Erasmus MC
08-04-05:
Medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen stabiel
Zowel technische vooruitgang als ontwikkelingen in het maatschappelijk
debat kunnen leiden tot verandering van de praktijk van medische
besluitvorming rond het levenseinde voor zuigelingen met ernstige
afwijkingen. Onderzoekers van het Erasmus MC en het VU medisch centrum
onderzochten hoe de praktijk van medische beslissingen rond het
levenseinde bij pasgeborenen zich heeft ontwikkeld tussen 1995 en
2001. De resultaten van hun onderzoek verschijnen vandaag in The
Lancet.
Onderzocht werd hoe vaak voor zuigelingen tot één jaar medische
beslissingen rond het levenseinde werden genomen, zoals het afzien van
een mogelijk levensverlengende behandeling; pijn- of
symptoombestrijding waarbij rekening wordt gehouden met bespoediging
van het overlijden; of het geven van medicijnen om het leven te
beëindigen. De studie laat zien dat de praktijk van medische
besluitvorming rond het levenseinde in 2001 weinig was veranderd ten
opzichte van 1995.
In 2001 bleef het percentage medische beslissingen rond het
levenseinde vergeleken met 1995 stabiel op ongeveer tweederde van
ongeveer 1050 sterfgevallen per jaar. Het grootste deel van deze
beslissingen betrof het afzien van een mogelijk levensverlengende
behandeling. Actieve levensbeëindiging bij zuigelingen die niet
afhankelijk waren van levensverlengende behandeling bleef stabiel op
1% van alle sterfgevallen.
In ongeveer driekwart van de gevallen waarin een medische beslissing
rond het levenseinde is genomen, was de belangrijkste reden voor de
beslissing dat de zuigeling geen kans op overleving had, en in een
kwart dat er geen kans op een leefbaar leven was. Nog sterker dan in
1995 gold in 2001 dat artsen medische beslissingen rond het
levenseinde vrijwel altijd met ouders en collega's overleggen.