Brief van ministers Donner en Remkes over de beveiliging van
Kamerleden
31 maart 2005
Beveiliging Kamerleden
In Nederland worden op dit moment verschillende personen in het
publieke leven beveiligd in verband met bedreiging of het risico van
een aantasting van hun persoon. Dat daar toe een noodzaak bestaat is
op zichzelf zorgelijk. De regering wendt -onder meer via het
strafrecht - alle middelen aan teneinde op te treden tegen bedreigers
om zo de dreiging weg te nemen. Zolang er echter een dreiging of
risico bestaat zullen ook beveiligingsmaatregelen getroffen moeten
worden, die kunnen variëren in intensiteit maar ook in duur. In enkele
gevallen vergt dit ook huisvesting buiten de eigen woning. Tijdens het
ordedebat over de beveiliging van Kamerleden op 22 februari jl. vroeg
mevrouw Kalsbeek om een uiteenzetting over welk niveau van werken en
leven mogelijk moet blijven als een Kamerlid ernstig wordt bedreigd.
Ook vroeg zij zich af in welke mate bedreigde personen betrokken
worden bij de afweging van risicos en beschermingsgraden. Gaarne
voldoen wij door middel van deze brief aan dat verzoek.
Het kader voor de beveiliging van personen is vastgesteld in het
stelsel bewaken en beveiligen, zoals dit na de aanslag op de heer
Fortuyn op basis van de aanbevelingen van de Commissie feitenonderzoek
inzake de veiligheid en beveiliging van de heer W.S.P. Fortuyn werd
verricht. Dit stelsel is beschreven in de brief van 20 juni 2003
(Kamerstukken II, 2002-2003, 28 974, nrs. 1 en 2) aan uw Kamer. De
nota is vervolgens op 3 september 2003 door de Kamer behandeld. Ook
nadien is het nieuwe stelsel verschillende malen besproken. De laatste
keer in het debat over de brief van 24 januari 2005 (Kamerstukken II,
2004-2005, 29754 nr 5) waarin een uitbreiding van de voor beveiliging
beschikbare middelen werd aangekondigd.
Een belangrijk element van het stelsel is dat behalve dreiging ook
risico een aanleiding kan vormen voor beveiliging. Kenmerk van risico
is evenwel dat aard, noch begin en ei ndeduidelijkbepaaldzijn.Het
risico berust immers niet op concrete aanwijzingen voor een dreiging,
maar op een afweging van onbepaalde factoren. Dit heeft gevolgen voor
de aard van de beveiliging, de te treffen maatregelen en de duur
daarvan.
Uitgangspunten
Beveiliging is maatwerk en de maatregelen die daarbij getroffen worden
variëren. Over de wijze van beveiliging in een concreet geval dient zo
min mogelijk gezegd te worden. Informatie daarover vergroot het
risico, niet alleen voor betrokkene, maar ook voor diegenen die de
beveiliging moeten verzekeren en voor personen die in hun omgeving
leven. Daarover mededelingen doen is onverantwoord. Ook niet na
afloop; het brengt de beveiliging van opvolgende personen in gevaar.
Hier zal dan ook niet concreet op de wijze van beveiliging worden
ingegaan. Wel kunnen de algemene uitgangspunten die aan beveiliging
ten grondslag liggen uiteengezet worden.
Algemeen uitgangspunt van het stelsel van bewaken en beveiligen is dat
de burger zelf in eerste instantie verantwoordelijk is voor de eigen
veiligheid van zowel persoon als goed. Burgers mogen daarbij rekenen
op hulp van de organisaties en netwerken waartoe zij behoren.
Bedrijven, organisaties en instellingen dienen zelf beschermende
maatregelen te treffen om te voorkomen dat als gevolg van hun
werkzaamheden de veiligheid van werknemers en anderen in gevaar komt.
Burgers en organisaties mogen van de overheid verwachten dat die hen
te hulp schiet op het moment dat de aantasting van hun veiligheid
zodanige vormen dreigt aan te nemen, dat zij daar op eigen kracht geen
weerstand meer tegen kunnen bieden. In het geval er sprake is van een
dergelijke bedreiging dient men de plaatselijke politie daarvan in
kennis te stellen. Het bevoegde gezag op lokaal niveau wordt daarmee
in de gelegenheid gesteld om eventueel noodzakelijk geachte
veiligheidsmaatregelen te treffen en/of om een opsporingsonderzoek te
starten. In een beperkte en specifieke categorie gevallen berust de
verantwoordelijkheid voor het treffen van veiligheidsmaatregelen bij
de Rijksoverheid (zie daarvoor de brief van 20 juni 2003, Kamerstukken
II, 2002-2003, 28 974, nrs. 1 en 2).
De overheid is verantwoordelijk voor de beveiligingsmaatregelen ten
aanzien van een bedreigde persoon, niet voor zijn veiligheid.
Betrokkene dient actief mee te werken aan diens beveiliging en de
overheid in dit kader actief te informeren over zijn (voorgenomen)
activiteiten. De overheid kan een aandeel hebben in de beveiliging,
maar daarmee gaat niet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van
een persoon op haar over. Veiligheid is een uitkomst. Niemand kan die
garanderen; ook de overheid niet. Een overheid die zich
verantwoordelijk zou maken voor de veiligheid van een persoon, zou als
voorwaarde vergaande bevoegdheden moeten claimen om diens leven en
doen te bepalen, teneinde ieder veiligheidsrisico te vermijden. En
zelfs dan kan de veiligheid niet gegarandeerd worden. De beslissing
over het treffen van beveiligingsmaatregelen is geen politieke
beslissing, maar een beslissing die namens het bevoegd gezag genomen
wordt door deskundigen. Deze deskundigen besluiten tevens over de
soort en aard van de maatregelen en over aspecten die hiermee
samenhangen. Ook bepalen de deskundigen welke uitvoeringsorganisatie
de maatregelen uitvoert. Die beslissingen worden politiek verantwoord,
maar een politieke beslissing over het treffen van maatregelen is niet
verantwoord.
Beveiliging begint vaak met standaardvoorzieningen ten aanzien van de
woning. Bij een oplopende dreiging worden de voorzieningen aan de
woning verzwaard en kan er sprake zijn van vormen van rijdend of
statisch toezicht door het regionale politiekorps ten aanzien van de
woning.
Bij de zwaardere categorieën dreigingen kan er eveneens sprake zijn
van persoonsbeveiliging door het regionale politiekorps dan wel door
de dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging van het KLPD, op de
momenten dat de bedreigde persoon zich niet thuis bevindt, zowel
onderweg als op locatie. Ook hierbij staat voorop dat de bedreigde
persoon zo veel mogelijk in staat wordt gesteld te blijven
functioneren.
In geval de beroepswerkzaamheden of de eigen woonsituatie beperkingen
stellen aan de mogelijkheden van een adequate beveiliging, kan
betrokkene van overheidswege geadviseerd worden zijn werkzaamheden
voor korte tijd te onderbreken of voor korte tijd elders in een safe
house te verblijven. In die situatie zullen de eisen van beveiliging
en de beperkingen die de gedwongen verblijfplaats stelt, voorgaan op
andere overwegingen. De maatregelen zijn er altijd zo veel mogelijk op
gericht om het functioneren te blijven verzekeren.
Betrokkenheid bedreigde persoon en privacy-aspecten
Indien het maar enigszins mogelijk is wordt de keuze van het
beveiligingspakket van te voren besproken met de bedreigde persoon.
Daarbij moge het duidelijk zijn dat persoonlijke wensen en
veiligheidswensen niet altijd (volledig) onderling verenigbaar zijn.
Algemeen uitgangspunt hierbij is, zoals aangegeven, dat de beveiligde
persoon zijn privé- en maatschappelijke activiteiten moet kunnen
blijven vervullen en ook overigens binnen de beperkingen van de
beveiliging een zo normaal mogelijk leven kan leiden. De beperking is
hierin gelegen dat bij hoge dreigingsniveaus niet valt te voorkomen
dat er sprake is van een inbreuk op de privacy van betrokkene. Zo zijn
de persoonsbeveiligers in het geval van een hoge dreiging permanent
aanwezig, de woonvoorziening en het vervoer zijn aangepast, de te
beveiligen persoon ervaart de psychologische druk van de dreiging,
enzovoort. Wij zijn ons ervan bewust dat dit veel vergt van de te
beveiligen persoon.
Speciale beveiligde woonvoorziening
Het voorgaande betreft de aanpak in het kader van het stelsel bewaken
en beveiligen. Een andere invalshoek is die vanuit de bijzondere
verantwoordelijkheid van het functioneren van de staat en de
bescherming van de functies daarvan. Dit leidt tot bijzondere
maatregelen ongeacht of personen tot het zogenaamde Rijksdomein of
decentrale domein behoren.
Indien de werkzaamheden van een persoon onderdeel is van het
functioneren van de democratische rechtsstaat, dan wel er een
nationaal belang met hun veiligheid en hun ongestoord functioneren is
gemoeid dan wel er een situatie dreigt waarin een ongewenste
gebeurtenis disproportionele schade toe zou brengen aan het vertrouwen
in de continuïteit en integriteit van de openbare sector, dan zullen
de beveiligingsmaatregelen er zo veel mogelijk op gericht om het
functioneren van betrokkene te blijven verzekeren. Gedacht moet worden
aan bijvoorbeeld rechters,officieren van justitie of Kamerleden. In
dergelijke gevallen hanteren wij nog een aanvullende voorziening,
namelijk de extra beveiligde woning. Deze maatregel wordt ingezet
als de eigen woning niet voldoende kan worden beveiligd en verwacht
moet worden dat de dreiging langer dan een aantal maanden (langer dan
6 maanden of voorzienbaar langer dan 6 maanden) zal voortduren. De
bedreigde persoon wordt dan door de overheid ondergebracht worden in
een goed beveiligbare woning welke een normale woonsituatie zo dicht
mogelijk benadert. Gelijk aan de inzet van de reeds bestaande
beveiligingsmaatregelen is de inzet van de extra beveiligde woning een
beslissing van deskundigen. Het is niet mogelijk dat betrokkene
zeggenschap heeft over de locatie van de extra beveiligde woning. Het
betreft hier een beveiligingsmaatregel. Hetgeen betekent dat zodra
terugkeer naar een eigen (beveiligde) woning mogelijk is, of de
bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven tot het treffen van de
maatregel zich niet langer voordoen, de betrokkene de woning zal
moeten verlaten binnen een redelijke termijn. Gezien het uitgangspunt
van het stelsel van bewaken en beveiligen dat de verantwoordelijkheid
voor de eigen veiligheid primair ligt bij de burger zelf en de
organisaties en netwerken waartoe hij behoort wordt aan de beveiligde
persoon een vergoeding gevraagd. De hoogte van de vergoeding is
afgeleid van een percentage van het inkomen van betrokkene en is
gebaseerd op objectieve maatstaven. Indien de bedreigde persoon al
eigen woonlasten heeft, zullen de kosten hiervoor verrekend worden met
de vergoeding voor de extra beveiligde woning.
Informatie over bedreiging
Wij begrijpen dat bedreigde personen het van belang achten dat zij op
de hoogte worden gesteld van de hoogte en de aard van de dreiging en
de in verband daarmee eventueel getroffen (extra) maatregelen. Indien
er naar het oordeel van de NCTb sprake is van een dreiging, worden de
betrokken personen dan ook geïnformeerd. Als criteria hiervoor wordt
gebruik gemaakt van de volgende aandachtspunten:
1. de uitkomst van de waardering (ernst en waarschijnlijkheid) van de
dreiging;
2. het antwoord op de vraag of er in verband daarmee (extra)
veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen;
3. indien er door de bedreigde persoon aangifte is gedaan, is het
gebruikelijk om betrokkenen op de hoogte te houden van de
afhandeling van de aangifte.
Eveneens wordt betrokkene door de NCTb geïnformeerd over dreigingen
die zijn aangekondigd dan wel verschenen via berichtgeving in de
media, ongeacht de waardering van de dreiging.
In voornoemde gevallen wordt betrokkene daarnaast -wederom afhankelijk
van de uitkomst van de waardering en of (extra) veiligheidsmaatregelen
zijn getroffen- periodiek geïnformeerd over het verloop van de
dreiging en de getroffen maatregelen. Hierbij moet de kanttekening
geplaatst worden dat zich omstandigheden kunnen voordoen dat het
opsporings-, inlichtingen- en/ of vervolgingsbelang beperkingen met
zich meebrengen ten aanzien van het, tot in detail, informeren van de
bedreigde persoon.
Ministerie van Justitie