Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
15-05-SZW FEZ/ASV/2005/25364
Onderwerp Datum Contactpersoon
CPB-rapport WIA 8 april 2005
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij verzocht
mijn reactie op het CPB-onderzoek naar de nieuwe Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(WIA) uiterlijk 12 april 2005 aan uw Kamer te doen toekomen in verband met de
rondetafelgesprekken op 14 april a.s.. Aan het verzoek van uw Kamer voldoe ik in deze brief.
Tevens is gevraagd om de uitvoerings- en toezichtstoets ten aanzien van de Invoeringswet WIA ter
beschikking te stellen aan uw Kamer. Conform mijn toezegging in het debat van woensdag 23
maart jl. zal ik de toetsen gelijktijdig met de indiening van het wetsvoorstel Invoeringswet WIA aan
uw Kamer doen toekomen.
In antwoord op uw verzoek omtrent het CPB-onderzoek kan ik u het volgende mededelen.
Woensdag 6 april heeft het CPB het memorandum "Structurele effecten van de WIA"
gepubliceerd. Ik heb met belangstelling kennis genomen van de inhoud van dit memorandum en
doe uw Kamer hierbij mijn reactie toekomen.
Het doel van de stelselherziening WAO is dat werknemers ondanks belemmeringen in de
gezondheid toch maximaal kunnen meedoen in het arbeidsproces en zich daarin ook verder kunnen
ontplooien. Het nieuwe stelsel is gericht op werk: op arbeidsgeschiktheid in plaats van
arbeidsongeschiktheid. Belangrijke onderdelen van de stelselherziening naast de WIA zijn de sinds
1 januari 2004 van kracht zijnde Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (VLZ)
en de aanpassing van het Schattingsbesluit per 1 oktober 2004. In de Memorie van Toelichting bij
het wetsvoorstel WIA dat ik aan uw Kamer heb toegezonden, wordt de stelselherziening in
samenhang gepresenteerd.
De stelselherziening is zowel gericht op het vergroten van het aantal mensen dat beschikbaar is
voor de arbeidsmarkt als op het vaker dan nu omzetten van de beschikbaarheid voor de
arbeidsmarkt in daadwerkelijke arbeid. Het aantal mensen dat beschikbaar is voor de
arbeidsmarkt neemt vooral toe vanwege de VLZ en het Schattingsbesluit. Het CPB geeft aan dat
de WIA door een beter prikkelwerking ertoe leidt dat personen met een
arbeidsongeschiktheidspercentage tussen de 15 en 35% en gedeeltelijk arbeidsgeschikten hun
aantal gewerkte uren uitbreiden.
2
In het Sociaal Akkoord van 2004 heeft het kabinet met de sociale partners met betrekking tot de
WIA nadere afspraken gemaakt. Zo zullen volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in
aanmerking komen voor een permanente loongerelateerde uitkering ter hoogte van 70% van hun
laatstverdiende loon. Zij vallen na verloop van tijd niet meer terug naar een lager
vervolguitkeringsniveau zoals nu in de WAO het geval is. De IVA wordt daarmee uiteindelijk
0,75 miljard duurder. Het CPB bevestigt in zijn analyse deze raming. Overigens heeft deze
afspraak geen effect op de werkgeverslasten, omdat gelijktijdig de zogenoemde hiaat-
verzekeringen op de private markt, ter waarde van een zelfde bedrag, vervallen.
In het Sociaal Akkoord is voorts afgesproken dat de uitkering voor volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten met 5% punt zal worden verhoogd en de Pemba zal worden afgeschaft
als de instroom in de IVA beperkt blijft tot maximaal 25.000 en sociale partners de afspraak uit
het sociaal akkoord naleven dat de loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren beperkt blijft tot
cumulatief 170% van het loon. Het CPB raamt een lastenstijging van 1,0 miljard voor deze
uitkeringsverhoging en afschaffing van Pemba. Deze lastenverzwaring is opgebouwd uit de directe
kosten van de uitkeringsverhoging à 350 miljoen en van gedragseffecten van werkgevers en
werknemers à 650 miljoen. Wat de gedragseffecten betreft, gebruikt het CPB gangbare
rekenmethodes gebaseerd op empirische gegevens uit onderzoeken, die er van uit gaan dat
wijziging van uitkeringsniveau en wijziging in de mate van premiedifferentiatie leiden tot een effect
op het uitkeringsvolume. Deze methodes houden echter geen rekening met het verbeterde
keuringsproces, dat moet bewerkstelligen dat slechts mensen die volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt zijn in de IVA zullen komen. In de IVA zijn ook voor werkgevers financiële
prikkels minder effectief omdat voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten het
reïntegratieperspectief ontbreekt. In de WGA bestaat daarom juist wel premiedifferentiatie om
werkgevers te prikkelen tot preventie en reintegratie voor degenen die wel arbeidsmogelijkheden
hebben. De periode van premiedifferentiatie voor de WGA wordt bovendien langer dan nu, tien in
plaats van vier jaar. Daar waar nodig kent de WIA dus een effectieve prikkelwerking. Om deze
redenen is in de MvT op de WIA de lastenverzwaring als gevolg van verhoging van het
uitkeringsniveau en afschaffing van Pemba in de IVA in afwijking van het CPB op 500 miljoen
geraamd. In de MvT op de WIA levert de WIA daarom, ook met meerekening van de
meerkosten van verhoging van het uitkeringniveau en afschaffing van Pemba in de IVA, een
lastendaling op.
Afsluitend is mijn conclusie dat de stelselherziening een belangrijke impuls geeft aan de
arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten en tevens een betere inkomensbescherming
biedt aan hen die het het hardste nodig hebben.
Geconstateerd kan worden dat de totale besparing van de stelselherziening (VLZ, Schattingsbesluit
en WIA) in de CPB berekening grosso modo overeenkomt met die in de MvT op de WIA.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
3
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid