Contactpersoon
-
Datum
11 april 2005
Ons kenmerk
DGP/SPO/U.05.00692
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
2040511560
Onderwerp 2040511670
kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van de leden Van Hijum
en Buijs en van het lid Gerkens ten aanzien van de dienstregeling 2007 en
de ambities van het spoorvervoer.
De vragen betreffen alle de dienstregeling 2007 in relatie tot enerzijds de
ambities in de Nota Mobiliteit en anderzijds de openstelling van de HSL-
Zuid. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de vragen wil ik eerst in
samenhang een algemene toelichting geven.
Algemene toelichting
NS, ProRail en de goederenvervoerders zijn op dit moment samen bezig een
nieuwe dienstregeling te ontwerpen voor het jaar 2007. Onder meer als
gevolg van de ingebruikname van de HSL, de Betuweroute en de 4-sporigheid
Amsterdam-Utrecht in dat jaar en de aansluiting daarvan op bestaand spoor,
moet de treinenloop volledig opnieuw ontworpen worden. Hierbij vindt een
integrale heroverweging plaats om een betrouwbaarder treindienst te maken
die beter aansluit op de behoeften van reiziger en verlader, waarbij ook
wordt gekeken naar de wensen van de decentrale overheden. Randvoorwaarden
daarbij zijn onder andere klantattractiviteit, maakbaarheid en
bijstuurbaarheid van de dienstregeling.
Aan deze grootschalige en logistiek complexe opdracht wordt inmiddels
anderhalf jaar gewerkt door de spoorsector. Op dit moment zijn nog
verschillende varianten van het herontwerp op hoofdlijnen in beeld.
Ik blijf graag bereid, zoals ik u in mijn brief van 21 december 2004
(DGP/SPO/U.04.04657) heb toegezegd, om u tijdig over de uitgangspunten van
de dienstregelingwijziging te informeren. Op dit moment is mijn ministerie
gestart met een inventariserend gesprek met de sector over de bouwstenen
hiervoor. De spoorsector heeft mij nog geen plannen gepresenteerd noch
besluiten genomen ten aanzien van de nieuwe dienstregeling. Het is voor mij
dan ook niet mogelijk om in de beantwoording van de kamervragen vooruit te
lopen op concrete wijzigingen in de dienstregeling op specifieke trajecten.
Ik zal spoedig na afronding van deze gesprekken mijn toezegging gestand
doen.
Hieronder licht ik toe op welke wijze ik toekomstige
dienstregelingwijzigingen zal toetsen binnen de kaders van de concessies en
wetgeving.
Het vervoerplan en de dienstregeling zullen inhoudelijk moeten voldoen aan
de vereisten die daartoe gesteld zijn in de concessie. Artikel 9, onderdeel
1, van de concessie schrijft voor dat NS in het vervoerplan aangeeft in
hoeverre en op welke wijze het aangeboden vervoer voldoet aan de
vervoersvraag van en naar enerzijds de grote steden en de economische
kerngebieden (in het bijzonder gedurende de spits) en anderzijds alle
landsdelen. Het gaat hier dus om een motivering ten aanzien van de match
tussen vervoersvraag en vervoersaanbod.
Gegeven deze match tussen vervoersvraag en vervoersaanbod, moet NS
motiveren waarom het vervoersaanbod wijzigt ten opzichte van het daaraan
voorafgaande dienstregelingjaar. Voor de dienstregeling 2007 gaat het dus
om een toelichting op de wijziging in het vervoersaanbod ten opzichte van
de dienstregeling 2006. Deze moet inzichtelijk worden gemaakt in het
vervoerplan en is aan mijn instemming onderhevig. Het is daarbij niet de
bedoeling de concrete dienstregeling te onderwerpen aan voorafgaande
instemming, maar om te bezien of en op welke wijze NS aan de vervoersvraag
voldoet.
NS moet bovendien voorgenomen wijzigingen in de dienstregeling minimaal
eenmaal per jaar voor advies voorleggen aan de consumentenorganisaties en
decentrale overheden en gemotiveerd aangeven hoe is omgegaan met deze
adviezen. Bij tussentijdse structurele wijzigingen in de dienstregeling
dient de NS mij vooraf te informeren en bovendien de
consumentenorganisaties om advies te vragen.
Het is NS dus niet toegestaan om zomaar, ongemotiveerd wijzigingen aan te
brengen in het vervoersaanbod in de dienstregeling. Eventuele wijzigingen
in het vervoersaanbod in de dienstregeling zal ik toetsen aan de
verplichtingen in de concessie. Binnen de kaders van de vervoerconcessie
heeft NS uiteraard de vrijheid om zelf afwegingen en keuzes te maken om
zodoende te optimaliseren en te rationaliseren. Zolang de dienstregeling
voldoet aan de concessievoorschriften heb ik geen reden en geen grond om in
te grijpen.
Daarnaast zal NS bij het ontwerp van de dienstregeling uiteraard ook moeten
voldoen aan de voorschriften ten aanzien van de minimale bediening van
stations (artikel 13 concessie). Voor de 'grote' stations gaat het hierbij
om minimaal twee keer per uur in iedere richting.
Schriftelijk gestelde vragen
Ik kom dan nu tot de beantwoording van de vragen. Allereerst ga ik in op de
vragen van
de leden Van Hijum en Buijs over de treinverbinding tussen Zeeland en
Schiphol.
1. Heeft u kennisgenomen van het bericht omtrent het mogelijk komen te
vervallen van de rechtstreekse intercity tussen Zeeland en
Schiphol ?
1. Ja, hiervan heb ik kennis genomen.
2. Welke plannen heeft de NS om deze verbinding daadwerkelijk te
schrappen?
2. Door de komst van de HSL-Zuid infrastructuur ontstaat er extra
capaciteit. Het is
mogelijk om de vrijkomende capaciteit op het hoofdrailnet in te zetten
voor de verbetering van het vervoer, zoals bijvoorbeeld voor frequent
stadsgewestelijk vervoer. Ik kan me goed voorstellen dat optimaal
gebruik van rijksinfrastructuur er toe leidt dat de lange-
afstandstreinen over de HSL rijden. Deze overwegingen waren juist
onderdeel van de positieve afweging bij de keuze van kabinet en Kamer
om de HSL aan te leggen. Overigens heeft NS op dit moment aan mij nog
geen plannen gepresenteerd ten aanzien van de nieuwe dienstregeling en
is het dus nog te vroeg om hier concrete uitspraken over te doen.
3. Deelt u de mening dat de komst van de HSL niet ten koste mag gaan van
reguliere verbindingen tegen een normaal tarief?
3. Ook na de komst van de HSL moet NS aan de voorschriften in de
vervoerconcessie voldoen. De vervoerconcessie garandeert verbindingen
over het hoofdrailnet tegen een normaal tarief. Artikel 15 van de
concessie bevat vereisten ten aanzien van de jaarlijkse
tariefswijzingen. Het doel van de voorschriften in deze concessie is
de reizigers die zijn aangewezen op de trein te beschermen tegen te
grote tariefstijgingen door NS op het hoofdrailnet, gegeven het
vervoersaanbod. De toegestane tariefstijging wordt beperkt voor de
kaartsoorten waarvan wordt aangenomen dat vooral de reizigers zonder
vervoersalternatief ze gebruiken. Het gaat hierbij onder meer om de
tweede klas kaartjes (voor de niet-beschermde kaartsoorten is NS vrij
om de tarieven te bepalen). Zie verder het antwoord op vraag 2.
4. Hoe beoordeelt u het voornemen van de NS waarbij mensen een
duurder alternatief opgedrongen krijgen, in het licht dat het gebruik
van openbaar vervoer bevorderd moet worden?
1. Van opdringen is geen sprake. Er blijft een verbinding tegen normaal
tarief over bestaand spoor en een duurdere, snellere verbinding over
de HSL. Voor de verplichtingen rondom de dienstregelingswijzigingen
verwijs ik u naar de algemene toelichting.
5. Deelt u de mening dat in de afspraken met de NS de
bereikbaarheid van alle regio's inzet van het beleid moet zijn en
blijven, zoals vastgelegd in de concessie?
5. Ja, die mening deel ik. De bereikbaarheid van alle regio's is en
blijft inzet van het beleid. Daarom zijn in de concessie voorschriften
opgenomen over de bereikbaarheid van de grote steden, de economische
kerngebieden en de landsdelen. Aan die voorschriften moet NS blijven
voldoen. Zie verder de algemene toelichting.
Hieronder volgen de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens over de
ambities voor het spoorvervoer.
1. Wat is uw mening over de ambities van de spoorsector zoals genoemd in
het
artikel 'Dienstregeling 2007: geen hogere frequenties'?
1. Zie voor een antwoord op deze vraag de algemene toelichting.
2. Kunt u aangeven hoe u ervoor zorgt dat de ambities in de Nota
Mobiliteit ook
door de spoorsector uitgevoerd worden? Bent u daarover in gesprek met
de vervoerders?
2. Momenteel wordt de inspraakfase (PKB2) van de Nota Mobiliteit
afgerond, waarna het kabinetsstandpunt zal volgen (PKB3). Uiteindelijk
vindt het vastgestelde beleid haar weerslag in de begroting van
Verkeer & Waterstaat. De begroting en de concessies vormen het
toetsingskader voor het jaarlijks door de NS in te dienen vervoerplan
en het door ProRail in te dienen beheerplan. Momenteel ben ik dus met
NS in gesprek over het vervoerplan 2006. Voor het overige verwijs ik u
naar de algemene toelichting.
3. Is het waar dat NS, Railion en ProRail onderhandelen over een
'voor iedereen aanvaardbare dienstregeling', waarbij 'geen voorrang
gegeven wordt aan reizigersvervoer of goederenvervoer, korte of lange
afstand, Randstad of regio en financieel gewin of publiek belang'? Hoe
verhoudt zich dit tot de wens van de Kamer om reizigersvervoer
voorrang te geven? Hoe verhoudt zich dit tot de ambities van de Nota
Mobiliteit?
3. Optimalisatie van verschillende belangen in overleg is
maatschappelijk wenselijk. Zoals beoogd met de nieuwe Spoorwegwet zijn
vervoerders en beheerder op dit moment met elkaar in overleg om
gezamenlijk tot een optimale dienstregeling te komen. In geval van
conflicterende capaciteitsaanvragen over de
hoofdspoorweginfrastructuur moet worden voldaan aan de verplichtingen
zoals vastgelegd in het Besluit Capaciteitsverdeling
Hoofdspoorweginfrastructuur. Dit besluit is vastgesteld in de Tweede
Kamer.
Het capaciteitsverdelingsproces wordt ingevuld door ProRail in
samenspraak met vervoerders. In het besluit is onder andere vastgelegd
welke prioritering gehanteerd wordt bij de toekenning van
capaciteitsaanvragen aan personenvervoerders, goederenvervoerders
en/of de spoorwegbeheerder in situaties van overbelastverklaring.
Wanneer er sprake is van een overbelastverklaring, omdat partijen er
in onderling overleg niet uit kunnen komen, dan dient ProRail in
eerste instantie bij de verdeling van capaciteit rekening te houden
met de minimumniveaus voor personenvervoer en goederenvervoer, zoals
opgenomen in artikel 8 van het Besluit Capaciteitsverdeling. Bij
conflicterende capaciteitsaanvragen dient vervolgens verdeeld te
worden op basis van de prioriteitsvolgorde, zoals opgenomen in artikel
10 van het besluit. Hierin is het stadsgewestelijk personenvervoer als
eerste opgenomen in de prioriteitsvolgorde. Deze verdelingsregels
worden alleen toegepast wanneer de vervoerders en de beheerder in
onderling overleg niet tot overeenstemming kunnen komen. Partijen
moeten dus eerst proberen er gezamenlijk uit te komen en dat is
precies wat ze nu proberen te doen.
In alle gevallen geldt dat NS bij dienstregelingwijzingen moet blijven
voldoen aan de voorschriften in de concessie. Of er nu wel of geen
overeenstemming is bereikt tussen vervoerders en beheerder ten aanzien
van de capaciteitsverdeling.
4. Is het waar dat de rechtstreekse intercityverbinding tussen
Rotterdam en Amsterdam dreigt te verdwijnen en de reizigers zullen
moeten kiezen tussen de duurdere HSL of de tragere sneltrein? Bent
u bereid er voor te zorgen dat deze intercityverbinding behouden
blijft en te voorkomen dat reizigers tussen deze twee steden de dupe
worden van de HSL-Zuid? Zo neen, waarom niet?
4. NS heeft nog geen definitieve plannen gepresenteerd ten aanzien
van de nieuwe dienstregeling. Daarom is het dus te vroeg om hier nu
uitspraken over te doen. Voor een verdere beantwoording van deze vraag
verwijs ik u naar de algemene toelichting en het antwoord op de vragen
2,3,4, van de leden Van Hijum en Buijs hierboven.
5. Kunt u aangeven wat uw positie is in het aangeven van
hoofdlijnen en prioriteiten voor de spoorsector? Bent u bereid uw
politieke verantwoordelijkheid te nemen en sturing te geven?
5. Zie voor een beantwoording van deze vraag de algemene toelichting.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
mw drs M.H. Schultz van Haegen
-----------------------
Provinciale Zeeuwse Courant, 26 maart jl.
OV Magazine, nr.2, 2005
Trouw, 24 maart jl.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat