Gerechtelijke organisatie

Achttien jaar voor moord op Tinka van Rooij

Breda, 14 april 2005 - Voor het (mede)plegen van de moord op Tinka van Rooij, het wegmaken van haar lijk, de bedreiging van een brigadier van politie en het bezit van vuurwapens heeft de rechtbank te Breda vandaag aan de hoofdverdachte A.N. 18 jaar gevangenisstraf opgelegd. De eis van de officier van justitie was 20 jaar. Voor de straf is mede bepalend geweest de gruwelijke wijze waarop het slachtoffer om het leven is gebracht en de gevoelens die de moord bij de ouders teweeg heeft gebracht, alsmede de onrust in de samenleving. Ook de huichelachtigheid van de verdachten jegens de ouders van het slachtoffer na de moord heeft hierbij gewicht in de schaal gelegd. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat de verdachte geweigerd heeft zich in het Pieter Baan Centrum aan onderzoek naar zijn geestesgesteldheid te onderwerpen. Gevaar voor herhaling acht de rechtbank aanwezig nu er in de relationele sfeer eerder sprake is geweest van gewelddadigheden.
Er is op grond hiervan volgens de rechtbank aanleiding de veiligheid van de samenleving gedurende langere tijd te waarborgen.

Medeverdachte A. de B.
De rechtbank heeft de medeverdachte A. de B. voor het medeplegen van de moord op Tinka van Rooij en het wegmaken van haar lijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De eis was 15 jaar. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit de gedragingen van deze verdachte een bewuste en nauwe samenwerking kan worden afgeleid. De verdachte heeft wel een grote rol gespeeld, maar heeft niet zelf de dodelijke slagen toegebracht. De verdachte had een blanco strafblad. Het verweer van de verdachte dat bij de verhoren door de politie ontoelaatbare druk is uitgeoefend is verworpen omdat wel gebleken is van intensieve verhoren, maar niet van ontoelaatbare druk.

Medeverdachte J.B.
De medeverdachte J.B. is door de rechtbank voor het medeplegen van de moord op Tinka van Rooij, het wegmaken van haar lijk en het bezit van een vuurwapen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De eis was 12 jaar. Bij de straf heeft meegewogen dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, een kleinere rol heeft gespeeld dan de hoofdverdachte en de medepleger A. de B. en een blanco strafblad had.
Deze verdachte heeft aangevoerd dat hij geen medepleger is omdat hij voorafgaande aan de moord daarmee geen bemoeienis heeft gehad. Dat verweer is verworpen. Volgens de rechtbank staat vast dat de verdachte de locatie heeft aangewezen waar het lijk over boord gegooid kon worden en dat hij voor de kettingen heeft gezorgd waarmee het lijk is verzwaard.
Voorts heeft de verdachte zich beroepen op psychische overmacht, maar de rechtbank is - in navolging van een deskundige die hieromtrent is gehoord - van oordeel dat de verdachte zich had kunnen onttrekken. Dat hij door de hoofdverdachte A.N. is bedreigd, is niet komen vast te staan.

Verdachte M. van der V.
De verdachte M. van der V. is door de rechtbank wegens heling veroordeeld tot een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest (31 dagen) en 60 voorwaardelijk. Hij heeft geen bemoeienis gehad met de moord, maar heeft na de moord wel de auto van Tinka van Rooij uit elkaar gehaald en in onderdelen verkocht wetende dat naar deze auto werd gezocht.

Verdachte B.B.
De rechtbank heeft de van betrokkenheid bij de moord op Tinka van Rooij verdachte B.B. vrijgesproken. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de verdachte van de plannen om de moord te plegen op de hoogte was, maar voor het plegen van de moord geen ondersteunende - of uitvoeringshandelingen heeft verricht. Evenmin is komen vast te staan dat zij ondersteunende - of uitvoerende handelingen heeft verricht teneinde het lijk weg te maken. Er kan geen wettelijke bepaling worden aangewezen op grond waarvan op de verdachte de rechtsplicht rustte om het misdrijf te beletten. Op haar rustte wel een morele plicht.

Bron: Rechtbank Breda
Datum actualiteit: 14 april 2005 Naar boven