College van Beroep voor het bedrijfsleven
Aanvang verjaringstermijn
Ingevolge artikel 3:307, lid 1 van het BW verjaart een rechtsvordering
tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een
doen door verloop van 5 jaren na de aanvang van de dag, volgende op
die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Het tweede lid bepaalt
dat in geval van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd de
termijn pas gaat lopen van de aanvang van de dag, volgende op die
waartegen de schuldeiser heeft meegedeeld tot opeising over te gaan.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat op de onderhavige
renteloze geldlening ingevolge het Bijstandsbesluit Zelfstandigen het
tweede lid van artikel 3:307 van het BW van toepassing is, aangezien
sprake is van een verbintenis tot nakoming na onbepaalde tijd. Eerst
met het besluit van 17 september 2001, verzonden op 19 september 2001,
heeft het College betrokkenen meegedeeld tot opeising over te gaan,
zodat de verjaringstermijn van 5 jaar van artikel 3:307, lid 2, BW is
aangevangen op 20 september 2001.
LJ Nummer
AT0371
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 14 april 2005 Naar boven