Ingezonden persbericht


Brief aan V. Geel over Niwo-registratie

Aan de Staatssecretaris van Milieubeheer 8 april 2005 De heer drs. P.L.B.A. van Geel
Postbus 20951
2500 EZ DEN HAAG

u-42.3402/5.4/JV

Betreft: NIWO registratie

Geachte heer Van Geel,

In ons schrijven van 23 november 2004 hebben wij bezwaar aangetekend tegen de door u ingestelde registratieverplichting voor vervoerders van afvalstoffen per binnenvaartschip. Uit uw antwoord van 11 januari 2005 blijkt dat u, afgezien van het bij de Europese Commissie aan de orde stellen van de Europese harmonisatie op dit gebied, geen redenen ziet de regeling te wijzigen. Wij zijn van mening dat de door u gekozen oplossing - de registratie voor de binnenvaart onderbrengen bij het NIWO - niet adequaat werkt, ondoordacht is ingesteld, geen rekening houdt met de specifieke omstandigheden van de binnenvaart, overbodig en uitsluitend theoretisch te rechtvaardigen is. Bedacht vanuit een werkelijkheid die de sector vreemd is. Voor zover ons bekend zijn er geen feiten die een dergelijke oplossing rechtvaardigen. De oplossing is hier vele malen belastender dan het probleem, als er al een probleem zou zijn.

De aan de bevrachters die bemiddelen bij vervoer van afval opgelegde verplichting om zich te registreren is zonder vrijstelling. De verplichting aan de vakbekwaamheidseis te voldoen "het meest belastende gedeelte van de regeling" blijft voor deze groep onverkort van toepassing. De argumentatie hiervoor ontbreekt. De relevante cursussen die inzicht zouden kunnen geven in de wijze waarop in de binnenvaart afval wordt vervoerd eveneens. Door de zeer verreikende definitie van afvalstoffen is in de praktijk bijna iedere bemiddelaar of binnenvaartbedrijf genoodzaakt zich te laten registreren. Dit vanwege de (on)mogelijkheid een bepaald transport uit te kunnen voeren.

Van belang hierbij is dat de feitelijke vervoerder op geen enkele wijze invloed uitoefent op de wijze waarop met de lading wordt gehandeld en daar dan ook geen enkele zeggenschap over heeft. Andere gegevens dan die voor het transport van belang zijn zoals, toestand, gebruiksdoel en eindbestemming zijn niet bekend bij de vervoerder. Dit geldt ook voor de bemiddelaar/bevrachter.

Dit alles is des te betreurenswaardiger aangezien er reeds een registratie van binnenvaartvervoerders door de overheid plaatsvindt die zonder enige moeite gebruikt zou kunnen worden en hetzelfde effect zou hebben voor de onderhavige registratie. De nadelen van de huidige registratie zoals in bovengenoemde brief is aangegeven worden vermeerderd door problemen bij de uitvoering van de regeling. Een aantal voorbeelden zal dit verduidelijken.

. Ondanks de afspraak die door het NIWO met het Ministerie van Justitie en de gemeenten is gemaakt voor de acceptatie van de verklaring omtrent het gedrag zijn er verschillende gemeenten die aanvragers doodleuk terug laten komen onder verwijzing naar de gemeentelijke regelgeving. Het autonomiebeginsel wordt door sommige gemeenten zeer strikt genomen. . De vraag wie er vervoerder is volgens de regeling blijft onbeantwoord. . De "eenvoudige accountantsverklaring" wordt soms wel en soms niet geĂŻnterpreteerd als de verklaring van een registeraccountant. . De bevrachter die aan de eisen voor het transport in Duitsland voldoet. Daar een driedaagse cursus met goed gevolg heeft afgesloten, wordt op generlei wijze tegemoetgekomen. Hem wordt verteld dat dit geen effect heeft op de bevoegdheid in Nederland. Van hem wordt verwacht dat hij zijn vakbekwaamheid ook in Nederland aantoont. . Het bedrijf dat problemen heeft om aan de kredietwaardigheideisen te voldoen wordt zonder enige zin of noodzaak uitgesloten van een groot deel van de binnenvaarttransporten.

In uw antwoord op vragen vanuit het parlement geeft u aan dat ook zaken waarvan het niet voor de hand ligt, onder afvalstoffen worden aangemerkt. Daarbij komt dat de vraag wanneer goederen afvalstoffen zijn door geen van de ministeries wordt beantwoord en ook niet zonder meer te beantwoorden is. Een schipper of bevrachter is dan ook niet in staat zich vooraf te vergewissen of hij afval gaat vervoeren of niet.

Een betrekkelijk simpel voorbeeld:
Hoogovenslakken zijn afvalstoffen, want afkomstig uit het primaire proces waarvan men zich wenst te ontdoen. Tevens zijn hoogovenslakken onder bepaalde voorwaarden grondstoffen die hergebruikt worden. Of het volgens de door de overheid gehanteerde definitie afvalstoffen zijn hangt onder meer af van de vraag of er nog een 'procesgang' zit tussen de aanbieding voor vervoer en de uiteindelijke verwerking. Dit betekent feitelijk dat het criterium afvalstof in dit geval afhankelijk is van het feit of er na het binnenvaarttransport nog iets mee gebeurt voor het als ondergrond voor een weg wordt gebruikt. Het moge duidelijk zijn dat dit soort criteria onwerkbaar zijn.

Op grond van bovenstaande argumenten verzoeken wij u nogmaals de registratie op een ander wijze te regelen. Het gebruik van een reeds bestaand registratiesysteem zonder aanvullende eisen verdient ons inziens de voorkeur. Tevens bevelen wij u aan uw inspanningen te richten op de registratie van binnenvaartschepen op Europees niveau. Dit zou tot gevolg hebben dat binnenvaartbedrijven uitsluitend in het land waar zij gevestigd zijn geregistreerd moeten worden. Door de internationale dimensie van de binnenvaart is het niet ondenkbaar dat de sector met deze geld- en tijdverslindende, zinloze en bureaucratische overheidsbemoeienis in meerdere Europese landen wordt geconfronteerd. Wij verzoeken u nogmaals uw besluit te heroverwegen en u in te spannen voor een met de Richtlijn overeenstemmende Europese regeling. Indien dit niet mogelijk is moeten tenminste de nationale regelingen wederzijds binnen de EU erkend worden.

Hoogachtend,

Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart
Kantoor Binnenvaart

Mr. A.N. Roos P. van Driel
Directeur Kantoor Binnenvaart
Centraal Bureau voor de Vasteland 12c
Rijn en Binnenvaart 3011 BL Rotterdam
Postbus 23133 tel. 010 2060600
3011 KC Rotterdam fax. 010 4147584
tel. 010 4115900
fax. 010 4129091


---- --