De drie van Breda : het verleden dat niet voorbijging
Promotie Geschiedenisdonderdag 31 maart 12.00 uur
Na de Tweede Wereldoorlog werden achttien Duitse oorlogsmisdadigers in Nederland ter dood veroordeeld. Vier werden bij verstek veroordeeld en bleven ongrijpbaar, vijfmaal werd de doodstraf daadwerkelijk voltrokken. Bij de negen overigen zette men de doodstraf om in levenslang, en in 1959/1960 werden vijf van hen vrijgelaten. Over de overgebleven vier personen nam men in die jaren geen gratiebesluit. Dat waren Willi Paul Franz Lages, Ferdinand Hugo aus der Fünten, Franz Fischer en Joseph Johann Kotälla. Zij werden bekend als de drie van Breda (een van hen overleed in 1966). Waarom riep juist hun eventuele vrijlating zo n sterke maatschappelijke weerstand op? Om deze vraag te beantwoorden richtte Hinke Piersma zich in haar promotieonderzoek op de wisselwerking tussen politieke besluitvorming en maatschappelijk debat, op daders en slachtoffers en op een verleden dat niet voorbijging. Piersma laat zien dat de discussie over de drie van Breda in toenemende mate ging over integriteit, en dat argumenten van tegenstanders van vrijlating werden gesteund door het nationale besef dat de Nederlandse bevolking in de Tweede Wereldoorlog tekort was geschoten in de bescherming van de joodse landgenoten. Als gevolg hiervan werden voorstanders van vrijlating steeds minder begrepen en deinsden ministers van Justitie ervoor terug om hun bevoegdheid tot gratieverlening te gebruiken. Of zoals één van hen het achteraf uitdrukte: Zelfstandig handelen zou in deze kwestie politieke zelfmoord zijn geweest .
Mw. H. Piersma: De drie van Breda. Duitse oorlogsmisdadigers in Nederlandse gevangenschap, 1945-1989. Promotoren zijn prof. dr. J.C.H. Blom en prof. dr. M. Schwegman.
Meer informatie over de items in deze agenda kunt u krijgen bij de afdeling Persvoorlichting, tel. 020 - 525 2695, e-mail
Universiteit van Amsterdam