SER advies is `beleefd vernietigend' over dienstenrichtlijn
Het Financieele Dagblad kopte eerder deze week dat de Sociaal
Economische Raad de betwiste Europese dienstenrichtlijn zou steunen.
Even verder wordt echter al duidelijk dat het advies verdeeld is. Maar
zelfs dat verdeelde advies is - weliswaar op beleefde toon -
vernietigend over het huidige voorstel voor een dienstenrichtlijn. Ik
lees dat de SER de richtlijn onacceptabel vindt als de tekst niet
fundamenteel wordt aangepast: veel kritischer dus dan minister
Brinkhorst wellicht van de SER had verwacht.
---
door Kartika Liotard, lid van het Europees Parlement voor de SP
---
Het ontwerp-advies moet nog voorgelegd worden aan de achterban.
Duidelijk is dat de FNV leden zich reeds tegen het huidige voorstel
voor een dienstenrichtlijn hebben uitgesproken, in een ledenpanel en
tijdens de internationale demonstratie in Brussel op 19 maart. Hun
bezwaren richtten zich met name op het oorsprongslandbeginsel en de
wel erg ruime vrijheid van vestiging. Ook de SER maakt bezwaar tegen
de reikwijdte van beide instrumenten. Het huidige voorstel kan leiden
tot postbusvestigingen in landen met een zwakkere regelgeving, om van
daaruit met het oorsprongslandbeginsel in de overige lidstaten een
concurrentievoordeel te halen boven autochtone bedrijven. De SER
constateert daarnaast een spanning tussen dit beginsel en het
internationaal privaatrecht met betrekking tot contracten en met het
Europees Overeenkomstenverdrag (EVO) waar het gaat om het recht dat
van toepassing is op de arbeidsovereenkomst en zelfs strijdigheid met
het Europese Verdrag zelf. Niet in het minst vreest de SER de opkomst
van - nog meer - schijnzelfstandigen die geheel en al buiten elke CAO
vallen. De passages uit de richtlijn die zouden moeten zorgen voor
kwaliteitsbewaking bij vestigingen in het buitenland zijn volgens de
SER-conclusies `te vrijblijvend'. Hetzelfde oordeel wordt geveld over
de waarborgen voor consumenten en de regeling aangaande garanties.
Stuk voor stuk kritiekpunten die minister Brinkhorst tot nog toe
volledig ontkende. Mij dunkt dat hij deze visie nu toch ernstig moet
herzien.
Desalniettemin stapt ook het verdeelde ontwerp SER-advies nog
makkelijk over een aantal hobbels heen. Zo zou het onderwijs in
Nederland niet worden beïnvloed door de dienstenrichtlijn omdat dit
grotendeels met overheidsmiddelen wordt gefinancierd. Daar valt echter
nogal wat op af te dingen. Ten eerste vallen privaat-gefinancieerde
hogescholen en universiteiten wel degelijk onder `economische
dienstverlening' volgens artikelen 49 en 50 van het Verdrag, waarmee
in principe het hele onderwijs na de middelbare school onder de
bepalingen van de dienstenrichtlijn valt. Maar ook op VMBO, HAVO en
VWO niveau bestaan in Nederland al tal van particuliere scholen, zoals
de Luzac-colleges. Een buitenlandse onderwijsaanbieder kan op deze
markt niet geweerd worden en het oorsprongslandbeginsel is dan ook wel
degelijk van toepassing op gedetacheerde leerkrachten, met alle
gevolgen van dien. En ten tweede heeft een `commercieel' alternatief
natuurlijk ook gevolgen voor de inhoud en de kwaliteit van het
openbare onderwijs, zoveel heeft ons de ervaring in omroepland wel
geleerd.
Ook op het gebied van gezondheidszorg is de SER vol vertrouwen. Via
drie of vier paragrafen en overwegingen zou je met wat goede wil in de
dienstenrichtlijn kunnen lezen dat lidstaten voor de zorg altijd
case-by-case uitzonderingen kunnen maken op het oorsprongslandbeginsel
en de vrijheid van vestiging, zolang de argumenten daarvoor maar
non-discriminatoir, objectief en transparant zijn. De Raad vergeet
daarbij echter dat niet weldenkende SER-leden daar uiteindelijk over
oordelen, maar het Directoraat Generaal Interne Markt van de Europese
Commissie. En in hun ogen - zo leert de ervaring - is elk obstakel tot
winstmaximalisatie meteen een ontoelaatbare beperking van de vrije
handel en is hun oordeel dienovereenkomstig.
Toch is de meest fundamentele kritiek op de dienstenrichtlijn niet
betrokken in het SER-advies en dat is een gemiste kans. Deze brede
kaderrichtlijn wordt voorgesteld om het - soms moeizaam - bereiken van
compromissen tussen lidstaten te omzeilen. Eerst harmoniseren, dan pas
liberaliseren, zó heeft Europa ook haar vrij markt voor goederen
verkregen. De dienstenrichtlijn gooit nu dit Europese sociale systeem
in de prullenbak en kiest onomwonden voor beleidsconcurrentie en de
marktwetten van de jungle. In dat proces worden geen compromissen
gezocht of gevonden, dat leidt juist zonder meer tot een race naar de
bodem. Daarnaast is deze dienstenrichtlijn in haar huidige vorm is zó
breed en dientengevolge zó abstract dat de invoering ervan een doos
van Pandora opent. Nu al vechten juristen over de juiste uitleg van de
artikelen. In die zin zal `Bolkestein' zeker goed zijn voor een
werkgelegenheidsimpuls onder ambtenaren van de Europese Commissie, het
Hof van Justitie en advocaten. In de echte wereld echter zal het een
dynamiek op gang brengen die niet valt toe te juichen. Waar publieke
diensten nu nog op inhoud en kwaliteit worden beoordeeld, worden
straks concurrentieoverwegingen als winst en kostprijs meer en meer
leidend. Verruiming van de detacheringsmogelijkheden en de kansen die
sommige bedrijven zullen zien en grijpen om goedkoper personeel te
leveren zullen op korte termijn CAO-lonen en arbeidsvoorwaarden in
Nederland onder druk zetten. Dan is niet meer van belang of artikel x
uit hoofdstuk y van de dienstenrichtlijn wel of niet met verdrag z
precies in overeenstemming is. Dan neemt de dagelijkse werkelijkheid
weer de overhand en zijn het de machtsverhoudingen in de markt die de
ontwikkeling van de samenleving bepalen. Voor zaken als zorg,
onderwijs, cultuur en arbeidsomstandigheden moeten we dat niet willen.
Onze beschaving is niet te koop.
8 april 2005
Socialistische Partij