EERSTE KAMER
Eerste Kamer: Kennis is niet te koop
Kennis is niet te koop
In vele toonaarden en bewoordingen is dinsdag 12 april 2005 in de
Eerste Kamer tijdens een beleidsdebat met de bewindslieden van
Onderwijs over 'ondernemend hoger onderwijs' gezegd dat kennis niet te
koop is, maar door noeste arbeid verkregen dient te worden.
'Universiteiten en onderzoeksinstellingen zijn er niet om geld te
verdienen', gaf minister Van der Hoeven toe in een reactie op
kanttekeningen die zes senatoren in de eerste ronde van het debat
hadden gemaakt. De Eerste Kamerleden hamerden niet alleen op ruimte
voor creativiteit bij wetenschappelijk onderzoek, maar ook op goed
onderwijs door inspirerende docenten. Te veel wordt onder druk van de
bezuinigingen onderwijs gegeven door beginnende wetenschappers,
meenden de meeste sprekers. De senatoren waren het overigens wel eens
met de opvatting van de regering dat universiteiten en instellingen
voor hoger beroepsonderwijs zich ondernemender in de maatschappij
dienen op te stellen.
De PvdA-fractie vindt het hoger onderwijs ondernemend als het nieuwe
maatschappelijke ontwikkelingen signaleert en deze ontwikkelingen
vertaalt in nieuwe activiteiten, nieuwe diensten of nieuwe producten.
'Daarbij hoort initiatief nemen en risico's niet schuwen', zei mevrouw
Maas-de Brouwer namens de PvdA. Mevrouw Maas haalde de vijf I's aan
van het Sociaal Cultureel Planbureau om de definitie van ondernemend
hoger onderwijs uit te diepen. Deze I's staan voor: Individualisering,
Internationalisering, Intensivering, Informatisering en
Informalisering. In dit verband keerde mevrouw Maas zich tegen massale
hoorcolleges die nog steeds niet zijn vervangen door meer passende
vormen van kennisoverdracht. Zij vond ook dat selectie aan de poort
tot maatwerk moet leiden. Zij prees de universiteit in Wageningen voor
zijn internationale aanpak, maar wees erop dat de meeste andere
instellingen voor hoger onderwijs in Nederland het op dit punt laten
afweten. 'In sombere buien denk ik wel eens dat het hoger onderwijs
vooral voor zijn bekostiging uit is op het binnenhalen van studenten
van elders'. De Haagse Hogeschool kreeg een pluim van de PvdA als
voortrekker van duaal onderwijs, waarbij de arbeidspraktijk een rol
speelt. 'Jarenlang studeren zonder feeling met de arbeidspraktijk is
steeds minder jongeren gegeven. Men wil sneller weten waar 'het' toe
dient, meende mevrouw Maas. Zij pleitte voor een onderbreking van de
leerweg tussen bachelor en master om studenten de ruimte te geven voor
het ontwikkelen van competenties die tijdens de opleiding zelf niet
aan de orde komen.
Op het punt informatisering kreeg het hoger onderwijs van mevrouw Maas
de Open Universiteit als lichtend voorbeeld voorgeschoteld. Over het
onderwerp informalisering zei mevrouw Maas: 'Informalisering is meer
dan je stropdas af doen in een debat met studenten'. De PvdA vindt dat
er minder bestuurslagen moeten komen, omdat de afstand met de
studenten en de hardwerkende docenten te groot is geworden. De PvdA
wilde ook weten of het Innovatie Platform onder leiding van de premier
een 'opmaat' zal worden voor een nieuw ministerie van
Wetenschapsbeleid of van Technologie en Innovatie.
Senator Woldring (CDA) constateerde dat het niet goed gaat met de
kenniseconomie in dit land. 'Nederland is in de eerste jaren van deze
eeuw van de derde op de vijftiende plaats terecht gekomen van de
concurrerende economieën in Europa', zei Woldring. Hij wees erop dat
Nederland volgens de laatste cijfers 1,80 procent van het Bruto
Binnenlands Product besteedt aan 'onderzoek en ontwikkeling', terwijl
in de Europese Unie is afgesproken dat dit in 2010 drie procent moet
zijn. Senator Woldring prees het Innovatie Platform voor wat het in
gang heeft gezet (minder belemmeringen voor kennismigranten uit landen
buiten de EU; versterking van excellent onderzoek in relatie tot
bedrijfsinnovatie), maar stelde kritische vragen over wat het Platform
niet aanpakt, zoals file- en milieuproblemen en het vergroten van de
arbeidsproductiviteit in de gezondheidszorg. Aanpak van deze
maatschappelijke problemen zou het Platform meer uitstraling geven,
verwacht de CDA-fractie. Senator Woldring verzette zich tegen de
opvatting dat universiteiten en hogescholen ondernemingen zijn. Hij
gunde deze instellingen wel een ondernemende kant. Zij mogen wat hem
betreft aansluiting zoeken bij de kennis- en onderzoeksbehoeften van
bedrijven en maatschappelijke organisaties en daarmee hun inkomsten
vergroten. Maar er dient wel overheidsgeld beschikbaar te blijven voor
fundamenteel wetenschappelijk onderzoek 'dat economisch altijd riskant
is'. De CDA-fractie vindt dat hoger onderwijs niet alleen aandacht
behoort te hebben voor kennisinnovatie en economische groei, maar ook
voor 'de vitaliteit van morele waarden die de civiele samenleving
mogelijk maken en die het bindmiddel voor haar functioneren zijn'.
Kritische kanttekeningen plaatste de CDA-fractie bij het voornemen van
de regering om instellingen voor hoger onderwijs voor een deel te gaan
financieren door het invoeren van leerrechten voor studenten. Zou dat
niet tot teveel concurrentie tussen verschillende instellingen leiden,
vroeg de CDA-fractie. Het CDA in de Eerste Kamer vindt dat niet zozeer
concurrentie en flexibiliteit in het onderwijsaanbod de belangrijkste
argumenten voor het invoeren van leerrechten moeten zijn, maar de
onderwijsbehoeften van studenten en een hoogwaardige kwaliteit van het
onderwijs.
Namens de VVD-fractie spiegelde mevrouw Dupuis de beleidsvoornemens
van de regering in de notitie uit februari 2005: 'Naar een nieuwe Wet
op het Hoger Onderwijs en Onderzoek' aan de aanbevelingen die in 1987
zijn uitgebracht door het Nederlands Gesprek Centrum. Dat rapport van
achttien jaar geleden ademt volgens mevrouw Dupuis 'een weldadig
liberale geest: meer ruimte, meer vrijheid voor universiteiten,
aandacht voor kwaliteit en internationalisering'. Overigens wijst de
VVD de door het Nederlands Gesprek Centrum voorgestelde privatisering
van de universiteiten af. De VVD vindt dat de voornemens van de
regering nu veel te weinig openingen bieden voor een werkelijke
verandering van de situatie, vooral op de punten selectie van
studenten (ruimte voor toptalenten) en differentiatie van bijvoorbeeld
het collegegeld. Ook hekelde de VVD de kwaliteit van het onderwijs.
'Bij veel faculteiten wordt het belangwekkende onderwijs in de
propedeuse vaak opgedragen aan de docenten met de minste ervaring,
assistenten in opleiding en jonge medewerkers'. De VVD vindt onderwijs
meer een overheidstaak dan onderzoek, maar blijft toch de eerste
geldstroom voor onderzoek een belangrijke peiler van universiteiten
vinden. Op het punt van de internationalisering verwees mevrouw Dupuis
naar de 16e en 17e eeuw toen er een bloeiende uitwisseling was tussen
de vele Europese universiteiten. 'Ondanks de moeilijkheden van het
lange reizen was de student uit die eeuwen veel mobieler dan de
huidige studenten en wellicht ook zelfs docenten', zei mevrouw
Dupuis.
SP-woordvoerder Van Raak pleitte voor een andere vorm van
studiefinanciering. Hij zei dat de huidige studiefinanciering een
student niet veel meer oplevert dan wat hij aan collegegeld moet
betalen. 'Waarom houden we studenten nog de illusie voor dat zij
financiële ondersteuning krijgen, als zij dat geld meteen weer kwijt
zijn aan collegegeld?', vroeg de SP-senator. Van Raak verzette zich
ertegen universiteiten en hogescholen als 'bedrijven' te behandelen.
'Het is opmerkelijk dat het bedrijfsleven, de sector die het minste
investeert in onderzoek en ontwikkeling, in toenemende mate als model
wordt genomen voor het hoger onderwijs'. De SP-senator gunde het hoger
onderwijs niet de bange managersmentaliteit die hij het bedrijfsleven
toedichtte 'met de blik zo sterk gericht op de commerciële korte
termijn belangen'.
Senator Schuyer van D66 sprak mede namens zijn collega Ten Hoeve van
de Onafhankelijke Senaatsfractie. Schuyer zei dat het kernpunt in de
benadering van onderwijs en onderzoek op universitair en HBO-niveau
dient te zijn 'het prikkelen van nieuwsgierigheid bij de studenten'.
De D66-senator kritiseerde een televisie-optreden van staatssecretaris
Rutte, waarin hij met nadruk ervoor pleitte dat hoger onderwijs mensen
zou inspireren om eigen ondernemer te worden nu de animo om in
Nederland ondernemer te worden tot een bedenkelijk peil is gezakt,
terwijl eigen ondernemingen voor veel werkgelegenheid kunnen zorgen.
Schuyer vond het wel zinvol studenten met de praktijk in ondernemingen
te confronteren, maar de roep om ondernemers te kweken vraagt naar
zijn mening teveel van het hoger onderwijs. 'D66 heeft toenemende
aarzelingen over de uitbreiding van taken voor het onderwijs.
Onderwijs moet zich concentreren op zijn primaire taak: het aanreiken
van kennis en de toepassing daarvan'. Ook Schuyer pleitte voor
differentiatie in collegegeld. De kosten van bijvoorbeeld een
medicijnenstudie zijn aanmerkelijk hoger dan bijvoorbeeld die van een
rechtenstudie, betoogde de D66-senator.
Namens de fracties van ChristenUnie en de Staatkundig Gereformeerde
Partij brak senator Schuurman een lans voor echte vernieuwing in het
hoger onderwijs. 'Vernieuwing is te verwachten van wetenschappelijk
onderzoek dat gewekt wordt door de nieuwsgierigheid van de
wetenschappelijk onderzoeker en dat naar haar aard belangeloos en
onbaatzuchtig is. Wanneer die belangeloosheid en onbaatzuchtigheid
onder druk komen te staan, zal de bron voor echte vernieuwing
uitdrogen'. Schuurman pleitte ook voor ruimte voor creativiteit voor
student en onderzoeker. Hij vond het onwenselijk dat universiteiten
feitelijk beroepsopleidingen worden. 'Door universiteiten in alles mee
te zuigen in het 'innovatieproject' gooi je het kind met het badwater
weg', zei Schuurman.
In haar beantwoording kondigde minister Van der Hoeven aan dat in juni
het Innovatie Platform komt met een presentatie van onderwerpen die
nader uitgewerkt zullen worden. Van de 500 miljoen euro die de
coalitiepartijen in het Paasakkoord extra voor onderwijs hebben
uitgetrokken, gaat 100 miljoen naar het voortgezet hoger en middelbaar
onderwijs (vhmo) en 400 miljoen naar innovatie en onderzoek, meldde
minister Van der Hoeven aan de Eerste Kamer. Zij noemde de stichting
van een farmaceutisch top-instituut voor onderzoek naar medicijnen als
een van de voorbeelden van nieuwe projecten. In een reactie op kritiek
van CDA-senator Woldring over het gebruik van vele Engelse termen zei
minister Van der Hoeven: 'Ik wil niet de Vlamingen volgen. Zij willen
voor elk vreemd woord een Vlaams equivalent bedenken. Maar ik vind wel
dat je Engelse woorden alleen zou moeten gebruiken als die voor
verduidelijking zorgen'.
Staatssecretaris Rutte verwierp de gedachte dat ondernemend hoger
onderwijs alleen bedoeld zou zijn om de welvaartsstaat te dienen. 'Het
zou verschrikkelijk zijn als dat het is waarmee wij op dit moment
bezig zijn', zei Rutte in zijn beantwoording. Over de leerrechten van
studenten zei hij, dat hij niet gelooft in shoppende studenten. Rutte:
'Het invoeren van leerrechten is niet bedoeld om shoppende studenten
die in Groningen beginnen en via Maastricht hun studie in Amsterdam
afmaken, te gerieven, in de trant van V&D is niet goed; ik ga naar de
Bijenkorf'. Rutte zei te willen bereiken dat studenten voorstellen
gaan doen voor verbetering als zij het onderwijs niet goed vinden. De
student zou zich betrokken moeten gaan voelen bij de instelling die
hij heeft gekozen. Voor de financiering betekent dit dat instellingen
aan het begin van een studie al geld krijgen van de overheid en niet
pas aan het einde als er een diploma is behaald. Rutte wil ook de
positie van docenten versterken. Verbeteringen zouden doorgevoerd
kunnen worden door beperking van de bureaucratie bij de overheid en
instellingen zelf en door de instellingen transparanter te maken,
betoogde de staatssecretaris. De staatssecretaris wil via experimenten
uitvinden hoe selectie aan de poort het beste kan en ook hoe
collegegeld van verschillende hoogte voor verschillende
studierichtingen ingevoerd kan worden. Hij haalde de Amerikaan Burton
Clark aan die de Universiteit van Twente heeft aangeprezen als een
moderne, ondernemende universiteit. Rutte: 'Hij had ook andere
universiteiten kunnen noemen. Wij vervullen een voorbeeldfunctie in
Europa'. De staatssecretaris kondigde tevens aan dat de ministeries
van Onderwijs en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
binnenkort met een projectgroep beginnen om in Nederland het 'leven
lang leren' van de grond te krijgen. Daarbij zal het hoger onderwijs
ook een rol krijgen. Rutte mikt erop dat het aantal oudere studenten
met 20 tot 30 procent toeneemt. Hij denkt daarbij aan allochtone
vrouwen die op latere leeftijd willen gaan studeren, maar ook aan
mensen met een mbo-opleiding die na een tijdje werken verder willen
studeren aan een HBO-instelling.
Meer informatie: www.eerstekamer.nl
Nadere inlichtingen: voorlichting Eerste Kamer
Tel 070 3129 255 /355/351
(Jan Willem de Savornin Lohman 06 53 84 06 10)
14 apr 05 13:25