Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer SV/A&L/05/19.542

Onderwerp Datum Contactpersoon Werking Wet eigenrisicodragen 7 april 2005
Ziektewet

Met deze brief doe ik u, in overeenstemming met het wettelijk voorschrift, een verslag toekomen over de werking van de Wet eigenrisicodragen Ziektewet die op 1 maart 2003 in werking is getreden.
./. Hieronder treft u een samenvatting van het verslag alsmede de beleidsconclusies aan. De bijlage bevat een uitgebreider verslag.

Samenvatting verslag
De Wet eigenrisicodragen Ziektewet biedt werkgevers de (keuze)mogelijkheid om zelf het ziekterisico te dragen voor hun vangnetwerknemers.
Uit kwantitatieve gegevens van het UWV blijkt dat er per 1 januari 2005 26 werkgevers eigenrisicodrager zijn. Het aantal eigenrisicodragers is derhalve tot dusver beperkt. Tegen deze achtergrond heeft het Ministerie van SZW twee rondetafelgesprekken met bedrijven gehouden om een beeld te krijgen van de ervaringen in de praktijk. Daaruit kwam naar voren dat bedrijven die (nog) geen eigenrisicodrager zijn het eigenrisicodragen in zijn huidige vorm als te complex ervaren. Met name hebben deze bedrijven behoefte aan meer transparantie in de benodigde informatie, een helderder verantwoordelijkheidsverdeling met het UWV en een vereenvoudiging van administratieve handelingen bij de uitvoering van het eigenrisicodragen. Bedrijven, die wél eigenrisicodrager zijn geworden, zijn inmiddels tevreden met de praktijk van het eigenrisicodragen. Wel ondervonden deze bedrijven veel problemen om eigenrisicodrager te worden.

Beleidsconclusies
Uit het verslag kunnen de volgende beleidsconclusies worden getrokken. In de eerste plaats is het aantal eigenrisicodragers tot dusver beperkt. Hiervoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen. Zoals opgemerkt, hebben bedrijven die nog geen eigenrisicodrager zijn geworden gewezen op het te complexe karakter van de huidige vormgeving: hieraan zijn nog teveel verplichtingen en kosten verbonden. Bedrijven die zijn uitgetreden hebben voorts gewezen op de

2

aanloopproblemen die zij hebben ondervonden. Een andere oorzaak kan zijn dat de uitvoering van de ZW niet de corebusiness van bedrijven is. Voorts is een mogelijke verklaring dat alleen voor uitzendbedrijven met een laag verzuimpercentage een aanzienlijk premievoordeel kan optreden bij de keuze voor het eigenrisicodragen. Voor uitzendbedrijven met een gemiddeld ziekteverzuim is dit directe premievoordeel er niet en kan pas op termijn een mogelijk lager ziekteverzuim zich vertalen in minder kosten van verzuim. In de andere sectoren is het premievoordeel door eigenrisicodragen zeer beperkt doordat de sectorale ZW-premie-opslag veel geringer van omvang is. In de tweede plaats kan uit het beperkte aantal eigenrisicodragers thans nog niet de conclusie worden getrokken dat de Wet eigenrisicodragen ZW zijn doel ook op termijn niet zal bereiken. Deze conclusie acht ik thans voorbarig, mede gelet op de beperkte periode waarin ervaring is opgedaan. In de derde plaats zijn in de rondetafelgesprekken suggesties gedaan om tot verbetering van de regeling te komen. Ik ben bereid om met betrokken partijen te bezien in hoeverre en op welke wijze de regeling kan worden verbeterd. Dit is geen eenvoudige opgave, omdat bij de totstandkoming van de Wet eigenrisicodragen ZW een aantal randvoorwaarden is gesteld, zoals het waarborgen van de rechten van werknemers, het afdekken van financiële risico's ingeval van betalingsonwil of ­onmacht en het borgen van actieve verzuimbegeleiding. Uiteraard zullen deze noties bij het te verrichten onderzoek worden betrokken.Vanwege het complexe gehalte van de materie, het noodzakelijke overleg en de beleidsprioriteit die wordt gegeven aan het WIA-complex zal dit onderzoek enige tijd vergen. Mijn streven is erop gericht de uitkomsten van mijn bevindingen nog dit jaar te rapporteren aan uw Kamer.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---

Bijlage: werking van de Wet eigenrisicodragen Ziektewet

Op 1 maart 2003 is de Wet eigenrisicodragen ZW in werking getreden (Stb. 2002, 584). Deze wet biedt werkgevers de (keuze)mogelijkheid om zelf het ziekterisico te dragen voor hun vangnetwerknemers. Beoogd wordt om hierdoor het belang van werkgevers bij een goed preventie- en verzuim- en reïntegratiebeleid voor deze werknemers te vergroten. In de wet is een evaluatiebepaling opgenomen. Op grond van deze bepaling dient de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid na twee jaar na inwerkingtreding van de wet een verslag naar het parlement te zenden over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Met dit verslag wordt hierin voorzien. Begonnen wordt met een korte schets van de regeling. Vervolgens wordt achtereenvolgens ingegaan op de beschikbare kwantitatieve informatie en het beeld van de praktijk.

Hoofdlijnen Wet eigenrisicodragen ZW1
De functie en reikwijdte van de ZW is sinds de invoering van de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (WULBZ, 1996) beperkt tot vangnetwerknemers. Specifiek voor vangnetwerknemers is dat geen sprake meer is van een arbeidsrelatie met de werkgever. Bij ziekte zijn zij daarom aangewezen op ziekengeld op grond van de vangnetvoorziening-ZW en niet op loondoorbetaling door de werkgever. In de praktijk gaat het vooral om uitzendkrachten, zieke werklozen en werknemers met een tijdelijk contract van wie het dienstverband is beëindigd.2 Het ziekengeld wordt betaald en uitgevoerd door het UWV, die ook verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding en reïntegratie. Werkgevers betalen hiervoor een sectorale ZW-opslag op de wachtgeldpremie.

Mede op aandrang vanuit het bedrijfsleven is op 1 maart 2003 de Wet eigenrisicodragen ZW ingevoerd. De wet biedt werkgevers de (keuze) mogelijkheid om een goed preventie- en reïntegratiebegeleiding te voeren voor hun vangnetwerknemers en hierop zelf de regie te voeren. Zij betalen dan zelf het ziekengeld. Werkgevers hebben daardoor belang bij een goed preventie- en reïntegratiebeleid. Zij kunnen allereerst zelf profiteren van eigen inspanningen, gericht op een adequaat arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid; hierdoor verlagen zij de kosten van ziekteverzuim. In de tweede plaats hebben zij financieel belang bij reïntegratie van zieke vangnetwerknemers doordat succesvolle reïntegratie-inspanningen instroom in de WAO en toerekening van WAO-lasten via de Pembaprikkel voorkomt.

De vormgeving van het eigenrisicodragen in de ZW is als volgt. De werkgever die eigenrisicodrager is ­ en niet het UWV ­ voert de regie over het verzuim- en reïntegratiebeleid. De eigenrisicodrager betaalt voor eigen rekening ziekengeld aan zieke vangnetwerknemers. Hij betaalt geen premieopslag meer voor de ZW.


1 Het eigenrisicodragen ZW moet, hoewel het oogmerk hetzelfde is (eigen regie, financiële prikkel), goed worden onderscheiden van het eigenrisicodragen WAO/WIA. Dit hangt onder meer samen met de beperkte doelgroep, de beperktere periode en de verschillende polisvoorwaarden.

2 Daarnaast kan, vanwege de wenselijkheid om risicoselectie door werkgevers te voorkomen, ziekengeld worden toegekend aan bepaalde categorieën werknemers die nog wel bij een werkgever in dienst zijn. Dit is het geval bij orgaandonatie, bij ziekte in verband met zwangerschap of bevalling en bij heringetreden arbeidsgehandicapten. Voor deze situaties is eigenrisicodragen wettelijk uitgesloten. Van deze categorieën wordt verder geabstraheerd.


---

Om eigenrisicodrager te worden, moet aan twee voorwaarden worden voldaan. Allereerst dient de werkgever een toereikende garantie van een bank of verzekeraar te overleggen. In de tweede plaats dient de werkgever een afschrift van een contract met een gecertificeerde arbodienst te overleggen aan het UWV. Met deze voorwaarden worden financiële risico's en een professionele verzuimbegeleiding geborgd.
De werkgever heeft tweemaal per jaar de mogelijkheid te kiezen voor het eigenrisicodragen, namelijk per 1 januari of per 1 juli. Daartoe moet hij uiterlijk 13 weken eerder bij het UWV een schriftelijke aanvraag indienen. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden verleent het UWV schriftelijke toestemming.
De wederzijdse rechten en verplichtingen voor de werknemer blijven berusten op de ZW. Dit brengt onder meer met zich mee dat, ingeval een beschikking moet worden getroffen, de eigenrisicodrager het ZW-besluit voorbereidt (en de aanspraak op ziekengeld beoordeelt), terwijl het UWV formeel verantwoordelijk is voor het ZW-besluit.
Het eigenrisicodragen is verder uitgewerkt in het Besluit werkzaamheden, administratieve voorschriften en kosten eigenrisicodragen ZW.

Kwantitatieve informatie
Uit kwantitatieve gegevens van het UWV blijkt dat er per 1 januari 2005 26 werkgevers eigenrisicodrager zijn. In 16 gevallen betrof het een werkgever uit de uitzendsector. In de overige gevallen betrof het: 3 bedrijven in de horeca, 2 in de zakelijke dienstverlening, 2 in het grootwinkelbedrijf, 1 in de groothandel, 1 in de sector banken en 1 in de sector verzekeringswezen/ziekenfondsen.
Voorts komt uit de gegevens naar voren dat het tot dusver kleinere bedrijven3 zijn die eigenrisicodrager zijn geworden. Grotere bedrijven, met name in de uitzendsector, hebben deze stap (nog) niet gezet.

Conclusie is derhalve dat het aantal eigenrisicodragers tot dusver beperkt is gebleven. Hierbij moet wel worden bedacht dat de verstreken periode relatief kort is geweest. Werkgevers hebben in feite nog maar 4 keer de gelegenheid gehad te opteren voor het eigenrisicodragen, namelijk per 1 juli 2003, per 1 januari 2004, per 1 juli 2004 en per 1 januari 2005.

Rondetafelgesprekken met betrokkenen
Tegen de achtergrond van het beperkte aantal eigenrisicodragers in de ZW heeft het Ministerie van SZW een aantal bedrijven benaderd voor een tweetal rondetafelgesprekken. Doel daarvan was om een beeld te krijgen van de ervaringen in de praktijk. Een eerste gesprek vond plaats met een aantal bedrijven die eigenrisicodrager zijn geworden. In dit gesprek stonden de ervaringen met het eigenrisicodragen centraal. Een tweede gesprek vond plaats met bedrijven die wel interesse hebben getoond voor het eigenrisicodragen maar deze stap niet of nog niet hebben gezet. In dit gesprek stonden mogelijke barrières om eigenrisicodrager te worden voorop. Aan beide gesprekken werd ook deelgenomen door vertegenwoordigers van het UWV en van de ABU.

Beide gesprekken gaven inzicht in de praktijk tot dusver.


3 Kleinere bedrijven worden hier opgevat als bedrijven met een relatief gering aantal vangnetwerknemers.


---

De ervaringen van bedrijven die inmiddels eigenrisicodrager zijn, laten zich als volgt samenvatten. Deze bedrijven geven aan dat zij veel moeite moesten doen om eigenrisicodrager te worden. Dit kostte veel tijd en werk, en frustratie. Banken hadden grote problemen met het afgeven van een bankgarantie; het kostte bedrijven daardoor veel moeite om een bankgarantie te verkrijgen. Voorts was de ondersteuning vanuit het UWV naar het oordeel van bedrijven minimaal. De aanloopperiode was dus voor bedrijven complex.
De uitgetreden bedrijven zijn nu, na een zekere aanlooptijd, tevreden met de praktijk van het eigenrisicodragen. De aanwezige bedrijven die zijn uitgetreden hadden al vóór het eigenrisicodragen een laag ziekteverzuim. Dit lage ziekteverzuim wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat zij een specifiek werknemersbestand hebben (studenten of Poolse uitzendkrachten). Door eigenrisicodrager te worden hebben deze bedrijven de kosten aanzienlijk beperkt. Het eigenrisicodragen heeft er ook toe geleid dat bedrijven `bovenop' de verzuimbegeleiding en reïntegratie van zieke werknemers zitten. Er is op werkniveau goed contact met het UWV. Een enkel bedrijf heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om diensten bij het UWV in te kopen. Vanwege het lage ziekteverzuim geven uitgetreden bedrijven overigens aan nog niet veel complexe ZW-gevallen te hebben gehad, waarbij op grond van de wet bemoeienis van het UWV noodzakelijk is.4

De ervaringen van bedrijven die (nog) geen eigenrisicodrager zijn komen op het volgende neer. Kernpunt is voor deze bedrijven dat het eigenrisicodragen in zijn huidige vorm te complex is. Met name is behoefte aan meer transparantie in de benodigde informatie, een helderder verantwoordelijkheidsverdeling met het UWV en een vereenvoudiging van administratieve handelingen bij de uitvoering van het eigenrisicodragen. Hierdoor bleek men veelal niet in staat om een gedegen afweging over kosten en baten te maken van het eigenrisicodragen: de mogelijke kosten waarvoor men geplaatst zou kunnen worden, vormen een te onzekere factor.

In de rondetafelgesprekken is aan bedrijven gevraagd suggesties te doen om het huidige systeem van eigenrisicodragen te verbeteren. Hierbij zijn verschillende suggesties gedaan. Deze suggesties die uiteraard verdere uitwerking behoeven, hebben met name betrekking op:

- het aanbrengen van een scherpere verantwoordelijkheidsverdeling tussen het UWV en de eigenrisicodrager bij de vormgeving van het eigenrisicodragen;
- vermindering van de administratieve lasten voor het eigenrisicodragen en vereenvoudiging van de uitvoering van de ZW;

- het openen van de mogelijkheid voor de eigenrisicodrager om een pakket diensten van het UWV in te kopen (kan nu alleen op gevalsniveau);

- verbetering van voorlichting en dienstverlening bij de implementatie en uitvoering van beleid richting werkgevers.
De algemene indruk van degenen die aanwezig waren bij de gesprekken, is dat een substantiële aanpassing van het huidige systeem van eigenrisicodragen in de ZW noodzakelijk is om eigenrisicodragen voor bedrijven aantrekkelijk te maken.
Nadere uitwerking en onderzoek is noodzakelijk om te bezien in hoeverre deze suggesties en mogelijke andere alternatieven kunnen bijdragen aan verbetering van dit instrument.


4 Het is opvallend dat het aantal ziekmeldingen dat bij het UWV bekend is zeer beperkt is. Mogelijk zijn bedrijven hun verplichting ziektegevallen te melden aan het UWV nog onvoldoende nagekomen.