Ministerie van Buitenlandse Zaken

verzoek inzake informatie over de sta nd van zaken rond een MER-advies over de oliepijplijn Azerbeidjan/ Georgië (word) Mime-Version: 1.0

Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum | 12 april 2005                      |Behand|R. van den Boom      |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DMW-253/05                          |Telefo|070 - 348.6033       |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/2                                 |Fax   |070 - 348.4303       |
|Bijlag|5                                   |rj-vanden.boom@minbuza.nl    |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Uw verzoek inzake informatie over de|                             |
|t     |stand van zaken rond een MER-advies |                             |
|      |over de oliepijplijn                |                             |
|      |Azerbeidzjan/Georgië.               |                             |
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Financiën, de reactie aan op uw verzoek (002-05-Fin) gedaan tijdens het algemeen overleg van 21 april 2004 inzake het MER-advies over de oliepijplijn Azerbeidzjan/Georgië (TK 26234, nr. 32).

Georgië bleek bereid een volledige Milieu Effect Rapportage te willen uitvoeren. De Nederlandse Commissie MER heeft in de diverse stadia van de totstandkoming van deze rapportage ondersteuning verleend aan de regering van Georgië. Zo werd in juni 2001 advies gegeven op de concept-richtlijnen voor de MER van dit project. Vervolgens werd in juli 2002 een beoordeling gedaan van de voorlopige versie van het MER-rapport, zowel wat betreft de milieu- als de sociale aspecten. In november van datzelfde jaar werd advies uitgebracht over de definitieve versie van de MER. De Georgische regering gaf op 2 december 2002 een vergunning voor de aanleg van de pijpleiding, waarbij de uitvoering verbonden werd aan dertien voorwaarden. In de loop van 2003 werd aanvullende informatie verschaft. Hierover kon de Commissie MER aan de regering van Georgië advies uitbrengen. Tenslotte werd in december 2004 een beoordeling en advies afgegeven over de nakoming van genoemde voorwaarden van de milieuvergunning door de uitvoerders van het project. De constructie van de pijpleiding is in mei 2003 van start gegaan en is inmiddels goeddeels afgerond. De olie gaat naar verwachting in juli stromen. Een uitgebreid stelsel voor monitoring is thans onderdeel van het BTC-project, bestaande uit negen verschillende lagen variërend van operationeel bedrijfstoezicht tot nationale monitoring door de drie betrokken landen, die daarbij ook nationale NGO's betrekken, en tot toezicht door een panel van experts die rapporteren aan de grootste investeerder in het project, British Petroleum.

De Georgische overheid heeft veel van deze casus geleerd, haar wetgeving gemoderniseerd en een meerjarenprogramma voor capaciteitsontwikkeling op milieubeleid opgezet. De milieurisico's van het project zelf zijn in kaart gebracht en door aanvullende maatregelen gereduceerd. Het risico van aardverschuivingen die de pijpleiding zouden kunnen verwoesten is aanzienlijk verkleind (maar niet volledig weggenomen). Het advies van de Commissie MER heeft de Georgische overheid de mogelijkheid gegeven om de milieurisico's in kaart te brengen en initiatieven te ontwikkelen om deze te minimaliseren. Tevens is ruim aandacht gekomen voor de sociale aspecten van het project en de spin-off voor de lokale bevolking. In dit kader is onder andere een community investment programma gestart.

Voor de bijlagen bij deze brief verwijs ik u naar de internetsite http://www.eia.nl/nceia/products/reports.htm.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


---- --