Ministerie van Algemene Zaken


1red15481

01-04-2005, NOS, Gesprek met minister-president, N.2, 18.50 uur

MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE, NA DE WEKELIJKSE MINISTERRAAD, OVER HET

PAASAKKOORD, HET D66 CONGRES EN DE PUBLIEKE OMROEP


VAN DEN BRINK:
Meneer Balkenende, bent u lid van de NCRV?


BALKENENDE:
Ik ben lid van de NCRV.


VAN DEN BRINK:
Blijft u lid van de NCRV?


BALKENENDE:
U doelt natuurlijk op de advertentie vandaag wat door de omroep is geplaatst. Het leek mij eerlijk gezegd een minder gelukkig actie van de NCRV. Ik heb ook al begrepen dat er enige spijt bestaat bij de omroep dat de advertentie is geplaatst. Ik hoor in ieder geval nu ineens geluiden dat er toch wel wat minpunten aan zitten.


VAN DEN BRINK:
De vraag is: blijft u lid van de NCRV?


BALKENENDE:
Ik ga dit soort dingen niet in de media bespreken. Dat kunt u zich toch ook voorstellen?


VAN DEN BRINK:
U bent op dit moment lid.


BALKENENDE:
Ja.


VAN DEN BRINK:
U had geen gevoel van spijt daarvan toen u de krant las?


BALKENENDE:
Ik hoorde gisterenavond dat er iets aan zat te komen. En ik kreeg toen heel snel de indruk dat de omroep bezig is met een politieke actie. Ik heb inmiddels begrepen dat de algemeen directeur op de vraag of hij spijt had dat de advertentie is geplaatst 'ja' heeft geantwoord. Er is ook inmiddels een verklaring uitgekomen. Ik moet wel een beetje oppassen. Kijk, iedereen heeft zijn verantwoordelijkheid. Omroepen zijn er voor mediaproducties. Die zijn er voor uitzendingen. Politieke partijen zijn er voor het bedrijven van politiek. Iedereen heeft zo zijn eigen vak.


VAN DEN BRINK:
U vindt dat zij zich überhaupt niet zouden moeten uitlaten over het Paasakkoord?


BALKENENDE:
Ze mogen zich wel uitlaten over mediaontwikkelingen. Dat begrijp ik heel goed.


VAN DEN BRINK:
Het gaat over het voorstel van het kabinet.


BALKENENDE:
Ja, maar er is natuurlijk een verschil. Als er iets gezegd zou zijn bij een kabinetsformaties of bij Kamerdebatten, dan kan ik het me voorstellen. Maar juist nu kan een plaatsing van een advertentie toch een grote politieke lading hebben. Dat is een heel bijzonder moment. En de NCRV weet ook dat morgen aan het congres van D66 het totaalpakket wordt voorgesteld.


VAN DEN BRINK:
Wat ze vroegen aan de leden van D66 was of die omroepparagraaf in het Paasakkoord schrappen. Dat is wat ze vragen. Kan dat?


BALKENENDE:
De NCRV weet natuurlijk ook dat Boris Dittrich en minister Brinkhorst hebben aangegeven: wij verdedigen het Paasakkoord.


VAN DEN BRINK:
In zijn totaliteit?


BALKENENDE:
In zijn totaliteit.


VAN DEN BRINK:
Daar kan niet in gewinkeld worden?


BALKENENDE:
We zullen morgen moeten zien hoe het debat bij D66 zich afspeelt.


VAN DEN BRINK:
Mag meneer Dittrich bij u terugkomen en zeggen: meneer Balkenende, ik ben het eens met dat akkoord op 1 punt na. Kan dat?


BALKENENDE:
Ik vind dat ik ook moet respecteren wat Boris Dittrich heeft aangegeven in de richting van zijn achterban. Hij heeft gezegd: ik ga het akkoord verdedigen. We weten allemaal dat het morgen een pittige dag zal gaan worden. Het zal een spannende discussie worden. En velen zullen het volgen. Dat doe ik zelf ook. En dan zullen we zien wat de uitkomst is. Ik ga daar niet op vooruit lopen. Ik heb wel vertrouwen in de dag van morgen. Maar ik realiseer me ook dat het een lastige discussie zal zijn.


VAN DEN BRINK:
Ik hoor u niet glashard zeggen: dit is het en er kan niet meer aan getornd worden.


BALKENENDE:
Ik respecteer wat Boris Dittrich en minister Brinkhorst voorleggen aan de eigen achterban. En dat is: het akkoord vierkant verdedigen. Dat heeft de heer Dittrich deze week ook heel duidelijk aangegeven.


VAN DEN BRINK:
Het kan dus niet zo zijn dat een deel geaccepteerd wordt, en een ander deel niet.


BALKENENDE:
Zoals gezegd, laat ik nu niet te veel voorschot nemen op datgene wat zich straks gaat afspelen.


VAN DEN BRINK:
Begrijp ik het goed dat u ruimte open houdt?


BALKENENDE:
Nee. Weet u, ik vind dat als Boris Dittrich zelf tegen zijn achterban zegt: ik ben er om het akkoord te verdedigen in zijn totaliteit, dan respecteer ik dat. Het is ook heel goed dat er op die manier over wordt gesproken. We gaan geen deuren dicht gooien. Ik respecteer het debat dat morgen zal plaatsvinden. En we gaan het afwachten wat er dan gaat gebeuren.


VAN DEN BRINK:
Nog even naar de inhoud van de bezwaren van de NCRV. Ze zeggen: in het nieuwe bestel dreigt het zo te worden dat de overheid te veel invloed op programma's. Want er komt een Raad van Bestuur. Die bepaalt welke programma's wanneer uitgezonden gaan worden. En die Raad van Bestuur wordt benoemd door de politiek. Snapt u het bezwaar?


BALKENENDE:
Ik begrijp de kritiek wel. Maar als je bijvoorbeeld luistert naar wat de mediawoordvoerder van de CDA-fractie in de Tweede Kamer heeft gezegd. Dat is de heer Atsma. De heer Atsma is echt iemand die zich altijd vierkant heeft opgesteld achter de publieke omroep. En wat zegt zo iemand als Atsma: in de afspraken die vorige week zaterdag zijn gemaakt is er volop ruimte voor de pluriformiteit. En de bedoeling is nu juist om het profiel van omroepen te versterken. Bijvoorbeeld in de sfeer van opinie-uitzendingen, de actualiteitenrubrieken. Maar ook in het type amusement, het type kunst en cultuur wat je naar voren brengt.


VAN DEN BRINK:
Daar gaat de discussie niet over. De discussie gaat over de vraag wie bepaalt wanneer die programma's uitgezonden worden. En daar gaan de omroepen straks niet meer over, toch?


BALKENENDE:
Het is in ieder geval zo dat er waarborgen komen voor die interne en externe pluriformiteit. Dat zal ook in de wet worden neergelegd. Daar is over gesproken. Het is ook zo dat er sprake zal zijn van advies aan die Raad van Bestuur. Dat is ook allemaal afgesproken vorige week. Dus ik vind eerlijk gezegd dat de omroepen daar niet al te beducht voor moeten zijn. Waar de omroepen vooral op moeten letten is de kwaliteit van hun producten en zorgen dat er ook een verschil bestaat tussen de verschillende uitzendingen.


VAN DEN BRINK:
U zegt: dan zorgen wij er voor dat alles uitgezonden kan blijven worden?


BALKENENDE:
Ja. Kijk, de bedoeling is nu juist dat er sprake is van een goed publiek bestel dat zich onderscheid van de commerciële omroep door te kiezen voor kwaliteit, voor pluriformiteit. Die ruimte is volop aanwezig. En ik hoop ook dat de omroepen dat signaal willen oppakken.


VAN DEN BRINK:
Wat vindt u van het advies van de Raad voor Cultuur om het aantal zenders terug te brengen van 3 naar 2?


BALKENENDE:
Ja, ik heb dat ook gehoord uiteraard. Dat was in ieder geval niet de insteek vorige week die wij hebben gekozen. Natuurlijk ga je praten over de vraag: wat betekent een eerste, een tweede en een derde net? Kun je wat meer doen aan het profiel van bijvoorbeeld jongeren. Daar kun je over praten. Maar we hebben vorige week niet de keuze gemaakt om terug te gaan. Natuurlijk zal het debat erover doorgaan. Dat zal ongetwijfeld ook in de Tweede Kamer naar voren komen. Maar dat was niet de intentie.


VAN DEN BRINK:
De inzet van het kabinet is om 3 zenders te houden?


BALKENENDE:
De intentie van vorige week is om op dat punt nu geen veranderingen toe te passen.


VAN DEN BRINK:
U zegt: de intentie en nu. Dat is wel enigszins voorwaardelijk.


BALKENENDE:
Nee.


VAN DEN BRINK:
Het kabinet wil gewoon 3 zenders behouden?


BALKENENDE:
We weten allemaal hoe gevoelig het is. Het is vaak ook niet een kwestie van geld, want je weet dat er sprake is van reclame. Daarom heb je ook de mogelijkheid om met verschillende zenders te werken. Alleen waar het ons om gaat is: zorgen dat je ook in de toekomst een herkenbaar publiek bestel hebt. Maar dat moet dan wel beter functioneren dan nu.


VAN DEN BRINK:
Mag een minister van Staat dingen doen of zeggen die het voortbestaan van een kabinet in gevaar brengt?


BALKENENDE:
Een minister van Staat is iemand die zich bewust is en moet zijn van eigen verantwoordelijkheid. Alleen het is niet iemand die lid is van een regering. Hij heeft dus altijd een grotere mate van vrijheid dan een lid van een kabinet. Een minister van Staat is niet hetzelfde als een minister die lid is van de regering.


VAN DEN BRINK:
We zijn in de archieven gedoken. We hebben ontdekt dat er in 1819 een minister van Staat uit zijn functie is ontheven, omdat hij kritiek had op het financiële beleid van de Koning: Gijsbert Karel graaf van Hogendorp was dat. Kennelijk kan dat.


BALKENENDE:
Ja, maar dan moeten we wel heel lang terug gaan om zo'n voorbeeld te vinden.


VAN DEN BRINK:
Vindt u dat lang geleden?


BALKENENDE:
Het is 1819 meneer Van den Brink.


VAN DEN BRINK:
We hebben het over Van Mierlo. Hij heeft forse kritiek op het Paasakkoord. Wat vond u daarvan?


BALKENENDE:
Ik heb zelf vorige week met de heer Van Mierlo gesproken.


VAN DEN BRINK:
Voor of na het akkoord?


BALKENENDE:
Dat was voor het akkoord. En ik heb trouwens ook naderhand telefonisch met hem gesproken. Wat mij vorige week opviel in het gesprek met de heer Van Mierlo dat was dat hij zei: we moeten geen verkiezingen hebben. Juist in deze tijd is het van belang dat je die stabiliteit hebt. en aanzien van het akkoord heeft hij nog eens aangegeven: ik ben er helemaal niet op uit om het akkoord te torpederen. Daar was hij heel duidelijk in. Hij heeft natuurlijk wel zijn opvattingen. U heeft ook gemerkt dat er wat forse opmerkingen gekomen in de pers. Maar ik heb ook weer begrepen dat dagblad Trouw schreef: de heer van Mierlo zegt zijn lidmaatschap op. Hij zei: dat heb ik nooit zo aangegeven. En ook ik moet zeggen dat aan het eind van de dag toen die publiciteit kwam de zaak toch een stuk genuanceerder was.


VAN DEN BRINK:
Heeft u hem die dag gebeld?


BALKENENDE:
Ik heb hem ook toen even aan de lijn gehad. Ik heb hem toen gevraagd: wat doe je nu precies? En toen lag de zaak toch wat genuanceerder dan ik in die kranten las. En naderhand is er natuurlijk veel contact geweest met de heer Van Mierlo, die ik overigens zeer respecteer. Ik moet ook zeggen dat ik aan dat gesprek hele goede herinneringen heb bewaard. Juist omdat hij zo intensief betrokken is bij maatschappelijke ontwikkelingen. Maar zoals gezegd, het beeld wat ineens in de pers kwam van: opblazen kabinet, opzeggen lidmaatschap. Dat was wel een beetje bezijden de waarheid.


VAN DEN BRINK:
Wat zou u er van vinden als hij morgen zijn steun aan het Paasakkoord onthoudt?


BALKENENDE:
Ik verwacht dat niet. Maar hij heeft wel gezegd: de partij heeft recht op een goed debat. Een stevig debat. En een stevige verantwoording van de kant van de heer Dittrich, minister Brinkhorst en anderen. En dat ben ik met hem eens. Het zal morgen een stevige discussie worden. Het laat het alstublieft gaan over goede argumenten, de noodzaak van het hervormingsbeleid. En dan mag je best een robbertje vechten. En laat ook D66 oog hebben voor het algemeen belang.


VAN DEN BRINK:
En als hij zich van stemming onthoudt, dan blijft hij gewoon minister van Staat?


BALKENENDE:
U hoeft er geen enkele twijfel over te hebben: dit is niet een situatie als in 1819.


VAN DEN BRINK:
Hij was een beetje bang dat er een voorschot zou worden genomen op een nieuwe coalitie. Hij zei: de PvdA is tegen het in de grondwet zetten van de gekozen burgemeester. Hij zegt: als je dat doet, dan zit je weer aan deze coalitie vast. Is die angst terecht?


BALKENENDE:
Ik vind dat de heer Van Mierlo ook de keuzes die een nieuwe generatie D66- politici maakt moet respecteren.


VAN DEN BRINK:
Kun je beter nu al kiezen voor een voortzetting van dit kabinet?


BALKENENDE:
Dat maakt de kiezer natuurlijk uit. De kiezer maakt uit in 2007, als alles gaat zoals het zou kunnen gaan, hoe de verhoudingen liggen. De verhouding in de Tweede Kamer en welke coalitie dan mogelijk is. Ik heb alleen wel geconstateerd dat tussen de 3 partijen op het ogenblik een grote mate van eensgezindheid is.


VAN DEN BRINK:
Sterker nog, ze houden meer van elkaar dan ooit, zo zie de heer Van Aartsen.


BALKENENDE:
Ik heb vorige week donderdagavond een gesprek mogen voeren met de 3 fractievoorzitters, met minister Zalm en met minister Brinkhorst. Dat was een prima gesprek. En toen hebben we zaterdag lang met elkaar van gedachte gewisseld. En dan merk je in zo'n gesprek of er sprake is van de wil om samen verder te gaan. En ik constateer dat de regeringspartijen, ook in de Eerste Kamer, een lijn hebben getrokken. Een uiting van eensgezindheid. En ook naderhand om de moeilijkheden onder ogen te zien, ook toen was er sprake van samen verder werken.


VAN DEN BRINK:
Ook na 2007?


BALKENENDE:
Dat sluit ik helemaal niet uit. Sterker nog, ik heb ook het gevoel dat wanneer de partijen door willen met het beleid dat nodig is om Nederland sterker te maken juist met het oog op de belangen van mensen, dan moet je ook verder willen. Alleen dat is een kwestie van uitslag van de verkiezingen in 2007. In ieder geval willen we van deze kabinetsperiode een succes maken.


VAN DEN BRINK:
En u zegt: mijn inzet is om dat voort te zetten na 2007.


BALKENENDE:
Ik heb eerder aangegeven, en dat geldt ook voor anderen, dat als je met elkaar goed opereert, dat je de bereidheid moet hebben om nog een periode door te gaan. Dat is niet iets nieuws, dat gold voor Paars I en Paars II, dat gold voor Lubbers I en Lubbers II, dat zou je nu ook kunnen hebben. maar zoals gezegd: dat is afhankelijk van én de partijen én de kiezer. (Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, MT)