Ministerie van Buitenlandse Zaken

de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen (word)

Informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen (word)

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG

Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Datum 14 april 2005 Auteur Mw. drs. B. M. Karel Kenmerk DIE-151/05 Telefoon 070 348 48 76
Blad 1/6 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 2 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen C.c.

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit
2. Communication from the Commission to the Council, European Neighbourhood Policy, Recommendations for Armenia, Azerbaijan, Georgia and for Egypt and Lebanon

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï
Fiche 1: Verordening inzake rechten luchtreizigers met beperkte mobiliteit Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de rechten van luchtreizigers met beperkte mobiliteit

Datum Raadsdocument: 23 februari 2005
Nr Raadsdocument: 6622/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 47
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. EZ, JUST, FIN, DEF, VWS, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Transport, Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze verordening geeft passagiers met een beperkte mobiliteit het recht op een bepaald niveau van diensten op alle luchthavens van de gemeenschap, ongeacht met welke maatschappij er gevlogen wordt. Deze diensten (in het algemeen te omschrijven als het vervoer en begeleiding op de luchthaven zelf en alles wat daarmee samenhangt) moeten gratis worden geleverd. In de praktijk wordt deze service vaak al geleverd, maar in het kader van het gemeenschapsbeleid van non-discriminatie en de toenemende vergrijzing van passagiers vindt de Commissie het van belang deze service om te zetten in gemeenschapsrecht. Verder wordt in de verordening vastgesteld dat de luchthaven verantwoordelijk is voor het organiseren van deze diensten. De luchtvaartmaatschappijen zullen een bijdrage moeten leveren aan de luchthavens die is gebaseerd op het totaal aantal passagiers dat op die luchthaven wordt vervoerd, waarmee de Commissie denkt de non-discriminatie te waarborgen. Deze bijdrage moet gebaseerd worden op de werkelijke kosten en hierover moet vooraf door de luchthaven met de maatschappijen worden geconsulteerd. De verordening geldt voor alle vluchten vanaf EU luchthavens en vluchten vanaf non-EU luchthavens naar EU bestemmingen met EU carriers.

Rechtsbasis van het voorstel: Art 80, lid 2 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. Het voorstel leent zich beter voor een communautaire dan nationale aanpak i.v.m. benodigde harmonisatie zonder dat er concurrentievervalsing tussen de verschillende luchthavens optreedt en de communautaire aanpak van passagiersrechten in het algemeen. Proportionaliteit: positief. Een verordening is het geëigende instrument om de beoogde doelstellingen te behalen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Voor de rijksoverheid zijn de kosten gerelateerd aan het opzetten van een instantie die toeziet op de naleving van de verordening, die de kwaliteitseisen t.a.v. de dienstverlening toetst, de communicatie naar de passagiers verzorgt en zorgdraagt voor afhandeling van klachten van passagiers over de uitvoering van de verordening. Hiervoor zou gebruik gemaakt kunnen worden van de instantie die n.a.v. de denied boarding verordening is opgericht. De Commissie verwijst in het begeleidend schrijven zelf naar deze instantie. Nederland is hier voorstander van aangezien dit aanzienlijk zal schelen in de startkosten. Bij de verdere invulling van de verordening in de praktijk zal Nederland bepleiten dat gegevensoverdracht zoveel mogelijk elektronisch zal gebeuren. Voor de denied boarding verordening is 1fte voor Verkeer en Waterstaat (en ¤ 90.000) gereserveerd voor de handhaving en klachtenafhandeling en informatievoorziening, wat in de praktijk erg krap blijkt. Voor wat betreft de passagiers met beperkte mobiliteit en de daarbij horende handhaving dient vooralsnog rekening gehouden te worden met een zelfde raming. Het bedrijfsleven is op te splitsen in luchthavens en luchtvaartmaatschappijen. De luchthavens worden geacht een systeem/instantie op te zetten dat de diensten levert en dat coördineert met de gebruikers van de luchthaven. Zoals voorgesteld in de verordening, moeten de luchtvaartmaatschappijen betalen voor de geleverde service aan de luchthaven, naar rato van het totaal aantal passagiers dat zal worden vervoerd door de luchtvaartmaatschappijen. Overigens is dit volgens de Commissie vergelijkbaar met de huidige kosten voor de luchtvaartmaatschappijen die nu nog per passagier met beperkte mobiliteit worden afgerekend.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Lidstaten worden verzocht (art. 11) om een handhavende instantie op te richten om op de implementatie toe te zien, alsmede om sancties op te leggen. Voorts vraagt de Commissie lidstaten de passagiers de mogelijkheid te geven om bij deze instantie klachten over een eventuele overtreding van de verordening in te dienen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Deze verordening zal een jaar na publicatie in het publicatieblad in werking treden. Dit is wellicht aan de krappe kant gelet op de onduidelijkheden in het voorgestelde systeem van kostenverhaling.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Nog onzeker i.v.m onduidelijkheid van de extraterritoriale werking van dit voorstel (zie ook Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling)

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland staat in algemene zin positief tegenover het opnemen van de rechten van personen met beperkte mobiliteit in het gemeenschapsrecht en het vaststellen van een verantwoordelijke instantie voor deze diensten. In de huidige Nederlandse situatie betalen zowel de luchthaven Schiphol alsmede de maatschappij waarmee gevlogen wordt beiden een gedeelte van de kosten die gemaakt worden voor mensen met beperkte mobiliteit op Schiphol. Volgens het voorstel kunnen alle kosten worden doorberekend aan de luchtvaartmaatschappijen die gebruik maken van de luchthaven, proportioneel aan het aantal passagiers dat vervoerd wordt op de betreffende luchthaven door die maatschappijen. Hiermee waarborgt de Commissie dat alle maatschappijen een deel van de kosten betalen, ongeacht het aantal personen met beperkte mobiliteit dat door hen vervoerd wordt. Hiermee beoogt de Commissie de non-discriminatie te waarborgen. Nederland ziet graag dat andere marktpartijen, zoals bijvoorbeeld de luchthaven zelf, betrokken worden in de verdeling van de kosten, aangezien het niet opportuun is alleen de maatschappijen voor de gemaakte kosten verantwoordelijk te stellen. Aandachtspunten betreffen de eventuele extraterritoriale werking en de invulling van de handhaving. Voor wat betreft de mogelijke extraterritoriale werking (geldigheid van de verordening voor passagiers die van en naar een luchthaven in een non-EU land reizen) zal de Commissie om duidelijkheid worden gevraagd. Dit met name in het licht van Artikel 1 lid 3. Nederland wil graag bevestiging dat op non-Europese luchthavens de carrier verantwoordelijk is voor het leveren van de service. Verder is de uiteindelijke invulling niet geheel duidelijk, aangezien luchthavens de uitvoering aan derden (en ook de luchtvaartmaatschappijen) over kunnen laten. Wat dit in de praktijk zal betekenen is nog onduidelijk. Nederland zal hier bij de behandeling van het voorstel aandacht voor vragen. De Commissie heeft zich verplicht bij elk voorstel een Impact Assesment te leveren, hetgeen hier nog ontbreekt. Nederland zal de Commissie vragen alsnog te komen met deze Impact Assesment. Ook moet er gekeken worden naar voorstellen voor personen met beperkte mobiliteit in het spoorvervoer, zodat dezelfde definities worden gebruikt in beide voorstellen. In dat voorstel wordt ook gesproken over aansprakelijkheid voor schade aan rolstoelen en andere voorwerpen. Bovendien is de assistentie aan boord uitgebreider beschreven.

Fiche 2: Mededeling over Europees Nabuurschapsbeleid; Armenië, Azerbeidzjan; Egypte en Libanon Titel:
Communication from the Commission to the Council, European Neighbourhood Policy, Recommendations for Armenia, Azerbaijan, Georgia and for Egypt and Lebanon

Datum Raadsdocument: 15 maart 2005
Nr. Raadsdocument: 7313/05
Nr. Commissiedocument: COM(205)72 final
Eerstverantwoordelijk ministerie: BZ i.o.m. FIN, LNV, EZ, JUS, VROM, V&W

Behandelingstraject in Brussel: COEST, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In juni 2004 heeft de Europese Raad het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP) goedgekeurd. Het doel van het ENP is het ontstaan van nieuwe scheidingslijnen tussen de uitgebreide EU en haar buren te voorkomen en hen de mogelijkheid te bieden aan diverse activiteiten van de EU deel te nemen, via verruimde politieke, veiligheids-, economische en culturele samenwerking.

Het ENP richt zich tot de buurlanden van de uitgebreide EU en de landen die als gevolg van de uitbreiding dichter bij de EU zijn gekomen. De Raad heeft in juni 2004 de aanbeveling van de Commissie overgenomen om ook Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het toepassingsgebied van het ENP op te nemen. In december 2004 keurde de Raad landenrapporten en actieplannen goed voor Israël, Jordanië, Moldavië, Marokko, Oekraïne, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië. De onderhavige mededeling geeft op hoofdlijnen de inhoud van de vijf landenrapporten, die feitelijk van aard zijn. De mededeling biedt een overzicht van de huidige politieke en economische situatie in het ENP-land. De Commissie geeft per land aan welke kernacties moeten worden opgenomen in het Actieplan. De kernacties zijn zowel politiek, economisch als institutioneel van aard.

Wat betreft Armenië, Azerbeidzjan en Georgië doet de Commissie de aanbeveling aan de Raad om de algemene oriëntatie zoals verwoord in de landenplannen goed te keuren en tevens akkoord te gaan met het starten van consultaties over actieplannen, in nauwe samenwerking met de Hoge Vertegenwoordiger en het Voorzitterschap. De Commissie benadrukt daarbij dat de actieplannen landenspecifiek zullen zijn en dat elk land op z'n eigen merites zal worden beoordeeld. De lidstaten zullen nauwgezet op de hoogte worden gehouden van de consultaties. Daarnaast noemt de Commissie de mogelijkheid van een 'new enhanced agreement' voor deze landen, bij afloop van de huidige Partnerschaps- en Samenwerkingsverdragen, als en wanneer de implementatie van de actieplannen bevredigend verloopt.

Wat betreft Egypte een Libanon (goedkeuring van de landenrapporten evenals toestemming voor start van consultaties over actieplannen voor deze landen werd reeds verleend in het kader van de besluitvorming over het ENP) geeft de Commissie aan zo spoedig mogelijk te zullen beginnen met consultaties.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (betreft een mededeling)

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t. (betreft een mededeling)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t. (betreft een mededeling)

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t. (betreft een mededeling)

Consequenties voor de EU-begroting:
Strikt genomen geen, want het betreft een mededeling. De uit de mededeling voortvloeiende start van de voorbereidingen van de actieplannen heeft geen consequenties voor de EU-begroting. Tot 2007 wordt uitvoering van de actieplannen gefinancierd vanuit TACIS (voor Armenië, Azerbeidzjan en Georgië) en MEDA (voor Egypte en Libanon). Per 2007 zal dit gebeuren vanuit het nieuwe instrument ENPI waarover momenteel onderhandeld wordt in het kader van de Financiële Perspectieven 2007-2013.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Volgens OESO-criteria kwalificeren deze vijf landen zich als ontwikkelingsland. Nederland onderhoudt een bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met Armenië en Georgië.

Verruimde politieke, veiligheids-, economische en culturele samenwerking tussen deze landen en de EU onder het ENP zal in principe de mogelijkheden vergroten om de ontwikkeling van en armoedebestrijding in deze landen te bevorderen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is akkoord met de landenrapporten en staat positief t.o.v. de aanbeveling van de Commissie om te beginnen met consultaties over actieplannen voor deze landen. Ten aanzien van de mogelijkheid van een 'new enhanced agreement' voor de Zuidkaukasische landen, bij afloop van de huidige Partnerschaps- en Samenwerkingsverdragen en wanneer de implementatie van de actieplannen bevredigend verloopt, benadrukt Nederland dat dit niet mag leiden tot een verkeerde indruk bij deze landen t.a.v. het toetredingsperspectief. Derhalve zal Nederland inzetten op een vermelding hiervan in de aan te nemen Raadsconclusies. De komende tijd dienen de ontwikkelingen in Libanon goed gevolgd te worden, inclusief de rol van Hezbollah. De consultaties over het actieplan voor Libanon kunnen uiteraard pas beginnen wanneer er een nieuwe regering is. In het algemeen en in het bijzonder ten aanzien van Azerbeidzjan en Armenië vindt Nederland dat voldoende aandacht uit moet gaan naar mensenrechten, democratisering, de oplossing van onderlinge conflicten, economische hervormingen en duurzame ontwikkeling en milieu. Er moet ruimte bestaan voor tempoverschillen per land in afronding en aanvaarding van actieplannen. Daarnaast is Nederland van mening dat bij maken van actieplannen (voor de Zuidkaukasische landen) de ervaringen van Raad van Europa en OVSE zoveel mogelijk dienen te worden benut.