College van Beroep voor het bedrijfsleven
Voorzieningenrechter draagt productschap op een beslissing te nemen op
aanvraag
Een onderneming heeft het Productschap Tuinbouw verzocht om restitutie
van vakheffing. Het Productschap stelt echter door het faillissement
van de veiling die de heffing inde, te worden geconfronteerd met niet
door inkomsten gedekte restitutieverzoeken. Het faillissement heeft
voorts ongeregeldheden aan het licht gebracht. Het Productschap wil
dan ook voor tot uitbetaling over te gaan een onderzoek instellen naar
alle markttransacties. Dat onderzoek zal, zo het Productschap,
duidelijk maken welke aanspraken de onderneming eventueel heeft.
De onderneming heeft zich tot de voorzieningenrechter van het College
gewend met het verzoek te bepalen dat een voorschot wordt betaald of
een termijn te stellen waarbinnen moet worden beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 1 maart 2005 het
verzoek om het Productschap op te dragen een voorschot te betalen op
grond van het ontbreken van een spoedeisend belang afgewezen. De door
de onderneming gestelde liquiditeitsproblemen zijn niet onderbouwd.
Evenmin is gebleken dat het treffen van een voorlopige voorziening
vereist is voor het voortbestaan van de onderneming.
Voorts is vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een
beslissing op de aanvraag was verstreken. Het was ook aannemelijk dat
niet tijdig op het bezwaar zou worden beslist. Daarom heeft de
voorzieningenrechter bezien in hoeverre via het treffen van een
procedurele voorziening tegemoet kon worden gekomen aan het belang van
de onderneming bij spoedige duidelijkheid over haar financiële
claims, onder respectering van het belang van het Productschap bij een
zorgvuldig onderzoek.
De voorzieningenrechter heeft overwogen niet in te zien dat het
Productschap niet eerder dan de ter zitting gestelde beslisdatum van
begin juni 2005 te kunnen aangeven of het zich beroept op bepaalde
artikelen in de van toepassing zijnde verordeningen. Op grond van deze
artikelen maakt de onderneming, volgens het Productschap, geen
aanspraak op restitutie. Partijen verwachten daarnaast dat op een
aantal punten de op 10 maart 2005 te houden hoorzitting voldoende
duidelijkheid kan geven. Ook is aannemelijk dat op 10 maart 2005 al
behoorlijke vorderingen zijn gemaakt met het onderzoek naar de voor de
onderneming relevante transacties. De voorzieningenrechter acht het
dan ook niet te rechtvaardigen om iedere besluitvorming te laten
wachten op afronding van het onderzoek. Het Productschap is opgedragen
om uiterlijk vier weken na de hoorzitting, dus op 7 april 2005, een
beslissing te nemen als omschreven in rubriek 6 van de uitspraak.
LJ Nummer
AT0959
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 8 april 2005 Naar boven