Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag Directie Noord Afrika en Midden-Oosten
Afdeling Midden-Oosten
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 1 april 2005 Behandeld Roger van Laak
Kenmerk DAM- 142 /05 Telefoon +31 (0)70-3485192
Blad 1/2 Fax+31 (0)70-3486639
Bijlage(n) 1 E-Mail Dam@minbuza.nl
Betreft Vragen van het lid Karimi over de Arabisch-Israëlische burgers van Israël (ingezonden 9 maart 2005)
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karimi aan de minister van Buitenlandse Zaken over de Arabisch-Israëlische burgers van Israël, met kenmerk 2040510170.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi (Groen Links) over de Arabisch-Israëlische burgers van Israël
Vraag 1
Kent u het artikel "Het wilde Zuiden van Israël"? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Kent u de problematiek van meer dan honderdduizend Arabisch-Palestijnse burgers van Israël, woonachtig in wijken, dorpen en steden in diverse delen van het land die niet erkend worden door de autoriteiten van de Staat Israël en aan wie de toegang wordt geweigerd tot allerlei basisvoorzieningen, waaronder water, elektriciteit, infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg, terwijl omringende joodse gemeenschappen wel profiteren van deze en andere voorzieningen?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het feit dat de Israëlische regering pressiemiddelen inzet om de bevolking van deze niet-erkende dorpen van hun land te verjagen en te concentreren in nieuwe plaatsen, waaronder het onthouden van toegang tot basisvoorzieningen, het uitvaardigen van orders voor de evacuatie en sloop van duizenden huizen, en het besproeien van agrarische landerijen met giftige chemicaliën?
Vraag 4
Deelt u de constatering dat de Arabische bevolking in deze zogenaamde niet-erkende dorpen door opeenvolgende Israëlische regeringen, inclusief de zittende, als tweederangs bewoners behandeld worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, is er door de Nederlandse regering dan wel door de EU ooit iets ondernomen om deze situatie bij de Israëlische regering aan de kaak te stellen?
Vraag 5
Is de problematiek in de zogeheten "niet-erkende dorpen en haar bewoners" onderwerp van gesprek tussen de EU en Israël, bijvoorbeeld in het kader van art. 2 (respect voor mensenrechten en democratische principes) van het EU-Israël Associatieakkoord, dat leidend is voor het nationale en internationale beleid van zowel de EU-lidstaten als Israël, en dat een essentieel element vormt van dit akkoord? Zo neen, waarom niet?
Vraag 6
Bent u bereid, al dan niet in EU verband, de Israëlische regering aan te spreken op deze schendingen van de mensen- en burgerrechten en de democratische principes? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De Nederlandse regering en de Europese Unie zijn bekend met de vaak moeilijke positie waarin Arabisch-Israëlische burgers verkeren. Ook in Israël is er de nodige aandacht voor de positie van de Arabieren in eigen land. Een daartoe aangestelde Israëlische onderzoekscommissie (de Or-commissie) kwam in 2003 eveneens tot de conclusie dat de Arabische minderheid in Israël structureel wordt achtergesteld. Een vervolgcommissie onder leiding van de toenmalige minister Lapid formuleerde vervolgens in 2004 aanbevelingen om de situatie te verbeteren. Het Israëlische Ministerieel Comité voor de niet-Joodse sector ziet toe op de implementatie van deze aanbevelingen.
De Nederlandse regering volgt de ontwikkelingen terzake nauwlettend en de Nederlandse ambassade in Israël geeft ondermeer financiële steun aan een organisatie die de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie Lapid op de voet volgt en op de politieke agenda helpt houden. Daarnaast steunt de ambassade projecten die er op gericht zijn de positie van de Arabische minderheid in Israël te verbeteren. Voorts stelt Nederland de noodzaak de situatie te verbeteren aan de orde in de voortdurende constructief-kritische dialoog met de Israëlische autoriteiten en Israëlische non- gouvernementele organisaties. In de dialoog tussen de EU en Israël in het kader van het EU-Associatieakkoord met Israël en in het Actieplan in het raamwerk van het Europees Nabuurschapsbeleid komt de positie van de Arabische minderheid in Israël eveneens aan de orde.
1) NRC Handelsblad, 5 februari 2005