Onderzoek naar insporing op praktijkcentrum Aver Heino
Begin maart dit jaar is op Aver Heino onderzoek gestart naar de
effecten van insporing bij het uitrijden van drijfmest. Het onderzoek
wordt uitgevoerd door het Praktijkonderzoek ASG (P-ASG) en het Louis
Bolk Instituut (LBI).
Drijfmest is in de biologische sector belangrijk voor het handhaven
van opbrengstniveau, bodemvruchtbaarheid en bodemkwaliteit. Bij het
uitrijden van de mest, met name voor de eerste snede, bestaat er
risico van spoorvorming. Spoorvorming kan leiden tot opbrengstderving
door een negatief effect op bodemstructuur en mogelijk ook door
negatieve effecten op het bodemleven. Op basis van
praktijkwaarnemingen rijzen vragen als: wat is het effect van
spoorvorming op de opbrengst van gras-klaver in de eerste en volgende
sneden, in hoeverre doet spoorvorming het positieve effect van
bemesting teniet, en is het vanwege het risico van spoorvorming
mogelijk zelfs beter om in sommige situaties de eerste snede niet te
bemesten?
Om deze vragen te beantwoorden zijn het P-ASG en het LBI met onderzoek
gestart. Begin maart, meteen na het smelten van de sneeuw, is voor de
eerste keer drijfmest uitgereden. Enkele dagen daarna is er nogmaals
drijfmest uitgereden na enkele dagen met regen. Het uitrijden leverde
met name bij het tweede tijdstip duidelijke sporen op van 2-3 cm diep.
Gedurende het komende groeiseizoen wordt het effect van de
spoorvorming op grasopbrengst, voederwaarde, klavergehalte en
bodemdichtheid gemeten. Daarnaast zal ook een uitgebreide analyse
worden gemaakt van het bodemleven. Het onderzoek wordt gefinancierd
uit het LNV-programma `100 % Biologische mest' en uit het project
`Bodem Bedrijf en Biodiversiteit' gefinancierd door VROM.
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 08-04-2005 12:01.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij