Minister laat aantal belangrijke vragen nog onbeantwoord
AOb positief over VMBO-plannen Van der Hoeven
De Algemene Onderwijsbond (AOb) is positief over de grote lijn in de VMBO-plannen van minister Van der Hoeven, die zij maandag 11 april presenteerde. Ze wil met extra aandacht en middelen de zwakkere kanten van het VMBO verbeteren, zonder het VMBO op te willen heffen. Hiermee keert zij zich tegen de ongefundeerde maar gemakkelijk scorende roep om afschaffing van het VMBO en de terugkeer van de ambachtschool. Martin Knoop, dagelijks bestuurder AOb: De minister erkent dat we niet terug moeten willen naar het tijdperk van de stoomtrein. Tegelijkertijd wil ze de Hogesnelheidslijn wel blijven verbeteren. Dat pleit voor haar. En ze lijkt zich zelfs te realiseren dat dat niet gratis kan.
Naast te wijzen op de noodzaak te investeren in huisvesting, inventaris en leermiddelen én het vergroten van de autonomie op de scholen, staat de minister uitvoerig stil bij de taak waar docenten in het VMBO voor staan, en de competenties die zij daarvoor moeten hebben: in (sommige richtingen van) het VMBO moeten docenten meer dan in andere onderwijsrichtingen om kunnen gaan met leer- en gedragsproblemen. Dit vergt extra aandacht hiervoor op de lerarenopleidingen. Ze erkent dat afgestudeerden van de Pabo vaak een goede pedagogische basis hebben om les te geven aan het VMBO. Door te stellen dat de Pabo-ers nog wel hun lesbevoegdheid moeten halen, erkent zij tegelijkertijd de noodzaak van een vakinhoudelijke opleiding. Lerarenopleidingen zouden hun curricula moeten aanpassen om studenten een betere pedagogisch didactische basis te geven voor het werken op een VMBO. Martin Knoop, AOb: Zowel de vakinhoudelijke als de pedagogisch didactische kennis is van groot belang, maar gelukkig laat de minister de scholen tegelijkertijd wel vrij om te bepalen waaraan in hun specifieke situatie de meeste behoefte is. Lesgeven in de onderbouw van de basisberoepsgerichte leerweg stelt tenslotte andere eisen aan de docenten dan lesgeven in de bovenbouw van de theoretische leerweg. Bovendien kan een school op deze manier de samenstelling van (de bekwaamheden in) het team beter op elkaar afstemmen.
De AOb betreurt het wel dat de minister zich niet uitlaat over de positie en de (benodigde) competenties van het zittende personeel, behalve dan dat er een heel pakket veranderingensplannen wordt gepresenteerd. En dat dus het personeel op een andere manier moet gaan werken. De lezer kan zelf concluderen dat hiervoor wellicht andere vaardigheden van belang zijn. Het mag niet zo zijn, vindt de AOb, dat het zittende personeel op stel en sprong moet voldoen aan nieuwe eisen, zonder daarbij de mogelijkheid te krijgen zich om- of bij te scholen. Dat betekent ook dat hiervoor geld beschikbaar moet zijn.
Daarom hoopt de AOb, als grootste vertegenwoordiger van het personeel in het VMBO, nauw betrokken te worden bij de verdere uitwerking van de plannen van de minster. Martin Knoop, AOb: De door de minister aangegeven denkrichting is voor ons een goede basis om constructief mee te werken. Zij kan haar plannen eigenlijk niet verder uitwerken zonder ons daarbij te betrekken. Eventuele verschillen van inzicht in de uitwerking kunnen namelijk het best zo snel mogelijk opgelost worden, om de aanpassingen ook zo snel mogelijk te kunnen invoeren.
Algemene Onderwijsbond
Algemene Onderwijsbond