plaatsing. Bij plaatsing bijvoorbeeld
aan de grens met Afghanistan of Irak geldt slechts een dienstplicht (inclusief
basistraining) van 18 maanden. Daarnaast kunnen sommige dienstplichtigen in
aanmerking komen voor een verkorting van de dienstplichtduur met twee tot drie
maanden, wanneer zij daartoe een verzoek hebben ingediend met een gegronde
reden (bijvoorbeeld pasgehuwden of hoofden van familie). Iran kent geen
vervangende dienstplicht.
Onttrekking aan de dienstplicht
Straffen voor het niet tijdig melden van dienstplichtigen bij de militaire
autoriteiten staan vermeld in het nieuwe Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht
dat eind januari 2004 in werking is getreden. De straffen zijn in oorlogs- en
vredestijd verschillend. In vredestijd kan een gevangenisstraf van drie maanden tot
een jaar opgelegd worden of extra diensttijd van drie maanden tot een jaar. In
oorlogstijd geldt een gevangenisstraf van een jaar tot vijf. Veroordeling bij verstek
is niet mogelijk.100 Wanneer de dienstplichtige zichzelf na verloop van tijd meldt,
varieert de straf in oorlogstijd van drie maanden tot twee jaar en in vredestijd van
100 Zie de artikelen 59 en 63 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht.
52
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
verlenging van de diensttijd tot gevangenisstraf van twee tot zes maanden.101
Hiervoor gold dat indien een persoon zich op een later moment alsnog meldde, in
de praktijk echter geen straf opgelegd werd. Wel werd bij personen die zich niet
tijdig meldden na hun afzwaaien het bewijs dat zij de militaire dienst vervuld
hadden later afgegeven dan normaal. Dit zorgde ervoor dat de desbetreffende
personen tot dat moment geen paspoort of rijbewijs kunnen verkrijgen. Of dit nog
praktijk is, na inwerkingtreding van de nieuwe wet, is niet bekend.
Personen die geboren zijn in het jaar 1354 of eerder, dat wil zeggen, vóór 21 maart
1976, en die zich reeds langer dan tien jaar aan de dienstplicht hebben onttrokken,
kunnen thans amnestie verkrijgen en zonder de dienstplicht daadwerkelijk te
vervullen een afzwaaikaart verkrijgen, waardoor deze hindernis voor het
verkrijgen van een paspoort of rijbewijs wordt weggenomen. Volgens een hoge
militair die verantwoordelijk is voor de dienstplicht zou het gaan om een groep
van bijna 500.000 personen102. Begin 2004 werd deze amnestie ook in de praktijk
daadwerkelijk toegepast. Er zijn diverse gevallen bekend van personen die
inderdaad hun afzwaaikaart zonder enige moeite hebben kunnen verkrijgen.
Documenten
Na het afronden van de dienstplicht ontvangen alle dienstplichtigen van de Sepah-
e Pasdaran en het reguliere leger een afzwaaikaart. Op een dergelijke afzwaaikaart
staat het militaire registratienummer van de dienstplichtige vermeld. Iraanse
mannen zijn niet verplicht de afzwaaikaart bij zich te dragen. In Iran kan een man
behoudens de bovengenoemde uitzondering pas een rijbewijs of paspoort
verkrijgen na afronding van de militaire dienstplicht en na ontvangst van de
afzwaaikaart. In het geval er uitstel van militaire dienst is verkregen, bijvoorbeeld
vanwege studie, moet het bewijs daarvan overgelegd worden alvorens een
rijbewijs of paspoort kan worden aangevraagd.
3.4.2 Leden van politieke oppositiebewegingen
Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder
de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran
strafvervolging opleveren. Vervolging vindt plaats op grond van de artikelen 183-
196 van het Wetboek van Strafrecht, die mohareb `strijd tegen God' en mofzed fi'l
arz `verderf zaaien op aarde' strafbaar stellen en de artikelen 498-512 van het
Wetboek van Strafrecht.
101 Zie het artikel 60 van het Iraanse Militaire Wetboek van Strafrecht. Strafmaat is afhankelijk
van recidive en de termijn waarin betrokken zichzelf meldt, dat wil zeggen voor of na zestig
dagen vanaf de eerste dag van desertie.
102 Peyvand, 13 september 2003.
53
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Zowel leden van gewapende oppositiegroeperingen als personen die deze
organisaties ondersteunen, kunnen onder deze artikelen vallen. De straffen die
volgens artikel 190 van het Wetboek van Strafrecht op deze delicten staan, zijn
gevangenisstraf, lijfstraffen of in het zwaarste geval de doodstraf. Zoals
onderstaand blijkt, worden strafvervolging en straftoemeting niet in alle gevallen
consequent toegepast.
Mujaheddin-e Khalq Organization (MKO)
De Iraanse autoriteiten zijn zeer gevoelig voor de activiteiten van de illegale
politieke beweging MKO, die nog altijd als de belangrijkste staatsvijand wordt
beschouwd en door de EU begin mei 2002 op de EU-lijst van terroristische
organisaties is geplaatst.103 In de verslagperiode hebben geen aanslagen van de
MKO op overheidsdoelen in Iran plaatsgevonden.
MKO-leden die terreuraanslagen op hun geweten hebben, kunnen de doodstraf
krijgen. Actieve MKO-leden die geen aanslagen hebben gepleegd, krijgen vaak
lange gevangenisstraffen opgelegd of worden scherp verhoord, waarna zij
uiteindelijk weer worden vrijgelaten. Dit laatste houdt niet zonder meer in dat zij
verder met rust worden gelaten. Vaak blijven hun gangen gevolgd worden en kan
men Iran niet meer uitreizen.
Het in bezit hebben van MKO-materiaal zal zeker reden zijn een persoon nader te
verhoren, wat kan resulteren in een langdurig voorarrest. Vervolgens kan celstraf
worden opgelegd. Vooral wanneer tijdens het voorarrest is gebleken dat
betrokkene actief lid of sympathisant van de MKO is (geweest), kan de detentie
jaren duren. Als men bovendien wordt verdacht van betrokkenheid bij aanslagen,
zijn gevangenisstraffen van 10 jaar of langer geen uitzondering.
In december 2004 meldde de minister van Informatie, Ali Yunesi, dat meer dan
tien individuen, verbonden aan de MKO, waren opgepakt in verband met spionage
met betrekking tot het Iraanse nucleaire programma.104 Het is onduidelijk waar
deze individuen vastzitten.
De MKO-propaganda is binnen Iran breed bekend, doch blijkt nauwelijks aan te
spreken. De Iraanse autoriteiten kennen de slechte reputatie van de MKO bij de
bevolking, die voortkomt uit het feit dat de MKO in de Iran-Irak oorlog de kant
van Irak koos. Gedurende het bewind van Saddam Hoessein heeft de MKO Irak
als uitvalsbasis gehad.
103 Bijna 10.000 aanhangers van de MKO hebben in Brussel in september 2004 de EU
opgeroepen om de MKO van de lijst van terroristische organisaties te schrappen, Reuters, 13
september 2004.
104 IRNA, 22 december 2004. Ook in augustus 2004 was een aantal `atoomspionnen'
gearresteerd volgens BBC Monitoring, 31 augustus 2004.
54
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
In mei 2003 hebben de coalitietroepen de MKO in Irak ontwapend.105 In december
2003 maakte de Iraakse regeringsraad bekend dat de daar aanwezige MKO-leden
het land dienden te verlaten. Eind maart 2003 had de Iraanse minister van
Informatie al aangekondigd dat MKO-leden die wilden terugkeren vanuit Irak op
amnestie konden rekenen, indien zij zich niet hadden schuldig gemaakt aan
moorden of aanslagen.106 Een Iraanse NGO heeft een project opgezet, waarbij
familieleden vanuit Iran naar MKO-leden in Noord-Irak gaan om hen te
overtuigen terug te komen naar Iran.107 In 2003 waren zo'n 100 MKO-leden uit
Irak naar Iran teruggekeerd en hadden amnestie ontvangen.108 En in een in
december 2004 door de overheid geregisseerde ceremonie werden 28 MKO-ers na
jarenlange afwezigheid herenigd met hun familie in het bijzijn van de media. De
Iraanse autoriteiten wilden met deze ceremonie duidelijk maken dat berouwvolle
MKO-leden probleemloos terug kunnen keren naar Iran en met open armen
worden ontvangen. Het valt echter volgens sommige bronnen te betwijfelen of
hogere functionarissen van de MKO op een even warm onthaal kunnen rekenen
als zij hun moederland weer betreden. Een groot aantal MKO-leden is vanuit Irak
naar Jordanië of Europa gevlucht, maar enige duizenden zouden zich nog in kamp
`Ashraf' en in een aantal andere kampen ophouden. In juli 2004 verschenen
berichten dat de meeste van hen een `beschermde' status zouden hebben gekregen
van de coalitiegroepen.
Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en Komala (Komeleh)
De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en de Komala (Komeleh)
zijn verboden partijen, die van buiten Iran worden gecoördineerd. De Iraanse
autoriteiten treden hard op tegen deze partijen.
Monarchisten en communisten
Monarchistische en communistische bewegingen zoals Derafsh-e Kaviani, Tudeh
en Fedayeen Aghaliyat zijn zeer klein van omvang en hebben de laatste jaren geen
zichtbare activiteiten verricht. Het betreft hooguit enkele individuen die weinig
organisatorische samenhang vertonen. Personen met een dergelijke sympathie
worden derhalve niet in dezelfde mate als een bedreiging gezien als de MKO. De
Iraanse autoriteiten richten hun aandacht vooral op sterke groeperingen en
bewegingen.
Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de Iraanse autoriteiten personen
vervolgen louter vanwege het feit dat zij ten tijde van het regime van de Shah
lagere of middenkaderfuncties bij de overheid hebben gehad.
105 AFP, 17 mei 2003.
106 O.a. Iraanse staatstelevisie IRIB en AFP, 27 maart 2003.
107 Iran News, 7 april 2003.
108 Zie het algemeen ambtsbericht Iran van april 2004, pagina 50.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3.4.3 Etnische groepen
Iran is een lappendeken van etnische minderheden. Zelfs de Farsi sprekende
Perzen maken nog niet de helft van de bevolking uit. De verschillende etnische
minderheden zoeken allen wegen om hun identiteit te kunnen beleven. Er zijn in
Iran geen of nauwelijks bewegingen van enige betekenis die afscheiding nastreven
uit het staatsverband van de Islamitische Republiek. Er wordt in het algemeen niet
gediscrimineerd op basis van ras.
Arabieren
In het zuidwesten van Iran leven Arabieren. Zij bewonen de streek met de grootste
oliereserves. Dit gegeven is bij sommigen van invloed op het verlangen naar een
eigen staat. De afkeer van het regime van Saddam Hoessein maakte aansluiting bij
Irak echter geen optie. Het Iraanse regime was bekend met deze aspiraties en
probeerde tot op zekere hoogte de bevolking in deze streek te paaien met positieve
maatregelen. De indruk bestaat evenwel bepaald niet dat de afscheidingsgedachte
sterk leeft onder de bedoelde Arabische bevolking.
Azeri
De Turks sprekende Azeri's zijn in aantal de tweede etnische groep in Iran. Zij
zijn voor het overgrote deel sji'iet en voegen zich naadloos in de Islamitische
Republiek. Ook in Teheran wonen erg veel Azeri's. Geestelijk Leider Khamenei is
zelf Azeri. Er is een beweging die opkomt voor de culturele rechten van de
Azeri's. Er is een radiozender en er zijn Azeri-kranten. In Iran is er van een
afscheidingsbeweging geen sprake. Vanuit Bakoe wordt vaak geageerd tegen Iran
en wordt het voorgesteld als zouden veel Azeri's zelfstandigheid of aansluiting bij
Azerbaijan verwelkomen. Vanuit Iran kan dit allerminst worden bevestigd. Een
Azeri-journalist die een open brief aan president Khatami schreef over door hem
geconstateerde discriminatie van Azeri's in Iran is begin 2004 wegens deze brief
aangehouden. De journalist is beschuldigd van belediging van de Geestelijk
Leider, anti-regime propaganda en van separatistische tendensen. De
revolutionaire rechtbank in Tabriz veroordeelde hem op 14 april 2004 tot 18
maanden gevangenisstraf. Het vonnis werd in mei 2004 in hoger beroep
bevestigd.109
Baluchi
Met de Arabieren behoren de aan de Pakistaanse grens wonende Baluchi tot het
armste deel van de bevolking. De provincie Baluchistan staat bekend als
belangrijk transportgebied van drugssmokkel van Pakistan en Afghanistan naar
109 ISNA, AFP 15 april 2004 en Reporters sans Frontières, 11 mei 2004.
56
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
West-Europa en elders. Iraanse veiligheidsdiensten zijn als bestrijders van de
drugssmokkel bijzonder sterk vertegenwoordigd in de regio. Regelmatig
verschijnen in de Iraanse pers berichten over gewapend treffen tussen drugsbendes
en Iraanse veiligheidstroepen, waarbij aan beide zijden slachtoffers vallen.
Koerden
De meeste aandacht van de autoriteiten in Teheran gaat uit naar de Koerden in het
noordwesten. In het verleden is er sprake geweest van vervolging van
separatistische Koerden.
Op 27 juni 2004 heeft de rechtbank van Sanandaj het Koerdische weekblad
`Payam-e mardom-e Kurdestan' verboden. Het weekblad werd ervan verdacht
separatistische en valse informatie te hebben verspreid. Niet lang daarna werden
vijftien Koerdische burgers opgepakt tijdens een demonstratie in de stad Mahabad.
De aanleiding van de demonstratie was dat een gewapende Iraans-Koerdische
stam (Mangur) een Koerdische familie had aangevallen.110
Op 6 juli 2004 zijn zestien Iraanse soldaten en vier Turks-Koerdische rebellen van
de PKK omgekomen tijdens een groot offensief van het Iraanse leger. Het Iraanse
leger heeft haar acties uitgevoerd in het bergachtige grensgebied Salmas en
Khoy.111 De Iraanse strijdkrachten bewapenen burgers in het noordwesten van Iran
om zo een civiel defensieapparaat neer te zetten. De gevolgen van de militaire
acties in Iraans-Koerdisch gebied en de bewapening van civiele milities hebben
veel Iraanse Koerden doen vluchten.112
3.4.4 Homoseksuelen
Homoseksualiteit is in het openbare leven een taboe. Wel is bekend dat er in
Teheran parken zijn die als ontmoetingsplaatsen voor homoseksuelen fungeren.
Veroordelingen louter op grond van de ondergenoemde artikelen in het Wetboek
van Strafrecht aangaande homoseksuele handelingen zijn uit de afgelopen jaren
niet bekend. Er zijn volgens sommige buitenlandse waarnemers aanwijzingen, dat
het seksuele strafrecht soms misbruikt wordt voor politieke doeleinden, of in vetes
tussen private personen als drukmiddel wordt gebruikt.
Wettelijk kader
In artikel 108 van het Iraanse wetboek van Strafrecht wordt homoseksueel verkeer
gedefinieerd als geslachtsgemeenschap en aanverwante handelingen tussen twee
110 BBC Monitoring, 1 juli 2004.
111 AFP, 7 juli 2004.
112 Vergelijk `Iranian Kurd refugees different destinies and destinations', www.unhcr.ch,
26 november 2004 en RFE/RL newsletter, 1 december 2004.
57
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
mannen. De hadd-straf voor homoseksuele geslachtsgemeenschap is de doodstraf;
de manier waarop deze wordt uitgevoerd wordt door de rechter bepaald. De straf
geldt zowel voor de "actieve" als "passieve" deelnemer aan het geslachtsverkeer,
maar alleen als deze meerderjarig en geestelijk gezond zijn en uit vrije wil hebben
gehandeld. Is een van beiden minderjarig dan zal hij, mits hij uit vrije wil heeft
gehandeld, een ta'zirat-straf krijgen, de straf van de meerderjarige persoon blijft
echter de hadd-straf. Zijn beide deelnemers minderjarig, dan worden zij beiden
volgens ta'zirat berecht. De ta'zirat-straf kan oplopen tot 74 zweepslagen.113
In de hudud is de straf voor homoseksuele handelingen zonder werkelijk
geslachtsverkeer 100 zweepslagen. Is de "actieve" deelnemer echter een niet-
moslim en de "passieve" deelnemer een moslim, dan geldt voor de "actieve"
deelnemer wel de doodstraf. Wanneer deze handelingen driemaal herhaald zijn, en
iedere keer is een hadd-straf uitgevaardigd, dan wordt bij de vierde maal alsnog de
doodstraf opgelegd. Als twee mannen die geen bloedverwanten van elkaar zijn
zonder noodzaak naakt onder dezelfde deken liggen, wordt een ta'zirat-straf
uitgevaardigd die kan oplopen tot 99 zweepslagen. Op het uit wellust kussen van
een andere man staat een ta'zirat-straf tot 60 zweepslagen.114
Om volgens hudud gestraft te worden moet de betrokkene vier maal voor een
religieuze rechter bekennen, anders zal hij onder ta'zirat worden berecht. Deze
getuigenis is alleen rechtsgeldig wanneer de betrokkene meerderjarig en geestelijk
gezond is en de getuigenis uit vrije wil aflegt. Homoseksueel verkeer kan alleen
bewezen worden door vier mannelijke getuigen, die de daad met eigen ogen
hebben gezien, een getuigenis van een vrouw is niet geldig. Blijken de
getuigenissen vals te zijn, dan worden de getuigen hiervoor vervolgd.115
De hadd-straf vervalt als de beschuldigde vóór het afleggen van de verklaringen
door de getuigen berouw toont. Toont hij echter na de getuigenverklaringen
berouw, dan vervalt de straf niet.116
Lesbiennes
In artikel 127 van het Wetboek van Strafrecht wordt lesbische liefde omschreven
als het homoseksuele spel van vrouwen met het geslachtsdeel van een andere
vrouw. De bewijsvoering hiervoor is hetzelfde als voor mannelijke
homoseksualiteit. De hadd-straf op lesbische liefde is echter niet de doodstraf,
maar 100 zweepslagen voor iedere deelneemster. Er wordt geen verschil gemaakt
tussen "actieve" en "passieve" deelneemsters, noch tussen moslims en niet-
moslims.
113 Artikelen 108 tot en met 113 uit het Iraanse Wetboek van Strafrecht.
114 Artikelen 121 tot en met 124.
115 Artikelen 114 tot en met 119.
116 Artikel 126.
58
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Liggen twee vrouwen die geen bloedverwanten zijn, zonder noodzaak, naakt onder
dezelfde deken, dan wordt dit met een ta'zirat-straf van minder dan 100
zweepslagen bestraft. Gebeurt dit echter vaker en wordt iedere maal een ta'zirat-
straf uitgevaardigd, dan volgt bij de derde maal een straf van 100 zweepslagen.117
Ook voor vrouwen geldt: na drie hadd-straffen volgt de doodstraf, berouw vóór
het afleggen van de getuigenverklaringen resulteert in het kwijtschelden van de
straf.
Tevens is het bij elkaar brengen van twee of meer personen met als doel
homoseksuele contacten strafbaar. De dader moet tweemaal een bekentenis
afgeven en twee rechtschapen mannen moeten van de "koppelarij" getuigen. Een
man kan voor dit vergrijp 75 zweepslagen krijgen en voor 3 maanden tot een jaar
worden verbannen. Een vrouw krijgt "slechts" 75 zweepslagen.
3.4.5 Vrouwen
De algemene islamitische opvatting dat mannen en vrouwen weliswaar
gelijkwaardig, maar niet gelijk zijn, lijkt in Iran zeker van toepassing te zijn. Het
denkbeeld manifesteert zich vooral in het opleggen van tal van beperkingen aan
vrouwen.
Arbeidsmarkt
In de Iraanse grondwet wordt het gezin genoemd als de hoeksteen van de
samenleving en de vrouw als de hoeksteen van het gezin. Vrouwen worden gezien
als verzorgend van aard en over het algemeen wordt van hen verwacht dat zij
functies bekleden die bij hun aard passen. Zo worden naast het moederschap
functies in het onderwijs en de medische zorg als passend voor vrouwen gezien.
Op deze delen van de arbeidsmarkt zijn vrouwen zelfs absoluut noodzakelijk,
gezien de verklaring van meisjesscholen tot "man-vrije" zones en de (in de
praktijk niet volledig gerealiseerde) segregatie van de medische zorg. Zonder
vrouwelijk onderwijzend personeel en vrouwelijke artsen zouden de vrouwen in
Iran onderwijs en medische zorg moeten ontberen. Het is dan ook niet
verbazingwekkend dat de meeste werkende vrouwen in Iran actief zijn in deze
sectoren, hun participatie op andere vlakken van de arbeidsmarkt wordt zelfs
ontmoedigd dan wel verboden. Overigens zijn circa 60% van de studenten op de
universiteit vrouwen.
Volgens artikel 28 van de Iraanse grondwet mag ieder zelf bepalen wat voor werk
hij of zij graag zou willen verrichten, zolang dit maar binnen de islamitische
117 Artikelen 127 tot en met 134.
59
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
principes past, en niemand schaadt. Voor vrouwen gelden echter enkele wettelijke
beperkingen. Zo is het vrouwen volgens de Arbeidswet verboden om zwaar en
gevaarlijk werk te verrichten. Verder is het volgens artikel 1117 van het Burgerlijk
Wetboek de man toegestaan om zijn vrouw te verbieden bepaalde werkzaamheden
te verrichten wanneer deze het gezin op de een of andere manier kwaad
berokkenen.
Ook buiten het onderwijs en de medische zorg zijn vrouwen actief, maar in veel
mindere mate. Hogere posities, zoals bijvoorbeeld die van president, zijn voor
vrouwen nog uitgesloten. In voorgaande jaren zijn er evenwel enige
ontwikkelingen geweest waaruit duidelijk wordt dat er naar mogelijkheden wordt
gezocht om het arbeidsterrein voor vrouwen te verruimen. Zo zijn er inmiddels
vrouwelijke buschauffeurs en politieagenten. Ook in de rechterlijk macht neemt
het aantal vrouwen toe. Er zijn enkele vrouwen werkzaam als rechter in het
onderdeel van de rechterlijke macht dat gaat over de tenuitvoerlegging van
veroordelingen.
Rechtsongelijkheid
De positie van de vrouw in het Iraanse strafrecht en het familie- en erfrecht is niet
gelijk aan die van de man. Zo bedraagt het bloedgeld bij het doden van een vrouw
de helft van het bedrag dat dient te worden betaald bij het doden van een man.118
En wanneer de echtgenoot overlijdt ontvangt de vrouw slechts de helft van zijn
nalatenschap, terwijl de man bij overlijden van zijn echtgenote de totale
nalatenschap kan erven (bij afwezigheid van andere erfgenamen). Een
wetsvoorstel van het vorige parlement om deze ongelijkheid op te heffen is
verworpen door de Raad van Hoeders.119
Ook in deze verslagperiode heeft ondertekening en ratificatie van de UN
Convention on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW) niet
plaatsgevonden. Een wetsvoorstel daartoe werd door de Raad van Hoeders
verworpen wegens strijd met de islamitische wet.120
Kledingvoorschriften
Van beide seksen wordt weliswaar geëist dat zij zich bescheiden kleden, maar aan
vrouwen worden wat dat betreft strengere eisen gesteld dan aan mannen. Bij
vrouwen mogen slechts hun gezicht en handen zichtbaar zijn. Tevens mogen zij
geen make-up en felle kleuren dragen.
Onder het vorige hervormingsgezinde parlement werden afwijkingen van de
islamitische kledingvoorschriften in toenemende mate gedoogd.
118 Artikel 300 Wetboek van Strafrecht.
119 `Iran's legislators try to limit women's rights', New York Times, 22 september 2004.
120 `Iran reins in women's rights gains', Persian Journal, 23 september 2004.
60
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Mannen met overhemden met korte mouwen en vrouwen met open schoenen en
gelakte teennagels waren allang geen uitzondering meer. Verder droegen vrouwen
steeds meer make-up en bedekte de hoofddoek steeds minder hoofdhaar. Het
nieuwe conservatieve parlement ging deze zomer echter weer in het
tegenoffensief. Op grote pleinen werden vrouwen door geüniformeerde
overheidsdienaren aangehouden en op hun uiterlijk gecontroleerd; bijvoorbeeld
door de gevreesde Comités ter Bevordering van Deugd en ter Bestrijding van
Zedeloosheid. Het onderzoek werd voortgezet in gereedstaande, speciaal
ingerichte vrachtauto's en in ernstigere gevallen op het politiebureau. Overtreders
van de kledingvoorschriften lopen het risico van geldboetes, hechtenis of zelfs
geseling. Voorshands blijft het echter veelal bij een berisping en het advies de
islamitische voorschriften te volgen.121
Handelingsbekwaamheid
Vrouwen zijn in principe handelingsbekwaam, maar hebben voor het verrichten
van bepaalde handelingen de toestemming nodig van hun man, vader of voogd.
Dit is het geval bij het eerste huwelijk van een vrouw, het aanvragen van een
paspoort en het reizen naar het buitenland. Wanneer een vader geen toestemming
geeft, kan de vrouw zich indien zij meerderjarig is tot de notaris of een
familierechtbank wenden. Indien de vader geen klemmende redenen kan
aanvoeren waarom het huwelijk geen doorgang zou mogen vinden (bijvoorbeeld
omdat de aanstaande echtgenoot crimineel, drugsverslaafd of werkeloos is), zal de
rechtbank of notaris in de meeste gevallen de partners huwen.
Dienstplicht
Er is geen dienstplicht voor vrouwen, noch kunnen zij dienst nemen als
beroepsmilitair.
Reis- en identiteitsdocumenten
Vrouwen kunnen zelf een identiteitsbewijs en een paspoort bezitten. Zij kunnen
het paspoort niet zelfstandig aanvragen, hiervoor is toestemming nodig van
echtgenoot, vader of een ander mannelijk familielid.122 In geval van afwezigheid
daarvan kan een rechtbank echter toestemming verlenen om desondanks een
paspoort uit te geven. De shenasnameh (identiteitsbewijs) wordt bij aangifte van
de geboorte van een kind al uitgegeven.
Mishandeling en (seksueel) geweld
In geval van mishandeling kan in Iran aangifte worden gedaan bij de politie. Het
slachtoffer dient zich te vervoegen bij het politiebureau van het eigen district.
121 `Iran police in fashion crackdown', BBC News, 21 juni 2004.
122 Voor een omschrijving van de aanvraagprocedure zie het algemeen ambtsbericht Iran van
10 februari 2003, pagina 52 in voetnoot 185.
61
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Indien de vrouw die aangifte doet van mishandeling door haar echtgenoot daarvan
zeer duidelijke sporen draagt (hevig bloedend, zeer blauwe plekken), kan het
gebeuren dat er terstond een politieagent met het slachtoffer mee naar haar woning
gaat om de dader te ondervragen doch in de meeste gevallen zal deze later een
oproep van de rechtbank (familierechtbank) ontvangen om nader te worden
gehoord. Indien de persoon in kwestie weigert te verschijnen, zal betrokkene
opnieuw een oproep ontvangen.
Indien het een zaak betreft waarbij sprake is van ernstige mishandeling, zal het
slachtoffer door de politie spoedig na de aangifte worden doorverwezen naar de
rechtbank. Deze zal vervolgens op advies van de politie een medisch onderzoek
eisen door het Forensic Medicine Office. De bevindingen van de arts kunnen later
als bewijs tegen de dader worden gebruikt.
Hoewel de noodzaak voor opvanghuizen voor weggelopen vrouwen door NGO's
en regeringsinstanties wordt erkend, is er vooralsnog geen sprake van een goed
functionerend opvangnetwerk.
Echtscheiding
Vrouwen kunnen zelfstandig een procedure tot echtscheiding beginnen. Er zijn
twee manieren waarop een vrouw een huwelijk kan laten ontbinden, faskh en
talaq. Faskh houdt de nietigverklaring van het huwelijk in, terwijl talaq letterlijk
de verstoting van de vrouw betekent, de man wordt dan als het ware verzocht zijn
vrouw te verstoten. Gronden waarop een vrouw nietigverklaring (faskh) van het
huwelijk kan aanvragen zijn het niet meer kunnen hebben van een normale
seksuele relatie door castratie, impotentie of verwijdering van de geslachtsdelen
van de echtgenoot of zijn krankzinnigheid tijdens het huwelijk.123
Volgens het familierecht kan een vrouw een scheiding (talaq) aanvragen wanneer
de echtgenoot faalt om haar te onderhouden of wanneer zijn behandeling van haar
dermate slecht is dat voortzetting van het huwelijk `ontbering en schade' voor haar
veroorzaakt.124 Sinds 1982 staan de gronden waarop een vrouw een echtscheiding
kan eisen vermeld in het huwelijkscontract.125 Bij ondertekening van het contract
moet de man echter onder elk van deze punten zijn handtekening hebben gezet.
Vrouwen die getrouwd zijn voor 1982 hebben deze punten dus niet in hun
huwelijkscontract staan. Deze vrouwen zijn te verdelen in twee groepen:
123 Artikelen 1121, 1122 en 1125 van het Iraans Burgerlijk Wetboek.
124 Artikelen 1129 en 1130 van het Iraans Burgerlijk Wetboek.
125 Voor een lijst van deze gronden zie het algemeen ambtsbericht Iran d.d. 10 februari 2003,
blz. 53 en 54.
62
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
1. vrouwen die zijn getrouwd voor 1967. Slechts in een klein deel van de
huwelijkscontracten uit deze periode staan voorwaarden. Wanneer zulke
voorwaarden zijn gesteld kan een vrouw zich nog steeds daarop beroepen.
Zijn deze voorwaarden echter niet gesteld, dan kan zij zich beroepen op de
voorwaarden van faskh en scheiding zoals die in het familierecht staan.
2. in de huwelijkscontracten van vrouwen die zijn getrouwd tussen 1967 en 1982
staat een bepaling die hun het recht geeft van hun man te scheiden. Wanneer een
vrouw in die periode is getrouwd en tevens een huwelijkscontract kan overleggen
is deze stipulatie nog steeds geldig.126
Huwelijk, kinderen, echtscheiding en overlijden van de partner worden allemaal
genoteerd in de shenasnameh (identiteitsbewijs). Echtscheiding wordt tevens in
het huwelijkscontract genoteerd. Of ook overlijden daarin wordt opgetekend is niet
duidelijk.
Gescheiden vrouwen
Er zijn geen wettelijke bepalingen die een gescheiden vrouw verbieden na een
echtscheiding zelfstandig te blijven wonen. Gebruikelijk is echter wel dat,
wanneer er geen kinderen zijn, de vrouw terugkeert naar het ouderlijk huis. In het
geval dat zij de voogdij over de kinderen heeft is het mogelijk dat zij zelfstandig
woont.
Voor het functioneren van een gescheiden vrouw in de samenleving of op de
arbeidsmarkt bestaan geen juridische beperkingen, doch wel maatschappelijke. Zo
is het in de praktijk moeilijker voor een gescheiden vrouw om een baan te vinden
en is hertrouwen moeilijk. Een man zal niet snel een gescheiden vrouw als eerste
vrouw nemen.
Zwangerschap van ongehuwde vrouwen
Volgens artikel 73 van het Wetboek van Strafrecht kan zwangerschap van een
ongetrouwde vrouw op zichzelf geen reden voor bestraffing zijn, tenzij (op grond
van getuigenissen of bekentenissen) bewezen wordt dat zij overspel heeft
gepleegd. Het is voor een ongehuwde moeder mogelijk om voor het betreffende
kind een shenasnameh aan te vragen. Op het sociale vlak kunnen moeder en kind
wel problemen verwachten. Zij worden soms bijvoorbeeld door vrienden en
kennissen gemeden of door familieleden verstoten. Deze ongehuwde moeders
belanden daardoor soms op straat.
126 Mir-Hosseini, Ziba, Marriage on Trial; A Study of Islamic Family Law, Londen/New York,
I.B. Tauris & Co Ltd. Publishers (1993) blz. 56.
63
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
3.4.6 Minderjarigen
Opvangmogelijkheden
In Iran bestaat een goed functionerend opvangsysteem voor kinderen die geen
ouders meer hebben. Zij worden in eerste instantie opgevangen door familieleden.
Minderjarigen die om de een of andere reden niet langer bij familieleden kunnen
verblijven, kunnen worden ondergebracht in opvangtehuizen ("residential
centres") of pleeggezinnen. Momenteel zijn ruim 6500 kinderen ondergebracht in
opvangtehuizen en een kleine 5500 bij pleeggezinnen. Het Bureau for Residential
and Foster Care van Behzisti, de welzijnsorganisatie van de Iraanse regering, is
verantwoordelijk voor de plaatsing van de kinderen.
Behzisti beheert momenteel ongeveer 350 opvangtehuizen. Het merendeel wordt
gerund door NGO's en liefdadigheidsinstellingen, maar staan echter wel onder
toezicht van Behzisti. Daarnaast is nog een onbekend aantal onafhankelijke
opvangtehuizen, dat niet direct onder toezicht van Behzisti staat, maar waar deze
organisatie wel contact mee onderhoudt.
Voorts dragen het Imam Khomeini Relief Committee en de Mostazafan
(`downtrodden', dat wil zeggen: vertrapten) Foundation twee aan de Iraanse
overheid gelieerde organisaties ook verantwoordelijkheid voor achtergestelde
kinderen.127
In het geval een wees of kind van uit de ouderlijke macht gezette ouders de hulp
van het Bureau for Residential and Foster Care van Behzisti zou inroepen, zou
deze organisatie zeker zorgdragen voor adequate opvang. In eerste instantie zou
die contact opnemen met de familieleden van het kind.
Weggelopen meisjes worden vaak wanneer ze in Teheran aankomen al op het
busstation opgepikt door de politie, die ze naar een opvanghuis voor weggelopen
meisjes brengt. In eerste instantie wordt gepoogd de meisjes terug te laten keren
naar hun familie. Als dat niet lukt, blijven ze in het opvanghuis en krijgen daar een
opleiding totdat ze 18 jaar oud zijn.
Voogdij
Na een echtscheiding kan de voogdij over de kinderen zowel aan de vader als de
moeder worden toegewezen. Voor toewijzing van de voogdij aan de moeder geldt
een maximumleeftijd voor de kinderen.
127 In 1996 zou volgens een rapportage van de VN-Commissie voor de Rechten van het Kind
(CRC/C/41/Add.5, 23 juli 1998) 5% van alle minderjarigen in Iran op de een of andere
manier steun hebben ontvangen van het `Imam Khomeini Relief Committee'.
64
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Tot voor kort kon de voogdij uitsluitend aan de moeder worden toegewezen voor
jongens tot en met twee jaar en meisjes tot en met zeven jaar. Krachtens een
wetswijziging in 2003 kan de voogdij thans aan de moeder worden toegewezen
voor zowel jongens als meisjes tot en met zeven jaar. Bij het bereiken van de
leeftijdsgrens gaat de voogdij automatisch over naar de vader.
Meerderjarigheid en handelingsbekwaamheid
In Iran zijn kinderen op jongere leeftijd meerderjarig dan dat ze
handelingsbekwaam zijn. Volgens artikel 1210 van het Wetboek van Familierecht
worden jongens meerderjarig bij het bereiken van een leeftijd van 15 volle
maanjaren, meisjes bij een leeftijd van 9 volle maanjaren.128 Op die leeftijd is een
kind wettelijk gezien in de puberteit (hij of zij heeft de senn-e bolugh, de leeftijd
des onderscheids, bereikt). Vanaf deze leeftijd mag men trouwen en valt men
onder het volwassenenrecht, maar er zijn ook nog een aantal zaken uitgesloten. Zo
is het personen onder de 15 jaar verboden om te werken (enige uitzonderingen in
de wet, zoals landbouw, daargelaten) en heeft men pas stemrecht vanaf 15 jaar.
Tevens is het pas vanaf 18 jaar toegestaan zelfstandig een financiële transactie te
verrichten, tenzij een persoon jonger dan 18 jaar van de rechtbank een verklaring
heeft gekregen dat hij/zij daartoe capabel is.129 In sociaal-cultureel opzicht worden
jongeren van 16 en 17 jaar nog wel gezien als kinderen, tenzij ze getrouwd zijn.
Leerplicht
Leerplicht geldt vanaf 6 jaar gedurende de lagere schoolperiode, die normaliter 5
jaar duurt.130
Paspoort en identiteitsbewijs
Kinderen krijgen na geboorte een eigen shenasnameh. Ook een paspoort kan
onmiddellijk na de geboorte worden aangevraagd. Minderjarigen hebben
toestemming van hun vader of voogd nodig om een paspoort te verkrijgen.
128 De leeftijd op de shenasnameh en in het paspoort is gerekend in zonnejaren.
129 Ebadi, Shirin, `Children Rights Convention and Child Rights in Iran' in Azma; Cultural,
Social & Political Magazine, no.5, Nov. 1999.
130 Committee on the rights of the child, State Party Report: Islamic Republic of Iran, 1998,
http://www.hri.ca/fortherecord1999/documentation/tbodies/crc-c-41-add5.htm, VI Education,
Leisure, Recreation and Cultural Activities.
65
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
4 Migratie
4.1 Activiteiten van internationale organisaties
In Iran zijn diverse internationale hulporganisaties actief, waaronder UNHCR,
UNDP, UNDCP, UNICEF, WFP, het Internationale Comité van het Rode Kruis
(ICRC), Médecins Sans Frontières, Médecins du Monde en IOM.
De activiteiten van UNHCR in Iran richten zich op de opvang en gefaciliteerde
terugkeer naar Afghanistan en Irak van vluchtelingen uit die landen.
Terugkeer Afghanen
Ten behoeve van de gefaciliteerde terugkeer van Afghanen heeft de UNHCR in
april 2002 een repatriatieprogramma opgezet. Vanaf 1 januari 2004 tot en met 31
oktober 2004 zijn rond de 450.000 Afghanen teruggekeerd. Het totaal aantal
teruggekeerde Afghanen vanaf de start van het repatriatieprogramma komt
daarmee op 1.089.702.131 Terugkeer vindt voornamelijk naar de gebieden Kaboel,
Herat en Nimruz plaats. Er zouden thans nog 983.000 geregistreerde Afghanen in
Iran verblijven. De verwachting is dat alle Afghaanse vluchtelingen in maart 2006
teruggekeerd zullen zijn.132 Over het aantal illegaal in Iran verblijvende Afghanen
zijn geen cijfers bekend.
Terugkeer Irakezen
Irakezen, Fayli-Koerden en Irakezen van Iraanse afkomst zijn na de val van
Saddam Hoessein in groten getale naar Irak teruggekeerd.
Terugkeer naar Iran van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers
UNHCR verzet zich niet tegen gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde
afgewezen Iraanse asielzoekers, mits een zorgvuldige asielprocedure heeft
plaatsgevonden.133
131 `Refugee trends 1 January 30 September 2004', december 2004 en `Monthly Report
Voluntary Repatriation of Afghan Refugees from Iran - October 2004', UNHCR, 25
november 2004.
132 `Repatriation of all Afghan refugees from Iran to be completed by March 2006', Weekly
Press Digest, Vol.17, No.48, November 20 November 26, 2004, pagina 2.
133 De brief is als bijlage opgenomen in het algemeen ambtsbericht Iran d.d. 10 februari 2003.
Standpunten van later datum zijn niet bekend.
---
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
4.2 Beleid van andere Europese landen
België
De Belgische regering hanteert geen speciaal beleid voor specifieke groepen
Iraanse asielzoekers. België acht terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers naar
Iran verantwoord. Gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse
asielzoekers vindt in de praktijk niet plaats, omdat Iran hier volgens België niet
aan meewerkt.
Denemarken
Het Deense beleid ten aanzien van de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers
is sinds het vorige ambtsbericht niet gewijzigd. De Deense regering kent geen
speciale bescherming voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Iran wordt
veilig geacht voor de terugkeer van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers.
Terugkeer vindt ook daadwerkelijk plaats.
Verenigd Koninkrijk
De Britse regering kent ook geen speciaal bescherming voor specifieke groepen
Iraanse asielzoekers. Iran wordt veilig geacht voor terugkeer. Terugkeer van
uitgeprocedeerde asielzoekers vindt in de praktijk ook plaats. Het kan voorkomen
dat zich problemen voordoen bij (gedwongen) terugkeer, omdat sommige Iraanse
asielzoekers niet beschikken over geldige reisdocumenten.
Zwitserland
Ook het Zwitserse beleid is sinds de vorige verslagperiode niet gewijzigd. Evenals
België, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hanteert Zwitserland geen
speciaal beleid voor specifieke groepen Iraanse asielzoekers. Terugkeer vindt
plaats. Zwitserland geeft hierbij aan dat gedwongen terugkeer soms bemoeilijkt
wordt vanwege het uitblijven van medewerking bij de afgifte van reisdocumenten
door de Iraanse autoriteiten.
67
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
5 Samenvatting
Het aantreden in mei 2004 van het nieuwe parlement, waarvan de meerderheid uit
conservatieven bestaat, markeert een nieuwe fase in zowel de binnenlandse als
buitenlandse politiek van Iran. De hervormingspolitiek van het vorige parlement is
geheel tot stilstand gekomen en de sociale vrijheden die de bevolking had
verworven onder het vorige hervormingsgezinde bewind zijn enigszins beteugeld.
Ondanks enkele pogingen daartoe door het vorige parlement, zijn het Verdrag
inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen en het
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandelingen of bestraffingen nog steeds niet geratificeerd.
Sinds de twee jaar geleden ingevoerde EU-Iran mensenrechtendialoog is in
Europese ogen volstrekt onvoldoende vooruitgang geboekt op het gebied van de
mensenrechten. Vooral de in de verslagperiode veelvuldig voorgekomen
schendingen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid
baren zorgen. In de verslagperiode werd wederom een aantal kranten verboden en
werden veel (on line) journalisten, internettechnici en NGO-leden gearresteerd. De
gronden van arrestatie waren niet altijd duidelijk. Vaak werden laster, belediging
van de islam, van regeringsleiders en van de republiek opgevoerd of gronden als
het aanzetten tot publieke onrust en het in gevaar brengen van de staatsveiligheid.
Het verblijf van de arrestanten bleef vaak langere tijd onbekend. De arrestanten
kwamen wel weer vrij gedurende de verslagperiode. Momenteel loopt een
onderzoek naar klachten van sommige vrijgekomen journalisten wegens
mishandeling tijdens hun detentie.
Naast de schending van de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid bestaan
zorgen over de tolerantie van de Iraanse autoriteiten tegenover bekeringsijver van
christelijke zijde. Deze tolerantie lijkt afgenomen te zijn. Vooral als het gaat om de
zogenaamde huiskerken. In de verslagperiode zijn diverse christenen, die zich
actief bezighielden met bekering, (tijdelijk) opgepakt en ondervraagd. Tot op
heden zit nog één voorganger vast. Ondanks deze vorm van repressie en
intimidatie blijft het in principe mogelijk voor geboren christenen en bekeerde
moslims probleemloos te functioneren in de maatschappij. Alleen wanneer ze in
de ogen van de Iraanse autoriteiten té actief naar buiten treden met hun
geloofsovertuiging, kunnen ze in negatieve aandacht van de autoriteiten komen te
staan.
De positie van de andere erkende religieuze minderheden - joden en zoroastriërs -
is gelijk gebleven. Ook in de positie van de bahá'i is niets ten goede veranderd.
68
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Onderdrukking van bahá'i op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid,
huisvesting, reizen en culturele activiteiten vindt dus nog steeds plaats.
Het Iraanse rechtssysteem is gebaseerd op de islamitische wet. De rol van de
advocaat in het strafproces is beperkt. Met name de rechtsgang in de revolutionaire
rechtbanken is nog altijd ver verwijderd van internationale standaarden, door
onder andere slecht geschoolde rechters en aanklachten in zeer vage
bewoordingen. Naast het reguliere strafrechtelijke voorarrest is sprake van een
parallel circuit dat zich geheel onttrekt aan rechterlijke controle. De detenties in
deze vaak geheime centra duren maximaal enkele maanden, waarna betrokkenen
vlak voor de terechtzitting worden overgeplaatst naar een regulier
detentiecentrum. Gedurende deze detentie is de verblijfplaats bij familie, vrienden
en betrokken gedetineerde zelf vaak niet bekend.
Het is met name in de bovengenoemde inofficiële detentiecentra dat foltering en
mishandeling voorkomen. Tot strafvervolging van daders van foltering of
mishandeling komt het nauwelijks.
Lijfstraffen als zweepslagen komen nog altijd voor. Soms kunnen deze worden
afgekocht. Op amputatie is een moratorium toegezegd tijdens de tweede ronde van
de mensenrechtendialoog tussen Iran en de EU. Desondanks is in de
verslagperiode door de media een geval van amputatie gemeld. In de
verslagperiode is een wetsvoorstel inzake afschaffing van foltering goedgekeurd.
Het is afwachten hoe de uiteindelijke wet in de praktijk zal uitwerken.
De doodstraf wordt in Iran nog altijd voltrokken. In december 2002 heeft het
hoofd van de rechterlijke macht rechters opgeroepen om geen dood door steniging
meer op te leggen. In de verslagperiode deden zich desondanks twee
veroordelingen voor, maar deze zijn niet uitgevoerd.
Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op omverwerping van het onder
de Geestelijk Leider ressorterende islamitische staatssysteem kunnen in Iran
strafvervolging opleveren. Het meest gevoelig zijn de autoriteiten voor activiteiten
van de Mujaheddin-e Khalq Organisation (MKO). Na de val van het bewind van
Saddam Hoessein in Irak hebben de Iraanse autoriteiten aangegeven dat uit Iran
terugkerende MKO-leden op amnestie kunnen rekenen. In de verslagperiode en de
periode daarvoor zijn enkele MKO-ers daadwerkelijk teruggekeerd. Het valt
echter volgens sommige bronnen te betwijfelen of hogere functionarissen van de
MKO op een even warm onthaal kunnen rekenen.
Vrouwen zien zich in Iran nog altijd geconfronteerd met een groot aantal
wettelijke en sociaal-maatschappelijke beperkingen.
69
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland achten terugkeer
van uitgeprocedeerde Iraanse asielzoekers naar Iran verantwoord.
70
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
Literatuurlijst
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht zijn onder meer de onderstaande
openbare bronnen geraadpleegd:
Agence France-Presse (AFP)
Amnesty International (www.amnesty.org), waaronder:
- Public Statement. Iran: Five years of injustice and impunity. MDE
13/028/2004, 7 juli 2004.
- Public Statement. Iran: End limitations on the work of human rights defenders.
MDE 13/039/2004, 6 oktober 2004.
CIA World Factbook Iran, versie van 5 oktober 2004 (www.cia.gov)
Economist Intelligence Unit (www.eiu.com)
- Country Reports Iran, May December 2004
- Country Profile 2004 Iran
Fédération internationale des ligues des droits de l'Homme (FIDH)
- Appraisal of the EU Human Rights Dialogues: assessment of the Human
Rights Situation in Iran, July 2004.
Human Rights Watch (www.hrw.org)
- Like the Dead in Their Coffins torture, detention, and the crushing of dissent
in Iran, June 2004 Vol. 16, No. 2 (E).
Iran Daily, Engelstalig Iraans dagblad
Iran News, Engelstalig Iraans dagblad
IRNA, officieel Iraans persbureau
Peyvand, Iraanse nieuwssite
Reuters
Reporters sans Frontières (www.rsf.org)
United Nations (www.un.org)
71
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
- Commission on Human Rights, Civil and Political Rights, including the
Question of Torture and Detention. Report of the Working Group on Arbitrary
Detention. E/CN.4/2004/3/Add.2, 27 juni 2003.
U.S. Department of State (www.state.gov)
- Iran Country Reports on Human Rights Practices 2001, 4 maart 2002
- International Religious Freedom Report Iran, 15 september 2004.
Weekly Press Digest,
Vol. 17, vanaf nummer 24, 5 juni 11 juni 2004, tot en met nummer 50, 4
december 10 december 2004.
72
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
I Kaart van Iran
73
Algemeen ambtsbericht Iran | februari 2005
II Grafisch overzicht van Iraanse staatsstructuur
Geestelijk Leider Raad van Hoeders President
van de Grondwet
Vergadering van Beoordelingsraad
Experts
Kabinet
Parlement (Majlis)
Kiezers
74
Redacteur(en):
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
+31 (0)70 348 5612
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken