Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u, naar aanleiding van mijn brief aan uw Kamer van 29 september 2003 inzake de evaluatie van het MoU over het jaar 2002, het nieuwe Memorandum of Understanding (MoU) aan tussen Rwanda en Nederland. Dit MoU is op 11 maart 2005 door de Rwandese Minister van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassadeur te Kigali ondertekend.
In deze brief zal allereerst worden ingegaan op het verloop van de onderhandelingen tussen beide partijen. Vervolgens zal de onderbouwing worden gegeven voor de inhoud van het nieuwe MoU. Tot slot zal de evaluatie van het 'oude' MoU over de jaren 2003/2004 ter sprake komen en zal worden ingegaan op de wenselijkheid en haalbaarheid van een gezamenlijk MoU tussen Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland enerzijds en Rwanda anderzijds.
1. Verloop van de onderhandelingen
Naar aanleiding van mijn brief aan uw Kamer van 29 september 2003 inzake de evaluatie van het MoU over het jaar 2002 (DAF-644/03), is door mij toegezegd het MoU met Rwanda te zullen herzien, aangezien de inhoud van het oude MoU was gedateerd en Rwanda na de verkiezingen van 2003 een nieuwe fase is ingegaan. De ervaringen met het MoU zijn positief. Zo biedt het MoU een handvat voor het voeren van een beleidsdialoog en is het een kader voor de Nederlandse inzet in Rwanda, mede om de voorspelbaarheid hiervan te vergroten. Tevens draagt het MoU bij aan een inzichtelijke monitoring van de uitvoering van beleidsafspraken en activiteiten binnen de partnerschapsrelatie met Rwanda.
Ambassade Kigali heeft vorig jaar een nieuw concept MoU voorgelegd aan de Rwandese autoriteiten dat vergelijkbaar was met het oude MoU. In het hierop volgend overleg tussen Nederland en Rwanda kwam naar voren dat in het concept relatief weinig aandacht werd geschonken aan de langere termijn inzet van Nederland binnen de partnerschapsrelatie met Rwanda. Hierdoor zou het accent binnen de beleidsdialoog te veel komen te liggen op de voorwaarden die ten grondslag liggen aan de samenwerking, terwijl de dialoog zou moeten gaan over de uitvoering van de wederzijdse verplichtingen binnen de samenwerking gericht op de realisatie van gemeenschappelijke doelstellingen. De Nederlandse ambassade heeft daarop samen met de Rwandese autoriteiten een herzien MoU opgesteld dat:
1. Geënt is op het voeren van een politieke dialoog op basis van gelijkwaardigheid; en
2. Beter aansluit bij het MoU dat Rwanda heeft afgesloten met Zweden (met het VK is Rwanda nog in onderhandeling).
2. Inhoud van het nieuwe MoU
In vergelijking met het MoU 2002 geeft het nieuwe MoU meer ruimte voor een open en constructieve dialoog. Bovendien is het nieuwe MoU meer in balans voor wat betreft wederzijdse verplichtingen. Het nieuwe MoU bestaat uit een kaderovereenkomst die de wederzijdse intentie tot een langdurige bilaterale relatie tussen de twee landen benadrukt. Om het geheel van politieke, sociale en economische ontwikkelingen in kaart te brengen die samenhangen met de algemene afspraken binnen het MoU, is een lijst indicatoren opgesteld mede op basis van de afspraken gemaakt in het kader van OESO/DAC inzake 'goed donorgedrag'. Deze lijst dient voor Nederland als uitgangspunt voor bilaterale gesprekken over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het MoU en de daaruit volgende verplichtingen. Voor Nederland zijn enkele belangrijke punten zoals de relatie met de DRC en meer openheid en tolerantie in de Rwandese samenleving in deze indicatoren verwerkt.
3. Evaluatie over de jaren 2003-2004 / gezamenlijk MoU
Het rapport van de evaluatie van het MoU over de jaren 2003-2004 zal in mei 2005 gereed zijn. Het jaarlijkse bilaterale beleidsgesprek tussen de Rwandese autoriteiten en Nederland zal na deze evaluatie plaatsvinden.
Nadat tevens de evaluaties van het Zweedse en het Britse MoU zijn gemaakt, wordt bezien in hoeverre een gezamenlijk MoU tot de mogelijkheden behoort. Een MoU tussen deze drie landen en de Rwandese overheid kan voor alle partijen voordelig zijn. Zo zullen de Rwandese autoriteiten in mindere mate worden geconfronteerd met donoren die verschillende voorwaarden hanteren en wordt zo de schaarse capaciteit van de overheid minder belast. Tevens zal de politieke dialoog meer gewicht krijgen wanneer de drie landen samenwerken.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken