Rijksuniversiteit Groningen

037 - Groot hockeytalent toont zich op veertienjarige leeftijd

Datum: 5 april 2005

Een permanente toppositie in het internationale hockey, dat is volgens sportkoepel NOC*NSF waarnaar de Nederlandse hockeyers moeten blijven streven. En daarvoor zijn nieuwe, betere trainingsprogramma's nodig, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek zoals dat van bewegingswetenschapper Marije Elferink-Gemser. Ze concludeert in haar proefschrift dat hockeytalent zich al op jonge leeftijd openbaart in een combinatie van tactisch inzicht, motivatie en een hoog basisniveau van hockeyspecifieke fysiologische kwaliteiten. Elferink-Gemser promoveert op 14 april aan de RUG.

Hoe zorg je er als land of club voor dat je permanent over de beste hockeyspelers beschikt? Door talent vroegtijdig te signaleren en daarna te ontwikkelen met stimulerende trainingen. Dat klinkt eenvoudig, maar voordat je passende trainingen kunt ontwikkelen, moet je eerst weten wat talent precies is en hoe het zich uit. Elferink-Gemser: `Het lijkt erop dat een hockeyer de grootste kans heeft om de top te halen, als hij al op zijn veertiende jaar over bepaalde eigenschappen beschikt.'

Talent en toptalent

Tót hun veertiende jaar, lijkt het verschil tussen subtoppers en toppers nog niet zo groot. Daarna worden in korte tijd grote verschillen zichtbaar. Toptalenten tonen boven-gemiddelde motivatie op het veld en daarbuiten, sterk tactisch inzicht en een goede techniek. Fysiek springen ze eruit op de voor hockey erg belangrijke herhaalde sprint, wendbaarheid (draaien en keren) en het uithoudingsvermogen. Talent is méér dan de bal beheersen en hem af en toe netjes geplaatst in de goal laten verdwijnen, aldus Elferink-Gemser: `Je moet talent vanuit verschillende invalshoeken bekijken om het te kunnen onderscheiden. Van technisch sterke spelers wordt al snel gezegd dat ze talent hebben. Maar minstens net zo belangrijk is tactisch inzicht; op het juiste moment de juiste actie.'

Techniek en conditie

Natuurlijk onderscheiden de toppers zich óók in de techniek, bijvoorbeeld bij de slalom dribbel. Een bal moet met de stick zo snel mogelijk slalom tussen een rijtje pionnen door gemanoeuvreerd worden. Zo trainen hockeyers hun wendbaarheid ten opzichte van andere spelers. Toptalenten zijn mét bal bijna even snel aan het eind van de pionnen als zonder, terwijl iets minder talentvolle spelers kostbare seconden verliezen. Minder sterke spelers kunnen, zo blijkt uit het onderzoek, tot hun zestiende jaar nog enige compensatie vinden in hun uithoudingsvermogen. Na die leeftijd is compensatie van een tekort aan sportspecifiek uithoudingsvermogen door andere prestatiebepalende kwaliteiten niet meer mogelijk en volstaat alleen een hoog basisniveau van essentiële hockeyvoorwaarden als motivatie, techniek en tactisch inzicht.

Metingspakket

Elferink-Gemser gebruikte voor haar onderzoek metingen van 247 verschillende getalenteerde hockeyers uit de hoogste klasse. Aan de eerste metingen deden 126 hockeyers mee. Daarna volgde de promovenda 65 sporters drie jaar lang om hun ontwikkeling over een langere periode in kaart te kunnen brengen. Ze liet het hele pakket van metingen op de hockeyers los, van lengte, gewicht en vetpercentage tot fysieke en tactische kwaliteiten.

Curriculum vitae

Marije Titia Elferink-Gemser (Sneek, 1973) studeerde bewegingswetenschappen aan de RUG. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de Faculteit der Psychologische, Pedagogische en Sociale Wetenschappen (PPSW). Elferink-Gemser promoveert tot doctor bij prof. dr. Theo Mulder, dr. Chris Visscher en dr. Koen Lemmink, allen verbonden aan de RUG. Het onderzoek is medegefinancierd door het NOC*NSF. Elferink-Gemser werkt sinds 1 januari als universitair docent bij bewegingswetenschappen aan de RUG. De titel van het proefschrift luidt: Today's talented youth field hockey players, the stars of tomorrow? A study on talent development in field hockey.

Noot voor de pers

Informatie: Marije Elferink-Gemser, tel.: (050)363 26 16 of 06 46 21 73 43 e-mail: m.t.gemser@ppsw.rug.nl